Download de presentatie
GepubliceerdMagdalena Boer Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Impairment :. - fysiologische stoornis, cosmet. afwijking,
Impairment : - fysiologische stoornis, cosmet. afwijking, anatomisch letsel m.b.t. 1 of meer lichaamssystemen - mentale, psychologische stoornis Disability : fysiek, mentaal letsel beperking van majeure “leefactiviteiten” Handicap : nadeel, beperking t.g.v. van barrières, tekorten omgeving WHO, 1980
2
Classificatie van disability, handicap
Diagnose : letsel, oorzaak bv. MS, diabetes Systeem: neurologisch, cardiovasculair, …. Verloop : acuut - insidieus begin, progressief, …. Functieverlies : quadriplegie, paraplegie,…. Andere : pijn, behandeling, effecten ervan impact op ADL
3
Frequentie (1) 10% van bevolking heeft disability VS : miljoen UK : 8,6 miljoen Mobiliteitsproblemen 32% Intellectueel deficit 26% Gehoorstoornissen 14% Epilepsie 13% Visuele deficits 11%
4
Frequentie (2) Oorzaken : 20% ondervoeding 20% congenitale afwijkingen 20% niet infectieuze aandoeningen 15,6% trauma 13,2% andere (o.a. verouderen) VS : hartziekten, rugproblemen, arthritis, diabetes, orthopedische problemen v. B/O ledematen Toename aantal o.m. door armoede en betere behandeling w.b. geweld, acute ziekte of trauma Grootste groep tussen jaar, ernstiger boven 65 jaar
5
Modellen - disability Moreel model : - straf, boete, event met bijzondere gaven - risicovol gedrag - verantwoordelijkheid van betrokkene, (verzekering / vergoeding ?) Medisch model : - fout in anatom., functioneel systeem - “objectieve”, “neutrale” gegevens ? - persoon is passieve ontvanger meer technisch, letsel behandelen, niet persoon met beperking, minder sociale aspecten - eerder sympathie dan empathie, - grens ziek-gezond, normaal-afwijkend ? normen functioneel, esthet., psychol.
6
Sociaal model - Minderheidsgroep
Gebrek, handicap veroorzaakt door sociale context - maatschappij faalt omgeving aan te passen aan mogelijkheden en noden van individu - personen met disability : uitgesloten, verdrukt, gediscrimineerd - vergelijkbaar met andere minderheidsgroepen - gaat om de beleving, ervaring van disability niet om specifiek letsel of aandoening - ervaring gemeenschappelijk voor elk disability “the disability experience” (Olkin)
7
Stereotypen en attituden
Beeldvorming : eerste indruk vooral bepaald door centrale aspecten - verwijst naar reeks van andere karakt fungeert als verklaring van karakt kleurt ganse persoon disability centraal karakteristiek, negatief, bepaalt globale indruk, facetten Aantrekkelijk zijn : - meer succes, meer aanvaard., gelukkig zijn, beter soc.-fam., … gebrek is negatief, verwijst naar, staat voor negatieve aspecten (lichaam is de spiegel van de ziel)
8
Stereotypen - attituden
Cognitieve schema’s : - verklaren, uitleg van omgeving verklaring moet persoon bevredigen t.o.v. gebrek : verklaring beschermt individu schept afstand ook “besmetting” van familie, hulperverleners Informatie en overtuigingen (beliefs) bepalen attitudes - informatie : kennis verbetert attitude externe factoren, grotere afstand pos. attitude - overtuiging: gemeenschappelijk in socio-culturele context bepaald door informatie, en attitudes van anderen,… - informatie, overtuiging bijgestuurd door persoonlijke contact weinig contact weinig object. kennis meer mythen / stereotypen vermijden van contact
9
Attituden Bepaald door : - schema’s, informatie, beliefs - contact - opleiding, leeftijd - aspecten van disability hiërarchie van disability Belang van : - rolmodellen, aansluiten bij groepsgelijken (afstand t.o.v. familie) - attitude werkgevers (tewerkstelling niet gerelateerd aan aard, ernst, disability)
10
Stereotypen - Affect, gedrag
Voorschrift : - “blij” te zijn verbod op woede = ondankbaar voor hulp -” plicht” te rouwen, vooraleer aanpassing mogelijk Adjustment : - veronderstelt stadia, evolutie - verschillende modellen beschreven waarschijnlijk niet algemeen toepasbaar Response : - verbreden van veld van waarden, verhogen van mogelijkheden die resten - ondergeschikt maken van fysieke karakt. - effect van disability beperken tot letsel rolstoelpatiënt persoon met rolstoel - niet vergelijken met standaard, waarde op zich evalueren Beperkte privacy, controleverlies, Care - Cure model
11
Psychiatrische stoornis
patiënt status - Inkomen, werk, woonst label Andere variabelen - demoralisatie … (vroeger inkomen, opleiding, leeftijd,…) versterkt psychische stoornis zonder label, weinig impact
12
Stigma - geestesstoornissen Wolff e.a. ‘96
Iemand kennen met psych. stoornissen: minstens 1: 80 % in de familie: 30 % zelf psych.st: 13 % Geestesziekte noemen: tenminste 1: 65 % Herkennen psych.stoornis: vreemd gedrag (73%), spraak (61%), gelaatsexpressie, agressie, kleding (25%) Oorzaken psych.stoornis: stress (83%), erfelijkh.(39%), hersenpathologie (22%) Behandeling: medicatie (75%), psychother (59%), soc.interv. (12%) Weinig kennis : veel sociale controle vereist
13
Verminderen van stigma (WHO)
Openlijk bespreken van geestesstoornissen in de maatschappij. Geven van adequate informatie - oorzaken, verloop, symptomen, prevalentie Tegengaan van negatieve stereotypen misvattingen Voorzien van steun, behandelingsmodaliteiten - maximale deelname aan gemeenschappelijk leven - wetgeving m.b.t. - discriminatie tewerkstelling toegang tot voorzieningen
14
Labeling theorie Scheff (1966)
Ongewoon gedrag, symptomen - normovertredingen label psych.stoornis - controle van deviant gedrag Subject onderworpen aan uniforme respons van anderen Gedrag opgebouwd tot rol van geesteszieke “Patiënt” incorporeert identiteit van geesteszieke Chronisch psych. ziekte als gevolg
15
Label geesteszieke Diagnose geestesziekte - label geestesziekte
Associatie met afwijkend gedrag stigma negatieve, cognitieve en gedragsmatige effecten
16
Label geesteszieke - stigma
Diagnose geestesziekte, label voor geesteszieke Label - structureert omgeving - negatief effect: als ten onrechte toegepast als opgebouwd uit neg. aspecten - van daaruit gedrag geïnterpreteerd, andere benaderd Psych.label, stigma: nl gedrag als negatief bestempeld belangrijke negatieve connotatie Centraal kenmerk, impact op andere aspecten negatieve cognitieve, affectieve, gedragsmatige effecten
17
Gemodifieerde labeling theorie (Link 1987)
1. Psychiatrische label, stigma in de maatschappij - neg.attitude, generalisaties, kritiekloos overgenomen - devaluatie, discriminatie van psych. patiënten 2. “Zelf” labeling door psych. diagnose - opvattingen, label persoonlijk relevant door diagnose - visies gereactiveerd reële rejectie, discriminatie - zelfdevaluatie, verlies zelfwaarde en -vertrouwen - verwacht reacties anderen, verdedigt zich (isolatie, interacties moeilijker, defensief, onzeker, negatieve interpretaties)
18
Negatief stigma geestesstoornis
Stoornis moeilijk te meten, objectiveren grens moeilijk te trekken tussen pers. - patiënt Psychopath. moeilijk te verklaren of oorzaken onduidelijk patiënt eigen aandeel (toxico, depressie, ….) Gedrag onvoorspelbaar, gevaar, geweld Media, film, boeken, opvoeding, taalgebruik Gebrek aan kennis, informatie Beperkte sociale vaardigheden minder contact, geen nuancering
19
Gemodifieerde labeling theorie (2)
3. Antwoord op stigmatisatie - Geheimhouding isolatie - Terugtrekken uit sociale rol soc.rolgedrag, netwerk kleiner - Andere informeren, opvoeden risico op groter stigma 4. Gevolgen van stigma - Demoralisatie, zelfwaarde verloren - dysforie, pessimisme - disfunctioneren soc, prof, fam, ind. - Verwachting verwerping, minder steun . Verengen soc. netwerk, geen poging reïntegratie . Meer angst, depressie . Overbelasting kwetsbaarheid, minder steun
20
Attitude t.o.v. geestesziekten (Taylor ea. 1996)
1) Autoritair optreden gebrek aan verantwoording, anderen moeten beslissen 2) Welwillendheid psych.patiënten zijn als kinderen, verzorgen 3) Angst en uitsluiting patiënten zijn gevaarlijk, agressief, onberekenbaar op afstand houden
21
Familie - Stigma Stigma familie vergroot door genetica ?
Familieleden samen met patiënt gestigmatiseerd. Familie: - verbergen hospitalisatie - weinig communicatie met anderen - stigma beleving groter bij eerste symptomen - geen effect - diagnose of opn.setting - bij hoge SES, meer verbergen
22
Attitude veranderen Tijdig behandelen: voorkomen afwijkend gedrag beperken Betere social skills, meer contacten “Correcte” informatie - m.b.t. geweld, gevaar, symptomen - belang .van juist perspectief acute symptomen,geweld informatie m.b.t. rehabilitatie, noden Persoonlijk contact
23
Verloren jaren gezondheid
Gezondheidsprobleem Infectieziekten, parasieten Traumata Geestesstoornissen Cardiovasculaire aandoen. Respiratoire infecties Perinatale problemen Kwaadaardige tumoren % “Daly” lost (‘90) 22.9 11 10.5 9.7 8.5 6.7 5.1 WHO 1999
24
Geestesziekte Aantal gevallen (miljoen)
Majeure depressie “Alcohol” problemen Mentale handicap Epilepsie Dementie Schizofrenie Suicidepoging Geslaagde suicide NB: Majeure depressie, schizofrenie, man.depr.psychose, alcoholproblemen OCD: 5 van de 10 belangrijkste ziekten
25
Depressie: Morbiditeit - Mortaliteit
3 x meer consultaties huisarts 4 x meer afwezig op werk 15 % depressieve patiënten: suicide 18 maanden na infarct: 17 % depressieve pt overleden % niet depressieve pt overleden chronisch recidiverend verloop: tot 80 % recidief na 3-5 jr % therapieresistent
26
Reden (relatieve) toename van psych.stoornissen
Verbeteren van somatische gezondheid Chronisch verloop van geestesstoornissen Verouderen van bevolking - Toename oorlog, geweld, armoede, vluchtelingen, discriminatie, - Verhoogde soc.prof. belasting, verminderd fam/soc opvang Objectieve toename van depressie, jonge volwassenen Impact van symptomen, chronisch op verloop indiv. , fam., maatsch.
27
Stigma van de psychiatrie
Schaamte, oneer, schuld, falen bij diagnose van geestesstoornissen Vermijden, afwijzen van psych. patiënt (“not in my back yard”) Negatief effect op - verloop, herstel, zelfbeeld zoeken, vinden adekwate hulp allocatie van middelen (wet. ond., behandeling) soc. rehabilitatieprogramma’s Moeilijk, onmogelijk deel te nemen aan soc. netwerk, tewerkstelling Stigma effect op familie, hulpverlener
28
Stigma - geestesstoornissen Wolff e.a. ‘96
Iemand kennen met psych. stoornissen: minstens 1: 80 % in de familie: 30 % zelf psych.st: 13 % Geestesziekte noemen: tenminste 1: 65 % Herkennen psych.stoornis: vreemd gedrag (73%), spraak (61%), gelaatsexpressie, agressie, kleding (25%) Oorzaken psych.stoornis: stress (83%), erfelijkh.(39%), hersenpathologie (22%) Behandeling: medicatie (75%), psychother (59%), soc.interv. (12%)
29
Oorzaken van psychiatrische ziekte (Link’99)
Sl.Kar. Stress Chem. Genet. Opvoed God. Alcoh.afh. 51 92 63 60 66 9 Maj. depr. 39 95 73 53 47 15 Schizofrenie 39 91 85 67 45 17 Cocaïne afh 66 72 48 27 42 6 Troubled 40 93 43 28 58 28
30
Attitude t.o.v. geestesziekte (Link’99)
Agressie (%) Afstand (%) Alc. Afhankelijkh. 71 70 Maj. Depressie 33 47 Schizofrenie 61 63 Cocaïne afhank. 87 90 “ Troubled” person 17 29
31
Depressie - Frequente pathologie
U.S.A. Life time prevalentie: 5-12 % man, % vrouw Punt prevalentie: 2-3 % man, 5-9 % vrouw Europa: “depress” groep ( indiv.,B,Nl,Fr,D,Sp) mnd prevalentie: 7 % majeure depressie 1,8 % mineure depressie 8,3 % depressieve symptomen Toename depressie jong man. bevolking (20-39 jr) ?
32
Recente “Belgische” cijfers
werknermers meer dan 1 jr WO (invalide) van werknemers psychiatrische stoornis orthopedische aandoening hart & bloedvaten ongevallen, intoxicaties neurologische stoornis Verdubbeling aantal patiënten psych.consultaties (‘90-’98)
33
STIGMATISERING - LABELING
Psych. diagnose: - oneer, schuld, schaamte, falen - devalorisering van de persoon Labeling effect: persoon gedraagt zich in overeenstemming met diagnose Stigmatisering: - vermijden, afwijzen van patiënt negatief effect op - verloop, herstel, zelfbeeld zoeken, vinden hulp allocatie van middelen - moeilijke psychosoc., profess. reïntegratie Stigma effect op familie, hulpverlener
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.