GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN Wat de acht tijden van het werkwoord zijn. Wat toekomende tijd is.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Voltooid tegenwoordige tijd
Advertisements

Het deelwoord ‘t kofschip / soft ketchup
Gepresenteerd door Tuur Vandesande
Disco les 25 Uitleg grammatica.
Taaloefeningen. Mijn oom wil een heel mooi schilderij kopen. zin 1 Zinnen ontleden.
'Om mijn oud woonhuis peppels staan'
Taalkunde Grammatica A
Doel: persoonsvormen in de t.t.
Wat is de persoonsvorm?. Wat is de persoonsvorm?
2 VWO Werkwoorden.
2. Grammatica en spelling
Kunnen, worden, zijn. kunnen, worden, zijn weglopen eet Vecht een ruikt strandstoel keek wenste uitdaging overgehaald cocons Leeuwarden omgevallen.
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Sterke werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
Werkwoorden en tijden van het werkwoord. Spoorboekje Oefening werkwoorden Uitleg werkwoorden Uitleg tijden Oefening tijden Wat gaan we leren? Jullie kunnen.
Lijdend Voorwerp Juni 2014.
Werkwoordsvormen, voorzetsels en voegwoorden
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Bijvoeglijk naamwoord
Tot nu toe ken je: De tegenwoordige tijd (ik eet, ik praat etc.) (Yo) como, (Yo) hablo. De toekomende tijd (wat je van plan bent om te gaan doen, morgen.
Wat is de infinitief? Van Dale: de onverbogen vorm van het werkwoord
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. W ERKWOORDSTIJDEN (in plaats van ‘werkwoordelijke.
HET GEZEGDE MOET IETS DUIDELIJK MAKEN OVER HET ONDERWERP Het naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord.
LEZEN 3.4 PUBLIEK, TEKSTDOEL, TEKSTSOORT. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE.. Hoe een schrijver rekening houdt met zijn publiek bij het schrijven van.
Briant College H2 het onderwerp. Briant College H1 De persoonsvorm vinden en zinsdeelstrepen zetten Hoe vind je de pv? -zin vragend maken -de zin van.
S/K/L 2.6 MAKEN VAN EEN TV-JOURNAAL, OBJECTIEF EN SUBJECTIEF, KRITISCH KIJKEN.
LEZEN 2.4 INFORMATIEVE TEKSTEN, INTERVIEWVERSLAG, INLEIDING EN SLOT EN FUNCTIES DAARVAN.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
SPELLING Vormen van het werkwoord Oude naamvalsvormen.
Hoofdstuk 5 Grammatica zinsdelen Meewerkend voorwerp.
lopen, vallen, gamen, nadenken
The Passive Year 4.
Werkwoordspelling.
Grammatica voorzetselvoorwerp.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Werkwoordelijk gezegde en werkwoordelijke uitdrukking
Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bepaling
Hoofdstuk 3 Grammatica zinsdelen
Hij,ze,hem,haar,zijn,deze,dit,die,dat
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Verschil: redekundig en taalkundig ontleden
Taal en woordenschat h3 Werkwoorden met vaste voorzetsels
Lezen 1.2 Leesstrategieën, tekstverband/signaalwoorden onderwerp en hoofdgedachte.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Lijdende en bedrijvende vorm
Onbepaald voornaamwoord
Zinsdelen Verdelen in zinsdelen.
Woorden/uitdrukkingen met een vast voorzetsel
Werkwoordspelling Doel: persoonsvormen in de t.t..
Algemene uitleg en opdracht 10
Direct Les Sem 1, blok 1. Grammaticales 2
Direct Les Sem 1, blok 1. Grammaticales 2
Les 1 Hoofdstuk Ecologie
Spelling.
H2 het onderwerp.
Zinsdelen Uitleg met voorbeelden
Het gezegde (vraagzin van maken, pv komt vooraan)
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Begeleiden Les 3.
Werkwoorden Koppelwerkwoord Zelfstandig werkwoord Hulpwerkwoord
SEL Les 2: normen en waarden.
Les 3: regels en afspraken met de klas
Kritiek geven en krijgen
Twee gezegdes Er bestaan twee gezegdes:
Transcript van de presentatie:

GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD

WAT GAAN WE DEZE LES LEREN Wat de acht tijden van het werkwoord zijn. Wat toekomende tijd is.

WAT IS VERSCHIL TUSSEN ONDERSTAANDE ZINNEN 1.Meneer Vrancken legt de opdracht uit. 2.Meneer Vrancken legde de opdracht uit. 3.Meneer Vrancken heeft de opdracht uitgelegd. 4.Meneer Vrancken had de opdracht uitgelegd. 5.Meneer Vrancken zal de opdracht uitleggen. 6.Meneer Vrancken zou de opdracht uitleggen. 7.Meneer Vrancken zal de opdracht uitgelegd hebben. 8.Meneer Vrancken zou de opdracht uitgelegd hebben.

DEZE TIJDEN KENNEN JULLIE AL.. 1.Meneer Vrancken legt de opdracht uit. 2.Meneer Vrancken legde de opdracht uit. 3.Meneer Vrancken heeft de opdracht uitgelegd. 4.Meneer Vrancken had de opdracht uitgelegd. Onvoltooid tegenwoordige tijd voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd voltooid verleden tijd

DEZE TIJDEN KENNEN JULLIE (NOG) NIET.. 1.Meneer Vrancken zal de opdracht uitleggen. 2.Meneer Vrancken zou de opdracht uitleggen. 3.Meneer Vrancken zal de opdracht uitgelegd hebben. 4.Meneer Vrancken zou de opdracht uitgelegd hebben. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd voltooid tegenwoordige toekomende tijd Onvoltooid verleden toekomende tijd voltooid verleden toekomende tijd Toekomende tijd hulpwerkwoord ZULLEN is nodig Tegenwoordige tijd: zal/zullen Verleden tijd: zou/zouden

IN WELKE TIJD STAAT HET? 1.Kijk eerst naar het GEZEGDE 2.Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? 3.Bekijk de PV>VT of TT? 4.Een vorm van zullen in het gezegde?=Toekomende tijd Klas 2th3 zou de uitleg over ww-tijden hebben gekregen. 1: zou hebben gekregen 2: hebben=voltooide tijd 3: zou=verleden tijd 3: zou= toekomende tijd. Voltooid verleden toekomende tijd!

IN WELKE TIJDEN STAAN DEZE ZINNEN? De gitarist stemt de gitaar. De gitarist zou de gitaar stemmen. De gitarist had de gitaar gestemd. De gitarist zal de gitaar gestemd hebben. 1.Kijk eerst naar het GEZEGDE 1.Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? 1.Bekijk de PV>VT of TT? 1.Een vorm van zullen in het gezegde?=Toekomen de tijd

IN WELKE TIJDEN STAAN DEZE ZINNEN? De gitarist stemt de gitaar. OTT De gitarist zou de gitaar stemmen. OVTT De gitarist had de gitaar gestemd. VVT De gitarist zal de gitaar gestemd hebben. VTTT 1.Kijk eerst naar het GEZEGDE 1.Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? 1.Bekijk de PV>VT of TT? 1.Een vorm van zullen in het gezegde?=Toekomen de tijd