BEMESTINGSLEER
Maaiveld De toplaag is de bovenkant van de grond van het terrein. Betekenis Maaiveld De toplaag is de bovenkant van de grond van het terrein. Bouwvoor De bovenste, veel bewerkte en vaak met humeus materiaal verrijkte laag van de grond. De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. De bovenste 25 cm.
Eisen voor maaiveld / bouwvoor De plant moet kunnen wortelen. Er mogen geen storende lagen in de grond zijn. Goede structuur (goed waterdoorlatend) Goede zuurgraad. (PH) Genoeg voeding. (bemesting) Genoeg organische stof / humus. (zeer sterk verteerde plantenresten) Bodemleven. (zet organische stof om in voor de plant opneembare delen)
Bewortelingsdiepte Gras: 20 – 30 cm Vaste planten: 20 – 30 cm Heesters: 100 cm Bomen: 150 – 800 cm ` Bewortelingsdiepte is afhankelijk van: Soort beplanting Diepte grondwaterstand.
Verdeling minerale delen/ O.S / lucht / water
Richtlijnen lucht < 10% : grote kans op zuurstofgebrek en schade aan de actieve wortels (wortelafsterving) 10 - 12%: grote kans op wortelsterfte 12 - 16%: afhankelijk van de soort is groeistoornis mogelijk > 16%: voldoende zuurstof voor een goede ontwikkeling
Zuurgraad pH waarde Rhododendron 4,2 – 5,5 pH waarde Hydrangea 5,5 – 6,5
Zuurgraad
Waarom bemesting? Enkele specifieke voordelen van gazonbemesting op een rijtje: Gazon wordt minder gevoelig voor ziektes Verkleurt minder vlug bij droogte Herstelt vlugger na sneeuw, vorst of dooi Vermindert mosvorming door een dichtere grasgroei
Bemesting Organische meststoffen. Anorganische meststoffen
Organische meststoffen Bestaat uit samengesteld uit natuurlijke grondstoffen (van plantaardige of dierlijke oorsprong). Planten nemen die niet direct op, omdat ze eerst afgebroken moeten worden tot mineralen. Dat gebeurt in de bodem. Organische stof = alles dat door planten en/of dieren is opgebouwd. Humus = verteerde organische stof. De organische stof is min of meer veraard, is vrij stabiel van structuur. De kleur is bruin / zwart. .
Waarom organische meststoffen Bevordering van het bodemleven Organische stof is de voedselbron voor vrijwel al het bodemleven Bevordering van absorberend vermogen Het absorberend vermogen op zandgronden is volledig afhankelijk van het humusgehalte van de grond, op kleigronden is deze afhankelijkheid geringer. 1 % meer organische stof kan 150 Liter organische stof opnemen .
Waarom organische meststoffen Bevordering van het vochthoudend vermogen Organische materialen zijn in staat om vocht vast te houden in de grond in een voor de plant direct opneembare vorm. Voor zandgronden is deze eigenschap van grote betekenis. Verhoging bodemtemperatuur Bij de vertering van organische materiaal komt warmte vrij. Hierdoor kan de bodemtemperatuur iets oplopen. Vergroten van de hoeveelheid lucht in de grond. Doordat organische stof het porienvolume vergroot, kan er meer lucht (en dus ook zuurstof) in de grond komen. Dit komt ten goede van de groei en de activiteiten van het bodemleven. .
Organische meststoffen Een aantal voorbeelden van organische meststoffen GFT – Compost Humuscompost Champost Stalmest .
Anorganische meststoffen Bestaat uit kunstmatige voedingsstoffen. Het werkt direct op de planten in en versterkt de groei. Een extra opkikkertje dus voor de plant die daar behoefte aan heeft. Kunstmeststoffen deelt men in naar samenstelling. Zo zijn er enkelvoudige en samengestelde meststoffen (mengmeststoffen) Enkelvoudige meststoffen bevat een voedingsstof. In samengestelde meststoffen komen twee of meer meststoffen voedingselementen in grote percentages voor.
Hoofdelementen Planten nemen voedingsstoffen op. Deze voedingsstoffen zijn onder te verdelen in: Hoofdelementen. Deze neemt de plant in grote hoeveelheid op. Er is sprake van basis voedingsstoffen. Stikstof (N); Fosfaat (P) ; Kalium (K) ; Calcium (Ca) ; Magnesium (Mg) Zwavel (S)
Spoorelementen Planten nemen daarnaast ook kleine hoeveelheden voedingsstoffen op. Spoorelementen. Deze neemt de plant in mindere mate op. IJzer (Fe); Koper (Cu) ; Zink (Zn) ; Mangaan (Mn) Borium (B)
Stikstof (N) Voldoende stikstof + Zorgt voor een goede kleur + Zorgt voor groei van blad en scheuten Tekort stikstof - Slechte groei planten + blad krijgt een bleekgroene kleur Overmaat stikstof - - Plant maakt minder vruchten - - Blad en stengel worden slap, plant is vatbaar voor ziekten - - Kan stikstof uitspoelen en in het grondwater terechtkomen.
Fosfor (P) + Zorgt voor goede ontwikkeling wortels Voldoende fosfaat + Zorgt voor goede ontwikkeling wortels + bevordert de rijping van zaden en vruchten Tekort fosfaat - Jonge planten kunnen geen goed wortelgestel maken - Kleine slecht ontwikkelde planten met rode, paarse en donkergroene tinten.
Kalium (K) Voldoende kali + bevordert stevigheid celwanden + bevordert wateropname en vochttransport Tekort kali - Groei blijft achter - Blad krijgt een donkere kleur, bladranden juist een lichtere.
Kalk (Ca) Voldoende kalk + bevordert stevigheid celwanden + bevordert wateropname en vochttransport Tekort kalk - Kans dat de grond zuur wordt. - Mindere structuur van de grond.
Magnesium (Mg) - Bladeren en naalden kleuren geel. Tekort magnesium - Bladeren en naalden kleuren geel. - Fijne wortels sterven af.
NPK (9 + 6 + 5) Elk cijfer geeft het procent weer op de volledige inhoud. Voor gazon is dit meestal een NPK van 9-6-5. Dit betekend 9% stikstof, 6% fosfor en 5% kalium. Er zijn soms nog extra andere meststoffen aanwezig voor een betere groei of verbetering van de grond. Naast de werkende meststoffen is bijna 75% van de inhoud neutrale vulling voor betere verspreiding van de meststof.
Wanneer bemesting? Maart / april De temperatuur gaat dan weer omhoog waardoor planten/ gras weer wil gaan groeien. Juni / juli Het gazon komt dan de zomer door. Met een organische meststof maakt het niet uit of het droog of warm weer wordt, met een regenbui of voldoende vocht in de grond herstelt het gazon zich snel.
niet-zuur minnende planten Onderdeel Zuur minnende planten niet-zuur minnende planten Zuurgraad (pH kcl) Alle gronden zand rivierklei Zeeklei Laag < 4,0 Goed 4,0 – 4,9 Vrij hoog 5,0 – 5,6 Hoog > 5,6 < 4,5 4,6 – 5,3 5,4 – 6,0 > 6,0 < 5,0 5,0 – 6,0 > 6,0 < 6,0 6,0 – 6,8 > 6,8 Fosfaat (P-AL) Laag < 10 Vrij goed 10 – 20 Goed 21 – 30 Zeer goed > 30 < 30 30 - 40 41 - 50 > 50 Kalium (K getal) 20 % slib 20 – 40 % Veen Laag < 8 Vrij goed 8 - 10 Goed 11 - 15 Zeer goed > 15 < 10 10 - 15 16 - 20 > 20 < 15 15 - 25 26 - 35 > 35 < 20 20 - 30 > 40 Magnesium (MgO NaCL) Zand Klei / veen Laag < 50 Vrij goed 50 – 75 Goed 76 – 100 Zeer goed > 100 < 100 100 - 150 151 - 200 > 200 < 75 75 – 125 126 – 200 < 125 125 – 200 201 – 300 > 300
EINDE