De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven

Verwante presentaties


Presentatie over: "Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven"— Transcript van de presentatie:

1 Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven
Emeritiforum – 29 april 2010 Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven Alfons Marcoen Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Centrum voor Ontwikkelingspsychologie

2 Ouder worden en oud zijn
De drie evoluerende gezichten van het ouder worden Het ouder worden in levensloopperspectief De dubbele focus van het psychologisch onderzoek naar ontwikkeling en ouder worden Succesvol ouder worden Constructief ouder worden De paradox van het ouder worden en gerotranscendentie

3 De drie evoluerende gezichten van het ouder worden
= lichamelijk = sociaal = persoonlijk-existentieel

4 OUD(ER) WORDEN Lichamelijk verouderen Primaire, secundaire
en tertiaire veroudering Effecten op het cognitief-psychologisch functioneren Toenemend verlies van adaptatievermogen in de 3de en 4de leeftijd OUD(ER) WORDEN OVERKOMT ONS

5 OUD(ER) WORDEN Senior worden wijziging van zijn sociale positie
in de familie het beroepsleven de gemeenschap (grootouder worden, mentor worden op het werk, pensionering, het overlijden van zijn ouders, tot de oudere generatie behoren in gemeenschap) OUD(ER) WORDEN WORDT ONS GESCHONKEN en/of AANGEDAAN

6 OUD(ER) WORDEN Op hogere leeftijd zijn leven persoonlijk zin en vorm geven Zijn leven opvatten als een persoonlijke prestatie, als het vervullen van een ontwikkelingstaak. Met een positieve houding, adequaat omgaan met wat het leven met zich meebrengt, zodat men kan spreken van succesvol / positief /optimaal / productief / constructief / zinvol ouder worden OUD(ER) WORDEN IS OOK EIGEN WERK

7 Normbiografie / Standaardbiografie
Drie grote vaste levensfasen volgen elkaar op, gedifferentieerd voor mannen (arbeid) en vrouwen (zorg) 1: leren, 0-18/25 jaar, verzorging, opvoeding en scholing 2: werken, 18/25-65 jaar, betaalde arbeid of zorg 3: rusten, na 65 jaar, pensioen of zorg Keuzebiografie Na de jeugdperiode en jongvolwassenheid, zowel voor vrouwen als voor mannen, volgen minder vast afgebakende levensfasen op basis van herhaalde keuzes (met betrekking tot diverse sociale posities in arbeid, gezin, zorg en vrije tijd) en de veranderende lichaamsconditie, resulterend in een verlengde periode van ouder worden bestaande uit een derde en vierde levensfase.

8 HET IS ZINVOL VAN EEN ONDERSCHEID
TE MAKEN TUSSEN DE DERDE EN DE VIERDE LEEFTIJD

9 DE DERDE LEEFTIJD

10 De derde leeftijd (young old) (1) Baltes & Smith 2003
De levenverwachting neemt toe: meer oudere mensen leven langer. Volwassenen vandaag beschikken over een substantieel latent potentieel voor een betere fysieke en mentale fitheid in de ouderdom. Opeenvolgende cohorten (generaties) vertonen winst in fysieke en mentale fitheid. Er is evidentie van de aanwezigheid van een cognitief-emotionele reserve.

11 De derde leeftijd (young old) (2) Baltes & Smith 2003
Meer en meer mensen worden succesvol ouder. Veel senioren vertonen hoge niveaus van emotioneel en persoonlijk welbevinden (plasticiteit van het zelf). Ze beschikken over effectieve strategieën om met de winsten en verliezen om te gaan op latere leeftijd.

12 DE VIERDE LEEFTIJD

13 De vierde leeftijd (oldest old) Baltes & Smith 2003
Behoorlijk grote verliezen in cognitief potentieel en bekwaamheid tot leren Toename van chronische stress Grote prevalentie van dementie (ongeveer 50% bij 90-jarigen) Hoge niveaus van kwetsbaarheid, disfunctionaliteit en multimorbiditeit Sterven op oudere leeftijd, op een waardige wijze, is een grote zorg.

14 Leven en sterven in de vierde leeftijd Resultaten van de BASE studie van Baltes
Gedragsobservaties Chronische lasten accumuleren in de vierde leeftijd: 80% ervaren verliezen op 3 tot 6 gebieden, bijv. gezicht, gehoor, kracht, functionele capaciteit, ziekte, cognitie Toenemende vermindering en afbraak van het psychologisch aanpassingsvermogen Toenemende verliezen in de ervaring van de positieve kanten van het leven (geluksgevoel, sociale contacten)

15 Leven en sterven in de vierde leeftijd
Gedragsobservaties (vervolg) Het functioneringsprofiel 2 jaar voor het overlijden is vanaf de leeftijd van 85 tot 100-plus steeds negatiever Verliezen in het cognitief functioneren Verliezen inzake identiteit (grotere eenzaamheid en psychologische afhankelijkheid)

16 Leven en sterven in de vierde leeftijd
Sociale context De oudste ouderen zijn meestal vrouwen De meerderheid zijn weduwe en leven alleen (als ze niet in een tehuis wonen) De meerderheid worden gehospitaliseerd voor een zekere tijd in de laatste jaren van het leven De meerderheid sterft alleen in een hospitaal of instelling

17 Het ouder worden in levensloopperspectief

18 Ontwikkeling en ouder worden hebben beiden te maken met lichamelijke en psychologische veranderingen gesitueerd op de tijdslijn van de menselijke levensloop: V = f (T). Hoe verhouden deze twee soorten veranderingen zich tot elkaar?

19 V = f (T) Veranderingen in functie van de tijd:
Tijd is een leeg begrip. T staat voor de tijdspanne van de menselijke levensloop. Welke soort veranderingen kenmerken de ontwikkeling en welke kenmerken het ouder worden?

20 Veranderingen V = f (T) Woorden om veranderingen aan te duiden GROEI
TOENAME OPBOUW OPGANG VOORUITGANG VERBETERING STRUCTURERING INTEGRATIE Woorden om veranderingen aan te duiden

21 Veranderingen V = f (T) Woorden om veranderingen aan te duiden
AFTAKELING AFNAME AFBRAAK NEERGANG ACHTERUITGANG VERSLECHTERING VERVAL DESINTEGRATIE Woorden om veranderingen aan te duiden

22 Veranderingen V = f (T) groei aftakeling toename afname
opgang neergang opbouw afbraak vooruitgang achteruitgang verbetering verslechtering structurering verval integratie desintegratie POSITIEF NEGATIEF

23

24

25 Levensfasen

26 DEVELOPMENT and AGING Adult development

27 Veranderingen aangeduid als
ontwikkeling en als ouder worden (1) zijn elkanders keerzijde (J.J.F. Schroots) (2) kunnen geïntegreerd worden in een nieuw ontwikkelingsconcept (P. Baltes)

28 ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN
OUDER WORDEN EN ONTWIKKELING

29 Ontogenetische psychologie (J.J.F. Schroots)
Eerste levenshelft Tweede levenshelft ONTWIKKELING OUDER WORDEN OUDER WORDEN ONTWIKKELING DEVELOPING AGING growing biologisch senescing maturing psychologisch geronting adulting sociaal eldering

30 Ontogenetische psychologie (J. J. F. Schroots)
Growing: de processen waardoor kinderen de typische gestalte en vorm verwerven van een volwassen organisme Maturing: de processen waardoor kinderen de karakteristieke kenmerken van het functioneren van een volwassen organisme verwerven met betrekking tot de realisatie van zelfregulatie en autonomie ten opzichte van diverse omgevingen Adulting: de processen van het verwerven door kinderen van sociale rollen en gedragingen die finaal verwacht worden van volwassenen in de maatschappij

31 Ontogenetische psychologie (J. J. F. Schroots)
Senescing: de processen die aan de basis liggen van de toenemende kans van het sterven van volwassenen op gevorderde leeftijd Geronting: het proces in rijpe organismen van de adaptatie en optimalisering van zelfregulatie en autonomie ten opzichte van diverse omgevingen bij de confrontatie met afnemende capaciteiten en resources Eldering: het proces van verandering van sociale rollen en gedragingen bij volwassenen in de richting van wat de maatschappij verwacht van oudere individuen

32 Ontogenese Ontwikkeling en ouder worden
Lichamelijk Groei Psychologisch Volwassen worden Maatschappelijk rollen opnemen Verouderen Oud worden Senior worden

33 Veranderingen aangeduid als
ontwikkeling en ouder worden (1) zijn elkanders keerzijde (J.J.F. Schroots) (2) kunnen geïntegreerd worden in een nieuw ontwikkelingsconcept (P. Baltes)

34 WINST VERLIES AANPASSINGSVERMOGEN
Veranderingen in onszelf en in ons leven kunnen we omschrijven met woorden als groei aftakeling opbouw afbraak toename afname opgang neergang vooruitgang achteruitgang verbetering verslechtering integratie desintegratie ONTWIKKELING OUDER WORDEN WINST VERLIES AANPASSINGSVERMOGEN

35 Aanpassingsvermogen:
winst en verlies doorheen de levensloop (P. Baltes) winst verlies geboorte ouderdom

36 energie en resources investeren in drie centrale ontwikkelingsdoelen
ONTWIKKELING / OUD(ER) WORDEN = energie en resources investeren in drie centrale ontwikkelingsdoelen GROEI vooral in de eerste levenshelft BEHOUD toenemend in de middelbare (herstel / veerkracht) en late volwassenheid VERLIESREGULATIE toenemend in de late volwassenheid en de hoge ouderdom

37 SELECTIE (SPECIALISATIE) OPTIMALISERING COMPENSATIE
Het streven naar groei en behoud van het aanpassingsvermogen en het omgaan met verlies gebeurt volgens Baltes en Baltes levenslang via drie basisprocessen: SELECTIE (SPECIALISATIE) OPTIMALISERING COMPENSATIE

38 Naar een nieuw ontwikkelingsconcept (Baltes & Baltes, 1990)
SELECTIEVE LEEFTIJDGEBONDEN VERANDERINGEN VAN DE AANPASSINGSCAPACITEIT VIA DRIE BASISPROCESSEN: SELECTIE – OPTIMALISERING – COMPENSATIE (SOC-theorie)

39 PROCESSEN SELECTIE  identificatie van activiteitsdomeinen, taken, doelen doorheen de levensloop; beperkte keuze uit veel mogelijkheden = specialisatie OPTIMALISERING  verbeteren en versterken van bestaande middelen gericht op bepaalde doelen (blijvende aandacht, inzet en verfijning van adequate middelen) en zoeken naar versterking biedende omgevingen COMPENSATIE  verwerven van nieuwe op doelen gerichte interne en externe middelen bij verlies van doelrelevante middelen of contextveranderingen

40 S-O-C en OUDER WORDEN SELECTIE, OPTIMALISATIE en COMPENSATIE.
Het onomkeerbaar (lichamelijk) verouderen en de gevolgen ervan voor het psychosociaal functioneren vergen een voortdurende coördinatie van de drie basisontwikkelingsprocessen, SELECTIE, OPTIMALISATIE en COMPENSATIE.

41 S O C Arthur Rubinstein Briljant pianist tot op zeer hoge leeftijd.
( ) Briljant pianist tot op zeer hoge leeftijd. Gevraagd naar hoe hij dat deed: Minder stukken op zijn repertorium nemen. Meer oefenen. Trage delen in een stuk trager spelen om het contrast met een volgende snel gedeelte te behouden. S O C

42 SELECTIE (SPECIALISATIE )
= het levenslang kiezen en bepalen van: activiteits-domeinen, taken die we op ons willen nemen, doelen die we willen nastreven = bij onomkeerbaar verouderen en ouder worden * bepaalde activiteiten vermijden * taken en doelen beperken * het aantal activiteitsdomeinen beperken * bepaalde doelen belangrijker vinden dan andere * alternatieve taken opnemen * alternatieve doelen kiezen * zijn verwachtingen aanpassen

43 OPTIMALISERING = het levenslang verbeteren en versterken van de middelen (kennis, vaardigheden,talenten) waarover we beschikken om bepaalde doelen te bereiken en het zoeken naar omgevingen die ons sterker maken. = doelen en verwachtingen blijven cultiveren door: * gerichte aandacht geven * inspanningen leveren * tijd maken en tijd investeren * gebruik van vaardigheden * nieuwe vaardigheden aanleren * succesvolle leeftijdsgenoten als model nemen * zichzelf motiveren tot zelfontwikkeling

44 COMPENSATIE = verwerven van nieuwe op doelen gerichte
interne en externe middelen bij het verlies van doelrelevante middelen of contextveranderingen = de gevolgen van verlies aan middelen en veranderingen in de levensomstandigheden opvangen door: * verhoogde inspanningen leveren * meer tijd investeren * ongebruikte vaardigheden en mogelijkheden activeren * modellen van compensatie nabootsen * technische hulpmiddelen gebruiken * beroep doen op hulp en bijstand in de omgeving

45 LEVENSLOOPPERSPECTIEF
een visie op de levenslange winst-verlies dynamiek in zake het aanpassingsvermogen het onderscheid tussen drie ontwikkelingsdoelen: groei, behoud en verliesregulatie de erkenning van drie basisontwikkelingsprocessen: selectie, optimalisatie en compensatie LEVENSLOOPPERSPECTIEF

46 Paul Baltes (1987) formuleerde ook nog andere proposities
die karakteristiek zijn voor de benadering van de ontwikkeling en het ouder worden in levenslooppsychologische perspectief.

47 De ontogenetische (in de levensloop van het individu gesitueerde) ontwikkeling is een levenslang proces. Er vindt ontwikkeling plaats in elke leeftijdsperiode. De ene leeftijd is in dit opzicht niet belangrijker dan de andere.

48 In de levensloop treden er veranderingen op in de dynamiek tussen biologie en cultuur. Biologisch gezien is de mens niet uitgerust voor een blijvende aanpassing aan de verwachtingen en doelen gecreëerd binnen de cultuur. Het leven is eindig, uiteindelijk faalt de aanpassing, de dood is onvermijdelijk. Hoe ouder iemand wordt hoe groter de nood aan ondersteuning van de aanpassing vanuit de cultuur (medicatie, ondersteunende contexten, zingeving).

49 Biologie en cultuur De voordelen van de evolutionaire selectie
nemen af met de leeftijd. De behoefte aan cultuur neemt toe met de leeftijd. De effectiviteit van de cultuur neemt af met de leeftijd.

50 De ontwikkeling is gekenmerkt door grote intra-individuele plasticiteit. De mens kan door gerichte inspanningen altijd in een of ander opzicht veranderen, de grenzen van zijn kennis, begripsvermogen en vaardigheden verleggen. Levenslooppsychologen zijn geïnteresseerd in de leeftijdgebonden positieve en negatieve veranderingen van deze grenzen.

51 Effect 5 à 6 trainingssessies op de vloeiende intelligentie
(P. Baltes)

52 De ontogenetische ontwikkeling gebeurt in een historisch-culturele context die zelf verandert. Als de culturele condities veranderen verandert ook het verloop van de ontogenetische ontwikkeling. Voor levenslooppsychologen is deze contextualistische benadering essentieel.

53 DE DUBBELE FOCUS VAN HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN
studie van functies en attributen (geheugen, intelligentie, reactiesnelheid, zien, horen, persoonlijkheidstrekken, ….) studie van de hele persoon / het individu in zijn totaliteit

54 Cross-sectioneel onderzoek
Intelligentie-ontwikkeling (Jones & Kaplan, 1945)

55 Longitudinaal onderzoek (metingen om de 7 jaar)
Intelligentie-ontwikkeling (Schaie & Strother, 1968)

56 Longitudinaal onderzoek
Intelligentie-ontwikkeling (Eisendorfer & Wilkie, 1973)

57 Longitudinaal onderzoek
Intelligentie-ontwikkeling (Eisendorfer & Wilkie, 1973)

58 function-centered life-span theory
EXAMPLES: Language Social Intelligence Crystallized Memory Problem Solving (symbols, figures) Fluid Intelligence as Cultural Knowledge Intelligence as Basic Information Processing Performance ca. 25 ca. 70 Age function-centered life-span theory model psychometrische intelligentie volgens Cattell & Horn PRAGMATICS MECHANICS Alfons Marcoen

59 MECHANIEK EN PRAGMATIEK van de INTELLIGENTIE (Baltes)
Basisinformatieverwerking inhoudsarm universeel biologisch genetische aanleg MECHANIEK Verworven kennis PRAGMATIEK inhoudsrijk cultuurafhankelijk op basis van ervaring

60 Mechaniek en pragmatiek van de intelligentie
Werkgeheugen Wijsheid

61 Mechaniek van de intelligentie
hardware biologisch verankerd genetische aanleg vloeiende intelligentie (logisch redeneren – verbanden leggen – classificeren) cognitie-als-cognitie (zuiver denken) snelheid is essentieel belangrijk op jongere leeftijd neemt af met de leeftijd

62 Geheugenprestaties van jonge en niet-demente bejaarde patiënten

63

64 Pragmatiek van de intelligentie
software verworven door ervaring gekristalliseerde intelligentie cognitie in dienst van de aanpassing (toegepast denken) de inschatting van de situatie is essentieel cultureel verankerd toenemend belangrijk in de levensloop wordt stabiel of neemt toe

65 Pragmatiek van de intelligentie
NORMATIEVE PRAGMATISCHE KENNIS * algemene culturele kennis * verbale vaardigheden * rekenvaardigheden * wereldkennis SCHOLING interindividuele verschillen in gekristalliseerde vaardigheden NEURONALE OVERDETERMINATIE minder leeftijdgebonden achteruitgang

66 Pragmatiek van de intelligentie
PERSOONSPECIFIEKE PRAGMATISCHE KENNIS * afgesplitst van de normatieve kennis komt voort uit: ~ een combinatie van experiëntiële settings ~ persoonlijkheidskenmerken ~ motivatie ~ cognitieve capaciteiten * moeilijk te testen (specifieke deskundigheid)

67 MECHANIEK en PRAGMATIEK
pragmatische kennis (expertise) in een specifiek domein verhindert niet de achteruitgang van de mechaniek er is wel transfer mogelijk van het ene pragmatisch kennisdomein naar een ander Bijvoorbeeld: (1) ingenieurs met vooral ervaring in planningstaken versus ingenieurs met vooral expertise in probleemoplossingstaken passen zich beter aan aan de pensionering omdat ze meer ervaring hebben met onduidelijk gestructureerde taken; (2) lange ervaring met complexe werkinhoud bevordert flexibiliteit in denken pragmatische kennis binnen een specifiek domein kan de effecten van de achteruitgang in de mechaniek van de cognitie compenseren (niet ongedaan maken)

68 Verminderd risico op cognitieve aftakeling in de ouderdom (Schaie, 1994)
afwezigheid van cardiovasculaire en andere chronische ziekten leven in een gunstig milieu (bv. hoge SES) substantiële betrokkenheid op activiteiten die typisch zijn voor een complex en intellectueel stimulerend milieu een flexibele persoonlijkheidsstijl op middelbare leeftijd en soepelheid in motorisch-cognitieve taken

69 Verminderd risico op cognitieve aftakeling in de ouderdom (Schaie, 1994)
getrouwd zijn met iemand met een hoog intellectueel niveau het behoud van een hoog niveau van perceptuele informatieverwerking tevreden zijn met zijn leven in de middelbare leeftijd en vroege ouderdom

70 DE DUBBELE FOCUS VAN HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN
studie van functies en attributen (geheugen, intelligentie, reactiesnelheid, zien, horen, persoonlijkheidstrekken, ….) studie van de hele persoon / het individu in zijn totaliteit


Download ppt "Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven"

Verwante presentaties


Ads door Google