De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

FIlosofie Natuurfilosofen Sofisten, Socrates, Plato Stoa en Epicurisme Door: E. Mos-Burgers.

Verwante presentaties


Presentatie over: "FIlosofie Natuurfilosofen Sofisten, Socrates, Plato Stoa en Epicurisme Door: E. Mos-Burgers."— Transcript van de presentatie:

1 FIlosofie Natuurfilosofen Sofisten, Socrates, Plato Stoa en Epicurisme Door: E. Mos-Burgers

2

3 Griekenland is van nature maar voor een klein deel bewoonbaar.
De polis als eenheid Griekenland is van nature maar voor een klein deel bewoonbaar. Veel bergen barrière gemeenschappen die zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelden: ´stadstaten‘ , polis’ (meervoud: ‘poleis’); Bestuurd door kleine groep: oligarchie, aristocratie  één leider (monarchie), al dan niet bijgestaan door een adviesraad.  vanwege hun bezit de economische, militaire en politieke macht in handen hebben. De polis als eenheid Griekenland is van nature maar voor een klein deel bewoonbaar. Door de barrièrewerking van de vele bergen ontstonden er zo’n 750 gemeenschappen die zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelden. Wij spreken wel van ´stadstaten´. In het Grieks gebruikte men voor zo’n bestuurlijke eenheid het woord ‘polis’ (meervoud: ‘poleis’); wij gebruiken voor het bestuur van de samenleving het daarvan afgeleide begrip politiek. In zulke samenlevingen is de macht in handen van de mensen die de grond bezitten. De meeste poleis werden dan ook bestuurd door een kleine groep (oligarchie, aristocratie). Vaak ging het daarbij om één leider (monarchie), al dan niet bijgestaan door een adviesraad. Kenmerk van de machthebbers is dat zij vanwege hun bezit de economische, militaire en politieke macht in handen hebben.

4 Emigratie Rond 800 nam de omvang van de bevolking toe. Dit leidde in de eerste plaats tot veroveringen direct rond de polis. Zo hoorde op den duur een flink deel van de Peloponnesos bij de polis Sparta en heel Attica bij Athene. Maar de bevolkingsgroei leidde ook tot emigratie. Veel Grieken staken de Middellandse Zee over en vestigden zich op Sicilië, in Zuid-Italië, Zuid-Frankrijk en op de kusten van het huidige Turkije (de Grieken spraken van Ionië). Daar ontstonden nieuwe poleis (traditioneel ook wel aangeduid als ‘koloniën’), die natuurlijk contact onderhielden met de moedersteden. Over en weer werd handel gedreven tussen al deze poleis. Enerzijds verspreidde de Griekse cultuur zich zo over het Middellandse zeegebied. Anderzijds kwamen de Grieken in Ionië in aanraking met de culturen van Babylonië en Egypte en met de kennis die daar was vergaard.

5 Emigratie Rond 800 : bevolkingstoename  veroveringen direct rond de polis  bijv. deel van de Peloponnesos bij de polis Sparta  heel Attica bij Athene. emigratie: nieuwe poleis, ook wel ‘koloniën’ (hielden contact met moedersteden, handel)  Sicilië, in Zuid-Italië  Zuid-Frankrijk  op de kusten van het huidige Turkije (de Grieken spraken van Ionië). Griekse cultuur verspreidt zich zo over het Middellandse zeegebied. Grieken in Ionië in aanraking met andere culturen: Babylonië en Egypte

6 Zuid-Italië en Ionië ELEATEN IONISCHE NATUURFILOSOFEN

7 Mythologisch wereldbeeld
Hesiodus/Homerus Men dacht dat de aarde was omgeven door OCEANUS: een machtige watervloed die de bron van alle water en alle dingen was, zelfs de oorsprong van de goden. Helios (zon) en Selene (maan) stijgen op uit OCEANUS en dalen er weer in af. De aarde is voor een deel bedekt door de Middellandse zee. De hemel is een half bolvormig koperen gewelf. Boven het aardoppervlak: mist, daarboven ether. Direct onder het dodenrijk: de Hades. Onder de Hades de Chaos Daaronder: Tartarus (waar titanen gevangen worden gehouden.) De Tartarus is ook half bolvormig.

8 Natuurfilosofen Hoe zit de wereld in elkaar?
In Ionië begint het verhaal van de Griekse filosofie Eeuwenlang: toevlucht tot bovennatuurlijke verklaringen met goden en helden Grieken begonnen antwoord te zoeken op levensvragen ZONDER beroep op goden en bovennatuurlijke krachten _______________________________________________ de wereld is een geordend geheel (bijv. seizoenen en baan van planeten): κοσμος = ordening kosmologie: onderzoek naar alle mogelijke verschijnselen in het heelal Ionische natuurfilosofen (φυσις > φυσικοι) archè/oerstof/basisprincipe/constante 1) beginpunt (waar alles uit voorkomt) 2) leidend beginsel, principe (dat alles bestuurt) Natuurfilosofen In Ionië begint het verhaal van de Griekse filosofie. Eeuwenlang hadden mensen voor het beantwoorden van levensvragen hun toevlucht genomen tot bovennatuurlijke verklaringen, waarin goden en helden een grote rol speelden. Het waren Grieken die als eersten probeerden een antwoord te vinden door verklaringen te zoeken voor verschijnselen die ze waarnamen zonder een beroep te doen op bovennatuurlijke krachten.

9 Thales (600 vC) ‘Alles bestaat uit water’
Nieuw idee: veranderlijkheid (tegenover het idee van een constante natuur.) Thales en andere denkers: op zoek naar eenheid, een basisprincipe in de natuur  voor Thales water Alles is ontstaan uit water want: water kan alle vormen aannemen: gas, vloeistof en ijs Andere natuurfilosofen zochten naar een andere ‘oerstof’ Nieuw idee: veranderlijkheid (tegenover het idee van een constante natuur.) Thales en andere denkers: op zoek naar eenheid, een basisprincipe in de natuur  voor Thales water Alles is ontstaan uit water want: water kan alle vormen aannemen: gas, vloeistof en ijs Andere natuurfilosofen zochten naar een andere ‘oerstof’

10 Pythagoras ( vC) oerstof: getallen

11 Herakleitos (550 vC) ‘Alles verandert voortdurend’
Vuur = oerstof Vuur duidt op proces: alles in de natuur onderhevig aan verandering De veranderingen kennen 1 wetmatigheid: ze gaan over in hun tegendeel leven-dood dag-nacht Plato vat zijn theorie samen als: παντα ῥει, οὐδεν μενει (= alles stroomt, niets blijft) ‘filosoof van het worden ‘alles stroomt, alles is in beweging en niets blijft wat het was’

12 Parmenides (550) ‘Wat we zien is niet echt’
Tegenovergestelde van Herakleitos: ‘Alles wat kan veranderen, kan niet echt zijn’ het zijnde is en het niet-zijnde is niet De echte werkelijkheid = onvergankelijk, eeuwig onveranderlijk ondeelbaar Wat wij met onze zintuigen zien, voldoet niet aan deze eisen  dus wij zien niet de echte werkelijkheid.  echte werkelijkheid zien we pas door te denken. Filosoof van het zijn Het zijnde is eeuwig, want ontstaan en vergaan impliceren een overgang van niet-zijn naar zijn of omgekeerd; beide overgangen zijn onbestaanbaar en ondenkbaar. Het zijnde is niet alleen onvergankelijk maar ook onveranderlijk, want tussen zijn en niet zijn bestaat geen meer of minder

13

14 Raphael, De school van Athene (1510-1511), Rome : parmenides

15 Pythagoras, Parmenides, Herakleitos

16 Herakleitus

17 De jongere natuurfilosofen (vanaf helft 5e eeuw)

18 Oplossingen voor het dilemma: worden tegenover zijn
de jongere natuurfilosofen (vanaf helft vijfde eeuw) De werkelijkheid kent twee geheel verschillende aspecten: de veelheid (die voortdurend verandert): Heraclitus het constante (dat gelijk blijft): Parmenides

19 Empedocles (495-435 vC) Sicilië
4 oerstoffen: aarde, water, lucht en vuur liefde en haat zorgen voor vermenging en scheiding van deze vier elementen

20 Anaxagoras (500 vC) Ionië oerstof: Nous (geest) spermata :
elk zaadje bezit alle eigenschappen elk zaadje is anders, omdat de verhouding van de verschillende eigenschappen anders is

21 Anaxagoras

22 Demokritos (460-370 vC) ‘Alles bestaat uit atomen’
Alles bestaat uit ondeelbare deeltjes a-tomos: niet de snijden/delen, ondeelbaar De verschillende combinaties + hoeveelheden atomen = verklaren de verscheidenheid die wij zien. Veranderingen ontstaan door - samenvoeging - uiteenvallen van atomen kosmos ontstaan door botsing en klontering van atomen

23

24 A B C D Combineer de onderstaande filosofen met de plaatjes: 1. Empedocles 2. Thales 3. Herakleitos 4. Pythagoras 5. Anaxagoras 6. Parmenides 7. Demokritos E G H

25

26 SOFISTEN Wat besluiten we?
Democratie in ATHENE SOFISTEN Wat besluiten we?

27 Democratie in Athene De directe democratie in Athene met zijn actieve persoonlijke deelname aan bestuur en rechtspraak vergde een nieuwe vorm van onderwijs: mensen moesten goed het woord kunnen voeren en anderen kunnen overtuigen van hun standpunt. Daarvoor moesten ze bijvoorbeeld ook een logische redenering kunnen opzetten. Er kwamen professionele docenten die in deze behoefte voorzagen, de sofisten. Zij zorgden voor een wending in het denken. In de democratie was een besluit afhankelijk van de overtuiging van de mensen die stemden. Die overtuiging kon worden beïnvloed, bijvoorbeeld door de argumenten van een opponent. Daarmee kwam het idee dat er een algemeen geldende waarheid is op losse schroeven te staan. De filosofie kreeg er belangrijke onderzoeksvragen bij: hoe moeten we ons gedragen? Wat is goed, wat is fout? Dat is het domein van de ethiek of gedragsleer.

28 Politieke situatie in de vijfde eeuw
Perzische Oorlogen (490 – 479 v. Chr.) Gouden Eeuw voor Athene : zeebond Peloponnesische Oorlog ( ) Athene verliest: de Dertig Radicale democratie ingesteld

29 Gevolgen Democratie Nieuwe vorm van onderwijs: men moet goed het woord kunnen voeren men moet goed anderen kunnne overtuigen van eigen standpunt  logische redenering op kunnen zetten Professionele docenten: sofisten In democratie: besluit afhankelijk van overtuiging van de stemmers Een overtuiging kon worden beïnvloed door tegenstander  een algemeen geldende waarheid komt op losse schroeven te staan  belangrijke onderzoeksvragen voor filosofie: Hoe moeten we ons gedragen? Wat is goed, wat is fout? ( ethiek/gedragsleer)

30 Presocratici: sofisten

31 Protagoras (480-411), sofist Homo Mensura, relativisme
Bekendste sofist (zelfs Plato positief) Homo-mensura-stelling: “De mens is de maat van alle dingen, van de dingen die zijn dat/hoe ze zijn, en van de dingen die niet zijn dat/hoe ze niet zijn” - universele waarheid bestaat niet (wat ieder individueel mens ziet, voelt en ervaart, is maatgevend voor zijn denken) dus: wetten en normen resultaat van afspraken tussen mensen  geen absolute geldigheid Subjectivistische visie: mens bepaalt wat goed is en wat niet Mens als maatstaf voor werkelijkheid? De bekendste sofist is wel Protagoras (ca ), nog bekender is zijn uitspraak: ‘De mens is de maat van alle dingen.’ Daarmee verwoordde hij kernachtig het relativisme dat kenmerkend is voor de democratie. Wetten en normen zijn het resultaat van afspraken tussen mensen en hebben dus geen algemene of absolute geldigheid. De mens bepaalt wat goed is en wat niet. Het is niet helemaal duidelijk of Protagoras de mens ook als ´maatstaf´ beschouwde voor de werkelijkheid. Dan zou de stelling ook inhouden dat er geen objectieve werkelijkheid bestaat waarover we algemeen geldende kennis kunnen krijgen; dan zou de werkelijkheid voor ieder mens anders in elkaar zitten, afhankelijk van diens eigen waarneming en overtuiging.

32

33 Gorgias (480-376), sofist ‘Er is geen objectieve waarheid’
Nihilisme Er bestaat niets Als er iets zou bestaan, zou het toch niet gekend kunnen worden Als het dan toch gekend kon worden, zou die kennis niet door woorden aan anderen kunnen worden verteld. Geen objectieve waarheid: dus anderen overtuigen van jouw opvattingen Deze filosofen (sofisten): kregen slechte naam ‘Bedervers van de jeugd’ Een andere bekende sofist is Gorgias (ca ), die beroemd was om zijn overtuigingskracht. Gorgias voerde het relativisme nog verder door: er is geen objectieve waarheid, dus het komt er alleen op aan anderen te overtuigen van jouw eigen opvattingen. Je hoeft daarbij niet uit te gaan van waarden of normen of een samenhangend wereldbeeld. er bestaat niets Okee, ook als er iets zou bestaan, zou het toch niet gekend kunnen worden Okee, ook als het gekend kon worden, zou die kennis toch niet door woorden aan anderen kunnen worden meegedeeld Op den duur kregen de sofisten door deze manier van redeneren een slechte naam. Ze zouden er enkel op uit zijn om tegenstanders met retorische trucjes onderuit te halen. Atheners van de oude stempel konden het niet aanzien dat deze leraren de jongeren radicale ideeën over normen en waarden bijbrachten.

34 450 vC- Wat is de ideale staat?

35 SOKRATES (ca v. Chr.)

36 Waar komen we Socrates tegen in de literatuur?
Plato ( ) – alle dialogen, vooral: Apologie, Krito en Phaedo Plato is een leerling van Socrates: hebben soms zelfde gedachtegang, niet altijd duidelijk van wie een idee oorspronkelijk komt. Aristophanes (ca ) – De Wolken Xenophon (ca ) – Memorabilia Aristoteles ( )

37 Socrates, 399 Wat zie je op deze afbeelding?
Welke conclusie trek je daaruit?

38 Socrates Hij werd gezien als sofist, maar nam er geen geld voor aan, zoals andere sofisten dat deden. Toch wordt hij wel zo gezien door mensen. Hij wil mensen niet overtuigen, maar brengen tot eigen inzicht. In 399: veroordeeld tot de gifbeker door sofisten Verschil met andere sofisten: De rest gelooft dat alles relatief is, maar Socrates gelooft dat je een antwoord kan vinden over de wereld als je jezelf ondervraagt.

39 Socrates was op zoek naar de waarheid
Socrates was op zoek naar de waarheid. Orakel in Delphi: ‘Socrates is de wijste man’ Zijn interpretatie: ‘Ik ben de wijste, omdat ik niets weet.’ Bij de ingang van de tempel in Dephi, staat de spreuk van Apollo: Ken uzelf!

40 Sokratische methode

41 Methode dialoog wat-is-het-vraag: “geestelijke verloskunde”
elenchos: onderzoeken en weerleggen eironeia: de Sokratische ironie aporie: geen uitweg meer weten Op zoek naar kennis bij medeburgers door middel van gesprekken Een moeder bereidt het vlees en legt haar dochtertje iets uit over dat keurmerk. Maar het kind is niet zomaar tevreden met de uitleg en blijft de vraag stellen: Waarom?, zoals kinderen dat vaak doen. En de moeder gaat steeds verder in haar uitleg (zo ontstaat inzicht in waar het in essentie om gaat, in dit geval de boodschap die de spot uit wil dragen), tot alles gezegd is. De clou is, dat het kind achteraf blijkbaar heel goed wist waar de boodschap over ging, want als excuus voor haar vragen eindigt de spot met haar opmerking: Effe Checken. Het had een uitspraak van Socrates kunnen zijn.

42 Uitgangspunten filosofisch denken van Sokrates/Plato

43 De grotvergelijking Lees de tekst van de grotvergelijking
Teken de grot op basis van de tekst

44

45 Plato, De Staat, boek VII Illustratie: Scott Mayhew
APF 0809

46 De ideeënwereld (plato)
Oplossing voor probleem pre-socratici/ oerfilosofen: het veranderlijke: de wereld zoals we die zien met onze zintuigen het onveranderlijke: de ideeënwereld

47 Opdracht Teken allemaal eens een stoel
Heeft iedereen dezelfde stoel? Hoe komt het dat wij dit toch allemaal een stoel noemen? Wat is de definitie van een stoel? Plato: Deze stoel is een ‘afbeelding’ van het concept ‘stoel’, de ‘idee-stoel’, de ‘perfecte’ stoel. De Idee Stoel blijft bestaan, maar gewone stoelen niet. We hebben allemaal in ons hoofd een idee van hoe een stoel eruit ziet. Toch is het een afbeelding van de ‘ware stoel’ in ons hoofd of in de ideeenwereld Elke stoel is een belichaming van het ‘idee stoel’ We kennen een heleboel stoelen, in allerlei vormen, maten, stijlen, materialen en kleuren. Ondanks alle verschillen noemen wij het toch allemaal stoelen. Gewone stoel – afbeelding van de werkelijkheid, de echte stoel Aan de IDEE STOEL meten we af of iets een deugdelijke stoel is: die moeten we wel kennen, anders kunnen we geen stoel maken. De Idee Stoel blijft bestaan (in de ideeenwereld/hoofd), maar gewone stoelen niet.

48 Algemene kennis Het is mogelijk de dingen te kennen zoals ze zijn door van deze dingen algemene kennis te verwerven (inductie door abstraheren): particularia tegenover universale Wat hebben de particularia van bijvoorbeeld dapperheid gemeen?: idea/eidos

49 Ethiek Sokrates was de eerste filosoof die zich bezig hield met ethiek
Het hoogste goed voor een mens is streven naar geluk: eudaimonia centraal in de Griekse ethiek staat aretè = optimaal functioneren deugd: aretè van het menselijk handelen

50 Vijf deugden Dapperheid Bezonnenheid/gematigdheid Rechtvaardigheid
Godsdienstigheid Wijsheid Alle deugden zijn één!

51 Samenvatting Deugdzaam handelen is een noodzakelijke
voorwaarde om gelukkig te worden. Sokratisch determinisme Kennis = deugd Niemand handelt willens en wetens verkeerd Intellectualistische ethiek

52 Ken jezelf = je ziel kennen

53 Stoa en Epricurisme (300 vC) Hoe worden we gelukkig?

54

55

56 Stoa en Epicrisme Stoa en Epicurisme: hellenistische tijd
Veel oude politieke verbanden in de polis vielen weg  onzekerheid traditionele zekerheden  op zoek naar nieuw houvast  ‘Hoe moet je omgaan met de wisselvalligheden van het lot?’ Ondanks alle veranderingen in hellenistische tijd, proberen toch gelukkig te worden. Stoa en Epicurisme Met het wegvallen van de oude politieke verbanden in de polis waren veel traditionele zekerheden op losse schroeven komen te staan. Mensen gingen op zoek naar een nieuw houvast. Naar een antwoord op de vraag hoe je moest omgaan met de wisselvalligheden van het lot. De twee belangrijkste hellenistische denkrichtingen probeerden mensen richtlijnen te geven om ondanks alle veranderingen om hen heen gelukkig te worden.

57 Epicurisme Epikouros (341-270)
Baseert zich op atoomtheorie van Demokritos Alles is toevallig ontstaan door samenvoeging atomen Alles zal ook ooit weer uit elkaar vallen Leven = tijdelijk Alles wat gebeurt= toeval Wapen tegen toeval = gemoedrust bewaren, onverstoorbaar blijven (dus niet meedoen aan politiek)

58 De stoa Tegenovergesteld wereldbeeld Kosmos is rationeel geordend
Niets gebeurt toevallig Alles is voorzien door HOGERE MACHT: de REDE/RATIO of VOORZIENIGHEID. Mensen moeten zich houden aan rationele ordening van natuur Doe je dat?  dan ben je onaantastbaar voor het noodlot  Je bereikt toestand van ‘apatheia’, onwetendheid : Je veratnd heeft alle emoties onder controle. Je kunt in deze toestand best politiek actief zijn Je bent toch immuun voor schadelijke invloeden van buitenaf.

59 Rest: Cynicisme: hellenistische stroming
Gebaseerd op Socrates’ theorie: ‘kennis is wijsheid.’  geen luxe, bezit of geld. Vervreemding van de maatschappij Gesticht door Antisthenes in 4e eeuw voor Christus en bleef voortbestaan tot ver in het Romeinse Rijk. Over de eeuwen heen een kleine, maar invloedrijke groep filosofen. Cynikos= hond , leven als hond

60 Cynici: Diogenes van Sinope (404 -323 vC)
Volgens een populaire legende: sliep hij buiten in een regenton Erg sober: leefde als een hond, dus kreeg ook die bijnaam. Volgens een populaire legende: sliep hij buitenin een regenton Erg sober: leefde als een hond, dus kreeg ook die bijnaam.

61 Pure Stoïcijn of toch niet?
EINDE

62 Herakleitos

63 Pythagoras

64 Parmenides

65 Anaxagoras

66 Plato en Aristoteles

67 Socrates

68 Myth. wereldbeeld vs. Aristoteles
Geocentrisch wereldbeeld Aarde in midden, rest erom heen.

69 Epicurus

70 Diogenes

71 Plotinus (neoplatonist)


Download ppt "FIlosofie Natuurfilosofen Sofisten, Socrates, Plato Stoa en Epicurisme Door: E. Mos-Burgers."

Verwante presentaties


Ads door Google