De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Onder Gods vleugels Beeld van zorg en liefde => beeld voor God!

Verwante presentaties


Presentatie over: "Onder Gods vleugels Beeld van zorg en liefde => beeld voor God!"— Transcript van de presentatie:

1 Onder Gods vleugels Beeld van zorg en liefde => beeld voor God!
Exodus 19:4 “… hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb” Ruth: toegetrokken naar Gods goedheid Kwetsbaar – zo welkom bij de HEER! Een paar maand geleden zag je ze, op één van de vele sloten in de buurt: een fuut met haar jong op de rug. Zo’n gestreept bolletje dons, veilig weggescholen tussen de vleugels van papa of mama. Je kunt ook denken aan de kuikens die onder de veren van moederkip kruipen. Of aan een vogel die haar jongen leert vliegen en ze dan opvangt op haar eigen vleugels. Zo’n prachtig beeld roept Boaz op als hij Ruth aanspreekt. Een beeld van zorg en liefde, van een warm plekje waar je welkom bent en waar je je geen zorgen meer hoeft te maken. Het beeld van God. Want dat is zo bijzonder, dat dit tere en ontroerende beeld gaat over de HEER, de God van Israël. Hij is er zelf over begonnen, lang geleden, toen het volk Israël net ontsnapt was aan de klauwen van Egypte. [KLIK] In Exodus 19(:4) horen we hoe God zegt: “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht.” Je zou er zelf niet op durven komen, maar sinds God het gezegd heeft, is dit beeld niet meer weg gegaan. Psalmen grijpen erop terug: “Laat mij veilig wonen in uw tent, veilig verscholen onder uw vleugels” (Psalm 612:5); “U bent altijd mijn hulp geweest, ik juichte in de schaduw van uw vleugels. Ik ben aan u gehecht, met heel mijn ziel, uw rechterhand houdt mij vast.” (Psalm 63:8-9). En hier is het zomaar een van de eerste woorden voor Ruth. Een vreemdeling, een asielzoekster. Als iemand op zoek is naar bescherming, een veilige plek, een warm onderdak, dan is zij het wel. Ruth zoekt het niet zomaar ergens. Ze is het komen zoeken bij de HEER. Boaz heeft dat herkend, en Ruth had het zelf uitgesproken tegen schoonmoeder Noömi: “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God.” Met dat volk moest je het nog maar afwachten: willen ze je er wel bij hebben? Maar het is de goedheid van de HEER waar Ruth naartoe getrokken wordt. Ondanks de bittere houding van Noömi – en je kunt zo goed begrijpen dat ze bitter is geworden! – proeft Ruth de zoetheid van het leven onder de gunst van de HEER. Ze heeft zich heel kwetsbaar gemaakt. Weg van haar eigen volk, waar ze mensen heeft om op terug te vallen. Weg bij haar eigen goden, de religie die steun geeft in moeilijke tijden. Alles achter je laten, en met lege handen naar een land en een volk en een God waar je nog geen ervaring mee hebt. Wat moet je verwachten? Maar als je zo komt, kwetsbaar en afhankelijk, als een jong vogeltje dat zelf niet kan overleven, dan zit je bij God meteen goed. Dan gaan zijn vleugels wijd open om je op te vangen. * Een kuikentje dat komt schuilen bij moeder – zo is het beeld nu ook weer niet helemaal.

2 Genade vinden Ruth: geen hulpeloos vogeltje
In de schoot geworpen én zelf voor gewerkt Gaan over akker van Gods woord, beloftes oprapen en uitkloppen “Gunst ondervinden” = persoonlijk: iemand/Iemand die om haar geeft Je ziet Ruth niet als een vogeltje ineengedoken zitten, hulpeloos en apathisch, afwachtend wat er nu over haar heen gaat komen. Dat is eerder het beeld van schoonmoeder Noömi, vleugellam door het leed wat haar heeft getroffen – en ook dat is weer zo voorstelbaar. Het meisje uit Moab neemt een enorme voorsprong, als ze eenmaal de grote stap heeft gezet van geloof, van zich toevertrouwen aan Israëls God. Je ziet hier heel mooi hoe dat werkt, geloof. Ruth trekt zich op aan de belofte van leven: er is weer brood in Betlehem, de hongersnood van hoofdstuk 1 is voorbij. Met het brood verwacht ze meer van deze God: leven, toekomst, gunst en goedheid. Op een wonderlijke manier heeft ze geleerd om van deze God alles te verwachten. En toch blijft ze niet met de armen over elkaar zitten afwachten. Geloof is iets van ontvangen: je krijgt het van God. Maar er zit ook iets actiefs in: je steekt je handen uit en houdt ze op om te krijgen wat God je wil geven. [KLIK] Straks gaat Ruth naar huis met een schort vol koren. Allemaal gekregen, in de schoot geworpen door de gulheid van de rijke boer Boaz. Tegelijk heeft ze er zelf voor gewerkt, de aren opgeraapt en de korrels eruit geslagen. Zo ga je met je geloof over de akker van Gods woorden. Je raapt de beloften op, je hoort de verhalen, je leest de stukken die soms best moeilijk zijn om te begrijpen, en je klopt erop totdat de korrels van evangelie en genade en goedheid eruit komen. Je loopt over de akker van je leven, je pakt de situaties waarin het spannend wordt, je zoekt daarin naar wat God met je wil, je grijpt je vast, niet aan strohalmen, maar aan de zekere beloften dat God je redt, dat je door Jezus Christus eeuwig leven hebt. Ruth is begonnen met grote woorden waarin ze haar vertrouwen uitsprak: “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God.” Nu het verhaal verder gaat, zie je dat het geen grote en loze woorden blijven. Ze krijgen vulling door wat Ruth doet. Ruth gaat op zoek naar de plek waar ze genade kan vinden. Want zo staat het er een paar keer in dit verhaal, en dat is niet voor niets. In onze NBV valt het een beetje weg. Maar meteen als Ruth haar plan voorlegt aan Noömi heeft ze het erover: “Laat mij naar de akkers gaan en bij iemand terechtkomen van wie ik de gunst ondervind.” Gunst ondervinden, dat heeft Ruth scherp in de gaten, daar is ze op aangewezen. Maar ze zoekt het ook bewust op. En ze beseft dat het niet alleen gaat om het scoren van een beetje koren om in leven te blijven. Wat ze zoekt is persoonlijk: iemand die om haar geeft. En achter die iemand ziet ze al de grote ander, de God van Israël. Want zo’n woord gunst, of genade, gebruik je niet zomaar. Het is niet zomaar dat je iemand tegenkomt die om je geeft. Waar dat gebeurt, daar is de HEER in de buurt. Op de akker van Boaz kom je op de bodem van de HEER met zijn genade. * Dat is heel duidelijk de bodem waar deze twee elkaar vinden, Ruth en Boaz. Van buitenaf lijkt het een gewoon menselijk verhaal.

3 Zegen uitstralen Ontmoeting op bodem van Gods gunst
“Het toeval wilde …” Boaz: doortrokken van goedheid van de HEER Kijkt met ogen van God Zijn handen worden handen van God Advent: Boaz => beeld van Jezus, spiegel van God Een boerenverhaal over het harde leven op het land, waar dan opeens een romantisch trekje in komt. Maar in feite is dit veel meer dan een mensenverhaal. Heel subtiel zie je dat in vers 3: “Het toeval wilde dat de akker waar ze kwam van Boaz was …” Ruth had geen plan in haar hoofd, ze wist nog van niets. Toevallig kwam ze bij deze Boaz terecht. Maar de schrijver geeft ons een knipoog: je weet wel dat het geen toeval is, hè? Hier zit de hand van God in die deze twee bij elkaar wil brengen. [KLIK] Als je naar de figuur van Boaz kijkt, dan is het een heel bijzondere man. Alleen al hoe hij en zijn knechten elkaar begroeten: “De HEER zij met jullie” – “De HEER zegene u”. Op welk bedrijf zou je dat vandaag kunnen meemaken? Het moet wel een heel speciale sfeer zijn die deze Boaz om zich heen heeft. Een leefklimaat dat helemaal doortrokken is van … voor de HEER. Hetzelfde zie je in zijn optreden richting Ruth. Dat ze achter de maaiers aan mag om op te rapen wat die laten liggen, dat komt uit de wet van God. Maar Boaz heeft zich die wet helemaal eigen gemaakt, zo dat hij niet de kantjes eraf loopt of een minimale invulling eraan geeft. Boaz pikt de bedoeling, de geest van deze richtlijn van God op: heb hart voor de armen die zichzelf niet kunnen redden, deel royaal van wat je zelf krijgt. En zo geeft Boaz er een invulling aan die verder gaat dan wat strikt moet: Ruth mag meteen tussen de maaiers meelopen, zodat ze geen korrel koren hoeft te missen. Als je op je in laat werken wat Boaz doet en wat hij zegt tegen Ruth, dan moet je wel zeggen: door deze man heen komt Gods goedheid naar Ruth toe. Op een of andere manier leeft deze Boaz zo dicht bij de HEER, dat hij gaat uitstralen wie God is en wat God te geven heeft. Hij wenst Ruth niet alleen de zegen en de bescherming van de HEER toe, maar hij maakt ook meteen een begin om die zegen aan haar te geven. Hij handelt in de geest van Gods wet. Hij kijkt met de ogen van God, vol gunst voor iemand die geen rechten heeft, en zijn handen worden dan Gods handen. In deze tijd van Advent gaan we mee met het verhaal van Ruth. Vandaag kijken we naar Boaz. Want zoals deze man het gezicht en de handen van God laat zien, is dat niet ten diepste iets wat past bij Jezus? En als Boaz laat zien wat er straks bij Jezus helemaal uitkomt, is het dan niet typisch iets van de God van Israël, om zo bewogen te zijn met mensen, om zo royaal zijn zegen uit te delen, om zo het brood van het leven in de mond te stoppen bij mensen die van honger omkomen? * Daarmee komen we even weer terug bij Ruth, het meisje uit Moab, een vrouw in een kwetsbare positie. “Ik ben nog wel een vreemdeling”, zo reageert ze verbaasd op de vriendelijke behandeling die Boaz haar geeft.

4 Vreemdeling? Meldpunt Moabieten … Kwetsbaar: nergens recht op
Boaz pikt ‘t op: Israël is vreemdeling sinds vader Abraham Genesis 15:1 “Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.” Rollen omgedraaid: binnen / buiten? Niet makkelijk om jezelf zo neer te zetten, en ook niet makkelijk voor ons, om op een goede manier over vreemdelingen te praten. In onze tijd zou je zomaar een Meldpunt Moabieten kunnen opzetten wanneer er zo’n vrouw als Ruth op de akker verschijnt. Komt ze onze baantjes inpikken? Gaat ze er met ons koren vandoor? Betalen we daarvoor onze belasting en onze sociale premies? In het verhaal van Ruth is het een heel serieus punt, dat woord “vreemdeling”. Ruth weet heel goed wie ze is, iemand van buiten, die er niet echt bij hoort. Iemand die geen rechten heeft, die nergens aanspraak op kan maken. Ze kan alleen maar haar hand ophouden, wachten op de gunst van een ander. ’t Kan geen kwaad om je daar eens in te verplaatsen. Want in het bijbelverhaal roept dit iets heel belangrijks op, en Boaz is daar gevoelig voor. Juist hij, de gevestigde herenboer, voelt aan wat het voor Ruth betekent om een vreemde te zijn. En hij koppelt het aan wat heel diep in de geschiedenis zit van hemzelf en zijn volk Israël. “Moge de HEER je rijkelijk belonen – de God van Israël, onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht.” [KLIK] Zet naast deze woorden van Boaz eens de woorden waarmee lang geleden de HEER zelf tot Abram gesproken had. Ik lees ze voor uit Genesis 15(:1): “Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.” Twee opvallende overeenkomsten kun je zien: het gaat over loon, en over bescherming, over schuilen bij God. Zoals Boaz Ruth aanspreekt, daarmee maakt hij haar in feite tot een dochter van Abraham. Gods woorden tot de grote stamvader van Israël zijn nu ook de woorden voor deze vreemdeling. Aan de ene kant haalt Boaz op deze manier Ruth binnen in het volk Israël. Zij is een dochter van deze grote vader Abraham. De zegen die van Abraham overging op zijn nageslacht, die zegen van Gods bescherming en Gods beloning is nu ook voor deze vrouw uit het buurland Moab. Maar er gebeurt meer. Want dat woord “vreemdeling” blijft ook nog even extra haken. Ruth wordt aan Abraham gekoppeld – maar die was toch ook altijd vreemdeling? Hij moest zijn tent neerzetten aan de rand van het land. En later ging de hele familie naar Egypte, daar waren ze vreemdeling en moesten ze zelfs als slaven werken. Als Boaz en Ruth elkaar ontmoeten, dan worden de rollen omgedraaid. Ruth komt binnen, en Israël komt buiten te staan. Een vreemdeling, dat is niet alleen dat meisje uit Moab, maar dat ben je zelf, volk Israël, ooit begonnen bij een gast in tenten, begonnen als een volk van gastarbeiders in een vreemd land. Zul je dat nooit vergeten? Je kunt nu in je eigen land wonen, met allemaal een akker om op te werken. Maar vergeet niet dat het je “eigen” land niet is. Het is het land van de HEER, en jij mag er bij Hem logeren. Vandaar die vreemde regel om bij het maaien altijd een randje over te laten voor de armen. Mensen zonder rechten laten je zien wie je ten diepste zelf bent bij God: je kunt niets claimen, maar je mag leven van zijn gunst. Rechten en plichten kun je dichttimmeren in een contract. Gunst is open: de HEER geeft het aan wie Hij wil. En zo kunnen binnen en buiten zomaar omgekeerd worden. Die omkering maken wij vandaag ook mee, als we meegaan in het verhaal van Ruth. De omkering van binnen en buiten. We vergeten het wel eens, als we de kerk en het christelijk erf iets maken van onszelf. Wij zijn binnen en de rest is buiten. We zetten er hekjes omheen, en wie binnen wil komen, moet netjes aanbellen. Je hebt haast een soort inburgeringscursus nodig om bij de kerk te mogen horen: zo zijn onze manieren, dit is hoe wij over de dingen denken, wil je erbij horen dan pas je je maar aan. Maar past dat beeld bij God en bij Christus? Maak het concreet via wat je in Boaz ziet: als je een vreemdeling tegenkomt, iemand van buiten, dan kom je jezelf tegen. Leer jezelf weer zien als asielzoeker die gastvrij bij God is binnengehaald. En trek nu niet de deur achter je dicht, maar laat welkom zijn wie bij de God van Israël onder zijn vleugels komt schuilen.

5 Overvloedig loon Schort vol koren Er zit méér aan te komen
Loon: niet als tegenprestatie Vol verwachting bij God komen = handen vol zegen krijgen Loon = geschenk: Christus Als Boaz met open armen Ruth welkom heet, dan gaan de handen van God voor haar open. En daar komt altijd meer uit dan je denkt. Aan het eind van de dag komt Ruth met een schort vol koren thuis. Ze is niet afgescheept met de restjes, maar ze krijgt meer dan genoeg. En het roept verwachting op: er kan nog meer komen. Door heel dit hoofdstuk heen klinkt de zegen van de HEER. Wat een verschil met het begin van Ruth, waar je leest over mislukking en dood, over vloek en bitterheid. Bij Ruth op de akker van Boaz begint het leven weer, begint zegen en glans over het leven te komen, begint verlossing uit de misère. Laten we ons maar niet op het verkeerde been zetten door dat woord “belonen”. Met wat Ruth deed voor schoonmoeder Noömi levert ze niet een prestatie die vraagt om een tegenprestatie. [KLIK] Ze laat daarmee zien aan wie ze zich toevertrouwt: aan de God van Israël. Hij is het van wie ze alles verwacht. En bij God kom je daarmee nooit verkeerd uit. Zwakke en kwetsbare kuikentjes laat Hij onder zijn vleugels kruipen. Mensen die vol verwachting de handen naar Hem uitstrekken, stopt Hij de handen vol met zijn zegen. Tastbaar in goede dingen, in mensen om je heen die om je geven. En daarin zit de gloed van zijn liefde, de persoonlijke gunst van Hem die je leven echt de moeite waard maakt. Als het zo persoonlijk is: de HEER die zichzelf aan jouw leven wil verbinden en die met je meegaat, dan hoef je je over dat woord “loon” helemaal niet meer druk te maken. Dan kun je er alleen maar van genieten, met beide handen opscheppen wat God aan goeds over je uitstort. Genieten van het licht van zijn genade, genieten van het grote cadeau waarmee God naar zijn wereld toekomt: zijn eigen Zoon Jezus Christus.


Download ppt "Onder Gods vleugels Beeld van zorg en liefde => beeld voor God!"

Verwante presentaties


Ads door Google