De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Centraal Examen 2012 Nederlands dinsdag 15 mei

Verwante presentaties


Presentatie over: "Centraal Examen 2012 Nederlands dinsdag 15 mei"— Transcript van de presentatie:

1 Centraal Examen 2012 Nederlands dinsdag 15 mei

2 Het Centraal Examen Nederlands voor 5 havo
bestaat uit twee onderdelen: Tekstverklaren Samenvatten

3 Tekstverklaren Beantwoord een vraag kort en bondig. Lees de vraag en het antwoord nog eens door om te controleren of je echt wel antwoord op de vraag hebt gegeven. Beperk je antwoord tot datgene wat wordt gevraagd. Als er een reden gevraagd wordt en je geeft er meer, telt alleen de eerste reden.

4 Vraag je tijdens het lezen af wat het doel van de schrijver is: informeren, overtuigen of activeren.
Er wordt vaak naar het tekst- of schrijfdoel gevraagd. Bovendien, een schrijver die probeert te overtuigen schrijft anders dan één die alleen maar informeert. Bij overtuigen is het belangrijk op de argumenten te letten. Ook daar wordt veel naar gevraagd.

5 Bij sommige vragen staat in hoeveel woorden je maximaal moet antwoorden. Houd je daaraan, anders ben je punten kwijt. Bij citeren de eerste 2 en de laatste 2 woorden opschrijven. Noteer ook de regelnummers. Dit hoeven niet hele zinnen te zijn, het kunnen ook stukjes zin zijn, dit is het geval als er gevraagd wordt naar een “zinsgedeelte”.

6 Let op de functie van verbindingswoorden zoals maar, daardoor, omdat, enz. Ze geven tegenstellingen, oorzaken, gevolgen, redenen, enz aan. Lees als je tijd hebt aan het eind als je tijd hebt de vragen en de antwoorden die je gekozen hebt een keer door.

7 Je moet goed lezen wat er van je verwacht wordt en daar niet van afwijken. Als er twee argumenten voor een stelling gevraagd worden, moet je er geen drie geven. Als je iets in je eigen woorden moet opschrijven, moet je niet citeren.

8 De meeste antwoorden op de vragen bij de tekst kun je vinden als je weet wat kernzinnen zijn en als je weet waar je ze vindt. Daarom even een zeer belangrijk stukje theorie. In de meeste teksten zijn de kernzinnen van alinea’s eenvoudig te ontdekken. Het is meestal de eerste of tweede zin. Vaak ook staan ze aan het einde en is het de laatste of voorlaatste zin van de alinea. Een voorbeeld: (zin 1) De voetbalwedstrijd was erg slecht. (zin 2) Er was niet één sterspeler aanwezig. (zin 3) En de speelstijl was knudde. (zin 4) Ze verdedigden alleen maar.

9 Van deze alinea kun je het volgende schema maken:
zin 1 = kernzin zin 2 = aanvullende zin (oorzaak 1) zin 3 = aanvullende zin (oorzaak 2) zin 4 = aanvullende zin (uitbreiding/toelichting oorzaak 2) Zin 2, 3 en 4 zijn ondergeschikt aan zin 1. Ze geven een aanvulling, een uitbreiding of een toelichting. Kernzinnen zijn nooit ondergeschikt. Je kunt een kernzin ook vaak herkennen aan het feit dat er iets beweerd wordt in die zin. In dit geval is dat ook zo. Er wordt beweerd dat de voetbalwedstrijd erg slecht was. Een kernzin kan nooit een vraagzin zijn. Het antwoord op die vraagzin is vaak wel de kernzin van de alinea. Op de vraag “waarom vond de verslaggever zijn avondje uit bij voetbalclub X niet leuk?” is het antwoord dus: ‘De voetbalwedstrijd was erg slecht.’

10 Als er om een verschil gevraagd wordt, bedenk dan dat een verschil altijd uit twee elementen bestaat. Vaak komen we volgende redeneringen tegen: “wat is het verschil tussen de mening van mijnheer A en mijnheer B?” antwoord: “Mijnheer B vindt dat de Betuwelijn niet aangelegd moet worden.” Dit antwoord is dus niet goed, want nu heb je geen verschil aangegeven. Je hebt namelijk niet verteld wat mijnheer A vindt. Dat mijnheer A zal vinden dat die lijn wel aangelegd moet worden, is wel redelijk logisch, maar dat moet je er expliciet bijzetten.

11 Voor meerkeuzevragen geldt een iets andere aanpak.
Scan de tekst, kijk naar titel, eventueel een vetgedrukte inleiding, bronvermelding, plaatjes, enz. Ga na wat je zelf al van het onderwerp weet. Door je eigen kennis te gebruiken stel je je beter in op de tekst. Gebruik de ELZA methode om de tekst te lezen (eerste en laatste zin van de alinea). Lees daarna alinea na alinea door aan de hand van de examenvragen. Let extra op de eerste en laatste zinnen van de alinea. Hierin staat vaak de belangrijkste informatie. Lees altijd eerst alleen de vraag en probeer dan eerst zelf het antwoord te formuleren. Kijk welk meerkeuze- antwoord het meest overreenkomt met jouw antwoord.

12 De geleide samenvatting
Bij het eindexamen moet je een geleide samenvatting maken. In de opdracht wordt dan aangegeven welke aandachtspunten je moet opnemen. In de samenvatting moet je geen andere aandachtspunten opnemen ook als jij denkt dat ze wel tot de hoofdzaken behoren.

13 Hoe ga je te werk? Maak van de aandachtspunten vragen. Lees vervolgens de tekst intensief en onderstreep de antwoorden op de vragen (liefst met verschillende kleuren markeerstift). Schrijf de antwoorden uit. Controleer je samenvatting op formulering (gebruik geen telegramstijl) en spelling en tel het aantal woorden. Schrijf je samenvatting in het net.

14 Stel je voor dat je een tekst over zinloos geweld leest en één van de aandachtspunten is: de oorzaak van zinloos geweld volgens persoon X. Je maakt hier dan een vraag van: Wat is volgens persoon X de oorzaak van zinloos geweld? Het antwoord op deze vraag zoek je op in de tekst. Daar staat bijvoorbeeld een citaat van X: ‘De gewelddadige films die tegenwoordig op televisie te zien zijn, zijn de oorzaak van al het zinloze geweld dat ons kwelt.’ Nu je het antwoord op de vraag hebt, kun je dit als volgt opschrijven: ‘Volgens X zijn de gewelddadige films die tegenwoordig op televisie te zien de oorzaak van zinloos geweld’ (je verwerkt dus zowel de vraag als het antwoord op deze vraag in je samenvatting). Zo werk je alle aandachtspunten af en als je klaar bent heb je je samenvatting.

15 Let hier nog wel even goed op:
Let hier nog wel even goed op: *Gebruik niet meer woorden dan toegestaan is. Een overschrijding van 10% is toegestaan (dus als je een samenvatting van 180 woorden moet maken, mag je er maximaal 198 gebruiken). Ga je over het maximum heen, dan kost dat je punten. *Zorg voor een correcte spelling. *Maak volledige zinnen (dus geen telegramstijl).

16 *Neem geen dingen in je samenvatting op waar niet expliciet naar gevraagd wordt, ook niet als je zelf denkt dat het belangrijk is. Als er bijvoorbeeld in de tekst staat dat persoon Y computerspelletjes als oorzaak voor zinloos geweld aanwijst, maar er staat niet in de aandachtspunten dat je dat in je samenvatting moet verwerken, dan doe je dat ook niet. En andersom: zorg dat alle aandachtspunten die genoemd worden ook echt in je samenvatting terugkomen! *Schrijf je samenvatting eerst in het klad. Dan kun je woorden tellen en als je te veel woorden hebt nog wat dingen veranderen. Zorg wel dat je genoeg tijd overhoudt om je samenvatting nog in het net te schrijven!

17 Je bent pas klaar als je het woord ‘Einde’ bent tegengekomen.

18

19 Functies van tekstdelen/alinea’s · Aanbeveling: op eind van artikel meestal een goede raad of advies · Aanleiding: de omstandigheid die de schrijver tot schrijven dreef · Afweging: voor- en nadelen worden afgewogen, een keuze wordt gemaakt · Argument: aangegeven wordt waarom de schrijver iets vindt · Beantwoording: antwoord op een eerder gestelde vraag · Begripsomschrijving: nauwkeurige uitleg van begrip (definitie) · Beoordeling: positief of negatief oordeel over onderwerp · Bewering: mening, evt. onderbouwd met standpunten, komt naar voren · Bewijs(voering): juistheid van bewering of stelling aangetoond met feiten · Conclusie: gevolgtrekking door voorgaande · Definitie: nauwkeurige beschrijving van bepaalde, eerder genoemde term · Doelstelling: aangegeven wordt wat bereikt wil worden

20 · Gevolgen: de gevolgen die door verschijnsel gebeurd zijn worden beschreven · Hypothese: iets wat nog bewezen moet worden wordt verondersteld · Karakterisering: de voornaamste kenmerken van verschijnsel worden gegeven · Ontkenning: de juistheid van een bewering wordt ontkend · Oorzaak: de reden van waarom iets is geworden wat het is geworden · Oplossing: oplossing voor probleem wordt gegeven · Opsomming: reeks van argumenten, voorbeelden etc. op een rijtje · Probleemstelling: probleem dat besproken wordt, wordt onder woorden gebracht · Samenvatting: het belangrijkste van tekst kort besproken · Stelling: mening van schrijver, ondersteunt door argumenten

21 · Tegenstelling: aangegeven wordt dat een bepaald feit tegenover een ander staat · Tegenwerping: bezwaar wordt gemaakt tegen een andere bewering of argumentatie · Theorie: wetenschappelijke uitleg die van praktijk losstaat · Toepassing: hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt gebracht · Uitwerking: algemene stelling of theorie in detail uitgewerkt · Verklaring: hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan · Verslag van onderzoek: de resultaten van een onderzoek weergegeven · Voorbeelden: een bewering verduidelijkt met voorbeelden of verschijnsels · Voorwaarde: een eis waaraan voldoen moet worden voordat rest kan gebeuren · Vraagstelling: de hoofdvraag, die later in de tekst beantwoord zal worden · Weerlegging: de aantoning dat een bewering of argumentatie fout is

22 Signaalwoorden ook = opsomming maar = tegenstelling daardoor = oorzaak-gevolg want = reden/verklaring door middel van = doel-middel denk je bij aan = toelichting net als = vergelijking als = voorwaarde dan ook = conclusie kortom = samenvatting echter = tegenstelling bovendien = opsomming door = oorzaak-gevolg omdat = reden/verklaring

23 met de bedoeling om = doel-middel
bijvoorbeeld = toelichting dus = conclusie indien = voorwaarde samenvattend = samenvatting daarom = reden-verklaring verder = opsomming daarentegen = tegenstelling waarom = reden/verklaring doordat = oorzaak-gevolg zo = toelichting zo ook = vergelijking mits = voorwaarde aldus = conclusie evenals = vergelijking

24 tenzij = voorwaarde hieruit volgt = conclusie alles bij elkaar genomen = samenvatting stel dat = voorwaarde eveneens = vergelijking waardoor = oorzaak-gevolg in tegenstelling tot = tegenstelling zodat = oorzaak-gevolg te danken aan = oorzaak-gevolg dan = opsomming om kort te gaan = samenvatting eenzelfde = vergelijking dat komt voor bij = toelichting vervolgens = opsomming te wijten aan = oorzaak-gevolg

25 daarnaast = opsomming hetzelfde als = vergelijking het gevolg van = oorzaak-gevolg ten eerste = opsomming concluderend = conclusie in vergelijking met = vergelijking met behulp van = doel-middel namelijk = reden/verklaring ten gevolge van = oorzaak-gevolg daar staat tegenover dat = tegenstelling vergeleken met = vergelijking ter illustratie = toelichting immers = reden/verklaring

26


Download ppt "Centraal Examen 2012 Nederlands dinsdag 15 mei"

Verwante presentaties


Ads door Google