8.4 Oppervlakte bij vergroten Van vergrotingsfactor naar oppervlakte 2 VWO deel 2 8.4 Oppervlakte bij vergroten Van vergrotingsfactor naar oppervlakte 1 1
Van vergrotingsfactor naar oppervlakte Theorie Rechthoek II is een vergroting van rechthoek I. De vergrotingsfactor is 4. Hoe veel keer zo groot is de oppervlakte van rechthoek II? Rechthoek I past 4 keer in de lengte en 4 keer in de breedte in rechthoek II. Dus rechthoek I past 4 × 4 = 42 keer in rechthoek II. © Noordhoff Uitgevers bv
Van vergrotingsfactor naar oppervlakte Theorie Je kunt op deze manier begrijpen is de vergrotingsfactor 4, is de vergrotingsfactor 7, is de vergrotingsfactor 0,34, dan wordt de oppervlakte 42 keer zo groot dan wordt de oppervlakte 72 keer zo groot dan wordt de oppervlakte 0,342 keer zo groot. Deze regel geldt niet alleen voor rechthoeken, maar voor alle figuren. Bij vergrotingsfactor k wordt de oppervlakte k2 keer zo groot. © Noordhoff Uitgevers bv
Van vergrotingsfactor naar oppervlakte Theorie Voorbeeld Logo II is een vergroting van logo I. De oppervlakte van logo I is 2,74 cm2. Bereken de oppervlakte van logo II in cm2. Rond af op twee decimalen. Aanpak Meet in origineel en beeld overeenkomstige afmetingen, bijvoorbeeld AB en A'B'. Bereken de vergrotingsfactor k = A′B′ AB . Uitwerking I is origineel en II is beeld. AB = 2,5 cm en A'B' = 3,5 cm, A′B′ AB = 3,5 2,5 = dus k = 1,4 opp II = k2 ∙ opp I = 1,42 ∙ 2,74 ≈ 5,37 cm2 © Noordhoff Uitgevers bv