A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 OE OO O A AA E EE I IE UU U EU iekie aka oekoe iengie aanga oengoe ietie.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Advertisements

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
tak hoe redetwisten binnenplaats als was boomstammen stiekem ook maantje.
Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
het kasteel liep over mij niet meer gewezen. een kasteel raakte.
uittrekken meisjes hierop bak tuwiet ook mooie alsof zo juist.
nu kasteel en tuwiet zei dakker wel dan door of vlakbij zonlicht komt als hij braadde pak binnenplaats tak struik.
OE OO O A AA E EE I IE UU U EU EI AU UI
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :
Hij streepte dak weg Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
Hij zocht tot aan de negende dag. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.
hij trok een bloem Zingt en kwam. Joringel komt ze niet meer komen.
De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.
Het was een mooie avond. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
het kasteel tovert naar het ringetje. groot beweegt hij rond de struik.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
kwaad werd hij rond het kasteel. toen raakte hij iemand vond.
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.
Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.
Jorinde zong :. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Het was een mooie avond.. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Toen was Joringel verlost. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een.
mooie donkere hem smeekte zonlicht verstijfde kin onmiddellijk als lij.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
helemaal lij erheen binnenplaats je mooi maantje kasteel mijn die.
het dorp kookte naar vogels. toen kon hij die lijden.
kwaad droeg hij rond het kasteel. een dauwdruppel kwam overeen.
Tuwiet meisjes stiekem zich nog verdwaald maar was veel binnenplaats.
Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.
Van zonlicht mooie tot zo alsof wanneer mij sterkste helft.
Jorinde zong : Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Hij streepte dak weg. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.
" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
kwaad kon hij rond de nachtegalen. de vrouw bekeek naar helft.
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Jorinde bekeek. de nacht kon. Joringel had zijn aan de hand.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
grote kon hij rond het dorp. het kasteel tovert naar het ringetje.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.
Ze ging in de zon zitten en klaagde. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en.
Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Transcript van de presentatie:

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z OE OO O A AA E EE I IE UU U EU iekie aka oekoe iengie aanga oengoe ietie ata oetoe ienie ana oenoe iepie apa oepoe iemie ama oemoe iedie ada oedoe ielie ala oeloe iebie aba oeboe ierie ara oeroe hied hid heed hed huud hud heud haad hoed hood hod had heid houd huid

De noordenwind en de zon. De noordenwind en de zon waren erover aan het redetwisten wie de sterkste was van hun beiden. Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in een warme mantel. Ze kwamen overeen dat degene die het eerst erin zou slagen de reiziger zijn mantel te doen uittrekken de sterkste zou worden geacht. De noordenwind begon toen uit alle macht te blazen, maar hoe harder ie blies, deste dichter trok de reiziger zijn mantel om zich heen; en ten lange leste gaf de noordenwind het op. Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit. De noordenwind moest dus wel bekennen dat de zon van hun beiden de sterkste was.

Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een uil, maar 's avonds werd ze weer een mens. Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren. Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel. Ze had wel zevenduizend kooien met zulke bijzondere vogels in haar kasteel.

Nu was er eens een meisje dat Jorinde heette. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel. Ze zouden over een paar dagen gaan trouwen en ze hadden veel plezier met elkaar.

Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen. "Pas op", zei Joringel, "dat je niet te dicht bij het kasteel komt". Het was een mooie avond. Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos. De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk. Jorinde huilde een beetje. Ze ging in de zon zitten en klaagde. Joringel klaagde ook. Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven. Ze keken om zich heen en waren verdwaald. Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen. De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder. Joringel keek door de struiken en zag vlakbij de oude muur van het kasteel. Hij schrok en werd doodsbang. Jorinde zong:

Mijn vogeltje met het rode ringetje Zingt lijden, lijden, lijden: Het zingt voor het duifje, zingt voor zijn dood, Zingt lijden, lij, tuwiet, tuwiet, tuwiet.

Joringel keek naar Jorinde. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong. Een uil met gloeiende ogen vloog drie keer om hen heen en schreeuwde drie keer oehoe, oehoe, oehoe. Joringel kon zich niet meer bewegen. Hij stond erbij als van steen, kon niet huilen, niet praten, geen hand of voet bewegen. Nu was de zon ondergegaan. De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn. Ze was geel en mager. Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam. Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg. Joringel kon niets zeggen, niet van z'n plaats komen. De nachtegaal was weg.

Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem: "Gegroet Zachiël. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment". Toen was Joringel verlost. Hij viel voor de oude vrouw op de knieën en smeekte haar om hem Jorinde terug te geven. Maar ze zei dat hij Jorinde nooit meer terug zou krijgen en ging weg.

Hij riep, hij huilde, hij jammerde, maar het was allemaal voor niets. "Oh, wat moet er van mij worden?" Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp. Daar hoedde hij lange tijd de schapen. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.

Op een keer droomde hij 's nachts dat hij een bloedrode bloem vond met in het midden een prachtige grote parel. Hij plukte de bloem en ging ermee naar het kasteel. Alles wat hij met de bloem aanraakte werd van de betovering bevrijd. Ook droomde hij dat hij daardoor zijn Jorinde teruggekregen had.

's Morgens, nadat hij wakker werd, begon hij door berg en dal naar zo'n bloem te zoeken. Hij zocht tot aan de negende dag. Toen vond hij de bloem in de vroege ochtend. In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel. Joringel liep dag en nacht en droeg de bloem naar het kasteel. Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur. Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open. Joringel ging naar binnen, liep over de binnenplaats en luisterde goed of hij de vele vogels kon horen. Toen hoorde hij ze fluiten. Hij liep in de richting van het gefluit en vond de zaal. Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren. Toen ze Joringel zag werd ze kwaad, heel erg kwaad. Ze schold, tierde en spuwde gif en gal naar hem. Maar ze kon niet bij hem in de buurt komen. Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels. Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?

Toen hij zo rondkeek, merkte hij, dat de oude vrouw stiekem een vogelkooitje wegpakte en daarmee naar de deur liep. Snel sprong hij erheen en raakte het kooitje en de oude vrouw aan met de bloem. Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem. Ze vloog hem om de hals en was zo mooi als vroeger. Daarna veranderde hij ook alle andere vogels weer in meisjes en ging met zijn Jorinde naar huis. En ze leefden nog lang en gelukkig met elkaar.