De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

H2 Politieke stromingen

Verwante presentaties


Presentatie over: "H2 Politieke stromingen"— Transcript van de presentatie:

1 H2 Politieke stromingen 1848-1919
Hoe heeft het Nederlandse bestuurssysteem zich ontwikkeld tussen ?

2 2.1 Het liberale tijdperk deelvraag: Hoe werkte het parlementaire stelsel tussen 1848 en 1919?
Door grondwetswijziging van 1848 was de macht van het parlement veel groter geworden en dus ook het debat dat in de Tweede Kamer werd gevoerd Kenmerken debat: Rustig en met rationele argumenten proberen je tegenstander te overtuigen Algemeen belang voorop dus je niet laten beinvloeden door kiezers, persoonlijke belangen of groepsbelangen

3 Hoe zag Tweede Kamer eruit?
Geen politieke partijen; alleen tegenstelling liberaal/ conservatief Kamerleden vertegenwoordigden rijke burgerij→ weinig tegenstellingen Censuskiesrecht; alleen stemrecht voor mannen die een bepaalde belastingsom betaalden

4 Districtenstelsel; verkiezingen tot 1917
Nederland was onderverdeeld in districten Elk district mocht 1 kamerlid afvaardigen naar Den- Haag. Landelijke partijen bestonden niet

5 Rond 1870 veranderingen in Nederlandse Politiek
Ontstaan industriële samenleving ‘Gewone’ man steeds belangrijker Roep om uitbreiding kiesrecht Eisen inspraak in bestuur Ontstaan politieke partijen

6 Politieke stromingen Katholieken Liberalen conservatieven
antirevolutionairen

7 2.2 De confessionelen Hoe ontstonden de confessionele politieke stromingen?
Een confessionele partij is een partij die zich baseert op het geloof In dit geval gaat het dus om het ontstaan van protestante en katholieke partijen

8 De Protestanten: antirevolutionaire partij (ARP)
De antirevolutionairen waren tegen de Verlichting en de Franse revolutie. De mens moest zich ondergeschikt maken aan God. De bijbel moest het richtsnoer zijn van zijn doen en laten, ook in de politiek Kuyper wilde opkomen voor de gewone gelovigen, de ‘kleine luyden’ Abraham Kuyper

9 Soevereiniteit in eigen kring
GOD God is oppermachtig, soeverein Onderwijs Kerk S A M E N L V I G Gezin Bedrijfsleven de staat mag zich niet met ‘kringen’ bemoeien→ soevereiniteit in eigen kring.

10 Schoolstrijd begint Grondwet van 1848
Vrijheid van onderwijs staat in de grondwet van 1848→ antirevolutionairen richten eigen scholen op→ bijzondere scholen Probleem: overheid betaalt alleen openbaar ondewijs Schoolstrijd begint Confessionelen willen dat ook hun scholen worden betaald door de overheid

11 1879 oprichting Antirevolutionaire Partij (ARP)
Om schoolstrijd te kunnen winnen was het volgens Kuyper nodig om ook buiten het parlement zijn aanhangers te verenigen→ oprichten eigen krant eigen universiteit eigen kerk (de gereformeerde kerk) eigen partij

12 Katholieken Katholieken in 19e eeuw nog altijd achtergestelde positie ondanks de vrijheid van godsdienst. Gewantrouwd door protestanten: De Opstand in de 16e eeuw als protest tegen katholieke geloof en katholieke koning Katholieken moeten luisteren naar paus→ zijn het eigenlijk wel goede Nederlanders?

13 Katholieken Weinig katholieken in het bestuur Meerderheid van de Nederlanders keek neer op de katholieke minderheid In de Tweede kamer werkten katholieken altijd samen met liberalen omdat die voor de vrijheid van godsdienst waren. Maar de liberalen werden steeds feller antigodsdienst dus zochten de katholieken samenwerking met de protestanten

14 schoolstrijd Liberalen: Confessionelen: Elk kind recht op onderwijs
→ staat moet zorgen voor goed onderwijs. Onderwijs moet neutraal godsdienstig gegeven worden,ongeacht afkomst Elk kind welkom Confessionelen: In de grondwet staat vrijheid van onderwijs dat betekent dat ouders het recht hebben om hun kinderen naar een school te sturen die past bij hun geloof. De staat moet ook die scholen financieren.

15 Organisatie van katholieken
Schaepman wilde net als Kuyper de gewone gelovigen organiseren Zorgen dat katholieke arbeiders niet overlopen naar socialisten of liberalen→ eigen katholieke organisaties oprichten Herman Schaepman

16 Ideologie Staat moet zich niet teveel bemoeien met samenleving
Samenleving moet zoveel mogelijk zelf regelen→ subsidiariteitsbeginsel; Staat moet alleen maatschappelijke organisaties helpen (subsidium) wanneer dat nodig is

17 2.3 De socialisten Hoe ontstond de socialistische politieke stroming?

18 De sociale kwestie Wat te doen aan de slechte
leefomstandigheden van de arbeiders? Overheid moet ingrijpen Niets doen of Liberalen Socialisten/ communisten

19 Socialisme/ communisme
Marx

20 Ideologie socialisme/communisme
Arbeiders worden uitgebuit in het kapitalisme→ armen zullen steeds armer worden en er zullen steeds meer armen komen Ontstaat een klassenstrijd tussen bezittende klasse (bourgeoisie) en de armen (proletariërs)

21 Arbeiders zullen de macht grijpen door middel van een revolutie!
Na de revolutie komen alle fabrieken en andere productiemiddelen in handen van de staat. Er komt een klassenloze samenleving zonder uitbuiting en armoede.

22 Partijvorming in Nederland
1881 Domela Nieuwenhuis richt Sociaal Democratische Bond op In 1887 wordt Domela Nieuwenhuis veroordeelt voor majesteitschennis. Hij heeft een pamflet geschreven met als titel ‘Uit het leven van koning Gorilla’ dat gaat over koning Willem III In 1888 wordt Domela Nieuwenhuis als eerste socialistisch kamerlid gekozen in de Tweede Kamer maar omdat hij alleen is kan hij weinig voor elkaar krijgen→ de SDB besluit niet meer aan verkiezingen deel te nemen en wordt steeds radicaler→Domela wordt zelfs anarchist

23 Omdat de SDB steeds radicaler wordt, stappen een aantal socialisten uit de partij en richten een nieuwe partij op 1894 oprichting Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) De SDAP wil via het parlement geleidelijke verbeteringen voor de arbeiders→ het reformisme Reformisten geloven nog steeds in de eindoverwinning van de arbeiders na de klassenstrijd maar tot die tijd moest gewerkt worden aan de verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders Troelstra

24 Neem het volgende schema over en vul het in
Ideologie Partij Partijleider Ideeën aanhang Protestanten ARP (1879) Kuyper Dia 8, 9 Gereformeerden, kleine burgerij, verzuild Katholieken RKSP (1904) Schaepman Dia 16 RK, door alle lagen Socialisten SDB (1881) SDAP (1894) Domela Nieuwenhuis Troelstra Dia 22 Dia 23 Arbeiders, radicale intellectuelen arbeiders Liberalen Liberale Unie (1895) Geen echte eenheidspartij o.a. Tak van Poortvliet Sterk gericht op algemeen belang. Nachtwakerstaat Welgestelde burgerij


Download ppt "H2 Politieke stromingen"

Verwante presentaties


Ads door Google