De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Welkom Voorganger: br. <I. van Apeldoorn> Organist: br. <naam organist> Eventuele opmerkingen kunt u melden bij de leden van het BeamTeam: Derk Rouwhorst,

Verwante presentaties


Presentatie over: "Welkom Voorganger: br. <I. van Apeldoorn> Organist: br. <naam organist> Eventuele opmerkingen kunt u melden bij de leden van het BeamTeam: Derk Rouwhorst,"— Transcript van de presentatie:

1 Welkom Voorganger: br. <I. van Apeldoorn> Organist: br. <naam organist> Eventuele opmerkingen kunt u melden bij de leden van het BeamTeam: Derk Rouwhorst, Dennis Smit, Oebele Spriensma en Pieter Wiltjer De Bijbelteksten die worden geprojecteerd, zijn ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Mededelingen of aankondigingen op de beamer? Voor vrijdag uur mailen naar:

2

3 Gezang 175b Votum en zegengroet
On - ze hulp is in de naam van de HE - RE, die he - mel en aar - de ge - maakt heeft. A - men.

4

5 Psalm 138: 1, 2 1 Ik zal met heel mijn hart uw eer
bezingen, HEER, / U dank bewijzen. Al staan de goden om mij heen, HEER, U alleen, / U blijf ik prijzen. Ik buig mij naar uw tempel neer, uw naam en eer / zal ik verhogen. Uw trouw en goedertierenheid zal ik verblijd / met psalmen loven.

6 Psalm 138: 1, 2 2 Want U hebt om uw grote naam,
gestand gedaan / wat stond geschreven. U hebt mijn ziel op haar gebed verhoord, gered, / haar kracht gegeven. De koningen der aarde, HEER, gaan U hun eer / en lof bewijzen En om de waarheid van uw woord, door hen gehoord, / uw grootheid prijzen.

7

8 Psalm 138: 3, 4 3 Zij breken in gejubel uit
en roemen luid / des HEREN wegen, want groot is 's HEREN heerlijkheid, zijn majesteit, / zijn trouw en zegen. Hij slaat, al troont Hij nog zo hoog, op hen het oog, / die needrig knielen, maar uit de verte ziet Hij aan de dwaze waan / van trotse zielen.

9 Psalm 138: 3, 4 4 Als ik, omringd door tegenspoed,
bezwijken moet, / schenkt U mij leven. Hoe ook de toorn mijns vijands brandt, uw rechterhand / zal redding geven. De HERE is getrouw en sterk, Hij zal zijn werk / voor mij voleinden. Verlaat niet wat uw hand begon, o levensbron, / wil bijstand zenden.

10

11 Gezang 157: 1-4 Melodie 1: 1 Vader, vol van vrees en schaamte
buigen wij voor U. Heel uw werk, door ons vertreden, klaagt ons, mensheid aan bij U. Melodie 2: 2 Heer, ontferm U over ons die schuldig voor U staan. U bent onze God en Redder, neem ons in uw liefde aan.

12 Gezang 157: 1-4 Melodie 1: 3 Vader, in dit uur der waarheid
keren we ons tot U. O, vergeef ons, Heer, herstel ons, maak ons hart en leven nieuw. Melodie 2: 4 Vul ons met uw Heil'ge Geest, geef vuur en kracht steeds weer. Ieder zal uw macht aanschouwen, dat wij uw Naam verhogen, Heer. Coda: Dat wij uw Naam verhogen, Heer.

13

14 Gezang 39:1, 2 refrein: Als je bidt zal hij je geven.
Als je klopt aan de deur zal hij open doen. Als je zoekt dan zul je `t vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja. 1 Als je de Vader vraagt om `n brood, geeft hij je zeker nooit een steen. Al je gebeden klein of groot, heus, Hij vergeet er niet één.

15 Gezang 39: 1, 2 refrein: Als je bidt zal hij je geven.
Als je klopt aan de deur zal hij open doen. Als je zoekt dan zul je `t vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja. 2 Als je mijn Vader iets wilt vragen, vraag in mijn naam, ik zal het doen. Ik ben met je alle dagen. Ik ben dezelfde als toen.

16 Gezang 39: 1, 2 refrein: Als je bidt zal hij je geven.
Als je klopt aan de deur zal hij open doen. Als je zoekt dan zul je `t vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja.

17

18 Lezen Johannes 6: 1-51 Het teken van het brood
1 Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel het Meer van Tiberias genoemd). 2 Een grote menigte mensen volgde hem, omdat ze gezien hadden welke wondertekenen hij bij zieken deed. 3 Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten. 4 Het was kort voor het Joodse pesachfeest.

19 Lezen Johannes 6: 1-51 5 Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ 6 Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’ 8 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei:

20 Lezen Johannes 6: 1-51 9 ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ 10 Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’

21 Lezen Johannes 6: 1-51 13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. 14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.’ 15 Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen. 16 Bij het vallen van de avond daalden zijn leerlingen af naar het meer;

22 Lezen Johannes 6: 1-51 17 ze stapten in een boot en zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en Jezus was nog niet naar hen toe gekomen. 18 Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. 19 Toen ze vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen ze plotseling Jezus over het meer lopen; hij was dicht bij de boot en ze werden bang. 20 Maar hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ 21 Ze wilden hem aan boord nemen, maar meteen kwam de boot aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.

23 Lezen Johannes 6: 1-51 22 De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren. 23 Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de Heer het dankgebed had uitgesproken. 24 Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om hem te zoeken.

24 Lezen Johannes 6: 1-51 25 Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ 26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’

25 Lezen Johannes 6: 1-51 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus. 30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? 31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel.

26 Lezen Johannes 6: 1-51 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. 36 Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. 37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen,

27 Lezen Johannes 6: 1-51 38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. 39 Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. 40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’

28 Lezen Johannes 6: 1-51 41 De Joden begonnen te protesteren omdat hij zei dat hij het brood was dat uit de hemel was neergedaald. 42 ‘Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder zijn? Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?’ 43 Jezus zei: ‘Ik hoor u bezwaren maken. 44 Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt, en ik zal hem op de laatste dag tot leven wekken.

29 Lezen Johannes 6: 1-51 45 Het staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem leert komt bij mij. 46 Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft – alleen hij die van God komt, heeft hem gezien. 47 Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood dat leven geeft. 49 Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. 50 Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet.

30 Lezen Johannes 6: 1-51 51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’

31

32 Psalm 105: 19 19 God gaf op wonderbare wijze
brood uit de hemel hun tot spijze. Hij spleet de rots door Mozes' hand: het water stroomde door het zand. God dacht aan Abraham, zijn knecht, aan 't heilig woord hem toegezegd.

33

34 Tekst Johannes 6: 26-35 26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.

35 Tekst Johannes 6: 26-35 30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? 31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel.

36 Tekst Johannes 6: 26-35 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.

37

38 Preek

39

40 Gezang 57: 1-3 1 Ik ben het levensbrood, Ik red je van de hongersnood.
Zo heeft de Heer gesproken. Hij heeft het brood gebroken. Zijn lichaam is het brood, zegt Hij, dat deelt Hij uit aan jou en mij. 2 Ik ben het echte brood, wie eet zal opstaan uit de dood. Wie Mij gelooft, zegt Jezus, is bij het feest aanwezig. Ik ben het brood waarvan je leeft, dat leven aan de wereld geeft.

41 Gezang 57: 1-3 3 Dit brood zal nooit vergaan,
het blijft, het komt bij God vandaan. Heer Jezus, wij geloven in U, het brood van boven. Nu hebben wij geen honger meer en nooit meer dorst door onze Heer.

42

43 Diaconie speciaal & Rente en Aflossing
Collecte Diaconie speciaal & Rente en Aflossing

44

45 Gezang 145:1- 4 1 Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Naam,
die U ons noemt door sterren, zon en maan Hemel en aarde spreken wijd en zijd, tonen het wonder van uw heerlijkheid.

46 Gezang 145:1- 4 2 Heer, onze God, die aard' en hemel schiep,
zeeën en land met macht te voorschijn riep, wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt en ons uw heerlijkheid en luister schenkt?

47 Gezang 145:1- 4 3 U komt ons, Heer, in Christus tegemoet.
U geeft ons Heer, verlossing door zijn bloed. U roept ons, mensen, in uw heerlijkheid: leven om Jezus' wil in eeuwigheid!

48 Gezang 145:1- 4 4 Daarom zal, Heer, ons lied een loflied zijn,
dat in ons zingt met eindeloos refrein Prijzend uw liefde, heffen wij het aan: Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Naam!

49

50 Gezang 182d Amen A - men, a - men, a - men.

51


Download ppt "Welkom Voorganger: br. <I. van Apeldoorn> Organist: br. <naam organist> Eventuele opmerkingen kunt u melden bij de leden van het BeamTeam: Derk Rouwhorst,"

Verwante presentaties


Ads door Google