De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Cursus Formuleren Nieuw Nederlands

Verwante presentaties


Presentatie over: "Cursus Formuleren Nieuw Nederlands"— Transcript van de presentatie:

1 Cursus Formuleren Nieuw Nederlands
Stijl vwo 4 Cursus Formuleren Nieuw Nederlands

2 Dubbelop fouten Onjuiste herhaling Tautologie Pleonasme Contaminatie
Dubbele ontkenning

3 1. Onjuiste herhaling Een vast voorzetsel (op, naar, in, bij, onder e.d.) wordt ten onrechte een tweede keer gebruikt. Vaak gebeurt dit omdat het een lange zin betreft. Je ‘vergeet’ dat je het voorzetsel al eens hebt gebruikt. Voorbeelden: Op zo’n partij als het Vlaams belang zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen. Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.

4 2. Tautologie Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien. Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend  de antwoorden. Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. (synoniemen) Deze woorden behoren tot dezelfde woordsoort.

5 3. Pleonasme Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat.
Hij werd overvallen door een onverwachte onweersbui Definitie: een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt.

6 4. Contaminatie 1. Hij neemt in de klas altijd het hoogste woord.
heeft het hoogste woord of het woord nemen 2. Aan het eind van de partij legde hij het laatste loodje. het loodje leggen of de laatste loodjes wegen het zwaarst Definitie: Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.

7 5. Dubbele ontkenning De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen. voorkomen of geen Definitie: woorden met een ontkennend karakter krijgen een ander ontkennend woord erbij. Denk aan woorden als: voorkomen, verbieden, weerhouden, nalaten.

8 Fouten met verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen terug naar een eerder genoemd woord of vooruit naar een woord dat verderop in de zin staat, het antecedent. Voorbeelden: Het verhaal (o), dat Paul aan het lezen is. De kano (m), die mooi geel is, ligt in het water. De regering (v)is er voor haar onderdanen. Omdat de kano lek is, moet hij gerepareerd worden.

9 Die, wie en waar Die gebruikt men als het antecedent een de-woord of een meervoud is: De kinderen die aan het spelen zijn, wonen bij mij in de buurt. De tafel die buiten tegen de muur staat… Wie komt voor als meewerkend voorwerp en na een voorzetsel. (op, onder, bij, van, enz.) Mijn vader, wie ik het verhaal vertelde.. De leraar, van wie je een voldoende gekregen hebt..

10 waar gebruik bij personen wie, bij zaken waar:
De man over wie ik zojuist vertelde.. De ruzie waarover we het net hadden..

11 Dat of wat? Dat wordt gebruikt als het antecedent een het-woord
in het enkelvoud is: Het voorstel dat we hebben ingediend, is aangenomen. Wat gebruikt men: Na dat, iets, niets, veel, alles. Als een overtreffende trap: het beste, het enige. Als het antecedent een hele zin is. (in plaats van wat kun je dan ook hetgeen gebruiken)

12 Dat of wat? Enkele voorbeelden:
Ik heb alles wat me te binnen schoot opgeschreven. Dit is wel het beste wat me de laatste tijd is overkomen. De benzine is op, (hetgeen) wat me nu wel erg slecht uitkomt.

13 Hun, hen, zij Hen gebruik je:
Als het lijdend is (op wie of wat het de handeling gericht is): De voorzitter had hen geraadpleegd. Na een voorzetsel: Hij had aan hen gedacht.

14 Hun Hun gebruik je: Als het een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel is: Jan vertelde hun (aan hen) zijn geheim. Bij bezit: Het is hun tas. Let op: gebruik hun nooit als onderwerp! Fout: Hun (ow) hebben dat uitgezocht. Goed: Zij (ow) hebben dat uitgezocht.

15 Een voorbeeldzin: Buiten de stad wordt een squashcentrum gebouwd en zeven tennisbanen aangelegd. Verschil in vorm: Buiten de stad wordt (enkelvoud) een squashbaan gebouwd Buiten de stad worden (meervoud) zeven tennisbanen aangelegd. Juist: Buiten de stad wordt een squashcentrum gebouwd en worden zeven tennisbanen aangelegd.

16 Nog een voorbeeldzin: Anne is mijn beste vriendin, maar vertel ik toch niet al mijn geheimen. Verschil in grammaticale functie: Anne (ow) is mijn beste vriendin Anne (mv) vertel ik toch niet al mijn geheimen. Juist: Anne (ow) is mijn beste vriendin, maar haar/die (mv) vertel ik toch niet al mijn geheimen.

17 Oké nog een voorbeeld dan
Mijn moeder zette koffie en de kopjes alvast op het aanrecht. Verschil in betekenis: Mijn moeder zette koffie. Mijn moeder zette de kopjes alvast op het aanrecht. Juist: Mijn moeder zette koffie en zette de kopjes alvast op het aanrecht.

18 Foutieve samentrekking
Als je twee zinnen aan elkaar plakt, mag je de delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten, maar dat mag alleen als aan drie voorwaarden is voldaan: De betekenis van de weggelaten woorden is hetzelfde De vorm (enkelvoud of meervoud) van de weggelaten woorden is hetzelfde De grammaticale functie (ow, lv, mv) van de weggelaten woorden is hetzelfde

19 Voorbeelden Grammaticale functie:
Mirjam heeft een nieuwe zeilboot en daarmee een schitterende zeiltocht gemaakt. Mirjam is in beide zinnen het onderwerp, dus het mag worden weggelaten in de tweede zin. In de 1e zin is heeft een zelfstandig werkwoord en in de 2e zin is het een hulpwerkwoord. Je mag heeft dus niet weglaten Juist: Mirjam heeft een nieuwe zeilboot en heeft daarmee een schitterende zeiltocht gemaakt.

20 Voorbeelden vorm: 2. Het vervallen huis werd afgebroken en de oude schuren gesloopt. Mag je werd hier weglaten? Nee, want in de eerste zin hoort werd (enkelvoud) bij het vervallen huis (enkelvoud), bij de oude schuren hoort een meervoudsvorm. Juist: het vervallen huis werd afgebroken en de oude schuren werden gesloopt.

21 Voorbeelden Betekenis:
De jongen smeerde een boterham met pindakaas en hem daarna snel naar buiten. Juist: De jongen smeerde een boterham met pindakaas en smeerde hem daarna snel naar buiten.

22 Foutieve beknopte bijzin
Een voorbeeldzin: Al wandelend door de stad ging de zon onder. Een beknopte bijzin heeft: Geen onderwerp Geen persoonsvorm Je kunt het onderwerp wel in gedachten invullen Dit ‘denkbeeldige’ onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Is dat niet zo, dan klopt de zin niet. Beknopte bijzin pv ow

23 Foutieve beknopte bijzin
In de bibliotheek aangekomen bleek de drukte erg mee te vallen. In de bibliotheek aangekomen bleek de drukte erg mee te vallen Beknopte bijzin pv ow Verbeterde zin: Toen ik in de bibliotheek kwam, bleek de drukte erg mee te vallen.

24 Onjuiste inversie

25 Geen symmetrie


Download ppt "Cursus Formuleren Nieuw Nederlands"

Verwante presentaties


Ads door Google