De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Eigentijdse geschiedenis week 7

Verwante presentaties


Presentatie over: "Eigentijdse geschiedenis week 7"— Transcript van de presentatie:

1 Eigentijdse geschiedenis week 7
Globalisering, etnisch conflict en terrorisme

2 debat Was Fortuyn een rechtspopulist of een rechtsextremist of iets anders?

3 debat Besluit van Rutte 1 Om Wilders te laten gedogen gaf PVV een machtspositie zonder verantwoordelijkheid te hoeven dragen. Noem argumenten voor en tegen gedoogsteun

4 debat Stelling Alle politiek is populistisch Wat is populisme?

5 Rooduyn: populisme 1. ideologie het volk en centrale plaats toekennen
2. het volk homogeen is 3. het volk dat goed is tegenover een politieke elite die slecht is en corrupt 4. de uitbuiting van het volk door de politieke elite het land in een ernstige politieke, economische en culturele crisis heeft gestort

6 Fennema: Populisme is ook democratisering
Opvattingen over immigratie/integratie, criminaliteit bij elite en laag opgeleiden lagen aan het begin van de jaren negentig veel verder uiteen lagen dan in 2010. Grote uitzondering Europa

7 debat Terrorisme eist veel minder doden op dan het verkeer

8 verkiezingen Fortuyn doorbraak 6 maart 2002 Rotterdam, 35 %
Mei 2002 moord Fortuyn Mei 2002, LPF 17 % stemmen, Balkenende I, duurt tot okt 2002 Balkenende II, Nov 2004 Theo van Gogh vermoord 2006 PVV 6 %, %

9 verkiezingen 2010 VVD grootste met slechts 20 % stemmen
Cda, pvda en VVS samen minder 55 %, % % PVV (24 zetels, nu peilingen 27), CDA 13,5 %, PVDA 19,6 %, VVD 20,5 %, gedoogsteun Rutte 1 2012 PVV 15, 4 %, PVDA 19,6 %,VVD 20,5 %

10 geschiedenis Van de 2e tot de 1e eeuw v.Chr. bestond er in Rome in de senaat een politieke fractie die zich populares noemde. Zij waren tegen de conservatieve senatoren, de optimates, de patriciërs en de nobele plebejers. Zij vertegenwoordigden de belangen van het gewone volk, het plebs. Julius Caesar was vanwege zijn huwelijk ook een van de populares en later werd hij steeds geliefder onder het plebs.

11 hartland Populisme als term werd reeds gebruikt voor groepen als de narodniki in Rusland en The people's party in de VS. Deze waren agrarisch georiënteerd. Veel leiders uit de geschiedenis van Latijns-Amerika worden als populistisch gezien. Het populisme kende er zijn hoogtepunt tussen de jaren '30 en '50, toen in tal van landen leiders opkwamen wier regering een sterk persoonlijke inslag had. Vaak probeerden zij hun land op corporatistische wijze te smeden. Voorbeelden zijn Juan Perón in Argentinië, Getúlio Vargas in Brazilië, Lázaro Cárdenas in Mexico, Carlos Ibáñez del Campo in Chili, Manuel Odría in Peru en Arnulfo Arías in Panama.

12 De term kwam via Frankrijk in Nederland terecht
De term kwam via Frankrijk in Nederland terecht. In augustus 1930 in Frankrijk presenteerden “Les Populistes”, een groep schrijvers, zich aan het publiek met hun manifest. In 1935 vormde zich in Nederland de groep der Populisten, waaronder Nico Eekman, Jan Strube en Louis Schrikkel, die zich ten doel stelde de “kunst te scheppen die voor het volk begrijpelijk is, die tot de volksziel spreekt.” De Populisten zochten het in het humoristisch, karikaturaal en naturalistisch uitbeelden van het volksleven: straattaferelen, circussen, kermissen, dansen, muzikanten, straatventers en marktkooplui. Het betrof een apolitieke beweging.

13 Fukuyama, end of history zomer 1989
Triomf Westen Uitputting viable alternatives Einde van ideologische evolutie

14 Marx dacht ook dat geschiedenis eindig was: communistische utopia
In navolging Hegel, historicisme, finale rationel e vorm staat en samenleving, 1806 Jena, Napoleon verslaat Pruisen, eind gsch. Kojeve, 1806 actualisering principes Franse revolutie, einde gesch. Triomf liberale universele homogene staat waarin oude contradicties zijn opgelost

15 In 20ste eeuw twee rivalen liberalisme
Fascisme, politieke zwakte, materialisme, gemis gemeenschap liberalisme opgelost door sterke staat met nieuwe mensen, vernietigt WO II door gebrek succes Communisme, fundamentele contradictie liberalisme kon niet opgelost binnen eigen contekst van arbeid versus kapitaal Einde communisme door egalitaire moderne VS, beetje herverdelen Japanse naoorlogse succes verspreiding liberalisme >

16 Na economisch liberalisme kwam politiek liberalisme (Hegeliaans)
Zuid Korea, Japan Economische liberalisering China Zelfs Rusland opens up

17 Sovjet elite geloofde niet meer marx-leninisme
Gorbatsjov aanval op stalinistische principes met liberale principes Vrije markt, vrije en gedecentraliseerde besluiten over investering, arbeid en prijzen Rechtstaat, eigendomsrechten, onafh. Rechter Essentie Lenin was centralisme, niet democratie

18 2 andere rivalen liberalisme
Nationalisme, is verenigbaar met liberalisme Religie, liberalisme kwam voort uit zwakte theocratische staat die niet voor vrede en veiligheid kon zorgen

19 Stel marx. Leninisme <
Wat gebeurt er IB Niet veel, Hobbes, belangenstrijd naties USSR wordt gewoon imperiaal 19e eeuws Rusland Dat is echter onzin, Europa is Venus, tegen geweld China sponsert geen maoisme meer Liberale Russ. Intelligentsia gelooft ook in einde geschiedenis

20 Dood ideologie Common Marketization Int. Rel.
Minder grootschalige conflicten tussen staten Conflict blijft tussen historical and post-historical Einde geschiedenis is saai, economische berekening

21 S. P. Huntington, Clash of Civilizations zomer 1993
Bron conflict is niet ideologisch of economisch maar cultureel Natie staten blijven belangrijkste actoren Oorlog tussen verschillende beschavingen

22 Huntington 1648 tot 1800 oorlog tussen prinsen, koningen
Franse revolutie: niet meer oorlog tussen koningen maar tussen naties, duurt tot einde WW I Vanaf 1918 oorlog tussen ideologieen Oorlogen tussen prinsen, naties, ideologieen speelden zich af binnen Westerse beschaving Nu oorlog tussen West and the Rest

23 Tentamen vorig jaar VRAAG 1 [25]
Gelieve zowel de uitleg van de bron, als de bron zelf en de vragen goed door te lezen alvorens de vragen te beantwoorden! Hans Frank ( ) was de hoogste jurist in het Derde Rijk. Tijdens de oorlog was hij aangesteld als gouverneur-generaal in het bezette Polen en had de leiding over de ‘ghettoïsering’ van de joden in Polen. In November 1941 hield hij een speech aan de Berlijnse universiteit: ‘... A problem that occupies us in particular is the Jews. These merry little people (Völklein), which wallows in dirt, and filth, has been gathered together by us in ghettos and special quarters and will probably not remain in the Generalgouvernement for very long. (Vigorous applause)

24 We will get these Jews marching and cause them – as they have already covered the distance
from Jerusalem to Poland – to move eastward a few thousand kilometres. But these Jews are not that parasite gang alone, from our point of view, but strangely enough – we only realized it over there [in Poland] – there is another category of Jews, something one would never have thought possible. There are labouring Jews over there who work in transport, in building, in factories, and others are skilled workers such as tailors, shoemakers, etc. We have put together Jewish workshops with the help of these skilled Jewish workers, in which goods will be made which will greatly ease the position of German production, in exchange for the supply of foodstuffs and whatever else the Jews need urgently for their existence. These Jews may well be left to work in this way; in the way in which we are now using them it is something of an achievement for the work-Jews themselves; but for the other Jews we must provide suitable arrangements. It is always dangerous, after all, to leave one’s native land. Since the Jews moved away from Jerusalem there has been nothing for them except an existence as parasites: that has now come to an end. If one looks at the Warsaw ghetto today in which 480,000 Jews – well, let us say – live, then one must realize that only the determination of the National-Socialist revolution was capable of successfully confronting even this problem. In 1919, at our first meetings in Munich, we proclaimed the motto: An end must be put to the rule of the Jews in Europe....’ Bron: Work Diary of Hans Frank, Yad Vashem Archives, JM/21.

25 Beantwoord de onderstaande vragen:
a. Leg aan de hand van de bron en je achtergrondkennis uit wat de rassenpolitiek van het nazisme inhield. [5] b. Wat bedoelt Ian Kershaw met ‘Working towards the Führer’? Verklaar je antwoord. [10] c. Beargumenteer in hoeverre deze bron past in het principe ‘Working towards the Führer’ zoals Ian Kershaw dat in zijn artikel uiteenzet. [10]

26 VRAAG 2 [25] De jaren zestig worden in Nederland vaak gezien als een tijd van grote veranderingen. Historicus Hans Righart schreef in De eindeloze jaren zestig dat ‘de meest opvallende veranderingen tijdens de jaren zestig snel opgesomd’ kunnen worden, maar dat het moeilijker is een ‘algemene verklaring’ voor die veranderingen te geven. a. Noem drie ‘opvallende veranderingen’ die in Nederland plaatsvonden in de jaren zestig. [5] b. Wat lag volgens Righart zelf aan de basis van deze veranderingen? Wat was volgens historicus James Kennedy de voornaamste oorzaak voor de snelle veranderingen? Leg de analyse van beide historici kort en bondig uit. [10]

27 c. Bericht aan de rattenkoning van schrijver Harry Mulisch en Ervaringen van een
Amsterdammer van burgemeester G. van Hall geven twee zeer verschillende visies op ordeverstoringen in Amsterdam. Vind je dat de teksten van Mulisch en Van Hall de visie van Righart of die van Kennedy ondersteunen? Leg je mening kort uit en onderbouw je antwoord. [10]

28 VRAAG 3 [30] Sinds de Val van de Muur is er een debat gaande of wij het post-Koude Oorlog tijdperk moeten zien in het licht van een ‘botsing tussen beschavingen’ of vanuit het perspectief van een zich immer uitbreidende Westerse liberale democratie. Schrijf een betoog van minimaal één kantje en maximaal twee kantjes waarin je aan de hand van de gelezen historiografie de onderstaande stelling verdedigt of weerlegt: De contemporaine internationale politiek is het beste te karakteriseren als een ‘clash of civilizations’. Er is geen goed of fout antwoord, maar het gaat om de manier waarop je essay geschreven is.

29 Ga in je betoog in op de argumenten die je hebt gelezen in de literatuur en gehoord in de
colleges voor dit vak, in het bijzonder de teksten van Fukuyama en Huntington. Zorg voor een goed geformuleerde inleiding en conclusie, waarin je duidelijk stelling neemt. Let op structuur, stijl, argumentatie, originaliteit en op het gebruik van de historiografie. Mogelijke invalshoeken/onderwerpen voor je essay zijn: - De ideologische aantrekkingskracht van de liberale democratie versus de loyaliteit aan een ‘beschaving’. - De vraag of de conflicten in de internationale politiek door ideologische verschillen dan wel door machtspolitieke belangen of culturele verschillen wordt bepaald. - De vraag of democratie zich laat opleggen of alleen organisch kan groeien. - De militaire interventies in Irak, Afghanistan, Libië en Mali - De aanslagen in de Verenigde Staten, Londen en Madrid - De reacties in het Westen op komst van niet-Westerse immigranten - De democratisering van Oost-Europa sinds 1989

30 VRAAG 4 [20] Omschrijf, lokaliseer en/of dateer (in ca. 50 woorden per begrip) de volgende begrippen: a. Destalinisatie [5] b. Appeasement [5] c. Nederlandse Unie [5] d. Michail Gorbatsjov [5


Download ppt "Eigentijdse geschiedenis week 7"

Verwante presentaties


Ads door Google