De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hfdst 1 : Voortplanting (over jongens en meisjes)

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hfdst 1 : Voortplanting (over jongens en meisjes)"— Transcript van de presentatie:

1 Hfdst 1 : Voortplanting (over jongens en meisjes)

2 Geslachtskenmerken Kenmerken die bepalen of je een ♂ jongen of een ♀ meisje bent
De voortplanting wordt door hormonen geregeld. Dit heet de hormonale regeling van de voortplanting. Primaire geslachtskenmerken: zijn al “voor” de geboorte aanwezig Secundaire geslachtskenmerken: Ontwikkelen zich gedurende de puberteit onder invloed van de geslachtshormonen

3 Voorbeelden van geslachtskenmerken bij vrouwen en mannen
Voorbeelden van veranderingen bij de man: ♂ Primaire geslachtskenmerken: testis (= teelbal, zaadbal) balzak (scrotum) bijbal penis met zwellichamen prostaat en zaadblaasjes Secundaire geslachtskenmerken: lichaamsbeharing zwaardere stem oksel- en schaamhaargroei zaadlozing Voorbeelden van veranderingen bij de vrouw: ♀ Primaire geslachtskenmerken: Ovaria ( = eierstokken) Eileider Uterus (=baarmoeder) Vagina schaamlippen clitoris ( kittelaar) Secundaire geslachtskenmerken: Borstontwikkeling Bredere heupen oksel- en schaamhaar groei Menstruatie (ongesteld zijn)

4 Lesopdracht mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen
Benoem de verschillende onderdelen van de man en van de vrouw. Gebruik je boek Vrouw: blz 10 Man : blz 14

5 Vrouwelijk voorplantingsstelsel opdracht : www.bioplek.org
1 = eierstok (ovarium) 8 = trechter eileider 2 = baarmoeder (uterus) 9 = eileider (oviduct) 3 = baarmoedermond 10 = urineblaas 4 = vagina / schede 11 = schaambeen 5 = endeldarm 12 = urinebuis 6 = ingang vagina 13 = clitoris 7 = kleine schaamlip 14 = grote schaamlip

6 Mannelijk voortplantingsstelsel opdracht : www.bioplek.org
1= zaadblaasje 8 = zwellichaam 2= prostaat 9 = zaadleider 3= cowperklier 10= urinebuis 4= anus = bijbal 5= urineleider 12 = zaadbal (testis) 6= urineblaas 13 = eikel 7= schaambeen 14 = voorhuid 15 = balzak (scrotum)

7 Hormonale regeling van de voortplanting
Hypofyse = is een hormoonklier en bevindt zich onderaan de hypothalamus, een deel van de hersenen. De hypofyse maakt een groot aantal hormonen, waaronder twee geslachtshormonen - het Follikel Stimulerend Hormoon (FSH); - het Luteïniserend hormoon (LH) Onder invloed van deze hormonen wordt de hormoonproductie van andere geslachtshormonen geregeld.

8 Hormonale regeling van de voortplanting
Hypofyse FSH LH LH FSH

9 Hormonale regeling van de voortplanting
oestrogeen oestrogeen progesteron progesteron oestrogeen

10 Processen in het baarmoederslijmvlies en de eierstok indien er geen zwangerschap optreedt
1

11 Hormonale regeling v/d voortplanting Verwerkingsvragen
Welke 5 hormonen spelen een belangrijke rol bij de voortplanting? 2. Welk hormoon uit vraag 1 komt alleen bij de man voor? 3. Hoe geef je aan dat een hormoon een stimulerende werking heeft? 4. Hoe geef je aan dat een hormoon een remmende werking heeft? 5. Welk hormoon tref je bij zwangere vrouwen aan? 6. Schrijf 5 verschillende veranderingen op van de processen in het baarmoederslijmvlies bij zwangerschap ten opzichte van geen zwangerschap. Welke 2 hormonen zitten er waarschijnlijk in de pil?

12 oefening menstruatiecyclus
Een vrouw heeft in haar agenda aangegeven dat ze van 10 januari t/m 13 januari 2010 menstrueerde. Ze is regelmatig ongesteld, om de vier weken. Maak gebruik van de informatie uit je boek. 1. Wanneer start haar eerst volgende ovulatie ? 2. Wanneer vindt de eerst volgende menstruatie plaats? 3. Op welke 4 dagen valt haar vruchtbare periode? 4. In welke maand wordt het kind waarschijnlijk geboren?

13 Oefenvraag menstruatiecyclus
Een vrouw heeft in haar agenda aangegeven dat ze van 10 januari t/m 13 januari menstrueerde. Ze is regelmatig ongesteld, om de vier weken. Maak gebruik van de informatie uit je boek (blz 11 afb 1.7). 1. Wanneer start haar eerst volgende ovulatie plaats? gem. 12 jan. dus 12 jan + 14 dagen = 26 jan. 2. Wanneer vindt de eerst volgende menstruatie? 12 jan dagen = 09 febr. 3. Op welke 4 dagen valt haar vruchtbare periode? dag 12, 13,14 en 15 van de cyclus dus = 23 t/m 26 jan. 4. In welke maand wordt het kind waarschijnlijk geboren? jan. + gem. 38 weken = oktober

14 Hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw
De pijlen in onderstaande afbeelding geven een stimulerende of remmende invloed weer. Geef in de cirkels in de pijlen de invloed als volgt weer: + = de afgifte wordt gestimuleerd (positieve terugkoppeling) - = de afgifte wordt geremd (negatieve terugkoppeling) - + + + - -

15 De pil bevat hormonen Welke twee hormonen bevat de ‘pil’?
De pil bevat kunstmatig gesynthetiseerd oestrogeen hormoon en een progestageen hormoon. Welke gunstige bijwerking heeft het gebruik van de pil voor een vrouw? De menstruatie is niet zo hevig als wanneer geen pil wordt gebruikt. Op welke drie manieren voorkomen de hormonen in de pil zwangerschap? De hormonen in de pil voorkomen op de volgende drie manieren zwangerschap: 1. De natuurlijke cyclus wordt zodanig beïnvloed dat er in het algemeen geen eicel meer kan vrijkomen; 2. Het slijmvlies van de baarmoeder wordt ongeschikt voor de innesteling van een eventueel bevruchte eicel; 3. In het baarmoederhalskanaal ontstaat een slijmprop die het zaadcellen zeer moeilijk maakt om in de baarmoeder te komen.

16 Hormonale regeling van de voortplanting bij de man
Hormonale regeling bij een man (schematisch)

17 Processen in het baarmoederslijmvlies bij zwangerschap

18 Embryonale ontwikkeling
Klievingsdelingen: delingen waarbij geen groei plaatsvindt. zygote 2 cellen 4 cellen 8 cellen veel cellen blastula (holle bal) doorsnede door een blastula Klievingsdelingen

19 Embryonale ontwikkeling
bevruchting ovulatie eerste klievingsdeling eileider eierstok blastocyt (ingenesteld) baarmoederslijmvlies baarmoeder Van ovulatie tot innesteling

20 Embryonale ontwikkeling
baarmoederslijmvlies trofoblast embryonaalknop blastulaholte Klompje cellen vlak voor de innesteling toekomstige embryo toekomstige dooierzak trofoblast baarmoederholte baarmoederslijmvlies bloedvat Tijdens de innesteling (ongeveer 7 dagen na bevruchting)

21 Embryonale ontwikkeling

22 Embryonale ontwikkeling
Embryo in de baarmoeder (schematisch)

23

24 Embryonale ontwikkeling
Navelstreng: 2 navelstrengslagaders Van embryo naar placenta Koolstofdioxide en afvalstoffen 1 navelstrengader Van Placenta naar embryo Zuurstof en voedingsstoffen

25 )

26 Embryonale ontwikkeling
Op welke manier zorgt het klompje cellen ervoor dat innesteling in het baarmoederslijmvlies plaatsvindt? Van het klompje cellen scheidt de buitenste laag cellen enzymen af, die het baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen. Hierdoor zakt het klompje cellen in het baarmoederslijmvlies. Leg uit dat het klompje cellen dat uit de zygote ontstaat, pas na innesteling kan groeien. Doordat het pas voedingsstoffen kan opnemen na innesteling. Tijdens de innesteling bevat het klompje cellen een holte, gevuld met vocht. Wat gebeurt er met deze holte tijdens de verdere embryonale ontwikkeling? Tijdens de verdere embryonale ontwikkeling komt deze met vocht gevulde holte tussen de twee vruchtvliezen te liggen. Deze holte verdwijnt. Wat is de functie van het vruchtwater? Het vruchtwater beschermt het embryo tegen schokken en tegen uitdroging. Bovendien kan het embryo zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen.

27 Embryonale ontwikkeling
1-eiige tweeling 2-eiige tweeling

28 De geboorte Na ongeveer negen maanden (39 weken) zwangerschap wordt het kind geboren. De ontsluiting - Indaling: de eerste weeën vinden om de 15 tot 30 minuten plaats. Hierbij trekt het bovenste deel van de baarmoederwand zich samen. Het onderste deel van de baarmoederwand en de baarmoederhals worden rond het hoofdje van de foetus getrokken. Duurt 4 tot 8 uur. - Ontsluiting: de weeën komen om de 3 tot 5 minuten. De slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening in de baarmoederhals wordt groter tot maximaal 10 cm (volledige ontsluiting). De vruchtvliezen breken en het vruchtwater vloeit weg. De indaling en ontsluiting

29 De geboorte De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger en spieren in de buikwand gaan zich samentrekken (persweeën). Kan enkele seconden tot 2 uur duren. De uitdrijving Stuitligging: eerst komt het kontje of voetje naar buiten. Dwarsligging: het kind kan niet via de vagina worden geboren. Door een operatie via de buikwand (keizersnede) komt het kind ter wereld.

30 De geboorte De nageboorte
De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door samentrekking van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een kwartier na de baby uitgedreven. De nageboorte

31 De geboorte Welk gevaar bestaat als de moeder gaat ‘persen’ terwijl de ontsluiting nog niet volledig is? Het gevaar bestaat dat de baarmoederhals inscheurt. Waarom wordt het huidsmeer van een pasgeboren baby er niet meteen afgewassen? Het huidsmeer biedt bescherming tegen ziekteverwekkers. Waarom wordt een pasgeboren baby ondersteboven gehouden? Om mogelijk slijm uit de longen te laten lopen. Waardoor komt de ademhaling bij een pasgeboren baby op gang? De ademhaling bij een pasgeboren baby komt op gang onder invloed van een stijging van het koolstofdioxidegehalte van het bloed van de baby (via afklemmen en doorknippen van de navelstreng).

32 Geboorteregeling Noodmaatregelen tegen ongewenste zwangerschap:
morning-afterpil: een kuur waarbij je een zware combinatiepil krijgt voorgeschreven. Je krijgt een vrij hoge concentratie oestrogenen binnen, waardoor je misselijk kunt woorden. Innemen binnen 24 tot 36 uur na de geslachtsgemeenschap. plaatsen van een spiraaltje: tot vijf dagen na de geslachtsgemeenschap. overtijdbehandeling: tussen de 10e en 16e dag na het uitblijven van de menstruatie. De baarmoeder wordt schoongemaakt en leeggezogen. abortus: onder plaatselijke verdoving wordt met een zuigpompje het baarmoederslijmvlies met het embryo via de baarmoedermond weggezogen.

33 Geboorteregeling

34 Geboorteregeling Geboorteregeling: als een vrouw, meestal samen met een man, bepaalt of zij een kind wil of niet. Anticonceptie: maatregelen nemen die bevruchting tegen- gaan. Anticonceptiemiddelen: voorbehoedsmiddelen Anticonceptie zonder voorbehoedsmiddelen: periodieke onthouding coïtus interruptus (onderbroken geslachtsgemeenschap) Anticonceptie gericht op barrièrewerking: condoom (mannencondoom of vrouwencondoom) pessarium of femcap zaaddodende middelen spiraaltje of ankertje Anticonceptie gericht op hormoonwerking: de pil: combinatiepil – driefasenpil – minipil hormoonspiraaltje implantaatje mannenpil


Download ppt "Hfdst 1 : Voortplanting (over jongens en meisjes)"

Verwante presentaties


Ads door Google