De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 2: geld en ruil

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 2: geld en ruil"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 2: geld en ruil

2 Ons geld De euro Sms ff bondige clips: de eurolanden
Welke landen zitten in de euro Antwoord in de film: 2012: de eerste 10 jaar van eurobiljetten

3 GELD: DEFINITIE Geld is enig object dat in een bepaald land of binnen een groep algemeen wordt aanvaard als betaling voor goederen en diensten Dus Lets zijn ook geld

4 GELD: nominaal en intrinsiek
Nominale waarde: waarde die op de munt of het biljet staat Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal waarvan munt of blijet is gemaakt.

5 Voorwaarden voor geld Waaraan moet geld voldoen om als geld te kunnen dienen: Moeilijk na te maken Niet bederfelijk Veel waarde per gewicht (voor transport) Iedereen wil het graag hebben

6 GELD: CHARTAAL EN GIRAAL
Chartaal geld: kun je vasthouden: munten en biljetten Giraal geld: staat op je bankrekening We betalen steeds meer giraal 85% van het geld is giraal

7 GELD: DRIE FUNCTIES Ruilmiddel: je gebruikt geld om dingen te kopen
Spaarmiddel: je zet geld op een spaarrekening om iets voor later te hebben en/of voor de rente Rekenmiddel: je kunt de waarde van iets uitdrukken in geld

8 Transactiekosten Kosten die je maakt of inspanningen die je doet bij het kopen of verkopen van goederen of diensten. Transactiekosten: tijd en geld

9 Transactiekosten Bij het kopen van een auto Transactiekosten:
Zoeken op internet Garages bezoeken Proefrit maken Onderhandelen over de prijs Kenteken overzetten.

10 Opdrachten Opdracht 2.9 en 2.10 Je koopt een nieuwe smartphone
Noem minstens vier soorten transactiekosten bij de aanschaf van een nieuwe smartphone. Licht elke soort toe. Stel dat er geen geld meer is en je kunt de smartphone alleen verkrijgen door te ruilen. Leg uit dat de afwezigheid van geld de transactiekosten verhoogt bij het aanschaffen van een smartphone

11 Arbeidsdeling Arbeidsdeling: arbeidsproces verdelen in verschillende taken. Mensen kunnen zich specialiseren en toeleggen op een taak. Iedereen doet waarin hij of zij goed in is. Voorbeeld: op school: taken zijn verdeeld tussen verschillende docenten, directie, administratie, zorg, bibliotheek, concierge etc

12 Arbeidsproductiviteit
Door arbeidsdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit Arbeidsproductiviteit: productie per persoon per tijdseenheid Arbeidsproductiviteit: belangrijk economisch begrip We zijn rijk omdat onze arbeidsproductiviteit hoog is.

13 Arbeidsproductiviteit
Onze arbeidsproductiviteit kan stijgen door: Betere en snellere machines Goed opgeleide werknemers Specialisatie En dan een filmpje…Frank economie: uitleg arbeidsproductiviteit…….

14 Arbeidsdeling in huishouden
Over de taak luiers verschonen doet Josje 3 uur en Joris 6 uur. Joris is dus twee keer zo langzaam. Bij stofzuigen is Joris 1,5 zo langzaam. Josje Joris Joris langzamer dan Josje Luiers verschonen 3 6 100% stofzuigen 2 50% totaal 5 9 80%

15 Uitleg Josje is in beide taken sneller dan Joris. Ze heeft voor elke taak een absoluut voordeel ten opzichte van Joris. Joris is in luiers verschonen twee keer zo langzaam als Josje en in stofzuigen maar 1,5 keer zo langzaam als Josje. Joris heeft daarom bij stofzuigen een comparatief of relatief voordeel t.o.v. luiers verschonen.

16 Arbeidsdeling in huishouden
Josje wil maximaal 4 uur in het huishouden besteden. Hoe gaan Josje en Joris de taken verdelen op een manier waarop ze samen zo weinig mogelijk tijd kwijt zijn aan het huishouden Als volgt:

17 Zo dus……… Josje Joris totaal Luiers verschonen 3 stofzuigen 1 1,5 2,5
stofzuigen 1 1,5 2,5 4 5,5

18 Uitleg Josje gaat dus de 1e drie uur besteden aan luiers verschonen omdat ze daarin relatief het snelst is (twee keer zo snel als Joris). Het laatste uur besteedt zij aan stofzuigen. Joris moet dan nog 1,5 uur stofzuigen.

19 Zo dus niet……… Josje Joris totaal Luiers verschonen 2 4 stofzuigen 6

20 Maken opdracht 2.11 en 2.12 Afronden als huiswerk

21 Vandaag Opdracht taakverdeling Opdrachten 2.11 en 2.12 maken
In tweetallen Tweetallen gaan naast elkaar zitten.

22 Tweetallen 1 Jeff Tycho 2 Berend Julia 3 Miriam Luka 4 Ovide Timo 5
Lisa Luc 6 Katrijn Nando 7 Sanne Pam 8 Pascalle Robin 9 Mathilde Isa

23 Opdracht Tuin: Taakverdeling
Maak de opdracht eerst alleen (10 minuten). Dan is het stil. Daarna bespreek je de uitkomsten met je buurman of – vrouw. Je verbetert indien nodig. Daarna bespreken we de opdracht klassikaal. Als je klaar bent, kun je opdracht 2.11 en 2.12 vast maken.

24 Oefensom Bert Joris totaal Spitten 2 3 5 Maaien 6 9 14

25 Oefensom Bert en Joris gaan in een tuin werken
Hoeveel procent is Joris in beide taken langzamer dan Bert Wie heeft een absoluut voordeel In welke taak heeft Joris een relatief voordeel Hoe gaan zijn de taken verdelen als ze beiden drie uur kwijt willen zijn? Hoe gaan ze de taken verdelen als Bert maar 2 uur in de tuin kan werken?

26 Oefensom Bert Joris Percentage Joris langzamer dan Bert Spitten 2 3
50% Maaien 6 100% totaal 5 9 80%

27 Oefenen Bert heeft in beide taken een absoluut voordeel
Joris heeft in spitten een relatief voordeel

28 Oefensom Bert Joris Percentage Joris langzamer dan Bert Spitten 3
Maaien totaal

29 Oefensom Bert Joris Spitten 3 Maaien 2 totaal 5

30 Oefensom In een koekjesfabriek werken 40 mensen. Die maken per jaar koekjes. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar en per maand?

31 Oefensom Per jaar: /40 = Per maand: /12 = 1.250

32 Oefensom De fabriek voert een aantal veranderingen door om de productie te verhogen naar koekjes per jaar. Zij heeft daar nog maar 35 mensen voor nodig. Met hoeveel procent is de arbeidsproductiviteit per maand gestegen Noem twee maatregelen waardoor de arbeidsproductiviteit gestegen kan zijn.

33 Oefensom /35 = 20.000/12 = 1.667 (1667 – 1250)/1250 x 100% =33,6% Nieuwe en snellere machines, scholing, meer arbeidsdeling en betere werksfeer


Download ppt "Hoofdstuk 2: geld en ruil"

Verwante presentaties


Ads door Google