Hoofdstuk 2 Grammatica zinsdelen Meewerkend voorwerp
Zinsdelen benoemen Weet je nog hoe het moet? Hoe ziet het stappenplan zinsdelen benoemen er ook alweer uit? Schrijf stap 1 t/m 5 op.
Stappenplan zinsdelen benoemen Zo ziet het stappenplan eruit: Zoek de persoonsvorm Doe de zinsdeelproef Zoek het onderwerp Benoem het gezegde Zoek het lijdend voorwerp
Wat valt je op? Lees onderstaand verhaaltje. Wat valt je op? Ik was laatst op een verjaardag. Er waren vier mensen jarig en ik had voor allemaal een cadeau gekocht. De bos bloemen gaf ik aan mijn oma. De doos sigaren gaf ik aan mijn opa. Een spelletje voor de Wii gaf ik aan mijn neefje en de pop gaf ik aan mijn nichtje.
Meewerkend voorwerp Op de vorige dia zag je een verhaaltje. Hierin werden veel cadeaus weggegeven. Je zag vier keer het woordje aan staan en een keertje voor. Als er in een zin iets aan iemand wordt gegeven, kun je te maken hebben met een meewerkend voorwerp. De bos bloemen gaf ik aan mijn oma. Aan mijn oma is meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp? In een zin met een lijdend voorwerp kan een meewerkend voorwerp zitten. Stel de vraag: aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Ik heb een bos bloemen gekocht voor mijn oma. Voor wie heb ik een bos bloemen gekocht? Voor mijn oma = meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp? Soms is het minder makkelijk. Dan zie je geen aan of voor in de zin staan. Kijk maar: Pieter heeft haar een cadeau gegeven. Je kan zelf het woordje aan ertussen zetten: Pieter heeft aan haar een cadeau gegeven. Nu zie je het beter. Haar is het meewerkend voorwerp.
Oefenen! Lees de onderstaande zinnen. Zie jij het meewerkend voorwerp? Maandelijks doneer ik geld aan Unicef. Aan Unicef Die fles wijn is toch voor je tante? Voor je tante Sorry, ik heb hem jouw geheim verteld. hem