De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Forum december 2013.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Forum december 2013."— Transcript van de presentatie:

1 Forum december 2013

2 INHOUD A. Wetswijzigingen en gevolgen (advocaten, onderwijs, aansprakelijkheid, boetes) B 1. Aftrek btw 2. Leveringen en diensten 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen 4. IC-leveringen 5. Tarief 6. Teruggaaf 7. Verplichtingen 8. Bewijsmiddelen

3 Wetswijziging 1: de advocaten
Vanaf 1 januari 2014 wordt de vrijstelling voor advocaten, na jarenlange discussie, opgeheven via de artikelen 60 en 61 van de Wet van 30 juli 2013 (Wet houdende diverse bepalingen, zie Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2013, schrapping artikel 44, § 1, 1° W.Btw). Dit betekent dat alle handelingen van advocaten vanaf die datum aan het btw-tarief van 21% zullen onderworpen worden, terwijl er ook recht op aftrek van btw voor deze beroepsgroep ontstaat. De vrijstelling voor advocaten bestond blijkbaar enkel nog in België. De administratie publiceert de circulaire AAFisc nr. 47/2013 (E.T ) van 20 november 2013

4 Wetswijziging 1: de advocaten
Worden “gewone” btw-belastingplichtigen : Het advocatenkantoor; Kostengroeperingen van advocaten/advocatenkantoren; Advocaat-medewerker (speciale regeling mogelijk); Advocaat-stagiair (idem); Advocaat handelend als curator (ook vergoeding “pro deo”) De advocaten-vennoten (ook rechtspersonen) hebben keuze indien ze enkel hun bedrijvigheid inbrengen in de vennootschap, die niet enkel worden gebruikt voor handelingen die geen recht op aftrek geven Idem voor advocaat-bestuurder, -zaakvoerder of –vereffenaar. Keuze is in principe onherroepelijk.

5 Wetswijziging 1: de advocaten
Speciaal : Arbitragediensten worden aan btw onderworpen; Pro deo-diensten worden niet aan btw onderworpen, maar geven toch recht op aftrek van btw; Vervanging confrater : aan te rekenen met btw aan confrater

6 Wetswijziging 1: de advocaten
Niet aan btw onderworpen (niet bedoelde handelingen die geen recht op aftrek van btw geven) : Vergoedingen ontvangen als plaatsvervangend rechter; Advocaat-werkende vennoot of advocaat-bestuurder, -zaakvoerder of -vereffenaar waarvoor de btw-registratie niet geëist wordt en daarvoor kiest; Advocaat als mandataris ad hoc (voorlopig bewindvoerder) voor wie de btw-registratie niet geëist wordt; Uitoefening mandaten binnen de Orde van advocaten.

7 Wetswijziging 1: de advocaten
Vrijgestelde handelingen die geen recht op aftrek geven (art. 44, § 2, 2° en 5° W.Btw): Handelingen als schuldbemiddelaar bij collectieve schuldenregelingen (maatschappelijk werk); Handelingen als voorlopig bewindvoerder door rechtbank aangesteld; Handelingen als voogd; Handelingen als familiale bemiddelaar. Kunnen ook vrij zijn : Voordrachtgevers, contracten voor uitgave letterkundige werken

8 Wetswijziging 1 : de advocaten
Behoren niet tot maatstaf van heffing (indien gedaan in naam en voor rekening van de cliënt voor een identieke prijs) : - de zegel-, griffie- en registratierechten evenals de rolrechten; - de belastingen (evenredige registratierechten, andere belastingen); - de deurwaarderskosten op naam van de cliënt (inclusief de erelonen van gerechtsdeurwaarders); - de kosten van notarissen (inclusief de erelonen); - de kosten van andere advocaten (inclusief de erelonen), voor zover deze rechtstreeks op naam van de cliënt handelen en factureren; - de expertisekosten en kosten voor vertalingen (inclusief de erelonen); - de verzekeringspremies van een door een advocaat afgesloten verzekering voor een cliënt en voor rekening van de cliënt

9 Wetswijziging 1 : de advocaten
De principes inzake de plaats van de dienst blijven gelden (B2B en B2C) maar enkele bijzondere gevallen verdienen de aandacht : - De diensten van advocaten aan een niet-belastingplichtige ontvanger, die buiten de Europese Unie is gevestigd of daar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft vinden plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft (art. 21bis, § 2, 10° W.Btw); - Diensten van arbitrage : de plaats van de dienst is de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd (in casu België) - Diensten ivm onroerende goederen : daar waar het onroerend goed is gelegen

10 Wetswijziging 1 : de advocaten
Aftrek historische btw via het indienen van een inventaris bij het lokale btw-controlekantoor, waarin opgenomen worden voor regularisatie: - De voor herziening vatbare btw op de in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen (herzieningstijdvak van 5 of 15 jaar) - De voor herziening vatbare btw op de kosten die rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan een met btw belaste prestatie en nog niet verbruikt zijn op 1 januari 2014 (aankoop ten vroegste in 2011); De herziening wordt verricht in de btw-aangifte, maar kan slechts verrekend worden, maand per maand, tot beloop van de in die periodieke aangifte verschuldigde btw, tot het herzieningsbedrag opgebruikt is (uiterlijk in december 2014 mag het eventuele ultieme bedrag worden verrekend). Indiening inventaris op 31/01/2014 (maandaangevers), 31/03/2014 (kwartaalaangevers) of 30/06/2014 (indien nog geen aftrek werd uitgeoefend)

11 Wetswijziging 2: Vrijstelling onderwijs
Artikel 44, § 2, 4° W.Btw wordt vervangen. Vrijgesteld is : "4° a) het school- of universitair onderwijs, waaronder onderwijs aan kinderen en jongeren, en de beroepsopleiding of -herscholing, met inbegrip van het verrichten van nauw hiermee samenhangende diensten en leveringen van goederen zoals het verschaffen van logies, spijzen en dranken en van voor het vrijgestelde onderwijs gebruikt didactisch materiaal, door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover voornoemde lichamen niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de voornoemde diensten; b) de lessen die particulier door leerkrachten worden gegeven en die betrekking hebben op school- of universitair onderwijs”

12 Wetswijziging 2: Onderwijs
Dit nieuw artikel is de omzetting van de artikelen 132, lid 1, i) en j) en 133, eerste alinea, a) van de richtlijn 2006/112/EG. De oorzaak van de wetsaanpassing ligt in het feit dat de huidige interpretatie die aan de vrijstelling inzake onderwijs werd gegeven niet strookt met de Europese btw-richtlijn. Een vrijstelling dient beperkend te worden uitgelegd en de Belgische interpretatie wordt als veel te ruim beschouwd. De belangrijkste wijziging ligt in het feit dat “commerciële” ondernemingen niet langer meer zullen kunnen genieten van bedoelde vrijstelling.

13 Wetswijziging 2: Onderwijs
Volgens de Memorie van Toelichting zal ook worden aanvaard dat, “wanneer een natuurlijke persoon lessen of cursussen geeft in een instelling die diensten verstrekt die al dan niet aan de belasting onderworpen zijn, normaal tussen die persoon en de instelling een band van ondergeschiktheid bestaat, zodat er in hun relatie geen belastbare handeling bestaat en er bijgevolg geen btw verschuldigd is” (MvT, nr. 43). De circulaire AAFisc nr. 50/2013 (E.T ) van 29 november 2013 werd op 3 december 2013 op Fisconetplus gepubliceerd.

14 Wetswijziging 2: onderwijs
Slechts 3 categorieën van vrijstelling : 1° School- en universitair onderwijs : het geven van lessen, in de regel gedurende een periode die overeenstemt met een school- of academiejaar, met pedagogisch programma en de organisatie van examens met het oog op de aflevering van een geschrift. Is bedoeld: - Het “gereglementeerd” onderwijs (LO, MO, buitengewoon onderwijs, volwassenenonderwijs). Ook muziekacademie, dansacademie wanneer het geen louter recreatief karakter heeft; - Handelingen van studiebegeleiding, aanleren van studiemethoden aan studenten; - afstandsonderwijs, schriftelijk onderwijs, studiecycli, e.d.

15 Wetswijziging 2: onderwijs
2° Beroepsopleiding en –herscholing : het onderricht met als doel een vak of een beroep aan te leren evenals bijscholing, herscholing of permanente vorming. Geen voorschrift inzake de duur ervan. Vb : onderricht verstrekt door beroepsverenigingen om een bijkomende specialisatie of zgn. “updating” in verband met het uitgeoefend beroep te verwerven, zelfs indien het onderricht niet uitsluitend toegankelijk is voor personen die reeds effectief het beroep uitoefenen 3° Lessen particulier door leerkrachten gegeven m.b.t. school- of universitair onderwijs : een “leerkracht” die op eigen verantwoordelijkheid en voor eigen rekening lessen geeft i.v.m. school of universitair onderwijs (ook studiebegeleiding, aanleren van studeermethoden)

16 Wetswijziging 2: onderwijs
Beoogde vrijgestelde instellingen : Publiekrechtelijke lichamen; Andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover deze niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van het verstrekte onderricht. Voor de kwalificatie “zonder winstoogmerk” moeten alle activiteiten van de instelling in acht worden genomen

17 Wetswijziging 2: onderwijs
Instellingen uitgesloten van de vrijstelling : handelsondernemingen, ondernemingen met commerciële doeleinden en vzw’s waarvan uit de boekhouding op systematische wijze een winstoogmerk blijkt en de winst onder de leden wordt verdeeld Nauw met het onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen : eveneens vrijgesteld, zelfs indien verricht door afzonderlijke onderscheiden rechtspersonen (eveneens zonder winstdoel en met onderwijzend personeel in het bestuur) bv. verkoop didactisch materiaal (boeken, handleidingen…), verkoop werken van leerlingen, mini-ondernemingen, schoolbal, wafel- of taartverkoop….

18 Wetswijziging 2: onderwijs
Instellingen voor sportonderricht : kunnen slechts vrijstelling genieten indien ze worden aangemerkt als beroepsopleiding (ook eventuele vrijstelling als instelling voor LO of sport, zonder winstoogmerk bij toepassing art. 44, § 2, 3° W.Btw) Taalonderricht : slechts vrijstelling indien ze voldoen aan voorheen gestelde voorwaarden Autorijscholen : vrijstelling voor voertuigen cat. C, D en G indien voldaan aan gestelde voorwaarden Opleiding tot beroepspiloot : vrij indien vliegschool erkend is door FOD Mobiliteit en geen winstdoel heeft of winst uitkeert

19 Wetswijziging 2: onderwijs
Toegeving inzake het “ondergeschikt verband “: fysieke personen die niet als loon- of weddetrekkende les geven in een instelling, vrijgesteld of niet, waaruit een houding van ondergeschiktheid blijkt t.a.v. de inhoud van de leerstof, de uurregeling, de bezoldiging, het intern reglement, aanvaardt de btw-administratie dat die personen niet als zelfstandige handelen, zodat in hun hoofde geen met btw belastbare activiteit plaatsvindt. De fysieke persoon kan evenwel aan die toegeving verzaken.

20 Wetswijziging 2: onderwijs
Plaats van de dienst : toepassing van de B2B- en B2C-principes Afnemer dienst is “belastingplichtige “ : verlegging, maar bij een “evenement” van hoogstens één dag is de plaats van het “recht op toegang” de plaats waar het evenement plaatsvindt; Afnemer dienst is particulier : plaats waar de dienst materieel wordt verricht. Bij schriftelijke cursus of cursus via internet of een elektronisch netwerk is dit de plaats van waaruit de cursist wordt begeleid

21 Wetswijziging 2: onderwijs
Recht op aftrek “historische” btw : via indienen van een inventaris voor 31/01/2014 (maandaangever), 31/03/2014 (kwartaalaangever) of 30/06/2014 (indien voorheen geen aftrek werd uitgeoefend), omvattend Herziening btw op bedrijfsmiddelen; Herziening btw op andere goederen nog niet verbruikt of gebruikt op 1/1/2014 en rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan een door de belastingplichtige verrichte belaste prestatie (ten vroegste voor btw opeisbaar geworden in het jaar 2011) De herziening wordt verricht in de btw-aangifte, maar kan slechts verrekend worden, maand per maand, tot beloop van de in die periodieke aangifte verschuldigde btw, tot het herzieningsbedrag opgebruikt is (uiterlijk in december 2014 mag het eventuele ultieme bedrag worden verrekend).

22 Wetswijziging 3: ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid
Wijziging artikel 51bis, § 3 W.Btw : In de regeling “entrepot andere dan douane-entrepot” (btw-entrepot) zijn de depothouder, degene die zich belast met het vervoer van de goederen uit het entrepot en zijn lastgever hoofdelijk gehouden tot voldoening van de btw samen met de schuldenaar die de goederen uit entrepot ontslaat. Een lid wordt aan dit artikel toegevoegd: “onder voorbehoud van artikel 55, § 4, tweede lid, is de persoon bedoeld in het eerste lid die ter goeder trouw is of die aantoont dat hij geen fout heeft begaan of nalatig is geweest, van de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen” (art. 55, § 4, tweede lid gaat over de fiscale aansprakelijke vertegenwoordiger)

23 Wetswijziging 4: boete bij ernstige fiscale fraude
Door de wet van 17 juni 2013 werd aan vermeld artikel 73 een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: “Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot euro of met een van die straffen alleen”. (Toevoeging van een tweede lid aan artikel 73 W.Btw, art. 99 van de wet van 17 juni 2013, B.S. 28 juni 2013)

24 1. Aftrek van btw 1.1 Aftrek van btw op nadien verhuurde gebouwen
Een vennootschap richt kantoorgebouwen op en trekt integraal de btw op die gebouwen in aftrek omdat zij beweert “beroepsoprichter” van gebouwen te zijn. Volgens de btw-administratie werd slechts één project gerealiseerd, zijnde de oprichting op één terrein van een kantoorgebouw en een magazijngebouw. Niettegenstaande de vennootschap beweert de bedoeling te hebben de gebouwen te verkopen, maar nog geen koper heeft gevonden en tussentijds de gebouwen verhuurt, aanvaardt de btw-administratie de aftrek niet. Het Hof bevestigt de verwerping van de aftrek omdat duidelijk blijkt dat de activiteit van de vennootschap alleen bestaat in het verhuren van de gebouwen, wat een van btw vrijgestelde activiteit is die geen recht op aftrek geeft. (Antwerpen, 4 december 2012, rolnr. 2012/AR/69)

25 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur
Niettegenstaande het principe van de neutraliteit van de btw stelt dat elke belastingplichtige het recht heeft de bedragen die hem als btw in rekening zijn gebracht in aftrek te brengen voor zover deze diensten voor zijn belastbare handelingen worden gebruikt, stelt het Europees Hof toch dat de lidstaten een nationale regeling kunnen uitwerken waarbij het recht op aftrek kan geweigerd worden wanneer zij in het bezit zijn van onvolledige facturen. Zelfs al worden die facturen, nadat de beslissing tot weigering van de aftrek is genomen, vervolledigd via overlegging van gegevens waaruit mogelijkerwijs blijkt dat de gefactureerde handelingen daadwerkelijk zijn verricht en waaruit ook de aard en het bedrag ervan aan het licht treden.

26 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur
Tegelijkertijd kan ook de teruggave geweigerd worden van de btw over de handelingen wegens de onregelmatigheden die in de uitgereikte facturen zijn vastgesteld. Het Europees Hof tilt blijkbaar zwaar aan het feit dat de vervollediging van de facturen slechts geschiedt NA tussenkomst en ingebrekestelling van de administratie. Een spontane correctie, zonder tussenkomst van de administratie, zou aldus geen probleem mogen vormen voor bedoelde aftrek van btw. Daarbij maakten de ontbrekende elementen (eenheidsprijs en aantal gepresteerde uren) het de administratie onmogelijk om de juiste heffing te controleren. (Arrest Petroma e.a., zaak C-271/12, 8 mei 2013, curia.europa.eu)

27 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur
Conclusie : de factuur, eventueel met verbeterend stuk, moet in principe alle verplichte vermeldingen bevatten om aftrek van btw te kunnen uitoefenen. Is dit niet zo kan, indien het geen frauduleuze overtredingen zijn, de opmaak van een verbeterend stuk de factuur “vervolledigen” (zie arrest Pannon, 15 juli 2010, zaak C-368/09). Wil de btw-administratie dit niet aanvaarden: voor de rechtbank dient een beroep gedaan te worden op de neutraliteit van de btw (doorstorten btw door de leverancier of dienstverrichter), de toevalligheid van de overtreding, de werkelijkheid van de verrichting, andere omstandigheden,…

28 1.3 Recht op aftrek door overnemer bij overdracht handelszaak
Het kan gebeuren dat de overdrager zelf zijn recht op aftrek niet meer kan uitoefenen en de overnemer kan het evenmin uitoefenen aangezien hij niet in het bezit is van een op zijn naam uitgereikte factuur De Administratie aanvaardt in de praktijk dat de overnemer, op grond van voormelde fictie dat de overnemer de persoon van de overdrager voortzet, het recht op aftrek nog kan uitoefenen. Daartoe is evenwel vereist dat in bijlage van elke aangifte waarvan het recht op aftrek wordt uitgeoefend een samenvattende opgave van de betreffende facturen, opgesteld op naam van de overdrager, wordt gevoegd.

29 1.3 Recht op aftrek door overnemer bij overdracht handelszaak
Aldus kan de nieuwe juridische entiteit die uit de fusie is ontstaan, het recht op aftrek uitoefenen op basis van de facturen die opgesteld zijn op naam van de vorige juridische entiteit en voorzien van het btw-identificatienummer van die juridische entiteit, voor zover deze facturen betrekking hebben op handelingen waarvoor de belasting opeisbaar is geworden vóór het tijdstip waarop de overdracht uitwerking heeft. Indien daarentegen een dergelijke factuur betrekking heeft op handelingen waarvoor de belasting opeisbaar is geworden nadat de overdracht haar uitwerking heeft, kan zij niet als basis dienen om het recht op aftrek uit te oefenen in hoofde van de nieuwe juridische entiteit. In dat geval komt het aan deze laatste toe om de leverancier uit te nodigen een creditnota op te maken en een nieuwe factuur uit te reiken met vermelding van haar naam en haar btw-identificatienummer. (Parl. Vr. nr. 1210, van 28 januari 1998, van de heer M. Fournaux, Fisconetplus)

30 1.4 Bij oprichting van een btw-eenheid moet de herziening verricht worden
Bij het oprichten van een btw-eenheid moet het lid dat toetreedt een herziening van de btw verrichten voor de bedrijfsmiddelen. Deze herziening wordt normaal gecompenseerd door de btw-eenheid die (eventueel zelfde) herziening doet in haar voordeel. De herziening in plus en min mag ook in de eerste aangifte van de btw-eenheid opgenomen worden om voorfinanciering te vermijden. Evenwel: het niet opnemen van de herziening in het voordeel van de Schatkist is een overtreding. De boete van toepassing op het niet opnemen van belastbare handelingen in de daartoe bestemde aangifte, is terug te vinden in het koninklijk besluit nr. 41, Tabel G, V.

31 1.4 Bij oprichting van een btw-eenheid moet de herziening verricht worden
De boete is 10 % of 20 % van de verschuldigde belasting, naargelang het bedrag van de verschuldigde belasting, voor een controleperiode van één jaar, respectievelijk minder dan of gelijk is aan euro of meer dan euro bedraagt. Deze boete wordt door de btw-administratie toegekend, zelfs al is door de compensatie het resultaat van de te verrichten herziening nihil. (Parl. Vr. nr. 259, Veerle Wouters, 7 maart 2013 – Kamer, Schr. Vr. en Antw., , QRVA 53/105 dd. 18 maart 2013, blz. 159)

32 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) Er zijn een viertal belangrijke wijzigingen, die in principe van toepassing zijn vanaf 1 januari 2013 : 1° De beoogde vervoermiddelen worden nader gedefinieerd Bedoelde vervoermiddelen zijn deze uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg. Zijn niet in deze regeling bedoeld: - de voertuigen met een maximale massa van meer dan 3500 kg; - de voertuigen voor personenvervoer met meer dan 8 zitplaatsen, exclusief de bestuurder; - de voertuigen speciaal ingericht voor het vervoer van zieken, gewonden, gevangenen en lijken;

33 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) - de voertuigen die niet kunnen worden ingeschreven in het D.I.V. omwille van hun technische kenmerken; - de voertuigen die speciaal uitgerust zijn om te kamperen. Voor de “fiscale lichte vrachtwagens”, beoogd door artikel 4, § 2 WIGB, is een afzonderlijke regeling uitgewerkt, die hierna methode 4 genoemd wordt (mag toegepast worden vanaf 1 januari 2012). Voor de voertuigen die uitsluitend beroepsmatig worden aangewend moeten de 4 methoden niet toegepast worden. Dit is een feitenkwestie en moet blijken uit de omstandigheden waarin het voertuig wordt gebruikt, rekening houdend met de economische realiteit (bv. een fiscale lichte vrachtwagen van het type pick-up, geladen met materiaal en gereedschap).

34 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) 2° Nadere definitie van het begrip “woon-werkverkeer” Het woon-werkverkeer inzake btw is het traject dat de gebruiker van een vervoermiddel aflegt tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling of de plaats waar of van waaruit hij zijn economische werkzaamheid uitoefent. Bijzonderheden: - Indien de verplaatsing vanuit een andere plaats dan de woonplaats geschiedt moet die verblijfplaats als referentiepunt worden genomen; - Als plaats van tewerkstelling geldt uitsluitend de maatschappelijke zetel van de belastingplichtige of een inrichting (filiaal), maar nooit een werf, adres klant, leverancier….;

35 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) Wanneer werknemers op een verzamelplaats samenkomen geldt deze verzamelplaats als de werkplaats: het traject verzamelplaats naar de werf is een beroepsmatig afgelegd traject. Rijden de werknemers naar een verzamelplaats, anders dan de maatschappelijke zetel, waarna ze gezamenlijk naar een specifieke werf rijden, is het volledig traject een beroepsmatige verplaatsing. Rijdt een werknemer van zijn woonplaats naar een verzamelplaats, en dan naar de plaats van tewerkstelling met zijn collega’s in een poolwagen, dan is het volledige traject voor die werknemer woon-werkverkeer. Pas op : verschil met definitie inzake D.B.! (geen 40 dagen regel : zie PV nr. 357, Veerle Wouters, 10 april 2013))

36 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) 3° Voor de methode “drie” vervalt het minimum aantal wagens De methodes 1 (bijhouden van rittenadministratie) en 2 (toepassing formule met forfaitair 200 werkdagen voor woon-werkverkeer en 6000 km forfaitair privé) blijven bestaan. Voor methode 1 geldt het beroepsmatig vastgesteld gebruik voor jaar X als raming voor het beroepsmatig gebruik in jaar X+1. Per voertuig mag elk jaar de keuze gemaakt worden voor meth. 1 of 2. Voor methode 2 kunnen er aanpassingen dienen te gebeuren: - Indien zich in de loop van het jaar een wijziging voordoet in het gebruik van het autovoertuig (zie vb onder nr. 26 van de beslissing) - Indien de afstand woonplaats naar werkplaats wijzigt in de loop van het jaar.

37 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) De methode 2 mag ook toegepast worden door een belastingplichtige die zelf een autovoertuig gebruikt indien: - Er één vaste gebruiker van het voertuig is (zaakvoerder, bestuurder, werknemer met gezin); - Er is één voertuig per gebruiker. Bij methode 3 wordt een algemeen forfait vastgesteld van 35% beroepsgebruik en is van toepassing op alle gemotoriseerde vervoermiddelen, aangekocht of gehuurd, die zowel voor de economische activiteit als anderszins worden gebruikt. De minimumdrempel van 4 autovoertuigen is opgeheven vanaf het jaar 2012, terwijl methode 3 minstens gedurende 4 kalenderjaren toegepast moet worden. Er is geen combinatie mogelijk met de methodes 1 of 2.

38 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) 4° Methode 4 voor beroepsgebruik fiscale lichte vrachtwagens De afzonderlijke regeling is van toepassing op volgende voertuigen met minder dan 3500 kg massa, waarbij de kwalificatie van het DIV niet relevant is : - Met een volledig van de laadruimte afgesloten enkele cabine van hoogstens 2 plaatsen, inclusief de bestuurder, en een open laadbak; - Met een volledig van de laadruimte afgesloten dubbele cabine van hoogstens 6 plaatsen, inclusief de bestuurder, en een open laadbak; - Met 2 passagierplaatsen, exclusief bestuurder, en een volledig afgesloten laadruimte van minstens 50% van de lengte van de wielbasis; - Met 6 passagierplaatsen, exclusief bestuurder, en een volledig afgesloten laadruimte van minstens 50 % van de lengte van de wielbasis.

39 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) Voor deze lichte vrachtwagens die zowel voor de economische activiteit als anderszins worden gebruikt heeft de belastingplichtige de keuze om - Ofwel voor alle fiscale lichte vrachtwagens methode 1 toe te passen; - Ofwel voor alle fiscale lichte vrachtwagens methode 4 toe te passen. Methode 4 voorziet in twee algemene forfaits van vaststelling van het beroepsgebruik: - Voor de fiscale lichte vrachtwagens die door de belastingplichtige overwegend worden gebruikt voor vervoer in het kader van de economische activiteit: 85 % beroepsgebruik; - Voor de andere : 35 % beroepsgebruik. Indien gekozen wordt voor methode 4 (geen verplichting) moet dit minstens gedurende 4 kalenderjaren toegepast worden, tenzij niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden.

40 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) Verdere bijzonderheden: Uiteraard is het percentage beroepsgebruik dat wordt bekomen ook de basis van alle aftrekbare btw met betrekking tot de bedoelde autovoertuigen. Dit percentage wordt in principe individueel per vervoermiddel vastgesteld. Voor de methodes 1 of 2 kan tevens een “globaal” gemiddeld aftrekpercentage worden toegekend onder de gestelde voorwaarden in het nr. 45 tot 47 van de beslissing; De btw-eenheid wordt als één enkele belastingplichtige beschouwd;

41 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET /4 van ) - Voor de roerende goederen, andere dan vervoermiddelen, die geregeld ook privaat aangewend worden, kan gekozen worden, jaarlijks, voor het forfaitair beroepsgedeelte van 75 %. Dit forfait dient dan toegepast te worden op de aankoop, de huur en de daarmee verband houdende kosten (telefoonabonnement, gesprekskosten, internetabonnement, herstelkosten) (niet van toepassing voor elektriciteit, aardgas, water, aardolie, enz. en ook niet voor goederen die onroerend worden); - Voor de onroerende goederen uit hun aard dient de verhouding beroep/privé vastgesteld te worden door de belastingplichtige, onder toezicht van de administratie op basis van de feitelijke omstandigheden.

42 1.6 Aftrek btw op “fruit als tussendoortje”
De btw is aftrekbaar op de kosteloze verstrekking van fruit als tussendoortje voor de onmiddellijke consumptie tijdens de werkuren. Dit wordt immers beschouwd als een “collectief sociaal voordeel”. (Beslissing BTW nr. E.T. 124,506 van 3 september 2013)

43 1.7 Herziening aftrek btw De Europese wetgeving verzet zich tegen het feit dat bedragen, verschuldigd na een herziening van een btw-aftrek, worden ingevorderd bij een andere belastingplichtige dan degene die de aftrek heeft toegepast. België vordert bv. btw van de overnemer van een handelszaak in bepaalde gevallen. (E.H.v.J., 10 oktober 2013, zaak C-622/11, fisconetplus)

44 2. Leveringen en diensten 2.1 Het begrip “vaste inrichting”
Dit begrip is zeer belangrijk : Indien er een vaste inrichting in België aanwezig is dient alhier een “gewoon” btw-nummer aangevraagd te worden; De plaats van de dienst wordt bepaald in toepassing van artikel 21, § 2 W.Btw (B2B) of art. 21bis, § 1 W.Btw (B2C): de plaats van de dienst is de plaats waar de vaste inrichting zich bevindt indien de diensten worden verricht voor deze vaste inrichting, indien deze op een andere plaats gevestigd is dan die waar de zetel van de economische activiteit is gevestigd

45 2.1 Het begrip “vaste inrichting”
3 Voorwaarden: 1. De belastingplichtige heeft hier te lande een directiezetel, een filiaal, een fabriek, een werkplaats, een agentschap, een magazijn, een kantoor, een laboratorium, een inkoop- of verkoopkantoor, een opslagplaats of enige andere vaste inrichting, met uitsluiting van de bouwwerven. De bouwwerven worden niet aangemerkt als vaste inrichtingen welke ook de duur van de werken is. 2. Bedoelde inrichting wordt beheerd door een persoon die bekwaam is om de belastingplichtige te verbinden tegenover de leveranciers en de klanten.

46 2.1 Het begrip “vaste inrichting”
3. Bedoelde inrichting verricht op geregelde wijze handelingen bedoeld in het Wetboek Btw: leveringen van goederen of dienstverrichtingen. De handelingen mogen zonder enig onderscheid in het buitenland of in België plaatsvinden en effectief aan de belasting zijn onderworpen dan wel zijn vrijgesteld Voorbeelden: a) Een in België gevestigd informatiekantoor die geen enkele inkomende noch uitgaande handeling verricht in België waarvoor zij schuldenaar is van de btw, omdat ze uitsluitend diensten van in België gevestigde dienstverrichters ontvangt, die Belgische btw aanrekenen, moet zich in België niet voor btw-doeleinden laten identificeren (Vr. en Antw., Kamer, , nr. 63 van 2 mei 2012, blz. 131 – Vr. nr. 290, de Donnea, 27 maart 2012)

47 2.1 Het begrip “vaste inrichting”
b) Het Hof oordeelt in casu dat er geen sprake kan zijn van een vaste inrichting vermits niet bewezen is dat de plaatselijke vertegenwoordiger van de Engelse vennootschap in België “beleidsbeslissingen” zou hebben genomen of daartoe gemachtigd was. De in België aanwezige werknemer was blijkbaar slechts een lagere bediende die uitsluitend toezicht hield op de ontvangst van de geleverde voorraad en de terbeschikkingstelling ervan aan de afnemer (Brussel, 27 februari 2013, Fiscale Koerier 2013/07, blz )

48 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken
De btw-administratie heeft een beslissing gepubliceerd waardoor er geen btw meer dient geheven te worden bij schenking van onverkoopbare voedingsmiddelen aan door de overheid erkende Voedselbanken met het oog op de gratis verdeling ervan uitsluitend onder de behoeftige personen in België. Principieel dient btw betaald te worden wanneer een belastingplichtige aan zijn bedrijf een goed onttrekt om het gratis weg te schenken (toepassing artikel 12, § 1, eerste lid, 2° W.Btw). Hierop wordt evenwel een uitzondering gemaakt onder volgende voorwaarden:

49 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken
1°) Met de betrokken belastingplichtigen zijn producenten en distributiebedrijven in de voedingssector bedoeld die onverkoopbare voedingsmiddelen aan de voedselbanken wensen te schenken; 2°) De begiftigden zijn de erkende provinciale Voedselbanken die onder de vorm van een vzw actief zijn en die zich hebben verenigd in de Belgische Federatie van voedselbanken; 3°) Bedoelde goederen zijn uitsluitend voedingsproducten voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen onverkoopbaar zijn geworden, waarbij zijn uitgesloten: - kaviaar, langoesten, kreeften, krabben en oesters; - bieren met meer dan 0,5% alcoholgehalte en andere dranken met meer dan 1,2% alcoholgehalte;

50 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken
4°) Als bewijs van de schenking wordt een document opgesteld tussen de schenker en de Voedselbank met alle noodzakelijke vermeldingen, waarin vooral de aard en de hoeveelheid van de goederen worden vermeld met de bevestiging door de Voedselbank dat de goederen gratis werden ontvangen. Tevens wordt een verwijzing aangebracht naar onderhavige beslissing; 5°) De Voedselbank verbindt er zich toe de gekregen voedingswaren niet voor commerciële doeleinden te gebruiken en de ontvangen goederen gratis te verdelen onder de behoeftige personen in België. Indien de verdeling geschiedt via erkende liefdadigheidsorganisaties moet de Voedselbank met elk van die organisaties een overeenkomst afsluiten waarbij deze laatste zich ertoe verbindt om betrokken goederen niet met commercieel oogmerk te gebruiken. (Beslissing BTW, nr. E.T van 31 juli 2013, Fisconetplus)

51 2.3 Geen minimummaatstaf voor leveringen
Een belastingplichtige vennootschap betwist de onderfacturering die haar wordt verweten naar aanleiding van de verkoop van twee wagens die als “oldtimer” kunnen beschouwd worden. De administratie, die van oordeel is dat de belachelijke prijs die werd betaald geen andere doelstelling had dan te verbergen dat het een kosteloze verrichting betrof teneinde de toepassing te vermijden van het mechanisme van onttrekkingen van artikel 12 W.Btw, heeft de verschuldigde btw geraamd op het verschil tussen de overeengekomen waarde van de overgedragen goederen en de aankoopprijs ervan.

52 2.3 Geen minimummaatstaf voor leveringen
Deze redenering wordt door het Hof van Beroep verworpen. Het Europees Hof van Justitie heeft al geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van onttrekking van een goed voor privébehoeften indien er een reële tegenprestatie wordt geleverd, zelfs al ligt deze laatste onder de kostprijs van het goed. De heffingsgrondslag is bijgevolg wel degelijk de overeengekomen tegenprestatie en er is geen enkele wettelijke basis om een minimale heffingsgrondslag toe te passen. Maar (art. 33, § 2 W.Btw): normale waarde indien er verbondenheid is tussen leverancier en klant via arbeidsovereenkomst, vennoot, lid of bestuurder vennootschap, familie tot in de 4de graad (Brussel, 27 september 2012, zaak 2010/AR/104)

53 2.4 Het onder zich houden van een goed na beëindiging van de activiteit
Het hoofddoel van artikel 18, sub c, van de btw-richtlijn, zijnde artikel 12, § 1, 5° W.Btw, is te voorkomen dat goederen waarvoor recht op aftrek is ontstaan, na de beëindiging van de belastbare economische activiteit, ongeacht de redenen of omstandigheden daarvan, door een eindconsument onbelast worden gebruikt. Artikel 18, sub c, van de btw-richtlijn is blijkens de tekst ervan van toepassing op de beëindiging van de belastbare economische activiteit in het algemeen zonder onderscheid naar de oorzaken of omstandigheden van deze beëindiging en onder uitsluiting van alleen de in artikel 19 van de btw-richtlijn genoemde gevallen.

54 2.4 Het onder zich houden van een goed na beëindiging van de activiteit
Aldus moet artikel 18, sub c, van de btw-richtlijn zo worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op de beëindiging van de belastbare economische activiteit als gevolg van de schrapping van de belastingplichtige uit het btw-register. De maatstaf van heffing voor de handeling bij beëindiging van de belastbare economische activiteit is de op het tijdstip van deze beëindiging berekende waarde van de betrokken goederen, die dus rekening houdt met de waardewijzigingen van deze goederen tussen de aankoop ervan en de beëindiging. (Arrest Marinov, zaak C-142/12, 8 mei 2013, curia.europa.eu)

55 2.5 Arrest van het Hof van Cassatie van 6 juni 2013 (verbreking arrest Hof van Beroep Brussel 15/06/ 2011) Ter herinnering: de vennootschappen Temco Energy Management Company, Publi Round en Petrus zijn zustervennootschappen en elk van hen heeft een contract afgesloten met Temco Europe betreffende het gebruik van gedeelten van onroerende goederen met een vergoeding berekend volgens het tijdsgebruik. Het Europees Hof had het Hof van Beroep uitgenodigd tot verder onderzoek van de omstandigheden als volgt : “Het staat aan de verwijzende rechter om alle omstandigheden in aanmerking te nemen waarin de transactie die in het hoofdgeding aan de orde is, zich afspeelt teneinde de kenmerkende elementen daarvan te achterhalen en te beoordelen of deze als verhuur van onroerende goederen in de zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn kan worden gekwalificeerd.”

56 2.5 Arrest van het Hof van Cassatie van 6 juni 2013 (verbreking arrest Hof van Beroep Brussel 15/06/ 2011) Zo staat het aan hem, na te gaan of de overeenkomsten zoals zij worden uitgevoerd, in hoofdzaak de passieve terbeschikkingstelling ten doel hebben van ruimtes of oppervlakten van onroerende goederen, tegen een vergoeding die verband houdt met het tijdsverloop, dan wel strekken tot het verrichten van een dienst die voor een andere kwalificatie in aanmerking komt.” Hoe had het Hof van Beroep haar arrest gemotiveerd? De overeenkomsten dienden met btw belast te worden ingevolge de niet-exclusieve aard van de rechten van gebruik van de gedeelten van de gebouwen.

57 2.5 Arrest van het Hof van Cassatie van 6 juni 2013 (verbreking arrest Hof van Beroep Brussel 15/06/ 2011) Maar het Hof van Cassatie verbreekt het arrest: er kan immers niet beslist worden dat de drie vennootschappen in kwestie niet genieten van een exclusief recht op de gedeelten van gebouwen zonder onderzoek naar het feit of het toegestane gebruik aan de drie zustervennootschappen exclusief is ten opzichte van andere derden. Met andere woorden, het feit dat de drie zustervennootschappen zelfde opslagplaatsen en werkplaatsen kunnen gebruiken en het motief dat geen enkele van de drie overeenkomsten verwijst naar de twee andere is onvoldoende om de overeenkomsten met btw te belasten. Aldus dient de zaak opnieuw voorgelegd te worden aan het Hof van Beroep te Luik. Wordt vervolgd….. (zie Brussel, 19 augustus 2003, rolnr. 2001/AR/20 en Cass., 6 juni 2013, nr. F F)

58 2.6 Afstand van huurvergoeding
Wanneer een huurder de door hem gedane kosten geheel of gedeeltelijk, in de ene of andere vorm, terugbetaald krijgt van de eigenaar of van de hoofdhuurder, wordt hij geacht een dienst te hebben verstrekt in de mate waarin de gedane werken door deze laatste worden vergoed. De maatstaf van heffing is de vergoeding in geld of, bij ontstentenis daarvan, de normale waarde van de tegenprestatie, ongeacht of die bestaat in de verbintenis de huurprijs te verlagen, in de verbintenis de huurprijs niet te verhogen gedurende een bepaalde periode of in de verbintenis goederen te leveren tegen een lagere prijs dan die welke normaal wordt toegepast (zie Beslissing BTW nr. E.T van 27/01/1972 en E.H.v.J., zaak C-283/12, 26 september 2013, fisconetplus)

59 2.6 Afstand van huurvergoeding
Deze administratieve houding wordt door het Hof van Cassatie genuanceerd : het Hof stelt dat het commissionairsprincipe niet zomaar als een automatisme mag worden toegepast van zodra de eigenaar een vergoeding toekent aan de huurder nadat deze laatste bepaalde werken heeft laten uitvoeren in een gebouw van de eigenaar. De gelijkstelling van "andere tussenpersonen" bedoeld in artikel 13, § 2, W.Btw met de commissionair is slechts van toepassing wanneer de tussenpersoon zelf effectief optreedt als dienstverrichter en bijgevolg dient door te factureren. In casu handelt de huurder niet voor zijn eigen rekening en verricht ook geen enkele dienst voor rekening van de eigenaar, aldus het Hof van Cassatie.

60 2.6 Afstand van huurvergoeding
De huurder die overgaat tot het laten uitvoeren van aanpassingswerken in het gehuurde goed, waardoor dit beter kan worden uitgebaat, en die als tegenprestatie door de eigenaar wordt vrijgesteld van de betaling van huur, heeft tijdens de duur van de nog lopende huurovereenkomst het genot van de verbeteringen die aan het goed werden aangebracht. De huurder treedt hierdoor niet op als een commissionair en kan evenmin worden beschouwd als een tussenpersoon die een dienst in het belang van de eigenaar verstrekt. (Cass., 15 maart 2013, nr. F N, juridat)

61 2.7 Doorfacturatie van verzekeringskosten door een verzekerde aan de huurder van een voertuig
Volgens de btw-administratie : de sommen door de verhuurder aan de huurder aangerekend als verzekeringskosten of kosten van pechverhelping kunnen slechts als “voorschot” worden aanzien als strikt voldaan is aan de volgende voorwaarden : - de verzekeringsovereenkomst en de overeenkomst van pechverhelping dienen rechtstreeks te worden gesloten tussen de verzekeringsmaatschappij of pechverhelpingsdienst en de huurder; de verhuurder kan evenwel, in naam en voor rekening van de huurder, optreden; de premies of bijdragen worden door de verhuurder afzonderlijk en voor het juiste bedrag (de premie of bijdrage die werkelijk wordt gevorderd) aan de huurder in rekening gebracht. (zie Beslissing nr. E.T dd 21/03/1990)

62 2.7 Doorfacturatie van verzekeringskosten door een verzekerde aan de huurder van een voertuig
Is één van genoemde voorwaarden niet vervuld, dan behoort de aangerekende kost voor verzekering of pechverhelping tot de maatstaf van heffing van de over de huurvergoeding verschuldigde btw. Tegengestelde rechtspraak : Ingevolge de rechtbank van eerste aanleg te Brussel zijn de verzekeringskosten die apart worden vermeld op de factuur van een leasingmaatschappij te beschouwen als handelingen vrijgesteld van btw bij toepassing van artikel 44, § 3, 4° W.Btw (art. 135, 3° lid, a) van de btw-richtlijn) als bijkomstige handelingen en niet verbonden met de verhuur als volgende voorwaarden samen zijn vervuld:

63 2.7 Doorfacturatie van verzekeringskosten door een verzekerde aan de huurder van een voertuig
- De verzekeringspremies worden apart vermeld aan de huurders van de voertuigen, voor het identieke bedrag; - De huurders van de voertuigen hebben geen verplichting tot het aangaan van een verzekering. Dergelijke autoverzekering maakt bijgevolg geen dienst uit die bestemd is om voordeel te halen uit de verhuurverrichting en kan in die omstandigheden niet beschouwd worden als een bijkomstige dienst bij de dienstverrichting.

64 2.7 Doorfacturatie van verzekeringskosten door een verzekerde aan de huurder van een voertuig
Dit arrest ligt in dezelfde lijn als de rechtspraak van het Europees Hof. Het Europees Hof stelt inderdaad dat, wanneer de leasinggever het geleasede goed zelf verzekert en de kosten van de verzekering ongewijzigd aan de leasingnemer doorberekent, dergelijke handeling een handeling ter zake van verzekering in de zin van artikel 135, lid 1, sub a, van de btw-richtlijn 2006/112/EG vormt (Zie arrest BGZ, zaak C-224/11, 17 januari 2013). (Rb. Brussel, 26 februari 2009, rolnr. 2007/13829/A, bevestigd door het hof van beroep te Brussel, 7 februari 2013)

65 2.8 Paramedische beroepen
Krachtens artikel 44, § 1, 2° W.Btw, zijn de diensten verricht door kinesitherapeuten, vroedvrouwen, verplegers en verpleegsters, verzorgers en verzorgsters, ziekenoppassers en ziekenoppasters, masseurs en masseuses, heilgymnasten in de uitoefening van hun normale en geregelde beroepswerkzaamheid vrijgesteld van btw. De Administratie heeft beslist dat de prestaties van beoefenaars van paramedische beroepen voortaan vrijgesteld zijn van de btw, voor zover deze prestaties opgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, ongeacht het aantal prestaties die voor terugbetaling in aanmerking komen.

66 2.8 Paramedische beroepen
De vrijstelling inzake de gezondheidszorg geldt enkel voor ERKENDE paramedische beroepen. Zo zijn bv. niet erkend: de psychomotorische therapeuten, die aldus aan btw onderworpen zijn. (Mond. Parl. Vr. nr , Muriel Gerkens, 17 april 2013)

67 2.9 Overdracht van premierechten voor zoogkoeien
De zoogkoeienpremie is een toeslag welke op aanvraag wordt verleend aan een landbouwer die een zoogkoeienbestand aanhoudt dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie. Die landbouwer verwerft onder bepaalde voorwaarden rechten op die premie (premierechten) overeenkomstig het belang van zijn zoogkoeienbestand. De landbouwer kan zijn premierechten geheel of gedeeltelijk overdragen aan andere landbouwers. Deze overdracht betreft de overdracht van een onlichamelijk goed, onderworpen aan het normale btw-tarief, thans 21 pct. (overdracht in het kader van art. 11: vrij) (Besl. BTW, nr. E.T van 29 maart 2013, fisconetplus)

68 2.10 Openbare verkoop goederen belastingplichtige
De verkoop bij uitvoerend beslag van de roerende goederen van een belastingplichtige, andere dan die welke uitsluitend voor privédoeleinden werden gebruikt, is aan de btw onderworpen en van het evenredig registratierecht vrijgesteld. Volgens het Europees Hof valt onder het begrip openbare verkoop op grond van een executoriale titel elke verkoop van een onroerend goed door de executieschuldenaar, niet alleen in het kader van een procedure tot liquidatie van zijn vermogen, maar ook in het kader van een insolventieprocedure die plaatsvindt vóór die liquidatieprocedure, voor zover die verkoop noodzakelijk is voor de betaling van de schuldeisers of voor het herstel van de economische of beroepsactiviteit van die schuldenaar. (zaak C-125/12, arrest Promociones y Construcciones, 13 juni 2013)

69 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
Het verrichten van werk in onroerende staat voor privé behoeften of behoeften van de onderneming (art. 19, § 2, 1° W.Btw). Welke gevallen kunnen we praktisch onderscheiden ? 1°) Werk verricht door een belastingplichtige voor de doeleinden van zijn economische activiteit : de btw is steeds verschuldigd met als maatstaf van heffing de ‘normale waarde’. Maar, gezien de werken uitgevoerd zijn voor de beroepsactiviteit, is er in principe ook recht op volledige aftrek van btw.

70 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
2°) Werk verricht door een belastingplichtige voor privédoeleinden van zijn personeel, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit : – de belastingplichtige is een natuurlijk persoon: vermeld artikel 19, § 2 is slechts van toepassing in de mate dat het werk behoort tot de geregelde werkzaamheid die hem de hoedanigheid van belastingplichtige verleent. Maatstaf van heffing: de ‘gedane uitgaven’. Wanneer evenwel personeelsleden worden gebruikt voor de uitvoering van het werk in onroerende staat wordt het werk geacht te zijn verricht in het kader van de economische activiteit van de belastingplichtige. Ook hier zijn de ‘gedane uitgaven’ de maatstaf van heffing; – de belastingplichtige is een rechtspersoon: artikel 19, §2 W.Btw is steeds van toepassing.

71 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
3°) Een belastingplichtige natuurlijk persoon verricht werk voor privédoeleinden: ook hier is vermeld artikel 19, § 2 slechts van toepassing in de mate dat het werk behoort tot de geregelde werkzaamheid die hem de hoedanigheid van belastingplichtige verleent. Maatstaf van heffing: de ‘gedane uitgaven’. Wanneer evenwel personeelsleden worden gebruikt voor de uitvoering van het werk in onroerende staat wordt het werk geacht te zijn verricht in het kader van de economische activiteit van de belastingplichtige. Ook hier zijn de ‘gedane uitgaven’ de maatstaf van heffing.

72 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
4°) Een belastingplichtige natuurlijk persoon verricht werk zowel voor privédoeleinden als voor de doeleinden van zijn economische activiteit : de hogervermelde regels dienen samen te worden toegepast. Voorbeeld Een schrijnwerker richt een woning op voor zichzelf, met een werkplaats en bureel, waarvoor aanvaard wordt dat er 25 % van het gebouw beroepsmatig is. De schrijnwerker verricht alle schrijnwerkerij (dak, ramen, deuren ….)aan het gebouw zelf en onttrekt daarvoor EUR materialen aan zijn voorraad. Er dient als volgt gehandeld te worden:

73 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
– voor het gedeelte privé (75 %): er moet een stuk opgemaakt worden, waarbij de handeling vastgesteld wordt, met als maatstaf van heffing de ‘gedane uitgaven’, zijnde enkel EUR voor de materialen (er werd immers geen personeel aangewend). Verschuldigde btw: × 21 % = EUR; – voor het beroepsgedeelte (25 %): er moet een stuk opgemaakt worden, waarbij de handeling vastgesteld wordt, met als maatstaf van heffing de ‘normale waarde’, beperkt tot de kostprijs, zijnde EUR materialen, te verhogen met de zelf gepresteerde arbeid, bv EUR. Verschuldigde btw: × 21 % = EUR, die echter tevens aftrekbaar is, ingevolge de aanwending voor de beroepsactiviteit.

74 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
5°) Werk verricht door een bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap voor zijn privébehoeften : indien bv. de zaakvoerder van een aannemersbedrijf de afwerking verricht van een aan zijn vennootschap behorende woning die hij huurt of in gebruik krijgt, of aan zijn eigen privéwoning werken uitvoert, is het de vennootschap die ten aanzien van het door de bestuurder of zaakvoerder in beide gevallen gepresteerde werk dient te worden beschouwd als uitvoerster van de werken in onroerende staat vermits de vennootschap handelt of meer algemeen slechts kan handelen door middel van de fysieke personen die haar vertegenwoordigen.

75 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
Gelet op het feit dat een werk in onroerende staat, uitgevoerd door een belastingplichtige rechtspersoon, steeds wordt verricht in het kader van haar economische activiteit, zijn de werken voor de privébehoeften van de bestuurder of zaakvoerder steeds onderworpen aan vermeld artikel 19, § 2, 2°. De verschuldigde btw dient te worden berekend over de door de belastingplichtige vennootschap “gedane uitgaven”, d.w.z geen btw verschuldigd over het niet bezoldigd werk van de bestuurder/zaakvoerder, maar wel op eventuele betalingen aan personeelsleden. (Parl. Vr. nr van de heer Taylor van 2 augustus BTW-REVUE nr. 111, blz. 1258; Parl. Vr. nr van de heer Denys van 11 oktober BTW-REVUE nr. 112, blz. 222; Parl. Vr. nr van de heer Denys van 24 oktober BTW-REVUE nr. 112, blz. 233).

76 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen
Geen btw verschuldigd voor herstellings-, onderhouds- of reinigingswerken door het personeel van Belastingplichtigen zonder recht op aftrek; Publiekrechtelijke instellingen; Gemengde belastingplichtigen (ook die m.b.t. de aan btw onderworpen handelingen) (Vr. nr. 121, de Donnea, 7 maart 2013, fisconetplus)

77 4. Vrijstelling bij intracommunautaire leveringen
De administratie zal onder de volgende strikte voorwaarden, die gezamenlijk moeten vervuld zijn, uitzonderlijk de bedoelde vrijstelling niet verwerpen wanneer de leverancier, in weerwil van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 52, geen btw-nummer van zijn klant opgeeft (zie beslissing BTW nr van 27/08/2013, fisconetplus) : 1° De leverancier moet te goeder trouw hebben gehandeld. Dit veronderstelt o.m. dat de leverancier: - redelijkerwijs alles heeft gedaan om zich ervan te vergewissen dat hij niet bij fraude betrokken raakt door de intracommunautaire levering die hij verricht voor een klant die hem, in weerwil van de reglementaire voorschriften, geen btw-identificatienummer meedeelt dat hem in een andere lidstaat werd toegekend.

78 4. Vrijstelling bij intracommunautaire leveringen
De leverancier mag dus geen passieve houding aannemen, maar moet als een goede huisvader zijn klanten ter zake aan een kritisch onderzoek onderwerpen. Hij moet nagaan of alle gegevens die hem door de afnemer werden verstrekt correct zijn. Zo kan hij zich niet beroepen op de goede trouw wanneer de documenten waarover hij beschikt tegenstrijdig zijn of wanneer hij redelijkerwijs had moeten of kunnen vaststellen dat ze vervalst zijn; - aantoont alles te hebben gedaan om het btw-identificatienummer van zijn medecontractant in een andere lidstaat te bekomen. De leverancier moet ter zake: * zijn klant op de hoogte gebracht hebben van het feit dat dit nummer noodzakelijk is om de intracommunautaire levering van de Belgische btw te kunnen vrijstellen ; * het btw-nummer van zijn klant effectief hebben opgevraagd; * ingeval van negatief antwoord van zijn klant, deze opdragen het nodige te doen om een btw-identificatienummer aan te vragen;

79 4. Vrijstelling bij intracommunautaire leveringen
- aan de administratie de identificatiegegevens mededeelt zowel van zijn klant (naam, adres) aan wie hij een vrijgestelde intracommunautaire levering verricht, als van de goederen die hij hem levert (factuur…). 2° De leverancier moet enerzijds over de nodige aanwijzingen beschikken waaruit afdoende blijkt dat zijn medecontractant een belastingplichtige is of een niet-belastingplichtige rechtspersoon die ertoe gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen aan de btw te onderwerpen, en moet anderzijds aantonen dat zijn klant bij de betrokken handeling als dusdanig handelt. In bepaalde gevallen kunnen de aard en/of de hoeveelheid van de geleverde goederen en/of de privaatrechterlijke status van de afnemer, een aanwijzing vormen van het feit dat de afnemer moet worden aangemerkt als een als zodanig handelende belastingplichtige.

80 5. Tarieven btw 5.1 Tarief grafzerken, grafkelders en grafmonumenten
In de rubriek XXXIV, nr. 2 van tabel A van het Koninklijk Besluit nr. 20 inzake de btw-tarieven wordt aangegeven dat de diensten die gewoonlijk door begrafenisondernemers worden verstrekt in de normale uitoefening van hun beroepswerkzaamheid, aan 6% onderworpen zijn, uitgezonderd: - Het verschaffen van spijzen en dranken om ter plaatse te worden verbruikt; - De diensten verstrekt door kelners, diensters en alle andere personen die tussenkomen bij het verschaffen van spijzen en dranken aan de verbruikers in omstandigheden die het verbruik ter plaatse mogelijk maken; - De diensten met betrekking tot de levering met plaatsing van grafkelders of monumenten.

81 5.1 Tarief grafzerken, grafkelders en grafmonumenten
In de beslissing Btw nr. E.T van 26 augustus 2013 wordt verduidelijkt dat de eenvoudige levering van een grafkelder, grafzerk of grafmonument in alle gevallen onderworpen is aan het normale tarief van 21%, zelfs wanneer die levering wordt verricht door de begrafenisondernemer die de volledige organisatie van de begrafenis op zich neemt. Tevens zijn alle diensten met betrekking tot genoemde grafkelders, grafzerken en grafmonumenten onderworpen aan het tarief van 21 pct, waaronder als voorbeelden geciteerd worden:

82 5.1 Tarief grafzerken, grafkelders en grafmonumenten
- de verplaatsing van de grafzerk met het oog op een bijzetting in de grafkelder en het terugplaatsen; - toevoegen van de naam van de overledene op de grafzerk of het grafmonument na de teraardebestelling; - de levering met plaatsing of enkel de plaatsing van een grafkelder, grafzerk of grafmonument; - de bouw of het vergroten van een grafkelder; - het onderhoud en de renovatie van een grafkelder, grafzerk of grafmonument. (Beslissing Btw nr. E.T van 26 augustus 2013, Fisconetplus)

83 6. Teruggaaf 6.1 Vermelding op de creditnota
In principe moet op het verbeterend stuk de formule “BTW terug te storten aan de Staat, in de mate waarin ze oorspronkelijk in aftrek werd gebracht”vermeld worden. Deze formaliteit ten aanzien van de belastingplichtige, die zijn recht op teruggaaf uitoefent, betekent een disproportionele last wanneer blijkt dat de BTW door zijn medecontractant ook in werkelijkheid werd teruggestort. De teruggave kan dus niet verworpen worden wanneer enkel deze formule op het verbeterend stuk ontbreekt (Antwerpen, 11 december 2012, rolnr 2011/AR/2448)

84 6.2 Levering van goederen aan reizigers die hun woonplaats buiten de Europese Unie hebben
Wanneer goederen geleverd worden aan reizigers die hun woonplaats buiten de Europese Unie hebben kan dit met vrijstelling van btw onder de volgende voorwaarden: 1° Het moet gaan om goederen voor persoonlijk gebruik, door reizigers meegenomen in hun persoonlijke bagage; 2° de goederen mogen geen handels- of beroepskarakter hebben; 3° de gezamenlijke waarde van de goederen moet meer dan 125 euro, incl. btw, bedragen; 4° de goederen moeten worden uitgevoerd uiterlijk op het einde van de derde maand die volgt op de maand waarin ze werden aangekocht en verkregen.

85 6.2 Levering van goederen aan reizigers die hun woonplaats buiten de Europese Unie hebben
Om de btw terugbetaald te krijgen moet degene die uitvoert: - De factuur (die door de douane werd afgestempeld) terugsturen naar de leverancier, die dit als zijn bewijsmiddel bewaart, en daarop de betaalde btw terugbetaalt aan de koper; - Ofwel met het ontheffingsborderel naar een gespecialiseerde firma gaan, aanwezig in de luchthaven van vertrek, die onmiddellijk ter plaatse de btw terugbetaalt mits aanrekening van administratiekosten.

86 6.3 Btw-tarief fitnesscentrum
Visie btw-administratie : wanneer de exploitant van een gymnastiekzaal of een inrichting waar een of andere vorm van lichaamsbeweging wordt beoefend (fitnesscenter) zich beperkt tot - tegen betaling van toegangsgeld - het toegang verlenen tot de inrichting en het recht tot gebruik ervan te geven, is het 6%-tarief van toepassing. Indien er eveneens gedurende gans de oefentijd of een gedeelte ervan inlichtingen, raadgevingen, richtlijnen of echt onderricht aangaande de uit te voeren lichaamsbewegingen, het in acht te nemen ritme enz., verstrekt wordt is het tarief 21 % op de geheelheid van toepassing (wijzen op foute toepassing mag, begeleiding bij eerste bezoek ook). (Mededeling BTW-Revue nr. 114/95, blz. 711)

87 6.3 Btw-tarief fitnesscentrum
Uitspraak Hof van Beroep : Bedoelde dienst is een samengestelde dienst (zo nauw met elkaar verbonden dat zij economisch gezien één geheel vormen). In casu worden, naast de inning van toegangsgeld, ook verstrekt : Begeleiding door afname testen en verstrekken van adviezen; Uitwerking van een persoonlijk oefenschema via computer; Chipkaart van toestel houdt programma bij en verwittigt om naar ander toestel door te schuiven; Alles gebeurt in groepsverband Gezien toelichting en begeleiding ondergeschikt is aan het verlenen van het recht op gebruik van de sportaccommodatie en de afwezigheid van persoonlijke begeleiding is 6% van toepassing (Antwerpen, 17 september 2013)

88 7 Verplichtingen 7.1 Hoofdelijke aansprakelijkheid
Recentelijk werd de tekst van artikel 51bis W.Btw aangepast (zie Wet van 17 juni 2013, B.S. 28 juni 2013). Bedoeld artikel behandelt de hoofdelijke aansprakelijkheid voor het voldoen van de btw voor de medecontractant (degene die de factuur normalerwijze ontvangt of moet ontvangen). Samengevat kan gesteld worden dat: 1° De medecontractant van de schuldenaar van de btw in principe hoofdelijk aansprakelijk is voor het voldoen van de btw wanneer de factuur niet werd uitgereikt of er onjuiste vermeldingen staan op de factuur inzake naam, adres, btw-nr, aard of hoeveelheid van de handelingen, de prijs en toebehoren, de btw zelf;

89 7.1 Hoofdelijke aansprakelijkheid
2° Ontslag van die hoofdelijke aansprakelijkheid kan slechts indien de medecontractant de identiteit van zijn leverancier aantoont en bewijst dat de prijs en de btw werd betaald, eventueel gedeeltelijk; 3° Evenwel is er steeds hoofdelijke aansprakelijkheid voor een belastingplichtige als de medecontractant wist of moest weten dat de btw niet werd betaald of zal worden betaald met de bedoeling de btw te ontduiken, in de ketting van de handelingen. Deze aansprakelijkheid is specifiek voor de bestrijding van de carrouselfraude en valt uiteraard te bewijzen door de administratie; 4° In de btw-entrepot bestaat een speciale hoofdelijke aansprakelijkheid voor de depothouder, de vervoerder van de goederen uit het entrepot en eventueel zijn lastgever. Evenwel is ontslag van deze hoofdelijkheid mogelijk indien deze zijn goede trouw aantoont of aantoont niet nalatig te zijn geweest of een fout te hebben begaan : zie art. 51bis, § 3 W.Btw.

90 7.2 Voorleggen van reservatieboek
Volgens het Hof van Cassatie dient een belastingplichtige die een reservatieboek bijhoudt dit ook voor te leggen aan de fiscus, vermits het betrekking heeft op de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Het speelt daarbij geen rol dat het boek vrijwillig bijgehouden wordt. De voorleggingsplicht is niet beperkt tot de boeken en stukken die krachtens de btw-reglementering of een andere wetgeving moeten worden bijgehouden. (Cassatie, 18 januari 2013, juridat)

91 7.3 Het vermelden van oormerken op de factuur
Volgens het Europees Hof is het niet verplicht de oormerken van dieren te vermelden op de facturen voor leveringen van deze dieren. (E.H.v.J., 18 juli 2013, zaak C-78/12, curia.europa.eu)

92 7.4 Ontbreken van boeken en stukken: ambtelijke aanslag?
Een ambtshalve aanslag kan worden opgelegd wanneer de telbanden van de kassa niet worden bewaard of voorgelegd. Artikel 60 W.Btw legt immers de verplichting op om alle boeken en stukken met betrekking tot de uitgeoefende werkzaamheid te bewaren. (Luik, 28 november 2012, rolnr. 2010/RG/987)

93 7.5 Aansprakelijkheid zaakvoerder/bestuurder/vereffenaar
Bedoelde personen kunnen slechts hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld als de niet-betaling zijn oorsprong vindt in een door hen begane fout bij de uitoefening van het beheer van hun vennootschap, zoals bedoeld in artikel 1382 B.W. De fout, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide zullen moeten bewezen worden door de eisende btw-ontvanger. In een gemotiveerd arrest heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat de niet-betaling van twee ‘bijzondere rekeningen’ een ‘fout’ uitmaakt. Evenwel bestonden er ook bijkomende motieven, zoals de systematische niet-betaling van btw- en rsz-schulden en de afwezigheid van afbetalingsplannen. (Cass. 13 maart 2012, rolnr. P.11,1426.N)

94 7.5 Aansprakelijkheid zaakvoerder/bestuurder/vereffenaar
In een ander geval inzake niet-betaling van “bijzondere rekeningen” oordeelt het Hof evenwel dat er geen fout werd begaan door een weduwe, die in het kader van de bescherming van de erfenis voor haar kinderen, vergeefs geprobeerd had om de handelszaak van haar man verder te zetten. Noodgedwongen door een schadegeval werd overgegaan tot stopzetting van het bedrijf, maar er kan geen fout ten laste gelegd worden van de weduwe. De financiële moeilijkheden kunnen haar niet tegengeworpen worden omdat ze geen ongeschikt, ongepast of onwettelijk gebruik heeft gemaakt van de bedragen die door de vennootschap werden ontvangen. (Brussel, 13 september 2012, rolnr. 2010/AR/217, Fiscalnet)

95 8 Bewijsmiddelen 8.1 Ondertekening dwangbevel
Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de gewestelijke directeur van de Administratie van de btw, registratie en domeinen of door de door hem aangewezen ambtenaar. Meestal duidt de gewestelijke directeur het diensthoofd van het btw-controlekantoor aan waaronder de belastingplichtige ressorteert. Ingevolge het artikel 85 van het Btw-wetboek heeft de gewestelijke directeur van de btw de mogelijkheid om de aan hem toegewezen bevoegdheid inzake visum en uitvoerbaarverklaring van het dwangbevel te delegeren. Hij bepaalt zelf de modaliteiten van die delegatie. Deze delegatie kan algemeen zijn en bepaalde categorieën van ambtenaren beogen.

96 8 Bewijsmiddelen 8.1 Ondertekening dwangbevel
Wanneer evenwel een dwangbevel geviseerd en uitvoerbaar verklaard wordt door een ambtenaar die niet de gewestelijk directeur is, maar door een beambte met lagere rang, dient de rechter in de mogelijkheid te zijn te controleren of het dwangbevel niet aangetast is door een gebrek op het niveau van de delegatie. Maar volgens het Hof van Cassatie is niet vereist dat deze volmacht tot het uitoefenen van het mandaat wordt toegekend aan een met naam en toenaam aangestelde ambtenaar. Deze ‘volmacht’ tot uitoefenen van een mandaat aan bepaalde categorieën van ambtenaren, zijnde in het onderhavige geval, aan de controleurs van de Fiscale Administratie (afgeschafte graad die werd vervangen door de graad van Eerstaanwezend Inspecteur) is rechtsgeldig.

97 8 Bewijsmiddelen 8.1 Ondertekening dwangbevel
Het hof van beroep te Luik bevestigt deze stellingname. Ook het Hof van Beroep te Brussel oordeelt dat geen bijzondere overdracht via een mandaat vereist is, maar dat een algemene overdracht volstaat. (Vr. en Antw., Kamer, 4° zitting 53e zittingsperiode, , nr. 090, 26 november 2012, blz – Vr. nr. 591, Olivier Henry, dd. 16 oktober 2012; Luik, 22 juni 2007, F.J.F. nr. 2008/204; Cass., 12 februari 2009, zaak F , Fiscoloog 1155, blz. 12; Luik, 2 december 2009, nr. 2005/RG/1288 ; Brussel, 6 juni 2012, rolnr. 2010/AR/1750)

98 8.2 Volmacht aan volmachthouder of advocaat
Algemeen wordt aangenomen dat het akkoord van de gevolmachtigde gelijk staat met het akkoord van de belastingplichtige zelf. Zowel de Administratie als de belastingplichtige zijn gebonden door een dergelijk akkoord, op voorwaarde dat het geldig tot stand is gekomen en niet strijdig is met de wet. De belastingplichtige is verantwoordelijk voor de keuze van haar gevolmachtigden, maar het blijft de belastingplichtige die o.a. gehouden is boeken en documenten voor te leggen die noodzakelijk zijn met het oog op een belastingcontrole (Zie o.a. Antwerpen, 25 mei 2010, rolnr. 2008/AR/1700). Tussen echtgenoten kan een uitdrukkelijk of stilzwijgend mandaat bestaan, maar dit mandaat dient bewezen te worden. Het is aan de behandelende rechter om uit te maken of de echtgenoot (echtgenote) gemandateerd was om een aangifte of regularisatie te ondertekenen.

99 8.2 Volmacht aan volmachthouder of advocaat
Terugkomen op een akkoord kan slechts als het bewijs geleverd wordt dat de akkoordverklaring aangetast is door een wilsgebrek en/of een vergissing in rechte of in feite. Dit mag bewezen worden door alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Loutere beweringen die door geen controleerbare gegevens ondersteund worden leveren geen bewijs op. Opdat een dwaling in aanmerking zou kunnen genomen worden moet die dwaling “verschoonbaar” zijn en het bewijs daartoe moet geleverd worden. (Zie Brussel, 16 november 2011, rolnr. 2008/AR/3108 en Antwerpen, 24 april 2012, rolnr. 2010/AR/2311 en Antwerpen, 12 juni 2012, rolnr. 2010/AR/3122)

100 8.2 Volmacht aan volmachthouder of advocaat
Waar de administratie er in principe van uit gaat dat een advocaat geen volmacht nodig heeft om een akkoord af te sluiten blijkt dit toch geen genade te vinden in de rechtspraak. Een advocaat dient buiten de rechtscolleges te handelen op grond van een uitdrukkelijke volmacht: zijn mandaat ad litem wordt immers beperkt tot proceshandelingen. (Antwerpen, 9 oktober 2012, rolnr. 2011/AR/1726, Accountancy & Fiscaliteit, nr. 38, 8 november 2012, blz. 7-8) Zie voorbeeld volmacht in de btw-commentaar, deel 13, hoofdstuk 8

101 8.3 Zwijgrecht In de Belgische praktijk wordt gesteld dat het “zwijgrecht” niet van toepassing is in fiscale zaken. Evenwel denkt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens daar genuanceerd anders over. Het zwijgrecht is, aldus dit Hof, van toepassing, zelfs als er nog geen sprake is van een boete of een strafprocedure. Er mag door de fiscus geen boete opgelegd worden indien de belastingplichtige weigert om inlichtingen te geven, waardoor hij de verdenking van fraude op zich zou kunnen laden. De voorleggingsplicht zou enkel bestaan voor gegevens en documenten die verkregen kunnen worden zonder dat daarvoor de uitoefening van de wil tot medewerking vereist is, zoals o.a. documenten die zijn verkregen door een gerechtelijk onderzoek of huiszoeking. Het zwijgrecht zou dan wel gelden voor andere documenten (bv. alle boekhoudkundige, financiële en correspondentiegegevens) die slechts kunnen verkregen worden wanneer er uit vrije wil meegewerkt wordt door betrokkene.

102 8.3 Zwijgrecht Het Hof van Beroep te Luik oordeelt dat een belastingplichtige zich op het zwijgrecht kan beroepen indien de inlichtingen die deze moet verstrekken kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging. Een opgelegde boete wegens het niet-beantwoorden van een vraag om inlichtingen werd aldus ontheven. Niettegenstaande door de administratie niet werd gedreigd met strafvervolging bestaat toch de mogelijkheid om een overtreding begaan “met bedrieglijk opzet” strafrechtelijk te laten vervolgen. (EHRM, 5 april 2012, arrest Chambaz, nr /04, Fiscale Actualiteit, nr. 15, blz. 1-5 en Fiscoloog, nr. 1313, blz. 10)

103 8.4 Feitelijk vermoeden inzake activiteit
Een groothandel met diamant maakt verkoopfacturen op aan afnemers, waarvan blijkt dat die niet de werkelijke afnemers van de verkochte diamanten waren. De groothandel geeft aan dat er geen werkelijke verkopen werden gerealiseerd en dat er bijgevolg geen btw verschuldigd is op de verkoopfacturen. Volgens het Hof wordt niet aangetoond dat er geen daadwerkelijke leveringen werden verricht en door het enkele materiële feit van de facturering wordt de btw verschuldigd, daar ook geen enkele vrijstelling wordt bewezen (Antwerpen, 18 september 2012, rolnr. 2011/AR/1276, Fiscalnet);

104 8.4 Feitelijk vermoeden inzake ontvangsten op bank
Uit precieze en overeenstemmende elementen blijkt dat een persoon, die geen btw-nummer had, actief was op het vlak van de levering van goederen (verkoop van tweedehandswagens) en dienstverlening (auto’s naar de keuring brengen). Deze elementen, en in het bijzonder de omvang van het bedrag van de inkomsten op zijn bankrekeningen, tonen tevens aan dat de betrokkene zijn werkzaamheid geregeld en op zelfstandige basis uitoefende in de zin van artikel 4 van het btw-wetboek tijdens de volledige betwiste periode. De appellant is bijgevolg btw-plichtig voor deze activiteit en men kan er in voorliggend geval vanuit gaan dat de niet-gerechtvaardigde inkomsten die werden vastgesteld op de bankrekeningen afkomstig zijn van niet-aangegeven activiteiten (Luik, 5 februari 2013, rolnr. 2011/RG/1830, Fiscalnet)

105

106

107

108


Download ppt "Forum december 2013."

Verwante presentaties


Ads door Google