De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN & CRUCIALE KWESTIES

Verwante presentaties


Presentatie over: "FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN & CRUCIALE KWESTIES"— Transcript van de presentatie:

1 FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN & CRUCIALE KWESTIES

2 COLLEGES I. In de schaduw van de Verlichting. Sporen zoeken.
III. Pragmatisme en solidariteit. Tragedies en emoties. Het publiek gebruik van de rede. VI. Religie in de 21ste eeuw.

3 I. IN DE SCHADUW VAN VERLICHTING

4 FILOSOFIE NA AUSCHWITZ
Wat betekent de Holocaust voor de filosofie? IDENTITEIT EN VERSCHIL Hoe ziet de diagnose van de huidige samenleving eruit? FLESSENPOST Welke betekenis heeft de moderne kunst?

5 I. FILOSOFIE NA AUSCHWITZ

6 FRANKFURTER SCHULE ‘Institut für Sozialforschung’ > in 1924 opgericht door Felix Weil. Aanvankelijk onderzoek naar de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Sinds pakweg 1933 onderzoek naar de sociaal-economische, psychologische en culturele factoren die verklaren waarom individuen zich onderwerpen aan autoritaire regimes.

7 EEN INTERDISCIPLINAIR ONDERZOEKSPROGRAMMA
Vooronderstelling: alleen via interdisciplinair onderzoek laat zich het autoritarisme onderzoek. Bekendste leden van de Frankfurter Schule: Max Horkheimer, Erich Fromm, Herbert Marcuse, Walter Benjamin en Theodor W. Adorno.

8 CLAIMS VAN EEN KRITISCHE THEORIE
1. Cognitieve claim: een adequate analyse van de samenleving. 2. Normatieve claim: een juist oordeel over de samenleving. 3. Emancipatorische claim: een bijdrage leveren aan het beëindigen van situaties waarin mensen onderdrukt, veracht en gemarginaliseerd worden. 4. Zelfreflexieve claim: met dezelfde ogen waarmee naar derden wordt gekeken kritisch naar zichzelf kijken.

9 TRADITIONELE THEORIE KRITISCHE THEORIE
1. Empirisch onderzoek ten behoeve van het toetsen van hypothesen. 1. Empirisch onderzoek ten behoeve van het toetsen van hypothesen en het veranderen van situaties waarin mensen onderdrukt en gemarginaliseerd worden. 2. Dichotomie tussen wetenschap en samenleving. 2. Wetenschap maakt deel uit van de samenleving. 3. Waardevrije wetenschap. 3. Waardevrije wetenschap is onmogelijk.

10 MAX HORKHEIMER (1895-1973) Belangrijke werken:
Dämerung [onder het pseudoniem Heinrich Regius] (1934). Autorität und Familie (1936). Traditionelle und kritische Theorie (1937). Eclipse of Reason (1947). Dialektik der Aufklarung [ samen met Adorno] (1947). Zur Kritik der instrumentellen Vernunft (1967).

11 ERICH FROMM (1900-1980) Belangrijke werken:
Escape from Freedom (1945). The Art of Loving (1956). The Anatomy of Human Destructiveness (1973).

12 HERBERT MARCUSE (1898-1979) Belangrijke werken:
Eros and Civilisation (1955). The One Dimensional Man (1964). Repressive Tolerance (1965).

13 WALTER BENJAMIN ( ) Der Begriff der Kunstkritik in der deutschen Romantik (1920). Ursprung des deutschen Trauerspiels (1928). Einbahnstraße (1928). Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit (1936). Über den Begriff der Geschichte (1939 [postuum verschenen]). Das Passagen-Werk ( [onvoltooid en postuum verschenen]).

14 KRITIEK OP HET VOORUITGANGSGELOOF
Wie zich rekenschap geeft van het geleden leed, kan niet de stelling onderschrijven dat de geschiedenis zich kenmerkt door vooruitgang. De Eerste Wereldoorlog heeft laten zien dat moderne technologieën worden ingezet om mensen te vermoorden. Technologische ontwikkelingen zijn dus niet per se de motor van vooruitgang (omschreven in termen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit).

15 ANGELUS NOVUS "Er bestaat een schilderij van Paul Klee, dat Angelus Novus heet. Er staat een engel op afgebeeld die zo te zien op het punt staat zich te verwijderen van iets waar het zijn blik strak op gericht houdt. Zijn ogen en zijn mond zijn opengesperd, hij heeft zijn vleugels gespreid. Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Zijn gelaat is naar het verleden gewend. Waar wij een reeks gebeurtenissen waarnemen, ziet hij één enkele catastrofe en daarin wordt zonder enig respijt puinhoop op puinhoop gestapeld, die hem voor de voeten geworpen wordt. De engel zou wel willen blijven, de doden tot leven wekken en de brokstukken weer tot een geheel maken. Maar zijn vleugels vangen de wind die uit het paradijs waait, een storm die zo hard is dat hij ze niet kan sluiten. Deze storm stuwt hem onweerstaanbaar voort, de toekomst in die hij de rug heeft toegekeerd, terwijl de stapel puin vóór hem tot aan de hemel groeit. Deze storm is wat wij vooruitgang noemen." Walter Benjamin

16 POLITIEK VAN DE HERINNERING
Het vooruitgangsgeloof pareren door een politiek van herinnering. Centrale vraag: welke verantwoordelijkheid hebben we ten opzichte van het geleden leed? ‘Eingedenken’ > zich verplaatsen in de positie van degenen die hebben geleden aan onderdrukking, verachting en marginalisering. De cultuurfilosofie behoort zelfreflexief te zijn: “Dem Kulturkritiker paßt die Kultur nicht, der einzig er das Unbehagen an ihr verdankt.” (Adorno)

17 EEN CULTUURHISTORISCHE CESUUR
Benjamin was het slachtoffer van het regime dat leidde tot Auschwitz. Voor Arendt en veel andere filosofen vormt Auschwitz een cesuur in de geschiedenis. Arendt: “ In weniger als sechs Jahren zerstörte Deutschland das moralische Gefüge der westlichen Welt (…).” Als concrete plaats waar gruweldaden plaatsvonden en als symbool voor de Shoah staat Auschwitz voor het verlies aan vertrouwen in de mensheid. ‘Nooit weer Auschwitz’ was een van de belangrijkste redenen voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948).

18 DE PARADOX VAN DE FRANKFURTER SCHULE
De kritische maatschappijtheorie van de Frankfurter Schule kenmerkt zich door een interessante paradox: zij houdt vast aan het Verlichtingsproject en heeft tegelijkertijd de meest radicale kritiek erop geformuleerd. Dat maakt ze ook interessant voor zogenaamde postmoderne filosofen, zij het dat zij een streep halen door het Verlichtingsproject. Voor de Frankfurter Schule houdt het Verlichtingsproject in dat de belofte van individueel geluk en een vrije maatschappij nastrevenswaardige doelen zijn.

19 HET VERLICHTINGSPROJECT
Het Verlichtingsproject is een veelomvattend project. De bekendste omschrijving ervan is van Immanuel Kant > ‘Was ist Aufklärung?’ (1784). “Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander. Men heeft deze onmondigheid aan zichzelf te wijten, wanneer de oorzaak ervan niet in een gebrek aan verstand, maar in een gebrek aan vastberadenheid en moed ligt, zich van zijn verstand zonder de leiding van een ander te bedienen. Sapere aude. Heb de moed, je van je eigen verstand te bedienen! Is derhalve de zinspreuk van de Verlichting!”

20 THEODOR W. ADORNO (1903-1969) Korte biografie:
Geboren: 11 september 1903 in Frankfurt am Main. : studie filosofie en musicologie in Frankfurt. 1924: promotie over Husserl. 1925: studie compositieleer in Wenen. 1931: Habilitationsschrift over Kierkegaard. : privaatdocent filosofie. 1934: verlaat Duitsland. 1937: trouwt Margarethe Karplus. 1949: terugkeer naar Duitsland. 1959: wordt directeur van het Institut für Sozialforschung. 1961: debat met Karl Popper over het positivisme. Dood: 6 augustus 1969.

21 BELANGRIJKE WERKEN Dialektik der Aufklärung. Philosophische Fragmente [samen met Max Horkheimer (1947). Philosophie der neuen Musik (1949). The Authoritarian Personality [samen met andere onderzoekers] (1950). Minima Moralia (1951). Prismen. Kulturkritik und Gesellschaft (1955). Negative Dialektik (1966). Ästhetische Theorie (1970).

22 OMSLAAN IN HET TEGENDEEL
De openingszin van ‘Dialektik der Aufklärung’ komt overeen met een van de openingszinnen van ‘Contrat social’ (1762) van Rousseau. Rousseau: “De mens wordt vrij geboren, en is alom geketend. Diegene die zich heer en meester over anderen waant, is uiteindelijk meer slaaf dan zij.” Horkheimer en Adorno: “Vanouds heeft Verlichting, in de meest omvattende zin van voortschrijdend denken, het doel nagestreefd, bij de mensen de vrees weg te nemen en hen als heer en meester te laten optreden. Maar de volledig verlichte aarde straalt in het teken van triomferend onheil.” De Verlichting is keer op keer in zijn tegendeel omgeslagen: mythologie.

23 FILOSOFIE VAN DE GESCHIEDENIS
Centrale these van ‘Dialektik der Aufklärung’ : de Verlichting heeft zich tegen zichzelf gekeerd. Adorno en Horkheimer tonen dat de mythe niet plaats heeft gemaakt voor de rede, zoals de Verlichtings-denkers hoopten. Volgens Adorno en Horkheimer begint de Verlichting niet pas in de 17e eeuw. De Griekse oudheid, zo toont het leven van Odysseus, kenmerkt zich al door de verwevenheid van mythe en rede.

24 ODYSSEUS EN DE SIRENEN Door gebruik te maken van de rede weet Odysseus mythische krachten te overwinnen. Mythische krachten > Sirenen die met hun zangkunst voorbijvarende schippers verleiden en uiteindelijk vermoorden. Rede > de list om de manschappen was in de oren te stoppen en zichzelf aan de mast te laten vastbinden. Door deze list weet Odysseus weliswaar het leven van zichzelf en zijn manschappen te redden, maar onderdrukt hij zijn innerlijke natuur (volledige lustbevrediging) en zijn manschappen (geen enkele lustbevrediging).

25 VAN KLASSENSTRIJD NAAR NATUURBEHEERSING
Marx: de geschiedenis kenmerkt zich door een klassenstrijd. Horkheimer en Adorno: de geschiedenis kenmerkt zich door toenemende natuurbeheersing. Natuurbeheersing kent twee kanten: 1. Beheersing van de uiterlijke natuur. 2. Beheersing van de innerlijke natuur. De door Marxisten onderstreepte heerschappij van mensen over mensen is een bijzonder geval van de heerschappij over de natuur.

26 SADISME EN ZELFDISCIPLINERING
Horkheimer en Adorno wijzen op de overeenkomsten tussen Immanuel Kant en Marquis de Sade. De door de rede gestuurde zelfbeheersing waarop de verachting van al het zintuiglijke van de moraal van Kant stoelt, vertoont parallellen met de op berekening gebaseerde lustbevrediging van De Sades hedonisme. De instrumentele houding ten opzichte van het denken (Kant) is het spiegelbeeld van die ten opzichte van het lichaam (Sade). Terwijl het Kantiaanse subject zich moet onderwerpen aan morele principes, moet het subject van De Sade zich onderwerpen aan het principe de lustbevrediging te maximaliseren. Geen plaats voor de ware moraal en het ware genot.

27 BARBARIJ Benjamin vormde voor Adorno een niet te onderschatten inspiratiebron. Exemplarisch daarvoor is Benjamin’s zevende these uit ‘Über den Begriff der Geschichte’: “Es ist niemals ein Dokument der Kultur, ohne zugleich ein solches der Barbarei zu sein.” Adorno en Horkheimer proberen in ‘Dialektik der Aufklärung’ een antwoord te formuleren op de vraag “warum die Menschheit, anstatt in einen wahrhaft menschlichen Zustand einzutreten, in eine neue Art von Barbarei versinkt.”

28 EEN VERSCHEURDE WERELD
Machtsuitoefening krijgt steeds meer totalitaire vormen, wordt alomvattend. Belangrijke vraag: hoe als filosoof rekenschap geven van het daardoor geïnduceerde lijden? Adorno: niet door een filosofie die de status quo bevestigt, maar door radicale kritiek. Object van kritiek: onder meer allerlei vormen van autoriteitsgehorigheid (gezien als het ondermijnen van het Verlichtingsproject).

29 AUTORITARISME ‘The Authoritarian Personality’ is een onderdeel van een groter onderzoeksprogramma: ‘Studies in Prejudice’. Centrale vraag: hoe te verklaren dat mensen autoritaire regimes ondersteunen? F-scale > een schaal om te meten in hoeverre mensen een autoriteitsgehorige karakterstructuur hebben. Autoritarisme > affirmatieve, onkritische houding ten opzicht van autoriteiten die tot de ‘ingroup’ behoren; niet ‘nee!’ durven zeggen als anderen in koor ‘ja!’ roepen.

30 PEDAGOGIEK NA AUSCHWITZ
Adorno: “Die Forderung, daß Auschwitz nicht noch einmal sei, ist die allererste an Erziehung”. Hoe voedt men mensen op tot tolerante burgers? Onderwijs > moet zich niet alleen richten op het leren van rekenen en taal. De instituties van een democratische rechtsstaat vormen daarvoor de basis.

31 II. IDENTITEIT EN VERSCHIL

32 CATEGORISCHE IMPERATIEVEN
Auschwitz vormt het epicentrum van Adorno’s cultuurfilosofie. Dit blijkt uit het categorisch imperatief dat hij in navolging van Kant en Marx formuleert. Kant > “Handel alleen volgens de maxime waarvan u tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.” Marx > “alle Verhältnisse umzuwerfen, in denen der Mensch ein erniedrigtes, ein geknechtetes, ein verlassenes, ein verächtliches Wesen ist.” Adorno > “Hitler hat den Menschen im Stande ihrer Unfreiheit einen neuen kategorischen Imperativ augezwungen: ihr Denken und Handeln so einzurichten, daß Auschwitz nicht sich wiederhole, nichts Ähnliches geschehe.”

33 RADICALE KRITIEK Het door Adorno geformuleerde categorische imperatief impliceert dat kritiek radicaal behoort te zijn. Kritiek dient alleen de waarheid als ze compromisloos is. Machthebbers willen critici monddood maken door te stellen dat kritiek altijd gepaard zou moeten gaan met het aangeven van alternatieven. Adorno verzet zich tegen de gedachte dat kritiek constructief moet zijn. Kritische geluiden verliezen niets aan geldigheid indien ze niet gepaard gaan met constructieve geluiden.

34 DE TOTALITEIT DENKEN Een kritische maatschappijtheorie ontkomt er niet aan om een constructie van de totaliteit te maken: het geheel van de samenleving. Hegel > het individu wordt ondergeschikt gemaakt aan een constructie van de totaliteit > “das Wahre ist das Ganze.” Adorno: “Das Ganze ist das Unwahre.” Om zich hiervan rekenschap te geven richt de negatieve dialectiek zich tegen de hypostasering van het subject, het object en de relatie tussen beide. Subject en object laten zich niet vastpinnen, laat staan de relatie tussen beide voor eens en altijd gegeven is.

35 SUBJECT EN OBJECT Adorno is geïnspireerd door het dialectische denken van Hegel. Dialectiek > een manier van denken die duidelijk probeert te maken hoe de geschiedenis zich via tegenspraken ontwikkelt en wat mogelijk was reëel wordt. De geschiedenis wordt gekenmerkt door een proces waarbij subject en object zich weliswaar steeds meer van elkaar onderscheiden, maar ze toch nooit van elkaar gescheiden kunnen worden.

36 NEGATIEVE DIALECTIEK Adorno probeert met zijn negatieve dialectiek recht te doen aan het bijzondere van iets of iemand (wat een ding of een persoon anders maakt). Dat impliceert een kritiek op het identificerende denken. Het identificerende denken doet geen recht aan het bijzondere van iets of iemand, omdat het allerlei aspecten subsumeert onder een algemene noemer. Elk ding dat gedacht wordt kenmerkt zich door een immanente negativiteit: het is wat het is, omdat het zich negatief verhoudt ten opzichte van alles wat het niet is. Bepaalde negatie (‘bestimmte Negation’) > om iets te bepalen (vast te stellen) is het nodig duidelijk te maken wat datgene niet is.

37 HET NIET-IDENTIEKE Adorno keert zich in zijn filosofie tegen systeembouwers à la Hegel die alles onder een paraplu willen brengen waardoor onvoldoende rekenschap wordt gegeven van het niet-identitieke. Met zijn radicale kritiek ondermijnt hij vormen van denken die het bijzondere door het gebruik van algemene begrippen aan het gezicht onttrekt. Immanente kritiek > het object van de kritiek moet niet van buiten worden benaderd maar van binnen; zich ‘ver-diepen’ in culturele fenomenen en de vraag stellen waarom ze zijn zoals ze zijn en niet anders.

38 VOORRANG VAN HET OBJECT
Adorno wil met zijn filosofie ruimte creëren voor en aandacht schenken aan ervaringen waarbij het bijzondere van iets of iemand in volle glorie naar voren treedt. Dat kan door voorrang te schenken aan het object en door een meer aan subject. Voorrang van het object > zoveel mogelijk aandacht schenken aan alles wat aan mensen en dingen anders is en zich onttrekt aan de objectiveringen van een zelfgenoegzaam subject. Voortgedreven door de wil de natuur te beheersen zorgen allerlei vormen van reductionisme ervoor dat geen recht wordt gedaan aan het object.

39 EEN MEER AAN SUBJECT Adorno: “Philosophie ließe, wenn irgend, sich definieren als Anstrengung, zu sagen, wovon man nicht sprechen kann; dem Nichtidentischen zum Ausdruck zu helfen, während der Ausdruck es immer doch identifiziert.” Dit vergt ook een meer aan subject > recht doen aan het subject als een wezen dat haar megalomane soevereiniteitsfantasieën nooit en te nimmer kan realiseren; ruimte bieden aan de verdrongen innerlijke natuur en de zelfgenoegzaamheid laten varen. Het subject zou niet alleen aandacht moeten schenken aan het residu dat ontsnapt aan het identificerende denken, maar ook het besef moeten hebben dat de miskenning daarvan tot catastrofes leidt.

40 III. DE HOOP VAN DE HOPELOZEN

41 DE HOOP VAN DE HOPELOZEN
Filosofie als flessenpost: “Philosophie, die einmal überholt schien, erhält sich am Leben, weil der Augenblik ihrer Verwirklichung versäumt ward.” Adorno geeft uitdrukking aan de hoop van de hopelozen. “Philosophie, wie sie im Angesicht der Verzweiflung einzig noch zu verantworten ist, wäre der Versuch, alle dingen so zu betrachten, wie sie vom Standpunkt der Erlösung aus sich darstellten.” Verlossing: 1) individueel geluk en 2) maatschappelijke vrijheid. Desalniettemin: geen blauwdruk van de ideale samenleving.

42 OBJECT EN BRON Voor Adorno is de cultuur zowel het object als een bron van kritiek. Degenen die de cultuur kritiseren, moeten beseffen dat zij zelf deel uitmaken van het object van hun kritiek. Object van kritiek > cultuurindustrie. Bron van kritiek > avant-garde kunst. Adorno veronderstelt een onderscheid tussen hoge cultuur (avantgarde) en lage cultuur (cultuurindustrie).

43 HOGE CULTUUR LAGE CULTUUR Kunst (Picasso, etc.) Kitsch (de zigeunerin met de blote schouder, etc.) Literatuur (Joyce, etc.) Lectuur (Konsalik, etc.) Serieuze muziek (Schönberg, etc.) Popmuziek (Beatles, etc.)

44 CULTUURINDUSTRIE Voor Adorno en Horkheimer toont de cultuurindustrie hoe Verlichting is omgeslagen in een soort massabedrog. De cultuurindustrie kenmerkt zich door standardisering en pseudo-individualisering gericht op het maken van winst. Adorno spreekt liever niet over massacultuur, omdat het niet gaat om een door de massa voortgebrachte cultuur, maar om cultuur die massaal wordt geproduceerd. De cultuur verwordt tot een waar en fetisj: “Was man den Gebrauchswert in der Rezeption der Kulturgüter nennen könnte, wird durch de Tauschwert ersetzt, anstelle des Genusses tritt Dabeisein und Bescheidwissen, Presitgegewinn anstelle der Kennerschaft.”

45 VOORBIJ EEN AFFIRMATIEVE KUNST
Marcuse: kunst is affirmatief, omdat ze als een soort religie het maatschappelijke lijden en de daaraan ten grondslag liggende sociaal-economische ongelijkheden aan het oog onttrekt. De ideologiekritiek van Marcuse wijst erop dat kunst de status quo bevestigt in plaats van ertoe bijdraagt de samenleving te veranderen. In tegenstelling tot Adorno en Benjamin had Marcuse alleen de traditionele kunst in zijn achterhoofd en nauwelijks notie genomen van de moderne kunst. Omdat Adorno aandacht schonk aan de avant-garde in de kunst, besefte hij dat niet alle kunst affirmatief is.

46 EEN VERNIEUWING VAN DE MUZIKALE TAAL
Adorno’s filosofie van de nieuwe muziek > het streven naar een andere muzikale taal is uitdrukking geven aan een verlangen naar vrijheid en geluk. Contra het statisch worden (verstommen) van de muziek. Voorbeeld: Strawinsky versus Schönberg. Strawinsky > verloochent de negativiteit van zijn radicale composities (bijvoorbeeld L’histoire du soldat) door in zijn muzikale taal compromissen te sluiten. Schönberg > bezit de kracht van het vernieuwen.

47 EEN SCHERP OOR REGRESSIEF PROGRESSIEF De zwakte van het herinneren
De kracht van het vergeten Decoratief Expressief Verbloemen Ontbloten

48 ANTITHESE Wat voor de muziek geldt, is volgens Adorno exemplarisch voor de kunst in het algemeen. Ook kunst ontsluit de waarheid over de werkelijkheid. Kunst kan haar waarheidsfunctie alleen vervullen als ze relatief autonoom is. Adorno: kunst is de maatschappelijke antithese van de samenleving. Kunst houdt de belofte van geluk en vrijheid levend.

49 AVANT-GARDE KUNST De cultuurindustrie vormt een bedreiging voor de autonomie van de avant-garde kunst. Avant-garde (voorhoede) > dit uit de militaire wereld afkomstig begrip verwijst naar kunstenaars die experimenteren met nieuwe kunstvormen die zich radicaal onderscheiden van wat gangbaar (mainstream) is. In de kunst staat de avant-garde voor een creatieve en innovatieve elite die nieuwe wegen bewandelt en de massa de weg wijst.

50 LEVEN EN KUNST Adorno is positief over de avant-garde kunst in zoverre zij een waarheidswaarde heeft. Maar Adorno wijst echter een centrale gedachte van veel avant-garde kunstenaars af: de autonome kunst op te heffen door ze te integreren in het alledaagse leven. Adorno vindt dat kunst zo veel mogelijk autonoom moet blijven om haar waarheidswaarde te behouden, zodat wat ongezien is wordt gezien en wat ongehoord is wordt gehoord.

51 KUNST NA AUSCHWITZ Een van de meest controversiële uitspraken uit het oeuvre van Adorno luidt: “…nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch…” Adorno maakt duidelijk dat hij het schrijven van poëzie niet wil verbieden, maar vindt dat dichters (en alle kunstenaars) zich rekenschap moeten geven van de cesuur in de cultuur waarvoor Auschwitz staat. Na Auschwitz kan kunst niet dezelfde vorm aannemen als daarvoor, aldus Adorno. Kunstenaars moeten een nieuwe taal ontwikkelen. De dichtkunst van Paul Celan is een geslaagd voorbeeld van een taal die het onvatbare tracht te vatten.


Download ppt "FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN & CRUCIALE KWESTIES"

Verwante presentaties


Ads door Google