De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen

2 Geld en het bankwezen Belangrijk voor macro-economische analyse Zonder geld zijn er geen ‘nominale’, maar enkel reële grootheden en relatieve prijzen

3 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

4 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

5 1. Waarom gebruiken we geld?
Waardmeter Ruilmiddel Beleggingsmiddel

6 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

7 1.1. Geld als waardemeter Relatieve prijzen Nominale prijzen
Alles uitdrukken ten opzichte van waarde van bepaald goed Voorbeeld “Een boek kost 2 bioscoopbezoeken” Eenheid (goed) waarin alles wordt uitgedrukt noemen we numéraire Nominale prijzen In geld uitgedrukte waarde van elk goed Voorbeeld “Een boek kost €15, een bioscoopbezoek kost €7,5” Het is in elk geval praktischer voor consumenten en ondernemingen

8 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

9 1.2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel
Primitieve maatschappijen: directe ruil Goed A wordt gewisseld voor goed B Aantal markten > Aantal goederen (vanaf 4 goederen) 10 markten voor 5 goederen 45 markten voor 10 goederen 4950 markten voor 100 goederen Dankzij geld: indirecte ruil Goed A wordt gewisseld voor geld, geld wordt gewisseld voor goed B Reductie zoekkosten Aantal markten = Aantal goederen

10 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

11 1.3. Geld als beleggingsmiddel
Beleggingsmiddel: vermogen beleggen en koopkracht overdragen naar later tijdstip Voordeel van geld als beleggingsmiddel Is perfect liquide Liquiditeit: mogelijkheid om snel en zonder kosten om te wisselen tegen andere goederen Aandelen en obligaties zijn minder liquide Materiële goederen zijn nog minder liquide Nadeel van geld als beleggingsmiddel Brengt niets op en heeft geen gebruikswaarde

12 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

13 2. Wat gebruiken we als geld?
Vroeger: goederengeld Zeldzame schelpen, edele metalen Tegenwoordig: chartaal en giraal geld en quasigeld Geldhoeveelheid in enge zin Chartaal geld Giraal geld Geldhoeveelheid in ruime zin Quasigeld Daarnaast: internationaal geld

14 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

15 Waarde van zulk geld berust op waarde van betrokken goed
2.1. Goederengeld Waarde van zulk geld berust op waarde van betrokken goed Enkele voorwaarden opdat goed zou kunnen dienen als geld Moeilijk vermeerderbaar Grote waarde per eenheid gewicht Voorbeelden: vee, tabak, leder, schelpen, metalen en slaven Duurzaam Deelbaar zonder waardeverlies Voorbeeld: metalen

16 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

17 2.2. De geldhoeveelheid in enge zin
Geldhoeveelheid in enge zin = Chartaal geld + Giraal geld Chartaal geld: euromunten en eurobiljetten (België) Wanneer ze circuleren of als beleggingsmiddel gebruikt worden (in handen van publiek) (CP) Euromunten en eurobiljetten in koffers bij banken (R) vallen buiten definitie van geldhoeveelheid Wettelijk betaalmiddel Giraal geld: girorekeningen, elektronisch geld (D) Onmiddellijk opvraagbare tegoeden op zichtrekeningen Chartaal en giraal geld zijn haast perfecte substituten

18 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

19 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin
Geldhoeveelheid in ruime zin = Geldhoeveelheid in enge zin + Quasi-geld Quasi-geld: spaarrekeningen, termijndeposito’s op ten hoogste twee jaar en enkele kortetermijnactiva Minder liquide dan girorekeningen Maar toch bijna ‘zo goed’ als geld

20

21 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin
Observaties: Giraal geld: meer dan 83% van geldhoeveelheid in enge zin Technologische ontwikkelingen ‘Cashless society’ Spaar- en termijndeposito’s: meer dan 50% van geld-hoeveelheid in ruime zin Vervolg hoofdstuk: geldhoeveelheid in enge zin

22 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

23 2.4. Het internationale geld
Algemeen aanvaarde rekeneenheid op internationaal vlak? Amerikaanse dollar Britse pond, Japanse yen en euro Twee voorwaarden Vrij omwisselbaar of convertibel Politieke stabiliteit en economisch gewicht Internationaal Monetair Fonds Speciale Trekkingsrechten

24 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

25 3. De basismechanismen van geldcreatie
Waar komt geld vandaan? Historische invalshoek

26 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

27 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Geldsubstitutie Eén soort geld (goud)  ander soort geld (bankbriefjes) ≠ Geldcreatie Goud  in bewaring bij goudsmid  bewijsbriefje of schuldbekentenis Schuldbekentenissen = eerste bankbriefjes

28 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Geldcreatie Goud slechts in beperkte mate opgevraagd bij goudsmid Deel van dat goud  Uitlenen  Intresten Mits vrijwaring inwisselbaarheid (convertibiliteit) van de schuldbekentenissen Dekkingscoëfficiënt = kasreservecoëfficiënt voldoende hoog Dekkingscoëfficiënt: percentage goud dat een goudsmid in kas houdt

29 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Voorbeeld Goudsmid A bewaart 1000 gouden munten Hij leent 800 gouden munten uit Ontlener kan die 800 gouden munten gebruiken om betalingen te doen Geld in omloop: gouden munten Kredietverlening  Geldcreatie Persoon aan wie ontlener 800 munten betaalt kan deze deponeren bij goudsmid B 800 gouden munten vervangen door bankbriefjes Geld in omloop: (nog steeds) 1800 gouden munten Geldsubstitutie

30 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Voorbeeld (vervolg) Goudsmid B gebruikt 800 gouden munten om verder krediet te verlenen Kredietverlening  Geldcreatie

31 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Fiduciair geld Papiergeld gedekt door Goud (in mindere mate) Schuldvorderingen (in grote mate), namelijk krediet dat goudsmid had verleend Vertrouwen wordt belangrijk Reële kostenbesparing Geen vervoerskosten voor papiergeld Betere kredietmogelijkheden  Investeringen

32 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
Gevaren Wantrouwen  Massale vraag om bankbriefjes in te wisselen tegen goud  Mogelijke instorting banksysteem Er zijn veel meer bankbriefjes in omloop dan goud in kluis Centrale bank Monopolisering van bankbiljettenuitgifte Grotere stabiliteit van banksysteem

33 3.1. Het ontstaan van chartaal geld
West-Europa, begin Eerste Wereldoorlog Inwisselbaarheid van bankbriefjes tegen goud afgeschaft Band tussen papiergeld en goud volledig verbroken Rem op ongelimiteerde geldcreatie door monetaire overheden verdwijnt

34 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

35 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Geldcreatie door private banken blijft mogelijk! Vroeger: Goud wordt bij bank gedeponeerd Bankbriefjes worden aangereikt Nu: Bankbriefjes worden bij bank gedeponeerd Rekening wordt aangereikt Transacties via cheques, overschrijvingen Nieuw soort geldcreatie

36 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Veronderstel Handelaar deponeert voor €1000 aan bankbriefjes op zichtrekening bij bank A (geldsubstitutie)

37 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Veronderstel Kasreservecoëfficiënt = 10% Bank A leent €900 (90% van €1000) uit (geldcreatie) Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank B

38 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Veronderstel Kasreservecoëfficiënt = 10% Bank B leent €810 (90% van €900) verder uit Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank C

39 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Theoretisch eindigt dit proces slechts indien bij alle banken bankbriefjes in kluis 10% uitmaken van alle uitstaande deposito’s Veronderstel dat kasreservecoëfficiënt overal = 10% Geconsolideerde balans ziet er dan zo uit:

40 3.2. Het ontstaan van giraal geld
Samengevat: Oorspronkelijk €1000 bankbiljetten Uit omloop verdwenen  In kluizen Schepping giraal geld €10000 Uiteindelijke geldcreatie €9000 Formeel: Schepping giraal geld

41 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

42 3.3. De geldbasismultiplicator
Geldhoeveelheid Chartaal geld in handen van publiek Deposito’s bij banken Geldbasis Kasreserves van banken

43 3.3. De geldbasismultiplicator
Geldbasismultiplicator mm: Verhouding tussen totale geldhoeveelheid M en hoe-veelheid basisgeld MB Ofwel r = kasreservecoëfficiënt c = chartaal geld dat mensen op zak willen houden in verhouding tot deposito’s

44 3.3. De geldbasismultiplicator
Voorbeeld r = 10% c = 50% = CP/D Van elke drie euro houdt individu één euro aan als chartaal geld en twee euro onder vorm van deposito’s Geldbasismultiplicator mm

45 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

46 Geldhoeveelheid en geldbasismultiplicator
4. Het aanbod van geld Geldhoeveelheid en geldbasismultiplicator Geldhoeveelheid afhankelijk van Verhouding tussen chartaal geld en totaal aan zicht-deposito’s c Publiek Kasreservecoëfficiënt r Banken In omloop gebrachte hoeveelheid basisgeld MB Monetaire overheid

47 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

48 4.1. De rol van het publiek in de geldcreatie
Geldscheppend vermogen van banken wordt groter Naarmate verhouding CP/D lager is Naarmate publiek relatief minder chartaal geld wenst aan te houden Afhankelijk van voorkeuren en betalingsgewoonten

49 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

50 4.2. De rol van de banken in de geldcreatie
Geldscheppend vermogen van banken wordt groter Naarmate kasreservecoëfficiënt lager is Naarmate banken relatief minder chartaal geld in kas houden Afhankelijk van ervaringen met opvraging van bank-briefjes, intrestvoet en wettelijke bepalingen

51 4.2. De rol van de banken in de geldcreatie
Centrale bank Kan verplichte minimale kasreservecoëfficiënt opleggen Voorbeeld: minimale kasreservecoëfficiënt = 2% voor eurozone Figuur 18.1.: observaties: Periode : groei geldhoeveelheid Correspondeert met ‘boom’ in woningmarkten en in aandelenmarkten

52

53 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

54 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
ECB beïnvloedt geldhoeveelheid op twee manieren, via geldbasis Direct effect: Deel van uitgegeven bankbiljetten komt terecht in handen van publiek Indirect effect: Deel van uitgegeven bankbiljetten belandt in kluizen van banken  basis voor girale geldexpansie

55 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
Hoe kan ECB hoeveelheid basisgeld beïnvloeden? Beschouw eerst balans van ECB

56 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
Hoe kan ECB hoeveelheid basisgeld beïnvloeden? ECB brengt geld in omloop door aankoop van activa Aan linkerzijde van balans: extra activa Aan rechterzijde van balans: chartaal geld in handen van publiek of banken neemt toe ECB vernietigt geld door verkoop van activa Aan linkerzijde van balans: minder activa Aan rechterzijde van balans: chartaal geld in handen van publiek of banken neemt af

57 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
Concreet beïnvloedt ECB geldbasis met behulp van volgend instrumentarium: Openmarktverrichtingen Voorbeeld: aankoop van overheidspapier bij financiële instellingen In ruil voor het overheidspapier ontvangen financiële instellingen basisgeld ~ lening ECB bepaalt intrestvoet Lage intrestvoet betekent goedkoper lenen Taylor-regel

58 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
Concreet beïnvloedt ECB geldbasis met behulp van volgend instrumentarium: Minimale kasreservecoëfficiënt opleggen Intrestvoet aangerekend bij openmarktverrichtingen (heraankoopfinanciering) Bv. de ECB staat leningen toe aan de financiële instellingen in ruil voor financiële activa als onderpand De financiële instellingen kopen de onderpanden terug (verbintenis) tegen een prijs die op voorhand wordt afgesproken (heraankoopovereenkomst, ‘repo’) Herfinancieringsrente(refinancing rate / refi rate) Lagere refi rate: goedkoper krediet -> monetaire expansie Hogere intrestvoet: duurder krediet -> monetaire contractie

59 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie
ECB: lender of last resort Plotse geldopvragingen van depositohouders opvangen Collectieve beweging van wantrouwen in 2008 Massaal terugtrekken van deposito’s Liquiditeitscrisis Centrale banken Massaal geld verschaffen Openmarktverrichtingen Zie Figuur 18.2.

60

61 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

62 4.4. De stabiliteit van het bankwezen
Broosheid van bankstelsel Asymmetrie in termijnstructuur van enerzijds passiva van banken (vooral deposito’s) en anderzijds activa (kredieten) Passiva: korte looptijd, kunnen op elk moment worden opgevraagd Activa: lange looptijd Banken doen aan ‘looptijdtransformatie’ ‘banks borrow short and lend long’

63 4.4. De stabiliteit van het bankwezen
Erosie van vertrouwen ten opzichte van één bank met liquiditeitsproblemen Negatieve externaliteiten Andere banken worden meegesleurd Imperfecte informatie Domino-effect

64 4.4. De stabiliteit van het bankwezen
Bankencrisis jaren dertig Moral hazard Banken vermoeden dat overheid toch zal helpen bij problemen Dit leidt tot risicovolle investeringen Belangrijke les: bankiers moeten beperkt worden in nemen van risico’s Scheiding tussen gewone banken en zakenbanken werd ingevoerd door overheid Jaren tachtig en negentig Strikte scheiding wordt opgeheven Speculatieve koorts Zeepbel springt in 2008

65 4.4. De stabiliteit van het bankwezen
Zeepbel: zelfversterkend mechanisme Stijgende aandelenkoersen  waarde van onderneming neemt toe  makkelijker om krediet te krijgen Stijgende huisprijzen  waarde van huizen neemt toe  makkelijker om (tweede) hypotheek te krijgen Ook banken zelf gingen meer lenen ‘leveraging’

66 4.4. De stabiliteit van het bankwezen
Tussenkomst overheid gerechtvaardigd? Ja, want bij faillissement banken… Mensen verliezen vermogen Kredietverlening komt tot stilstand Achteruitgang economische activiteit

67 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

68 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

69 5.1. De transactievraag naar geld
Vraag naar geld voor transactiedoeleinden stijgt met Volume van transacties Algemeen prijsniveau Transactievraag is dus functie van nominaal BBP Institutionele factoren Frequentie waarmee lonen uitbetaald worden Efficiëntie van banksysteem

70 5.1. De transactievraag naar geld
Transactievraag naar geld: formeel Vergelijking van Fisher Of, uitdrukking voor omloopsnelheid van geld V Herschrijven levert geldvraagfunctie die beschrijft hoe groot geldhoeveelheid moet zijn voor gegeven nominaal BBP en gegeven omloopsnelheid

71 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

72 5.2. De vermogensvraag naar geld
Negatief beïnvloed door intrestvoet Intrestvoet van obligaties = opportuniteitskost voor aanhouden van geld Negatief beïnvloed door verwachte inflatie Bepaalde beleggingsvormen (onroerend goed) zijn minder onderhevig aan waardeverliezen ten gevolge van inflatie

73 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

74 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag
Introductie van vermogensvraag naar geld in formule van (nominale) geldvraag Via omloopsnelheid daalt (stijgt) indien intrestvoet daalt (stijgt) Illustratie: intrestvoet daalt  vermogensvraag naar geld neem toe  ceteris paribus zal omloopsnelheid afnemen daalt (stijgt) indien verwachte inflatie daalt (stijgt) Inverse van omloopsnelheid:

75 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag
Reële geldvraag (versus nominale geldvraag) Voorbeeld van lineaire specificatie Bijhorende nominale geldvraag

76 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag
Coëfficiënten Inkomensgevoeligheid van reële geldvraag Intrestgevoeligheid van reële geldvraag Intercept capteert verschuivingen van geldvraagfunctie onder invloed van alle andere factoren

77 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag
Nominale geldvraag (Figuur 18.3.) Beweging op curve: verandering intrestvoet Verschuiving van curve: Verandering reëel BBP Toename reëel BBP  Geldvraagcurve naar rechts Beschouw Figuur 18.3. Verandering algemeen prijsniveau Verandering verwachte inflatie

78

79 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel
Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

80 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Geldvraag = Geldaanbod bij evenwichtsintrestvoet Te lage intrestvoet Excess vraag naar geld Transactievraag ligt vast, o.w.v. gegeven nominaal BBP Vermogensvraag moet afnemen Stijging van intrestvoet

81

82 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Comparatief-statische analyse Figuur 18.5.: Toename van geldaanbod Mogelijke oorzaken: expansief beleid ECB of toename geldmultiplicator

83

84 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Bij oorspronkelijke intrestvoet Excess aanbod van geld Vermogensvraag moet toenemen Daling van intrestvoet

85 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Opmerking: Stijgend geldaanbod Aanbodoverschotten Stijgende vraag naar obligaties Stijgende prijzen van obligaties Dalende intrestvoet

86 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Comparatief-statische analyse Figuur 18.6.: Toename van transactievraag naar geld Mogelijke oorzaken: groei herneemt

87

88 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod
Bij oorspronkelijke intrestvoet Excess vraag naar geld Vermogensvraag moet afnemen Opwaartse druk op intrestvoet Ceteris paribus conclusie: intrestvoet is procyclisch Intrestvoeten bewegen mee met conjunctuur Ze stijgen bij herneming Ze dalen bij vertraging


Download ppt "Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen"

Verwante presentaties


Ads door Google