De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Quiz.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Quiz."— Transcript van de presentatie:

1 Quiz

2 Vraag 1 Hoe verloopt het signaal? L  R R  L

3

4 Vraag 2 Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A: Ruggenmerg en zenuwen B: Ruggenmerg en hersenen C: Alle zenuwen D: Alleen de perifeer (aan de buitenzijde) gelegen zenuwen

5

6 Vraag 3 Kleine hersenen zorgen voor? A: Bewust handelen
B: Herinneringen opslaan C: Fijne motoriek D: Dromen

7

8 Centrale zenuwstelsel
Hersenen Hersenstam Tussenhersenen Kleine hersenen Grote hersenen Ruggenmerg

9 Ruggenmerg In wervelkolom Tussen wervels  4 zenuwen
2 x Motorische (buikzijde) 2 x Sensorische (rugzijde)

10 Vraag 4 In de afbeelding zie je een doorsnede van het ruggenmerg
1 = witte stof 3 = grijze stof Vraag Witte stof is wit door dat er zenuwcellen doorheen lopen met een myeline schede A: JA B: Nee

11

12 Ruggenmerg M + S = gemengde zenuw 32 paar ruggenmergzenuwen
Axonen (+ myeline mantel)  witte stof  geleidingsweg  rond vlindervorm Cellichamen grijze stof  schakelcentrum  vlindervorm

13 Hersenstam Verlengde merg Pons Middenhersenen Regelcentrum
Hartregulatie (bloeddruk) Ademcentrum (frequentie) Temperatuurregulatie Pons Verbindt L + R Middenhersenen Hypofyse

14 Vraag 5 Het buitenste geplooide deel van de grote hersenen heet hersenschors A: JA B: Nee

15

16 Hersenen Kleine hersenen Fijne motoriek Grote hersenen
Buiten: grijze stof  schors Binnen: witte stof  merg

17 Grote hersenen Bewust handelen
Eigenschappen: denken, bewustzijn, creativiteit, geheugen, intelligentie, persoonlijkheid 2 hemisferen L stuurt R, R stuurt L Buitenkant (grijze stof)  schors (geplooid) Binnenkant (witte stof)  merg

18 Vraag 6 Een motorische schorsgebied registreert de impulsen afkomstig van de zintuigen A: JA B: Nee

19

20 Schorsgebied = deel van schors met bekende functie Zintuigcentra:
Primair: registratie impulsen Secundair: Interpretatie Motorische centra: Primair: opdracht tot beweging Secundair: coordinatie gecompliceerde beweging

21

22 Vraag 7 A: Sensorisch B: Motorisch C: Schakelcel A: Motorisch
B: Sensorisch C: Schakelcel A: Schakelcel B: Motorisch C: Sensorisch

23

24 Vraag 8 Waar Niet waar Waar of niet waar? Animale zenuwstelsel:
interactie met de omgeving bestuurt dwarsgestreepte skeletspieren Autonome zenuwstelsel: reguleert organen Waar Niet waar

25

26 Vraag 9 Autonome zenuwstel Waar of niet waar?
Orthosympatische zenuwstelsel  rust Parasympatische zenuwstelsel  activiteit Waar Niet waar

27

28 Autonome zenuwstel Orthosympatische zenuwstelsel  activiteit hart 
ademhaling  bloedsuikerspiegel  spant skeletspieren Parasympatische zenuwstelsel  rust spijsvertering  hart  ademhaling 

29 Winnaar ???

30 MRI scan = magnetic resonance imaging
Maakt zachte weefsels zichtbaar zoals hersenen en ruggenmerg. film

31 MRI scan Magnetisch veld  H-atomen gelijk gericht.
Gerichte radiogolf  patroon verstoord. H-atoom terug naar positie  signaal  detectie

32 fMRI = Functioneel MRI Maakt onderscheid tussen hemoglobine met en zonder O2. Actieve delen van de hersenen verbruiken veel O2. Hersenactiviteit kan met fMRI zichtbaar worden gemaakt.

33 Reflexen Onbewust (gladde spieren) Bewust (dwarsgestreepte spieren)
pupilreflex, maagportierreflex, hartspieren en klieren (speeksel) Bewust (dwarsgestreepte spieren) terugtrekreflex (kan onderdrukt worden)

34 Proef Hand onder knie

35 Kniepeesreflex

36 Kniepeesreflex Spanning in kniepees verhoogt  rek op spieren  detectie door sensoren  sensorische zenuw  ruggenmerg  motorische zenuw  spier trekt samen


Download ppt "Quiz."

Verwante presentaties


Ads door Google