De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Onderzoeksvraag, Hypothese en Alternatieve hypothesen.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Onderzoeksvraag, Hypothese en Alternatieve hypothesen."— Transcript van de presentatie:

1 Onderzoeksvraag, Hypothese en Alternatieve hypothesen

2 Relatieproblemen leiden vaakst tot moord en doodslag België in staart EU-peloton ondanks stijging cijfers Vorig jaar kwamen in België 191 personen om het leven door moord en doodslag. Dat waren er achttien meer dan in 1998. De grootste stijging deed zich voor in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, zo leren de cijfers van het Nationaal Bureau Moordzaken (NBM) van de gerechtelijke politie. Brussel (Eigen berichtgeving) Er wordt nog altijd meer doodgeslagen (zonder voorbedachten rade) dan gemoord (120 tegenover 56). Dat maakt een totaal van 176. Het verschil met de 191 zit hem in het feit dat het eerste cijfer enkel betrekking heeft op het aantal dossiers. Daarin is soms sprake van verscheidene doden. Gekeken naar het totaal waren dat vaker mannen dan vrouwen (116 tegenover 75) en in beperkte mate minderjarigen (23). De meeste slachtoffers bezaten de Belgische nationaliteit (130). Marokkanen kwamen op de tweede plaats (10), Joegoslaven op de derde (9), Albanezen, Italianen en Turken op de vierde (6) en Fransen op de vijfde (5). In de meeste dossiers lag het motief voor de moorden en doodslagen in de relationele sfeer (78). Daarna kwamen ruzies (30), criminele activiteiten (27), diefstallen (22), seksueel geweld (4) en noodweer (3). Het vaakst gebruikte(n) de dader(s) een vuurwapen (75). In mindere mate werd gekozen voor steek- en snijwapens (45), wurging (23), slagen met de hand (16) of met een stomp voorwerp (3). Van alle daders beroofden 20 (18 mannen en 2 vrouwen) zich onmiddellijk na de feiten van het leven. Een dader pleegde zelfmoord toen hij drie maanden na de feiten achter de tralies belandde. Het gerechtelijk arrondissement Brussel (met de meeste inwoners) had in 1999 wat betreft moord en doodslag de meeste dossiers (36). Dat waren er twee meer dan het jaar voordien, wat een moorddadigheidsgraad oplevert van 2,38 procent oftewel 2,3 slachtoffers op 100.000 inwoners. In het arrondissement Antwerpen bedroeg die graad drie. Die stad noteerde vorig jaar de grootste stijging wat betreft dossiers (28 tegenover 19 in 1998). Dat cijfer lijkt hoog, maar valt mee als je kijkt naar het aantal inwoners (920.000). De arrondissementen Luik en Charleroi kwamen met respectievelijk 620.000 en 570.000 zielen in verhouding uit op een veel hoger aantal moordzaken (16 en 15). Nochtans waren dat er minder dan in 1998 (respectievelijk 18 en 17). Op basis van de cijfers constateert het Nationaal Bureau Moordzaken van de GP in 1999 een lichte stijging van het aantal moorden en doodslagen in België. Dat bestempelen als een trend gaat volgens Alain de Proft te ver. ”Voor het afleiden van een tendens moet je de cijfers bekijken over een periode van minstens tien jaar.” Dat kan het NBM niet, omdat het pas twee jaar bestaat en de cijfers bijhoudt. Vergeleken met de rest van Europa scoort België volgens hem niet slecht. ”We zitten nog altijd in de staart van het peloton. Minder moorden en doodslagen dan bij ons kan bijna niet.” (CN) De Morgen, 9/2/2000.

3 Causaliteit - Alternatieve Modellen? … In de meeste dossiers lag het motief voor de moorden en doodslagen in de relationele sfeer (78). Daarna kwamen ruzies (30), criminele activiteiten (27), diefstallen (22), seksueel geweld (4) en noodweer (3). Het vaakst gebruikte(n) de dader(s) een vuurwapen (75). In mindere mate werd gekozen voor steek- en snijwapens (45), wurging (23), slagen met de hand (16) of met een stomp voorwerp (3). Van alle daders beroofden 20 (18 mannen en 2 vrouwen) zich onmiddellijk na de feiten van het leven. Een dader pleegde zelfmoord toen hij drie maanden na de feiten achter de tralies belandde.... Relatieproblemen leiden vaakst tot moord en doodslag (DM 9/2/2000)

4 Causale interpretatie terecht? Eind januari viel in Turkije het eerste slachtoffer. Een jonge beursmakelaar schoot zich op een afgelegen plaats een kogel door het hoofd. Het onderzoek wees uit dat hij zelfmoord pleegde omdat hij failliet was. En, zo bleek ook nog, in de auto stak een cassette van de Turkse zanger Murat Kekilli. Zijn grote hit, met de veelzeggende titel ’Deze avond zal ik sterven’, zou nu al 36 mensen tot zelfmoord hebben gedreven. ” Zowel videoclip als het lied zelf nodigen niet meteen uit tot een lachbui. Murat Kekilli (30) loopt in een lange zwarte leren jas door de stromende regen, zijn gezicht half verborgen achter zijn zwarte, schouderlange haren. De blik in zijn ogen is zwaarmoedig. Zijn geliefde is net uitgehuwelijkt aan een ander. ”Ik zal sterven deze avond, niemand zal mij kunnen tegenhouden”, zingt hij, het hoofd geheven richting hemel. Loeiende gitaar- solo’s weerklinken. ”Zelfs jij niet... Ik zal deze avond sterven, enkel voor jou. Zelfs de dood zal me niet begrijpen,” Thuisgekomen gooit de doornatte Murat Kekilli zijn gitaar het raam uit en springt hij het instrument achterna. Turkse zanger Kekilli bedolven onder kritiek na grote ‘zelfmoordhit’ (extract uit DM 10/2/2000)

5 Hooggeschoolde kiest vaker voor seriële monogamie (DM 7/12/1999) Veilig vrijen staat haaks op wat partners in een relatie belangrijk vinden. Jongere en hoger opgeleide mensen kiezen steeds vaker voor seriële monogamie en er is nood aan een ’rollendoorbrekend jongensbeleid’. Dat zijn zowat de belangrijkste conclusies uit de millenniumeditie van het jaarboek Seksualiteit, relaties en geboortenregeling van het CGSO Trefpunt (Centrum voor geboortenregeling en seksuele opvoeding), dat gisteren werd gepresenteerd. Brussel Belga / Eigen berichtgeving Het Jaarboek laat drie auteurs aan het woord die het afgelopen jaar een belangrijke bijdrage leverden tot het wetenschappelijke onderzoek naar seks en relaties in Vlaanderen. Zo pleit Ann Buysse, doctor in de psychologie aan de Gentse universiteit, er in het boek voor om aidspreventie een plaats te geven binnen de seksuele gezondheidszorg. Uit haar studie bleek dat de meerderheid van de ondervraagden seksualiteit ziet binnen een relatie. En in een relatie staan, zo kon ze vaststellen, trouw, intimiteit en exclusiviteit voorop. Veilig vrijen echter impliceert nu net afstand, geen honderd procent vertrouwen en geen exclusiviteit. Om te vermijden dat condoomgebruik het vertrouwen in de relatie zou ondermijnen, vrijen heel wat mensen niet veilig, zo constateert Buysse. ”Tot nu toe was aidspreventie vooral gericht op het technische hoe en waarom van condoomgebruik. Als we het aidsrisico kennen en we weten hoe ons ertegen te beschermen, dan is het probleem opgelost, was daarbij vaak de redenering. Maar op die manier wordt aidspreventie losgekoppeld van wat in een relatie belangrijk gevonden wordt”, besluit Buysse. Aline Bauwens is als licentiate criminologie verbonden aan de universiteit van Antwerpen. Zij onderzocht of we nog altijd geloven in een grote liefde voor het hele leven. Als dat het geval is, spreekt ze van een romantische visie. Een scheiding wordt dan gezien als een mislukking. De andere mogelijkheid is die van de seriële monogamie. De relatie is daarbij niet langer voor het leven maar zolang het goed gaat. Er is telkens maar een partner in een bepaalde periode, maar er zijn er wel meerdere na elkaar. Negenenveertig procent van de door Bauwens onderzochte mensen behoort tot de romantische groep, 46 procent kiest voor de seriële monogamie. Onder die laatste groep bevinden zich vooral hoger geschoolde en meestal ook jonge mensen. De groep romantici bestaat voornamelijk uit lager geschoolden en ouderen. De overige 5 procent zag polygamie als ideale levensvorm. Volgens Barbara Demeyer, sociologe aan de universiteit van Leuven, is er dringend nood aan een gelijke kansen beleid dat ook op jongens is gericht. Zij onderzocht een groep sociaal achtergestelde jongens van ongeveer 16 jaar. In die groep leven de seksestereotiepe denkbeelden nog sterk door. Volgens Demeyer is er dan ook nood aan ”voorbeeldmannen”, die zich minder blind staren op hun traditionele rol van ’kostwinner’ maar een aantal taken in het huishouden actiever op zich willen nemen. Verder zouden ook jongens moeten aangespoord worden om geen stereotiepe beroepskeuze te maken, zo zegt ze. Beroepen in de zorgsector worden door die groep jongens nog al te vaak als minderwaardig aangezien. Behalve de vermelde drie artikels bevat het ’Jaarboek 2000’ nog een aantal verfrissende bijdragen. Een kort verhaal van Erwin Mortier bijvoorbeeld, en de schriftelijke neerslag van een gesprek met Paul Verhaeghe over liefde in tijden van eenzaamheid. De discussie over ’seks op 14’ wordt even heropend met een bijdrage van kinderrechtencommissaris Ankie Vandekerckhove over het moeilijke evenwicht tussen rechten en bescherming van minderjarigen. (JPM) Het CGSO Jaarboek (238 p.) is verkrijgbaar bij CGSO Trefpunt, Meersstraat 138b. 9000 Gent. Tel. 09/221.07.22. Het kost 695 frank.

6 Veilig vrijen (extract uit DM 7/12/1999) … Zo pleit Ann Buysse, doctor in de psychologie aan de Gentse universiteit, er in het boek voor om aidspreventie een plaats te geven binnen de seksuele gezondheidszorg. Uit haar studie bleek dat de meerderheid van de ondervraagden seksualiteit ziet binnen een relatie. En in een relatie staan, zo kon ze vaststellen, trouw, intimiteit en exclusiviteit voorop. Veilig vrijen echter impliceert nu net afstand, geen honderd procent vertrouwen en geen exclusiviteit. Om te vermijden dat condoomgebruik het vertrouwen in de relatie zou ondermijnen, vrijen heel wat mensen niet veilig, zo constateert Buysse. ”Tot nu toe was aidspreventie vooral gericht op het technische hoe en waarom van condoomgebruik. Als we het aidsrisico kennen en we weten hoe ons ertegen te beschermen, dan is het probleem opgelost, was daarbij vaak de redenering. Maar op die manier wordt aidspreventie losgekoppeld van wat in een relatie belangrijk gevonden wordt”, besluit Buysse.

7 Relaties (extract uit DM 7/12/1999) Aline Bauwens is als licentiate criminologie verbonden aan de universiteit van Antwerpen. Zij onderzocht of we nog altijd geloven in een grote liefde voor het hele leven. Als dat het geval is, spreekt ze van een romantische visie. Een scheiding wordt dan gezien als een mislukking. De andere mogelijkheid is die van de seriële monogamie. De relatie is daarbij niet langer voor het leven maar zolang het goed gaat. Er is telkens maar een partner in een bepaalde periode, maar er zijn er wel meerdere na elkaar. Negenenveertig procent van de door Bauwens onderzochte mensen behoort tot de romantische groep, 46 procent kiest voor de seriële monogamie. Onder die laatste groep bevinden zich vooral hoger geschoolde en meestal ook jonge mensen. De groep romantici bestaat voornamelijk uit lager geschoolden en ouderen. De overige 5 procent zag polygamie als ideale levensvorm.

8 Seksestereotiepe Denkbeelden (Extract uit DM 7/12/1999) Volgens Barbara Demeyer, sociologe aan de universiteit van Leuven, is er dringend nood aan een gelijke kansen beleid dat ook op jongens is gericht. Zij onderzocht een groep sociaal achtergestelde jongens van ongeveer 16 jaar. In die groep leven de seksestereotiepe denkbeelden nog sterk door. Volgens Demeyer is er dan ook nood aan ”voorbeeldmannen”, die zich minder blind staren op hun traditionele rol van ’kostwinner’ maar een aantal taken in het huishouden actiever op zich willen nemen. Verder zouden ook jongens moeten aangespoord worden om geen stereotiepe beroepskeuze te maken, zo zegt ze. Beroepen in de zorgsector worden door die groep jongens nog al te vaak als minderwaardig aangezien.

9 Psychological Abstracts – Voorbeeld 1 3366S. Martin, Roy P, Wisenbaker, Joseph A Huttonen, Matti O (U Georgia, Dept of Educational Psychology, Athens, GA) Nausea during pregnancy Relation to early childhood temperament and behavior problems at twelve years. Journal of Abnormal Child Psychology, 1999(Aug), Vol 27(4), 323 – 329. Associations between maternal nausea during pregnancy and child behavioral outcomes were investigated in a large birth cohort. The mothers participating in this study all gave birth between 1975 – 76 while the birth cohort was tested at several stages of life 5 – 7 mo, 5 yrs, and 12 yrs old. Generally 2 nd and 3 rd -trimester nausea were more predictive of child outcomes than 1 st -trimester nausea. Children whose mothers reported nausea in middle or late pregnancy had lower sensory thresholds and higher levels of activity and emotional intensity in infancy and were reported to be lower in task persistence at age 5. At age 12, these children were viewed by teachers as more careless with their schoolwork and as having more attentional and learning problems.

10 33616. Gudmundsdottir, Helga R. (McGill U, Montreal, PQ, Canada) Children’s auditory discrimination of simultaneous melodies. Journal of Research in Music Education, 1999(Sum), Vol 47(2), 101– 110. – Examined 1st, 3rd, and 5th graders’ ability to hear and identify 2 simultaneous melodies. Two familiar melodies and one unfamiliar melody were used as the stimuli, with pairs of simultaneous melodies presented in different register and timbre combinations. The children were asked to press specially labeled keys on a computer keyboard to indicate which song(s) they heard. The older children identified 2 simultaneous melodies faster and more accurately than the younger ones did. While 70% of the 1st graders reported hearing 2 melodies and identified them with 75% accuracy, more than 95% of the 5th graders reported hearing 2 melodies and identified them with 97% accuracy. Children who correctly identified 2 simultaneous melodies identified the melody in the upper register 1st significantly more often than the one in the lower register. However, when the melodies were played with contrasting timbres (trumpet and piano), they tended to identify the trumpet melody before they identified the piano melody regardless of register. Children who could only identify 1 melody tended to focus on the upper melody when the timbre was the same in both registers, but when the melodies were played with contrasting timbres, they attended to the trumpet melody regardless of register. Psychological Abstracts – Voorbeeld 2

11 Attributie van arousal Schachter en Singer (1962) stelden reeds dat wanneer mensen fysiologisch opgewonden geraken door een bepaalde stimulus hun emotionele respons voor een andere stimulus versterkt. Deze stelling werd reeds toegepast op “romantische liefde” en “sexuele aantrekking”. Bijvoorbeeld, net zoals Romeo en Julia voelen bepaalde koppels zich nog extra tot mekaar aangetrokken als ze opgewonden geraken door de bemoeienissen van hun ouders (Driscall, Davis & Lipetz, 1972). Onderzoekers stellen dat mogelijk de verhoogde arousal opgewekt door een externe bron foutief geattribueerd wordt aan een extra uitgesproken romantische attractie tov de partner. Dutton & Aron (1972) onderzoechten deze hypothese in verscheidene studies waarin ze nagingen of deelnemers arousal opgewekt door angst verkeerdelijk zouden attribueren aan verhoogde sexuele opwinding gericht naar iemand van het andere geslacht. Hypothese en doel van het onderzoek? Variabelen? Hoe onafhankelijke variabele controleren, hoe afhankelijke variabele meten? Welke steekproef zou je gebruiken?


Download ppt "Onderzoeksvraag, Hypothese en Alternatieve hypothesen."

Verwante presentaties


Ads door Google