Taaloefeningen.

Presentatie over: "Taaloefeningen."— Transcript van de presentatie:

1 Taaloefeningen

2 Thuis gaf hij zijn moeder een dikke kus.
Zinnen ontleden zin 1 Thuis gaf hij zijn moeder een dikke kus. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw

3 Hij dronk gisteren een biertje in het café.
Zinnen ontleden zin 2 Hij dronk gisteren een biertje in het café. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw

4 De bruine appel rolde dinsdag van de tafel.
Zinnen ontleden zin 3 De bruine appel rolde dinsdag van de tafel. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw

5 Hij _________________ de tekst.
werkwoordspelling zin 4 tegenwoordige tijd bestuderen bestudeert Hij _________________ de tekst.

6 Hij _________________ de tekst.
werkwoordspelling zin 5 verleden tijd bestuderen bestudeerde Hij _________________ de tekst.

7 Hij ________________________ van die ernstige ziekte.
werkwoordspelling zin 6 voltooid deelwoord genezen is genezen Hij ________________________ van die ernstige ziekte.

8 werkwoordspelling genezen genezen
zin 7 bijvoeglijk naamwoord genezen genezen De _______________ jongen werd gezond verklaard.

9 Dit was het weer voor vandaag!!