Toets kader project Verbetering Modellering Reistijden
Verplaatsingsgedrag: 1.1.Verplaatsingen Criterium: Het aantal verplaatsingen per etmaal per motief (vracht, wo- we en overig) van/naar landsdeel, provincie en grote steden. Deze moeten vergeleken worden met OVIN 2010-2014 (gewogen en opgehoogd). Referentiewaarde: 90 % van de toetsen hebben een afwijking lager dan de waarden in onderstaande tabel. Gebied Totaal/Motief Afwijking etmaal** Dagdeel Landsdeel en provincie Totaal 5% 10% Motief 15% Regio of 4 grootste steden Motief (m.u.v. zakelijk) 20% Kwalitatieve analyse: Geef hier aan welke gebieden onder de streefwaarde liggen en verklaar de verschillen.
Verplaatsingsgedrag: 1.1.Verplaatsingen Zakelijk verkeer Gebied Afwijking etmaal Dagdeel Landsdeel en provincie 20% 40% Regio of steden 30% -
Verplaatsingsgedrag: 1.2.Ritlengteverdeling Criterium: De ritlengteverdeling van/naar landsdeel, provincie en grote steden per motief. Vergelijking met OVIN 2010-2014. Referentiewaarde: 90 % van de toetsen hebben een afwijking lager dan de waarden in onderstaande tabel. Zakelijk provincie 40% Zakelijk stad 60 % Gebied Totaal/Motief Afwijking etmaal ** Landsdeel Totaal 15% Motief m.u.v. zakelijk 20% Provincie, regio of steden 25%
Verplaatsingsgedrag: 1.3. Ritlengteverdeling op locaties op het HWN Criterium: De ritlengteverdeling voor autobestuurders en vrachtauto’s op locaties op het HWN. Dit geldt voor de in bijlage 2 benoemde locaties Referentiewaarde: 70% van de locaties heeft een afwijking van minder dan 20%. Gebied Totaal Afwijking etmaal Locatie HWN Vracht/ autobestuurder 20%
Locaties van kentekenonderzoek in de Randstad
Illustratie van de berekeningsmethode
Verplaatsingsgedrag: 1.4. Gemiddelde Ritlengte Criterium: De gemiddelde ritlengte van/naar landsdeel, provincie en grote steden per motief voor de vervoerwijze autobestuurder. Vergelijking met OVIN 2010-2014 Referentiewaarde: 100 % van de toetsen hebben een afwijking lager dan de waarden in onderstaande tabel. Gebied Totaal/Motief Afwijking etmaal Landsdeel Totaal 15% Motief 20% Provincie, regio of steden 25% 30% Kwalitatieve analyse: Geef hier aan welke gebieden onder de streefwaarde liggen en verklaar de verschillen.
Netwerkniveau 3.1. Intensiteit etmaal Criterium: De intensiteit op screenlines en tellingen in het etmaal per vervoerwijze in het studiegebied. Referentiewaarde: Zie onderstaande tabel, voor zowel autobestuurder als vrachtverkeer. Hoge betrouwbaarheid ( 9,8,7) Midden betrouwbaarheid (6,5,4) Lage betrouwbaarheid (3,2,1) HWN tellingen 95 % T<4,5 80% T<5,0 70% T<5,5 OWN tellingen 90% T<4,5 70% T<5,0 60% T<5,5 Kwalitatieve analyse: Breng de tellingen in beeld die wel/niet binnen de referentiewaarde vallen. Breng ook de toe/afname in beeld van de hoeveelheid tellingen met een hoge T-waarde. Worden er ook telpunten slechter? Voer dezelfde toets uit op basis van de werkelijk afgewikkelde stroom
Netwerkniveau 3.2. Intensiteit spitsen Gewijzigd criterium Netwerkniveau 3.2. Intensiteit spitsen Criterium: De intensiteit op screenlines en tellingen in de spitsen per vervoerwijze in het studiegebied. Waarin Xb en Xw respectievelijk de berekende en waargenomen verkeersbelasting zijn Referentiewaarde: Zie onderstaande tabel, voor zowel autobestuurder als vrachtverkeer. Hoge betrouwbaarheid ( 9,8,7) Midden betrouwbaarheid (6,5,4) Lage betrouwbaarheid (3,2,1) HWN tellingen 95 % T<3,5 80% T<4,0 70% T<4,5 OWN tellingen 90% T<3,5 70% T<4,0 60% T<4,5
Netwerkniveau 3.3. Intensiteiten op basis van relatieve afwijkingen of een ander inzichtelijk criterium
Netwerkniveau 3.3. NoMo reistijdfactoren (1) Criterium 1: Reistijdfactoren op NoMo-trajecten in het studiegebied. Referentiewaarde: 80% van de NoMo trajecten valt binnen dezelfde klasse ten opzichte van de waargenomen waarden in 2014 volgens de publieksrapportage Rijkswegennet. Te hanteren klassen: <1,5 1,5-2,0 >2,0 Kwalitatieve analyse: Geef aan welke trajecten in een andere klasse vallen en breng de verschillen in reistijden in detail in beeld. *Afgeleid obv resultaat 2010. Begrensd op 80%. Eventuele voettekst
Netwerkniveau 3.3. NoMo reistijdfactoren (2) Gewijzigd criterium Netwerkniveau 3.3. NoMo reistijdfactoren (2) Criterium 2: Relatieve afwijking ten opzichte van gemeten en waargenomen reistijd, met behulp van indeling per klasse Referentiewaarde: 80% van de NoMo trajecten heeft een afwijking van minder dan 20% ten opzichte van de waargenomen reistijd
Netwerkniveau 3.4. Filelocaties Conform 2010 Netwerkniveau 3.4. Filelocaties Criterium: Filelocaties in de ochtend- en avondspits in het studiegebied. Referentiewaarde: 90 % van de 10 zwaarste waargenomen files die niet door wegwerkzaamheden zijn veroorzaakt (volgens de publieksrapportage Rijkswegennet) zijn zichtbaar als filelocatie op het HWN. Kwalitatieve analyse: Maak een analyse van de filelocaties per NRM en geef aan waarom een bepaalde file in het NRM niet zichtbaar is Geef aan of er files op het HWN in het NRM zichtbaar zijn, maar niet zijn waargenomen. Geef een verklaring voor de aanwezigheid van deze files en los waar mogelijk dit probleem op. *Afgeleid obv resultaat 2010. Begrensd op 80%.
3.5 VVU Totaal exclusief werkzaamheden Maximale afwijking op etmaalbasis Verhouding AS-OS voor de Randstad en buiten de Randstad Hierbij kan gebruikt worden gemaakt van een factor van 365 om van werkdaggemiddelde naar jaartotalen (inclusief weekend) en van alleen reguliere congestie tot congestie inclusief de files veroorzaakt door ongevallen te komen. In de monitoring worden verliestijden bepaald relatief ten opzichte van 100 km/u (als de wettelijke snelheid hoger dan of gelijk aan 100 km/u is) – mogelijk vergt dat ook een bewerkingsslag op de uitkomsten
3.6 Snelheden OWN Op gebiedsontsluitingswegen (NRM linktype 3-4), erftoegangswegen buiten de bebouwde kom (linktype 5), Stadsontsluitingswegen (linktype 6) en wijkontsluitingswegen (linktype 7) , voor de spitsen moeten de gemeten snelheden (gegevens afkomstig van INRIX) en de gemodelleerde snelheden met elkaar worden vergeleken en de kwaliteit beoordeeld.
Consistente matrixstructuur 4.1. Productie en attractie Conform 2010 Consistente matrixstructuur 4.1. Productie en attractie Criterium: Het aantal vertrekken en aankomsten van autobestuurders in een zone per etmaal per vervoerwijze in het studiegebied. Referentiewaarde: 2% van de zones heeft een T-waarde, berekend over het verschil in aankomsten en vertrekken autobestuurder per zone, van meer dan 4,5.
Consistente matrixstructuur 4.3. Symmetrie Criterium: de verhouding tussen heen en terug richting, op basis van analysegebieden Referentiewaarde: voor 95 % (autobestuurder) en 70 % (vrachtverkeer) van de relaties is de verhouding tussen heen en terug richting 40/60 of symmetrischer. Kwalitatieve analyse: Breng de asymmetrische relaties in beeld en geef hier een verklaring voor *Afgeleid obv resultaat 2010.