De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Programma Rechtspersoon Aansprakelijkheid Verzekeringen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Programma Rechtspersoon Aansprakelijkheid Verzekeringen"— Transcript van de presentatie:

1 Onverplicht maar niet vrijblijvend Juridische aspecten van het vrijwilligerswerk
Programma Rechtspersoon Aansprakelijkheid Verzekeringen Onkostenvergoeding ARBO 2005 BTW Sponsoring Ledenadministratie Drank- en horecawet Tabakswet Warenwet Legionella Vrijwilligerswerk naast een uitkering

2 Stichtingen Rechtspersoon
Kan alleen bij notariële akte of testament opgericht worden Heeft geen leden Kan door één persoon opgericht worden Uitkeringen alleen op het terrein van ideële/sociale doelen, nooit aan oprichters/bestuursleden Bestuursleden door medebestuursleden benoemd Volledige rechtsbevoegdheid bij inschrijving in het handelsregister KvK Stichtingen kunnen uitsluitend bij notariële akte of testament worden opgericht. Een stichting heeft geen leden en is opgericht om met behulp van een bepaald vermogen een doel te realiseren. Het doel is in de statuten opgenomen. Een stichting kan door één of meerdere personen worden opgericht. Dit kunnen zowel natuurlijke als rechtspersonen zijn. De notariële akte bevat naast een verklaring van de oprichters van de stichting ook de statuten van de stichting. Een stichting mag winst maken, maar de uitkering van de winst is aan beperkingen onderworpen. De uitkeringen moeten een ideëel of sociaal doel dienen en mogen niet worden uitgekeerd aan de oprichters van de stichting.  Rechtsbevoegdheid en aansprakelijkheid Stichtingen bezitten volledige rechtsbevoegdheid. Dit is een gevolg van de oprichting bij notariële akte. Voor wijziging van de statuten is eveneens een notariële akte vereist. Bestuursleden zijn hoofdelijk aansprakelijk als de stichting niet is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bij het opnemen van de statuten in het handelsregister moet ook opgegeven worden wie binnen de vereniging beslissingsbevoegdheden heeft. Dat zijn naast de voorzitter, secretaris en penningmeester vaak de andere bestuursleden. Wanneer er een bestuurswisselingen plaatsvinden is het dus belangrijk dat de gegevens bij de Kamer van Koophandel gewijzigd worden zodat nieuwe bestuursleden daadwerkelijk beslissingsbevoegd zijn en de oude bestuursleden niet geconfronteerd worden met verantwoordelijkheid over beslissingen die ze niet zelf genomen hebben.

3 Verenigingen Samenwerkingsvorm tussen twee of meerdere rechtspersonen
Rechtspersoon Verenigingen Samenwerkingsvorm tussen twee of meerdere rechtspersonen Hoogste orgaan is de Algemene Ledenvergadering Bestuur benoemt door de leden vergadering Alle verenigingen hebben rechtsbevoegdheid maar er is onderscheid tussen: 1. Volledige rechtsbevoegdheid 2. Beperkte rechtsbevoegdheid Koninklijke goedkeuring geldig voor dertig jaar, met betrekking tot rechtsbevoegdheid moet deze omgezet worden naar notariële acte. Een vereniging is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen (leden), die volgens bepaalde regels een bepaald doel willen verwezenlijken. De wet kent slechts twee beperkingen van dit doel. Het doel mag vanzelfsprekend niet gericht zijn op verstoring van de openbare orde of op aantasting van de goede zeden én het doel mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden. Alle verenigingen hebben in principe rechtspersoonlijkheid. Voordat  verenigingen, net als natuurlijke personen, handelingen mogen verrichten zoals het in eigendom hebben van onroerend goed, andere goederen en accommodaties huren, is er een zekere mate van rechtsbevoegdheid noodzakelijk. Niet alleen vanwege het hebben van bezittingen maar ook omdat anderen zoals landelijke koepelorganisaties en gemeenten eisen stellen aan de rechtsbevoegdheid van verenigingen. In de nu geldende wet (vanaf 26 juli 1976) wordt onderscheid gemaakt tussen:   - De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Dergelijke verenigingen kunnen zelfstandig handelingen verrichten en bezittingen hebben.   - De vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid Dit zijn verenigingen waarbij (bestuurs)leden zelf aansprakelijk zijn voor de handelingen die worden verricht namens de vereniging. Aansprakelijkheid Bestuursleden van verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid zijn persoonlijk aansprakelijk. Het is daarom zinvol voor bestuursleden om te controleren of  de vereniging volledig rechtsbevoegd is. Hiervoor moeten de statuten door een notaris zijn goedgekeurd en opgenomen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Om kosten te besparen zijn er concept-statuten beschikbaar die zij als voorbeeld kunnen gebruiken. Bij het opnemen van de statuten in het handelsregister moet ook opgegeven worden wie binnen de vereniging beslissingsbevoegdheden heeft. Dat zijn naast de voorzitter, secretaris en penningmeester vaak de andere bestuursleden. Wanneer er bestuurswisselingen plaatsvinden is het dus belangrijk dat de gegevens bij de Kamer van Koophandel gewijzigd worden zodat nieuwe bestuursleden daadwerkelijk beslissingsbevoegd zijn en de oude bestuursleden niet geconfronteerd worden met verantwoordelijkheid over beslissingen die ze niet zelf genomen hebben. Vrijwel alle landelijke organisaties (zoals sportbonden) kennen de statutaire verplichting dat aangesloten verenigingen volledig rechtsbevoegd moeten zijn, anders kan de vereniging geen lid worden. Al dat soort regels betekent wel dat een vereniging in oprichting goed op moet letten en de juiste handelingen verrichten. Hiervoor is een stappenplan beschikbaar.

4 Wettelijke aansprakelijkheid
Uitgangspunt: ‘Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt welke hem kan worden toegerekend, is verplicht die schade te vergoeden’ Vormen aansprakelijkheid Individuele aansprakelijkheid Kwalitatieve aansprakelijkheid Het begrip aansprakelijkheid heeft te maken met schuld. Bij schuld hoeft overigens geen sprake van opzet te zijn. In principe is iemand aansprakelijk als sprake is van 'toerekenbaar verwijt' bij een handeling waardoor schade ontstaat. In de wet staat dit omschreven als: 'Hij, die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade, die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.' Behalve voor schade die u zelf veroorzaakt, kunt u op grond van de wet ook aansprakelijk worden gehouden voor schade die door een andere oorzaak is ontstaan. De schade wordt dan veroorzaakt door personen of goederen die onder uw verantwoordelijkheid vallen. Zo kunnen werkgevers in hun hoedanigheid (kwaliteit) van werkgever verantwoordelijk worden gesteld voor schade die hun werknemers veroorzaken. We spreken dan van kwalitatieve aansprakelijkheid. Bij vrijwilligers ligt dit genuanceerder. Een vrijwilliger is geen echte werknemer en behoudt zijn hoedanigheid als particulier. Afhankelijk van de situatie zal de schade die aan de vrijwilliger toegerekend kan worden door de vrijwilliger zelf moeten worden vergoed. Dit geldt ook voor schade die aan vrijwilligers onderling wordt toegebracht.   Naast de particuliere aansprakelijkheid van de vrijwilliger is het mogelijk dat de rechtspersoon waarvoor de vrijwilliger werkzaam is, wordt aangesproken op de schade die door de medewerkers is veroorzaakt. Iemand kan als medewerker worden betiteld  als diegene werk verricht in opdracht of onder regie van de organisatie. Een gedupeerde kan in dat geval de medewerker, de organisatie maar ook beide aansprakelijk stellen. De verzekeringsmaatschappijen of de rechter zullen in zo'n geval bepalen wie uiteindelijk de schade gaat vergoeden.

5 Bestuurdersaansprakelijkheid
Aansprakelijkheid tegenover rechtspersoon (vereniging/stichting) Aansprakelijkheid tegenover derden Aansprakelijkheid op grond van de antimisbruikwetgeving De term bestuurdersaansprakelijkheid wordt gebruikt voor het aansprakelijk stellen van een bestuurder van een rechtspersoon (vereniging of stichting). Een rechtspersoon is in beginsel zelf aansprakelijk voor zijn schulden, doch in enkele gevallen kan ook degene die namens de rechtspersoon heeft gehandeld voor de schuld aansprakelijk gesteld worden. De belangrijkste reden om een bestuurder hoofdelijk aansprakelijk te stellen is op basis van onbehoorlijk bestuur. Er zijn drie situaties voor bestuurders aansprakelijkheid te onderscheiden: - Aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de vereniging/stichting. - Aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden. - Aansprakelijkheid op grond van de anti-misbruikwetgeving. Op grond van artikel 2:9 Burgerlijk Wetboek is een bestuurder tegenover de rechtspersoon verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Betreft het een taak die aan twee of meer bestuurders is opgedragen, dan is ieder van hen aansprakelijk voor de tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Wat is hoofdelijke aansprakelijkheid? De wet omschrijft hoofdelijke aansprakelijkheid als 'direct aangesproken kunnen worden tot betaling van de opgebouwde schuldenlast'. Dus als uw vereniging schulden heeft gemaakt en u bent daarvoor (mede)verantwoordelijk, kunt u aansprakelijk gesteld worden en zult u uit eigen portemonnee bij moeten passen, al dan niet samen met andere bestuursleden. Wie vallen onder het begrip bestuurder? Dat zijn zowel de huidige bestuurders als de ex-bestuurders. Beide kunnen voor in hun bestuursperiode genomen beslissingen aansprakelijk gesteld worden. Verder vallen onder het begrip bestuurder ook beleidsbepalers. Dat zijn mensen die niet in het bestuur zitten of hebben gezeten, maar op de achtergrond zoveel invloed op het bestuur hebben dat het bestuur doet wat zij adviseren, zoals een directeur. Wanneer bent u aansprakelijk? Iedere bestuurder van een rechtspersoon is hoofdelijk aansprakelijk: Wanneer deze rechtspersoon niet is ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel.  De statuten van de vereniging niet in een notariële akte zijn vastgelegd. Als er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur naar redelijkheid en billijkheid, dat wil zeggen volgens fatsoensnormen zoals die NU door de rechter worden ingeschat. Wat is kennelijk onbehoorlijk bestuur? Het opzettelijk verwaarlozen van verplichtingen, bijvoorbeeld het niet betalen van ontvangen rekeningen. Uit onachtzaamheid verwaarlozen omdat men geen zin heeft of zaken vergeet. Het aangaan van financiële verplichtingen zonder behoorlijke voorbereidingen. Dat is bijvoorbeeld het geval als u een aannemer opdracht geeft om een nieuw clubhuis te bouwen zonder dat u uitgezocht heeft hoeveel dat gaat kosten, hoe u de bouw gaat financieren of hoe u dat gaat aflossen. Deze zaken moet van tevoren op papier staan. Het niet verschaffen van informatie. Niet alleen als u informatie achterhoudt voor uw leden, maar ook aan de belasting, uw crediteuren, bijvoorbeeld de gemeente waar u het zwembad van huurt. Dus als u de rekening niet kunt betalen, moet u dat laten weten. Als u dat niet laat weten, is er sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur.  Verwaarlozing van kredietbewaking. Daarvan is sprake als u niet kijkt hoe het met de uitgaven staat en dan toch maar weer de volgende aankoop doet.  Het niet tijdig indekken tegen voorzienbare risico's. Dat betekent wanneer een vereniging of stichting een evenement (mee) gaat organiseren, zij zich vooraf voor de extra uitgaven moet indekken of niet meedoen. De vereniging kan niet achteraf zeggen: 'Ik zit dik in de rode cijfers omdat ik het evenement moest organiseren'. Het nalaten van controle op de kredietwaardigheid van contractpartners. Als een sponsor u wilt sponsoren voor € ,- en u komt in de financiële problemen omdat u direct na die toezegging op voorhand allerlei uitgaven deed zonder gecontroleerd te hebben of deze sponsor wel kredietwaardig is, is er ook sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Onvoldoende kwaliteit van bestuurders. Als u iemand als penningmeester in het bestuur opneemt zonder dat deze persoon over voldoende bekwaamheden beschikt voor zo'n functie en er komt financiële wanorde uit voort, dan zal de rechter u aansprakelijk (kunnen) stellen op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur. En als laatste de meldingsplicht. U MOET een schuld, al dan niet verwijtbaar, melden aan het hoogste orgaan binnen uw organisatie. Bij verenigingen is dat de Algemene Vergadering. Het gaat hierbij om schulden van €10.000,- en meer. Verder moet u het melden, indien van toepassing, aan de Belastingdienst, de premieheffende instanties, de pensioenfondsen en de schuldeisers.

6 Antimisbruik wetgeving
Wat is kennelijk onbehoorlijk bestuur? Het opzettelijk verwaarlozen van verplichtingen Uit onachtzaamheid verwaarlozen Het aangaan van financiële verplichtingen zonder behoorlijke voorbereidingen Het niet verschaffen van informatie. Verwaarlozing van kredietbewaking. Het niet tijdig indekken tegen voorzienbare risico's Het nalaten van controle op de kredietwaardigheid van contractpartners Onvoldoende kwaliteit van bestuurders U MOET de schuld, al dan niet verwijtbaar, melden aan het hoogste orgaan binnen uw organisatie

7 Waaraan moeten bestuurders zich houden
Zorg dat de rechtspersoon staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en dat de statuten in een notariële akte zijn vastgelegd. Maak omschrijvingen van bestuurstaken en bestuursbevoegdheden. Leg de procuratie vast. Beschrijf procedures voor het doen van uitgaven, de tekenbevoegdheid, het kasbeheer en budgetbeheer. Maak onderscheid tussen uitvoering en controle (de penningmeester mag niet zelf in de kascontrolecommissie zitten). Maak jaarverslagen en laat, bij verenigingen, de Algemene Ledenvergadering deze goedkeuren en tekenen, in ieder geval altijd het jaarverslag van het bestuur alsmede het financiële jaarverslag. Maak een begroting en laat, bij verenigingen, deze goedkeuren door de Algemene Ledenvergadering. Vraag voor bijzondere uitgaven specifiek de goedkeuring van de ledenvergadering. Bij bijzondere activiteiten de deelnemers of de ouders daarvoor laten tekenen. Maak notulen van de vergaderingen en laat deze tekenen voor ze in het archief op te bergen. Déchargeren van het totaalbeleid, dus niet alleen de penningmeester maar ook het beleid van het gehele bestuur. Waaraan moeten bestuurders zich houden Voor bestuursleden geldt dat ze over voldoende kwaliteiten moeten beschikken; ze moeten hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden kennen. Laat nieuwe bestuursleden daarom tekenen voor ontvangst van de statuten en huishoudelijk reglement, dan weet u als bestuurder dat hij deze gehad heeft en dat hij op de hoogte kan zijn van de inhoud van de statuten en het huishoudelijk reglement. Onderneem de volgende acties om te voorkomen dat u aansprakelijk wordt gesteld:  Zorg dat de rechtspersoon staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en dat de statuten in een notariële akte zijn vastgelegd. Maak omschrijvingen van bestuurstaken en bestuursbevoegdheden. Leg de procuratie vast. Beschrijf procedures voor het doen van uitgaven, de tekenbevoegdheid, het kasbeheer en budgetbeheer. Maak onderscheid tussen uitvoering en controle (de penningmeester mag niet zelf in de kascontrolecommissie zitten).  Maak jaarverslagen en laat, bij verenigingen, de Algemene Ledenvergadering deze goedkeuren en tekenen, in ieder geval altijd het jaarverslag van het bestuur alsmede het financiële jaarverslag.  Maak een begroting en laat, bij verenigingen, deze goedkeuren door de Algemene Ledenvergadering. Vraag voor bijzondere uitgaven specifiek de goedkeuring van de ledenvergadering. Bij bijzondere activiteiten de deelnemers of de ouders daarvoor laten tekenen. Laat bijvoorbeeld als u met de jeugdleden van uw vereniging op kamp gaat, de ouders tekenen dat ze akkoord gaan dat hun kinderen meegaan.  Maak notulen van de vergaderingen en laat deze tekenen voor ze in het archief op te bergen. Déchargeren van het totaalbeleid, dus niet alleen de penningmeester maar ook het beleid van het gehele bestuur.

8 Wie hebben verzekering nodig:
Verzekeringen Wie hebben verzekering nodig: De rechtspersoon (vereniging/stichting) Bestuursleden Andere direct betrokken bij de organisatie (medewerkers, vrijwilligers) Leden van de vereniging

9 Verzekeringen Wettelijke aansprakelijkheid(AVP en AVB)
Ongevallen verzekering Bestuurdersaansprakelijkheid Rechtsbijstand Evenementenverzekering Reisverzekering Inzittendenverzekering Aansprakelijkheidsverzekeringen In de normale omgang met elkaar lopen we het risico andere schade te berokkenen. Dat kan materiële schade zijn of letselschade. De veroorzaker kan hierop aangesproken worden wat concreet inhoud dat deze de schade moet vergoeden. Dit kan neerkomen op een behoorlijk kostenpost die niet zomaar betaald kan worden. Vrijwel iedereen heeft daarom een aansprakelijkheidsverzekering. Deze verzekering dekt de schade waarvoor iemand wettelijk aansprakelijk is. Een aansprakelijkheidsverzekering is bedoeld om de verzekerden te beschermen tegen de financiële gevolgen van een aansprakelijkstelling wegens aan anderen toegebrachte schade. Bij de aansprakelijkheidsverzekering draait het om degene die voor de schade verantwoordelijk is. De schuldvraag dus. Bij schuld hoeft overigens geen sprake te zijn van opzet. Schade kan ook ontstaan zonder dat er kwade opzet in het spel is. In principe is iemand wettelijk aansprakelijk wanneer de schade veroorzaakt wordt door een ‘toerekenbaar verwijt’. Dit kan zijn een handeling waardoor iets stuk gaat maar ook een onbedoeld verkeerd advies of het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Bij deze laatste wordt dan niet gesproken van wettelijke aansprakelijkheid maar van contractuele aansprakelijkheid. Naast de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren zijn er aansprakelijkheidsverzekeringen voor bedrijven. Naast dat iemand persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden komt het voor dat een rechtspersoon aansprakelijk is. Dat kan een bedrijf zijn maar ook een stichting of vereniging. Er is sprake van aansprakelijkheid van een rechtspersoon wanneer de schade veroorzaakt wordt door iemand die in opdracht of onder regie van de organisaties werkt. Hieronder vallen ook vrijwilligers. Een gedupeerde kan bij een schade geval naast de vrijwilliger ook de organisatie waarvoor de vrijwilliger werkzaam verantwoordelijk stellen voor de schade. De aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven zorgt dan voor dekking van deze schade. Voor het vrijwilligerswerk zijn vrijwilligersverzekeringen ontwikkeld dit zijn aansprakelijkheidsverzekeringen die dekking bieden voor materiële- en letselschade veroorzaakt door de vrijwilligers. Omdat verschillende maatschappijen deze verzekeringen aanbieden zijn er ook verschillende polisvoorwaarden. Het is daarom verstandig op een aantal zaken te letten: de onderlinge aansprakelijkheid, de bedrijfsaansprakelijkheid, de hoogte van het verzekerde bedrag, en de voorwaarde voor uitkering. De vrijwilligersverzekeringen zijn in hoofdzaak secundaire verzekeringen. Dit houdt in dat de verzekeringen pas gaan uitkeren wanneer de eigen particuliere aansprakelijkheidsverzekering van de vrijwilligers dit niet doet of wanneer de vrijwilliger geen particulier aansprakelijkheidsverzekering heeft. Wanneer een vrijwilliger bij het uitoefenen van het vrijwilligerswerk schade zal deze in eerste instantie verhaald worden op de particuliere aansprakelijkheidsverzekering van de vrijwilliger zelf. Deze constructie is bedoeld om te voorkomen dat onnodig hoge premies in rekening gebracht worden terwijl de schade in principe door een aansprakelijkheidsverzekering wel gedekt is. Toch is deze verzekering nuttig omdat niet uitgesloten kan worden dat schade niet verzekerd wordt door een particuliere aansprakelijkheidsverzekering of dat een vrijwilliger niet verzekerd is waardoor de schade betaald moet worden door de vrijwilliger of de organisatie. Niet alle polissen dekken de onderlinge aansprakelijkheid. Hiervan is sprake wanneer de ene vrijwilliger schade ondervind als gevolg van de handelingen van en andere vrijwilliger. Verzekeringsmaatschappijen zien dit als bedrijfsongevallen die worden toegerekend aan de organisatie. De onderlinge aansprakelijkheid kan daarom het beste in de polis van aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven geregeld worden. De hoogte van het verzekerde bedrag is wordt meestal in de polis voorwaarden aangeduid als verzekerd bedrag per schadegeval. Organisaties kunnen op de verzekeringspremie besparen door te kiezen voor een lager verzekerd bedrag per schadegeval. De beslissing hierover is aan de organisatie zelf. In de overweging moet dan meegenomen worden welke risico’s er bestaan en de inschatting van de hoogte van het te vergoede bedrag bij een schadegeval. Organisaties moeten wel beseffen dat het vervelende consequenties kan hebben wanneer de schade hoger dan het uitgekeerde bedrag. Ongevallenverzekering Een ongevallenverzekering is een kapitaalsuitkering bij een ongeval. Wanneer een ongeval zich voordoet en er blijvende invaliditeit ontstaat keert een ongevallenverzekering een bedrag uit dat is afgeleid van de tussen contractpartijen overeengekomen verzekerde bedragen. Dit bedrag staat los van de werkelijke kosten. Een ongeval kan verschillende gevolgen hebben. Door een ongeval kan iemand tijdelijk uitgeschakeld zijn. Na verloop van tijd geneest het opgelopen letsel waarna het slachtoffer er geen last meer van ondervindt. In ernstigere gevallen verdwijnt de het letsel niet en blijft het slachtoffer (gedeeltelijk) blijvend invalide. In het allerergste geval overlijdt het slachtoffer. Binnen de ongevallenverzekeringen is er onderscheid tussen een uitkering bij overlijden, blijvende (gehele en gedeeltelijke) invaliditeit en tijdelijke uitval. Ongevallenverzekeringen voor het vrijwilligerswerk zijn in de regel zogenoemde aanvullende verzekeringen. Dat betekent, dat bij ongevallen eerst wordt nagegaan of er een andere verzekering is die de kosten dekt. Pas wanneer dat niet het geval is, treedt de aanvullende verzekering in werking. Een ongevallenverzekering keert een bedrag uit dat van te voren tussen de verzekeringsmaatschappij en de organisatie is overeengekomen. Het gaat daarbij om een vast bedrag bij overlijden en een variabele uitkering die wordt bepaald door de mate van (blijvende) invaliditeit. Het bedrag staat los van de omvang van de werkelijke schade. Zo kan het verlies van een vinger voor €2000,- verzekerd zijn terwijl de gevolgen voor een concertpianist of pianoleraar veel groter zijn. Om vast te stellen welk bedrag van het verzekerd bedrag wordt uitgekeerd bij gedeeltelijk blijvende invaliditeit, hanteren verzekeringsmaatschappijen richtlijnen. Deze worden in de partijen in een verzekeringsovereenkomst vooraf vastgelegd. Ongevallenverzekeringen kunnen ook de mogelijkheid bieden tot het vergoeden van kosten voor geneeskundige behandeling. Dan moet dan wel in de polis expliciet opgenomen zijn wat de hoogte deze vergoeding is. Voorwaarden is dan wel dat er geen andere ziekenfonds of particuliere verzekering hiervoor dekking biedt. Bij collectieve ongevallenverzekeringen is het verstandig na te gaan welke bedragen zijn afgesproken in de collectieve overeenkomst evenals welke gevolgen van een ongeval leiden tot uitkering. In veel ongevallenverzekeringen is de tijdelijke uitval als gevolg van een ongeval, niet meegenomen. Vaak hebben vrijwilligers een eigen regeling die hiervoor dekking biedt. Aandachtspunten bij de keuze zijn: de hoogte van de overeengekomen bedragen, welke vormen van (gedeeltelijke) invaliditeit is meeverzekerden en of de tijdelijke uitval als gevolg van een ongeval in de dekking is meegenomen. Het is wel zo dat bij hogere vergoedingen en bij dekking voor meer gevolgen van ongevallen de premies hoger zullen zijn. Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering Bestuurders van een vereniging of stichting lopen een apart risico. Zij kunnen privé aangesproken worden voor de schulden van de organisatie. Dat kan zowel door de organisatie zelf als door externe. Om het risico te beperken is het allereerst van belang dat vast gelegd is dat de bestuurder namens de organisatie optreedt en dat de organisatie volledig rechts bevoegd is. Deze volledige rechtsbevoegdheid ontstaat door de statuten van de vereniging in een notariële akten vast en de organisaties in te schrijven in bij de registers van de Kamer van Koophandel. Wanneer dit niet gebeurt is, is de organisatie beperkt rechtsbevoegd en de bestuurders persoonlijk aansprakelijk. Bestuurders zijn wettelijk verplicht om de opgedragen taken behoorlijk te vervullen. Het mogelijk dat ze intern, door (de leden van) de organisatie aansprakelijk worden gesteld wegens een onbehoorlijke taak invulling. Dit moet dan wel objectief vastgesteld worden. Waar de grens tussen behoorlijk en onbehoorlijk bestuur ligt is niet zo één twee drie vast te stellen. Allereerst zal gekeken worden naar de bepalingen in de wet en de eigen statuten. Daarnaast kan middels jurisprudentie bekeken worden of de bestuurder gehandeld heeft volgens de nu geldende fatsoensnormen. Naast de interne aansprakelijkheid kunnen bestuurders aansprakelijk gesteld worden door derden. Dat doet zich voor wanneer de bestuurder afspraken maakt waarvan hij van te voren weet dat de organisatie deze niet na kan komen en waarvan een derde partij schade ondervindt. Deze schade zal dan op de bestuurder persoonlijk verhaald worden. De bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering dekt de financiële gevolgen van persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders in verband met ‘onbehoorlijk bestuur’ en de aanspraken door derden. In tegen stelling tot de aansprakelijkheidsverzekeringen heeft de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering een primaire dekking. Vaak komt de vraag naar voren of de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering wel noodzakelijk is voor de organisatie. Deze vraag is niet makkelijk te beantwoorden door externen. De bestuurders aansprakelijkheidsverzekeringen zijn vaak dure verzekeringen en beschermen het privé vermogen van bestuurders wanneer deze ‘de fout’ ingaan. De verzekering is niet direct van belang voor de organisatie. De verzekering kan dan ook gezien worden als handreiking naar bestuurders. In een periode waarin het voor organisaties vaak moeilijk is bestuursleden te vinden vanwege de verantwoordelijke taak kan een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering een stimulans zijn. Daarmee is heeft de organisatie een indirect belang bij het afsluiten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. De polis en daarmee de premie van Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen is vaak maatwerk. Dat begint al met het verzekerde bedrag. Het is belangrijk te weten hoeveel geld er in de organisaties omgaat, wat het eigen vermogen is en wat de inkomsten en uitgaven zijn. Hoe hoger te verzekerde bedrag hoe hoger de premie. Daarnaast moet gelet worden op het eigenrisico en wat er naast onbehoorlijk bestuur is meeverzekerd. Dat kan gaan om wanprestatie, (juridisch) advies, proceskosten, rechtsvorderingen en de in- en uitlooprisico’s. Deze laatste hebben betrekking op de periode voor de afsluitdatum en de risico’s na het beëindigen van de verzekering. Het kan zijn dat de bestuurders na het afsluiten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering geconfronteerd worden met aansprakelijk stelling voor een wanprestatie die plaatsvond in de periode voorafgaand aan de afsluitdatum. In de polis kan deze mee verzekerd worden. Het zelfde geld voor de uitloop. Wanneer de polis beëindigd wordt kunnen bestuurders aansprakelijk gesteld worden voor de een wanprestatie tijdens de periode dat een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering was afgesloten. Ook deze uitloopperiode kan in de polis worden meegenomen. Rechtsbijstandverzekering De rechtsbijstandverzekering is bedoeld voor juridische ondersteuning bij klachten en aansprakelijkheidstelling. In de verzekering kan een keus gemaakt wordt wie recht hebben op juridische bijstand. Dat kan de organisatie zijn maar ook het bestuur, medewerkers en vrijwilligers. In deze tijd van juridisering is het niet ondenkbaar dat er tegen een vrijwilliger een klachtenprocedure gestart wordt door een cliënt of ander persoon buiten de organisatie. Wanneer de klacht te maken heeft met de uitvoering van het vrijwilligerswerk is het de vraag of de vrijwilliger een beroep kan doen op de eigen rechtsbijstandverzekering. Dat hangt af van een aantal factoren af. Heeft de vrijwilliger wel een rechtsbijstandsverzekering en vallen de vrijwilligersactiviteiten onder de dekking van deze verzekering? Vaak kunnen vrijwilligers geen beroep doen op de eigen rechtsbijstandverzekering als het het vrijwilligerswerk betreft. In dat geval biedt een rechtsbijstandsverzekering voor het vrijwilligerswerk uitkomst. Een rechtsbijstandverzekering biedt geen financiële ondersteuning maar bijstand in de vorm van juridische ondersteuning. Ook voor organisaties die beschikken over eigen juristen kan een rechtsbijstandverzekering een verstandige keus zijn omdat de eigen juristen niet als onpartijdig gezien worden in een juridische procedure tegen de eigen organisatie waardoor er sprake is van belangenverstrengeling en dat is verboden. Externe juridische ondersteuning is dan alsnog noodzakelijk. Een aantal landelijke organisaties hebben een collectieve rechtsbijstandsverzekering afgesloten waarbij de lidorganisaties kunnen aansluiten. Het voordeel van een collectieve rechtsbijstandverzekering is dat de kosten lager zijn en dat de polisvoorwaarden voor de eigensector al op papier staan. De rechtsbijstandverzekering kan ook onderdeel uitmaken van het verzekeringen pakket dat gemeente voor het vrijwilligerswerk hebben afgesloten. Wanneer er u gebruikt maakt van een collectieve rechtsbijstandverzekering moet u er op letten of de organisatie, het bestuur, de beroepskrachten en de alle vrijwilligers onder de dekking vallen. Het is mogelijk dat bijvoorbeeld de beroepskrachten niet onder de dekking vallen in dat geval moet u een rechtsbijstandverzekering voor deze groep overwegen. Evenementenverzekering Bij het organiseren van een evenement komt vaak veel kijken. Er gaan maanden voorbereiding aan vooraf. In die periode worden afspraken gemaakt en aanbetalingen gedaan. Wanneer er vervolgens iets gebeurd waardoor het feest niet door gaat, kan dat aardig in de papieren lopen. De evenementen verzekering kan in zulke gevallen zorgen dat de schade vergoed wordt zodat een evenement op een later tijdstip alsnog kan doorgaan. De evenementen is niet bedoeld voor dekking van tegenvallende recette wel voor onverwachte weersituaties of ziekte van de artiesten of sprekers waardoor het evenement niet door kan gaan. Elk evenement is weer anders en daardoor zullen de verzekeringsbehoeften sterk uiteenlopen. Een evenementenverzekering is maatwerk doordat de verzekering is opgebouwd uit rubrieken kan iedere organisatie de verzekering precies afstemmen op de eigen situatie. Bij het opstellen van de evenementenverzekering is het belangrijk dat er voor verschillende zaken dekking is. In eerste instantie gaat het om de annuleringsdekking. Deze vergoedt de verschuldigde annuleringskosten resp. de tevergeefs gemaakte kosten als een (geboekt) evenement niet kan doorgaan of moet worden uitgesteld vanwege ernstige ziekte of overlijden van bijvoorbeeld een bestuurslid of de 'publiekstrekker' dan wel vanwege een nationale rouwdag, een ramp of het niet meer bruikbaar zijn van de locatie door met name genoemde omstandigheden(storm regen enz.). Daarbij kan de organisator zich verzekeren tegen schade aan gehuurde of geleende zaken. Dit kunnen zowel roerende zaken (zoals tafels, stoelen, een podium en geluidsapparatuur) als onroerende zaken (zoals een gehuurde accommodatie) zijn. Zelfs het transportrisico kan worden meeverzekerd. Het is zelfs mogelijk een dekking te krijgen die voorziet in een uitkering indien de zo broodnodige inkomsten verloren gaan door bijvoorbeeld afpersing of diefstal gepaarde gaande met geweld of bedreiging van geweld tegen personen. Als er naast de genoemde dekkingen nog andere risico's rond de organisatie van een evenement zijn, kunnen die uiteraard worden voorgelegd en zal worden geprobeerd deze in te passen in de evenementenverzekering. Dat zou kunnen gaan om aansprakelijkheid en ongevallen. De aansprakelijkheid biedt dekking voor schade die door de organisator en zijn medewerkers is veroorzaakt. De kring der verzekerden is (uiteraard) ruimer dan die van de collectieve aansprakelijkheidsverzekering. De ongevallendekking kan worden afgesloten voor de organisatoren zelf, de medewerkers, de vrijwilligers en/of de deelnemers en dekt het ongevalsrisico gedurende de tijd dat en op de locatie waarop het evenement plaatsvindt. De kosten voor de evenementenverzekering kunnen erg uiteen lopen al naar gelang de wensen en de aard van het evenement kan de dekking per rubriek in veel gevallen ruim of juist beperkt zijn. De premie voor dit soort verzekeringen zijn meestal een percentage van de totale kosten van het evenement. Er bestaan collectieve evenementenverzekeringen. Deze zijn gebaseerd op afspraken over een vast pakket met een verzekeringsmaatschappij. Deze kunnen de kosten drukken maar bieden minder maatwerk. Het is zaaks om de polisvoorwaarden goed door te nemen om te bekijken of deze aansluiten bij de eigen wensen. Reisverzekering Vrijwilligers zijn vaak voor organisatie onderweg. Van en naar de plaats van de vergadering, de uitwedstrijd of het bezoek aan een cliënt. Aan reizen zijn risico’s verbonden. Een groot gedeelte van de reizen wordt gedekt door de polis van de ongevallenverzekering. Daaronder valt namelijk ook de reistijd van en naar het vrijwilligerswerk. Maar voor de grote reizen moeten aparte voorzieningen getroffen worden. Hierbij kunt u denken aan buitenlandse reizen, vakantiekampen, internationale sportevenementen en internationale uitwisselingen. Hiervoor kan een collectieve reisverzekering voor groepen afgesloten worden voor de duur van het verblijf en voor de reis. Deze reisverzekering biedt uitkomst voor buitengewone kosten. Dat zijn kosten als gevolg van een langere onvoorziene verblijfsduur of voor repatriëring. Bijvoorbeeld wanneer mensen niet naar huis kunnen omdat het stormt of omdat er zich een natuurramp heeft plaatsgevonden. De extra kosten voor overnachtingen in een hotel of camping komen dan voor rekening van de organisatie Met een reisverzekering bent u hiervoor verzekerd. Bij repatriëring gaat het niet alleen om de kosten voor iemand die plotseling door familieomstandigheden wordt teruggeroepen naar Nederland maar voor wanneer iemand uit de groep komt te overlijden en het stoffelijk overschot moet worden gerepatrieerd. Deze zaken zitten doorgaans niet in de ziektekosten verzekering. Ook biedt de reisverzekering dekking voor medische kosten die in het buitenland gemaakt worden. Bij een ongeval, overlijden en blijvende invaliditeit keert de reisverzekering een vast bedrag uit. Het is mogelijk bij de reisverzekering verlies, diefstal en beschadiging van bagage mee te verzekeren. De zogenaamde bagagedekking. Daarnaast is het mogelijk tot een van te voren bepaald bedrag geld mee te verzekeren. Naarmate er meer in de polis van de collectieve reisverzekering is meegenomen wordt de premie per deelnemer hoger. Bij het afsluiten van de polis voor een collectieve reisverzekering is het belangrijk te letten op de hoogte van bedragen die uitgekeerd worden bij een ongeval, invaliditeit en bij verlies, diefstal en beschadiging. Deze kunnen tussen verzekeraars verschillen. Ook de inhoud kan verschillen. Wanneer bijvoorbeeld de bagagedekking niet in een polis is opgenomen kan de verzekering aanzienlijk goedkoper aangeboden worden. Het is aan organisaties om de hierover te beslissen.

10 Niet verplicht Keuze : Onkostenvergoeding
Werkelijk gemaakte reële kosten Forfaitaire, € 21,00 per week tot € 735,00 per jaar Combinatie niet mogelijk Stimuleringspremie op basis van Wwb Eenmalig € 1944,00 Afspreken met uitkeringsinstantie Onkostenvergoeding werkelijk gemaakte kosten niet mogelijk Kilometervergoeding Er is al uitgelekt dat de Staatssecretaris van Financiën in het nieuwe belastingplan 2006 het voorstel doet om de vrijwilligersvergoeding te verhogen naar maximaal €150,- per maand tot een maximum van €1500,- per jaar. Als er akkoord komt in de Tweede Kamer gaat de nieuwe regeling in op 1 januari Nu hebben we nog te maken met de oude regeling en in principe zal, afgezien van de hoogte van de bedragen, de regeling gelijk blijven. Mogelijkheden onkostenvergoeding: De vrijwilliger ontvangt geen vaste vergoeding Werkelijk gemaakte kosten, die aantoonbaar zijn door middel van bewijsstukken (bonnetjes), kunnen op basis van een ingediende declaratie worden vergoed. Bijvoorbeeld een na te rekenen aantal autokilometers van huis naar vrijwilligerswerk. De vrijwilliger ontvangt de vrijwilligersvergoeding Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is dat de vergoeding niet in verhouding staat tot de omvang van de verrichte werkzaamheden. Bovendien moet die vergoeding het karakter hebben van een onkostenvergoeding. In 2004 bedraagt de onbelaste, maximale vergoeding € 21,- per week, met een maximum van € 735,- per jaar. Als de vrijwilligersvergoeding wordt toegepast, hoeft de vrijwilliger niet te bewijzen dat er kosten zijn gemaakt. De vrijwilligersvergoeding sluit een aanvullende vergoeding van werkelijk gemaakte kosten (zie 1) uit. Met andere woorden, de vrijwilliger kan naast de vrijwilligersvergoeding niet ook nog een kilometervergoeding worden vergoed. De vrijwilliger ontvangt een vergoeding hoger dan de vrijwilligersvergoeding Daartegen bestaat geen bezwaar, maar wanneer niet aangetoond kan worden dat de vrijwilliger dit bedrag ook voor het vrijwilligerswerk heeft uitgegeven is deze vergoeding belast. Het gehele bedrag moet dan aan de belastingdienst worden opgegeven. Dat is een wettelijke plicht voor de organisatie die uitbetaalt en voor de vrijwilliger die ontvangt. Via het IB 47 formulier kan de vereniging in één keer achteraf van alle vrijwilligers de ontvangen vergoeding op weekbasis én op jaarbasis (met naam, adres en sofi-nummer) opgeven aan de belastingdienst. Vrijwilligers doen zelf aangifte. De Belastingdienst controleert dat. Wanneer geen opgave wordt gedaan, kan de vereniging bij een fiscale controle een naheffing van sociale premies, meestal vermeerderd met een boete, verwachten. 'Niet weten' is geen reden voor kwijtschelding. Het is voor de organisatie gebruikelijk om aan alle vrijwilligers en in het begin van een jaar, een overzicht te sturen met het bedrag 'verdiend in het afgelopen kalenderjaar' dat aan de belastingdienst zal worden opgegeven. Hij of zij wordt gevraagd binnen veertien dagen kenbaar te maken of de voorgenomen opgave klopt. Bij geen bericht wordt het bedrag daadwerkelijk opgegeven. De vrijwilliger ontvangt een werkelijk loon als gevolg van een dienstverband Het is mogelijk een vrijwilliger een dienstverband of een oproepcontract aan te bieden. De dan geldende voorschriften zijn onverkort van toepassing. De vereniging treedt in dit geval op als een normale werkgever. Mensen met een bijstandsuitkering mogen voor het vrijwilligerswerk een onkostenvergoeding krijgen. Het kan een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten of een vast bedrag dat niet hoger is dan €21,- per week en maximaal €735,- per jaar. Het kan per gemeente verschillen of over de onkostenvergoeding verantwoording moet worden afgelegd.  Wanneer iemand naast de onkostenvergoeding van de organisatie ook een stimuleringspremie ontvangt (maximaal €1944,-) wordt de premie bij de inkomsten opgeteld en telt hij mee voor de hoogte van de uitkering. Met andere woorden: de stimuleringspremie behoort alleen dan niet tot het belastbaar inkomen als in het jaar waarin de premie is verstrekt geen onkostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk is betaald. Voor vrijwilligers en organisaties is het daarom van belang op tijd te weten of de vrijwilliger in aanmerking komt voor een stimuleringspremie. Kilometervergoeding Vrijwilligers kunnen te allen tijden de werkelijk gemaakte kosten voor het vrijwilligerswerk vergoed krijgen. Hieronder vallen ook de kosten voor openbaar vervoer of eigen auto. In principe zijn hiervoor twee mogelijkheden: vrijwilligers krijgen de daadwerkelijk gemaakte kosten of een forfaitair bedrag van maximaal € 21,- per week met een maximum van € 735,- per jaar terug. Een combinatie van deze twee is niet mogelijk. De belastingvrije kilometervergoeding zoals deze voor werknemers is vastgesteld (€ 0,18), is niet van toepassing voor vrijwilligers. Ook bestaat er voor vrijwilligers geen grens voor een minimum aan kilometers waarvoor vergoeding mogelijk is.

11 BTW Inhoud: Belastingplichtig voor de omzet belasting is iedere ondernemer die prestaties (leveringen of diensten) verricht en daarvoor een zakelijke vergoeding krijgt. Tarieven: 19% voor goederen en diensten 6% voor eten en drinken (geen alcohol), geneesmiddelen, kamperen, toegang tot culturele en sportieve evenementen. Vrijstelling: Hoofdactiviteit behorende tot algemeen maatschappelijk, kerkelijk, levensbeschouwelijk, charitatief, cultureel, wetenschappelijk, sociaal of recreatief belang en sport. Nevenactiviteit tot €68.067,- voor goederen en tot €31.765,- voor diensten

12 Er is sprake van een tegenprestatie.
Sponsoring Er is sprake van een tegenprestatie. Tot grensbedrag (€ ,-) vrijgesteld van BTW Bij overschreiding grensbedrag over het volledige bedrag BTW betalen. In natura geldt de aankoopwaarde inclusief BTW. sponsorbedragen vallen daarmee onder de levering van diensten binnen de omzetbelasting. In principe moet de organisatie over het sponsorbedrag 19% BTW betalen. Verenigingen en stichtingen hoeven niet altijd omzetbelasting te betalen. Voor bepaalde prestaties (leveringen en diensten) die behoren tot de hoofdactiviteit van de organisatie gelden vrijstellingen. Onder andere prestaties op het gebied van algemeen maatschappelijk, kerkelijk, levensbeschouwelijk, charitatief, cultureel, wetenschappelijk, sociaal of recreatief belang en sport. Als u wilt weten of uw hoofdactiviteit onder de vrijstelling valt, kunt u het beste contact opnemen met de Belastingdienst. Sponsoring wordt door de Belastingdienst gezien als nevenactiviteit. Bij bepaalde nevenactiviteiten gelden voor organisaties waarvan de hoofdactiviteit is vrijgesteld van omzetbelasting grensbedragen. Tot dat bedrag hoeft men dan geen belasting te betalen. Grensbedragen In de grensbedragen wordt onderscheid gemaakt tussen diensten en producten. De inkomsten uit sponsoring moeten opgeteld worden bij de ander inkomsten uit diensten van de nevenactiviteiten zoals entreegelden, businessclubs en reclamegelden. Tot een grensbedrag van € ,- zijn de inkomsten uit diensten vrijgesteld van BTW. Wanneer de inkomsten hoger zijn dan dit grensbedrag moet over het volledige bedrag BTW worden betaald. Afspraken met sponsors Omdat bij overschrijding van het grensbedrag de organisatie over het volledige bedrag BTW moet betalen is het zinnig om afspraken te maken met de sponsor. Mogelijk is het bedrag over meerdere jaren te spreiden. In dat geval kan een sponsorovereenkomst uitkomst bieden.  Sponsoring in natura Naast een geldelijke bijdrage is het mogelijk dat een sponsor in natura een bijdrage levert, bijvoorbeeld gereedschap of kleding. Voor de vrijstelling geldt als waarde voor de sponsoring in natura de aankoopwaarde (inclusief BTW) van de goederen die de sponsor ter beschikking stelt. Hoewel sponsoring in natura vaak meerdere jaren kan worden gebruikt worden deze sponsorontvangsten in het jaar dat ze ontvangen worden in de omzetbelasting meegenomen. Het kan dus zijn dat de organisatie als gevolg van de sponsoring in natura en de onmogelijkheid van spreiding over meerdere jaren, het ene jaar boven de vrijstellingsgrens uitkomt terwijl zij in de andere jaren eronder blijft. Hoewel de wettelijke bepalingen geen mogelijkheden bieden tot spreiding, is gebleken dat overleg met de Belastingdienst niet bij voorbaat kansloos is.  Het is daarom raadzaam met de eigen belastinginspecteur hierover te spreken. 

13 Ledenadministratie Wet Beschermingpersoonsgegevens
Doel administratie moet vastgelegd worden Gegevens mogen niet verstrekt worden aan derden tenzij toestemming Wanneer administratie gegevens bevat die geen directe relatie hebben met het intern functioneren, melden bij College Bescherming Persoonsgegevens. Vrijgesteld*: Personeelsadministratie Boekhoudingen Administraties van afnemers en leveranciers Ledenadministraties Abonnementadministraties Administraties van (oud-)leerlingen (*mits geen gegevens over ras, politieke gezindheid, godsdienst of levensovertuiging, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging en strafrechtelijke persoonsgegevens) De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft regels ter bescherming van de privacy van burgers. De wet is op 1 september 2001 in werking getreden. De meeste organisaties met een ledenadministratie moeten zich daarvan bewust zijn. Wat zijn persoonsgegevens?  Alle gegeven die herleidbaar zijn tot een persoon, bijvoorbeeld adres, geboortedatum en geslacht, maar ook ras, politieke gezindheid, godsdienst of levensovertuiging, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging en strafrechtelijke persoonsgegevens. De Wbp geeft de burger meer rechten. De burger heeft het recht om te weten wat er met zijn persoonsgegevens gebeurt. Hij mag zijn gegevens inzien en corrigeren en kan in veel gevallen bezwaar maken tegen het gebruik van zijn persoonsgegevens. Organisaties die persoonsgegevens verwerken krijgen meer plichten. Een organisatie mag persoonsgegevens alleen verzamelen en verwerken als daar een goede reden voor is, of als de betrokken burger daar zelf toestemming voor heeft gegeven. Ook moeten zij in veel gevallen de burger laten weten wat zij met zijn gegevens (gaan) doen. Op grond van de Wpb zijn organisaties verplicht het doel van de administratie vast te leggen. Alleen voor dat doel mogen de persoonsgegevens worden gebruikt. Alle organisaties die persoonsgegevens gebruiken hebben een informatieplicht. Dit betekent dat zij de personen op wie de gegevens betrekking hebben, moeten laten weten wat zij met hun gegevens gaan doen. Vrijstellingen Wanneer het doel van de administratie gericht is op het intern functioneren van de organisatie en voor het verkeer tussen de leden hoeft de organisatie de administratie niet te melden bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).  Daarnaast zijn een groot aantal registraties vrijgesteld voor aanmelding bij het CBP: personeelsadministraties, boekhoudingen, administraties van afnemers en leveranciers, ledenadministraties, abonnementadministraties en administraties van (oud)leerlingen. Deze administraties mogen dan geen bijzondere gegevens bevatten. Dit zijn gegevens over ras, politieke gezindheid, godsdienst of levensovertuiging, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging en strafrechtelijke persoonsgegevens. College Bescherming Persoonsgegevens Het CBP ziet erop toe dat op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, de persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat de privacy van burgers ook in de toekomst gewaarborgd blijft. Beveiliging en geheimhoudingsplicht Organisaties zijn verplicht aandacht te besteden aan de beveiliging van privacygevoelige informatie. Zij zijn verplicht die gegevens geheim te houden voor onbevoegden en personen die niets met de verwerking van doen hebben. Over de beveiliging van persoonsgegevens is meer informatie te vinden op Handleiding voor verwerkers van persoonsgegevens Voor organisaties die persoonsgegevens verwerken is een Handleiding beschikbaar bij het College Bescherming Persoonsgegevens.

14 Identificatieplicht Iedereen in Nederland v.a 14 jaar
Verificatieplicht: bij aanvang de identiteit van de medewerker controleren Bewaarplicht: kopie van identiteitsbewijs in administratie tot maximaal vijf jaar na dienstverband Iedere Nederlander boven de 14 jaar moet zich kunnen identificeren. Dat is sinds 1 januari De regels m.b.t. de administratie zijn niet veranderd. Ook op het werk moeten werknemers zich kunnen identificeren dat geld ook voor vrijwilligers. De werkgever speelt hierbij een belangrijke rol. Hij moet op grond van de wet voldoen aan drie verplichtingen: de verificatie-, bewaar- en zorgplicht. De aan- of afwezigheid van een loonrelatie is hierbij niet belangrijk. De werkgever is degene onder wiens gezag het werk wordt uitgevoerd. Hieruit volgt dat ook vrijwilligersorganisaties moeten voldoen aan de eerder genoemde verplichtingen. Verificatieplicht De verificatieplicht houdt in dat organisaties bij aanvang van de arbeid de identiteit van de medewerker moeten controleren en naar een geldig, origineel legitimatiebewijs moeten vragen. De medewerker is verplicht dit te tonen. De organisatie is verplicht het getoonde legitimatiebewijs te controleren op echtheid. Daarbij moet gelet worden op dingen als de pasfoto, de lengte en leeftijd, de handtekening, de nationaliteit en geldigheidstermijn van het legitimatiebewijs. De volgende documenten zijn geldige legitimatiebewijzen: Nederlandse identiteitskaart (deze vervangt de Europese identiteitskaart); Nederlands nationaal paspoort; vluchtelingen- of vreemdelingenpaspoort; diplomatiek paspoort of dienstpaspoort; EER-paspoort (van een ingezetene van de EER, Europese Economische Ruimte); niet-Nederlands paspoort waarin de Vreemdelingendienst een vergunning tot verblijf heeft aangetekend; ander geldig vreemdelingendocument. Bewaarplicht De organisatie moet de aard, het nummer en een kopie van het identiteitsbewijs opnemen in zijn administratie en deze tot vijf jaar na het einde van een dienstverband bewaren. De controlerende instanties moeten deze administratie op de werkplek kunnen raadplegen. Voor ingeleende krachten geldt dat het uitzendbureau kopieën maakt van de identificatiebewijzen. Een kopie daarvan wordt verstrekt aan de inlener bij wie de uitzendkracht gaat werken. De inlener neemt die kopie op in zijn administratie en bewaart die voor minimaal 5 jaar. Zorgplicht De medewerkers moeten zich kunnen identificeren bij een controle door de vreemdelingenpolitie, Arbeidsinspectie, UWV, of de Belastingdienst. Dit betekent dat medewerkers altijd hun identiteitspapieren op zak moeten hebben. De organisatie moet daarop wijzen. In dit geval geldt het rijbewijs ook als legitimatiebewijs gebruikt mag worden. De zorgplicht betekent dat de organisatie, in geval van controle, zijn vrijwilligers in de gelegenheid moet stellen om aan hun identificatieplicht te voldoen. Dit kan inhouden dat zij tijdelijk de werkplek moeten verlaten. Bovendien moeten in het bedrijf voorzieningen zijn waar de legitimatiebewijzen bewaard kunnen worden (bijvoorbeeld kluisjes). Handhaving Slechts zelden levert het niet naleven van de identificatieplicht een strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie op, omdat dat middel vaak niet in verhouding staat tot het verzuim. De controlerende inspectiedienst zal de organisatie op het verzuim wijzen en maatregelen verlangen, hoewel zij niet de mogelijkheid heeft om een (bestuurlijke) boete op te leggen. Medewerkers die zich niet kunnen identificeren, worden in beginsel alleen naar het politiebureau meegenomen voor nader onderzoek als dat nodig is in verband met eventuele andere overtredingen. Het verzoek om identificatie door politie of andere toezichthouder mag niet willekeurig gebeuren. Zij moeten daartoe een reden hebben. Het moet nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, bijvoorbeeld voor verkeerstoezicht, hulpverlening, opsporing van strafbare feiten of handhaven van de openbare orde.

15 Drank- en horecawet Inhoud Verplichtingen
Verantwoord alcohol gebruik stimuleren Verplichtingen Vergunning Bestuursreglement Twee leidinggevende minimaal 21 jaar met SH-verklaring Barvrijwilligers minimaal 18 jaar hebben een IVA gehad Registratie van barvrijwilligers Aanwezigheidsverplichting

16 Uitzonderingen: Tabakswet Inhoud
Iedere werknemer heeft recht op een rookvrije werkplek Verbod op tabaksreclame Verbod op roken in overheidsgebouwen en gesubsidieerde instellingen Uitzonderingen: Niet gesubsidieerde (sport)inrichtingen In tweede wachtruimte, kantine of recreatieruimte Sport werkt via zelfregulering aan rookvrije sport (100% per )

17 Inhoud: Warenwet Onderscheid:
Het is verboden eet- of drinkwaar te verhandelen die door ondeugdelijkheid de gezondheid of veiligheid van de mens in gevaar kunnen brengen Bij bereiding van levensmiddelen HACCP-systeem toepassen Onderscheid: Voor verpakte waren =let op uiterste verkoop datum Minimale bereiding = hygiënecode NOC*NSF Bereiding uit verse grondstoffen = hygiënecode horeca

18 Tijdelijke regeling oktober 2000
Legionella Tijdelijke regeling oktober 2000 Opgenomen in leidingwaterbesluit oktober 2003 Toezicht door de milieu-inspectie Inhoudregeling: Verpliching aan eigenaren van collectieve waterinstallaties om deugdelijk leidingwater te leveren. Hoog risico: ziekenhuizen, zorginstellingen, zwembaden kampeertereinen, gevangenissen, asielzoekerscentra. Laag risico: kindercentra, sportaccommodaties, wooncomplexen, bedrijven.

19 Wat moeten organisaties doen
Collectieve waterinstallatie Behorende tot de hoog Uitvoeren verplichte risicoanalyse Risicocategorie? nee Zijn de risico’s met Maak beheersplan Zijn er risicofactoren? Ja een eenmalige nee ingreep te beperken Eenmalige Nemen periodieke maatregel(en) maatregel(en) en zonodig nee treffen aanpassen installatie. Dit bijhouden in logboek Geen beheersplan Na drie jaar een nieuwe risicoanalyse uitvoeren. geen Logboek Bij verandering van installatie: ook direct nieuwe risicoanalyse uitvoeren

20 Zijn er tappunten met relevante hoeveelheden aërosolen
Risicofactoren Zijn er tappunten met relevante hoeveelheden aërosolen Watertemperatuur tussen 20 en 50 °C Stilstaand water Bezinksel

21 Vrijwilligerswerk naast een uitkering
Bijstandsuitkering Vrijwilligerswerk melden Niet in bedrijf (ook niet bij familiebedrijf) Geen werk dat doorgaans betaald wordt Geen werk waarvoor subsidie aangevraagd kan worden voor betaalde kracht Mensen boven de 57,5 jaar mogelijk vrijgesteld van sollicitatieplicht na overleg UWV Wet werk en bijstand (Art. 31, lid 1, j en k) Het is in principe mogelijk om naast een uitkering vrijwilligerswerk te doen. Gemeenten bepalen zelf in hoeverre er sprake is van een meldingsplicht van vrijwilligerswerk. Meestal is moet uitkeringsgerechtigde zich melden omdat hij in principe beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt. Vrijwilligerswerk kan zelfs door de gemeente gestimuleerd of opgelegd worden wanneer iemand nog geen betaalde arbeid (om welke reden dan ook ) kan doen en werkervaring in het kader van de reïntegratie van belang is. Gemeenten kunnen daartegenover jaarlijks een éénmalige premie geven om iemand te stimuleren of te belonen voor getoonde inzet en als tegemoetkoming in de onkosten. Deze  premie heeft geen gevolgen voor de uitkering. De hoogte van de premie is maximaal €1944,- en mag slechts voor twee achtereenvolgende jaren worden gegeven.  Ook andere instanties mogen deze premie verstrekken, maar moeten dat voorleggen aan het college van Burgemeester en Wethouders. Deze bepalen of de premie bijdraagt aan arbeidsinschakeling van uitkeringsgerechtigden. Algemeen geaccepteerde arbeid De WWB gaat uit van algemeen geaccepteerde arbeid in plaats van passende arbeid. Met geaccepteerde arbeid wordt bedoeld: legaal werk dat door iedereen als 'normaal' wordt gezien. Uitkeringsgerechtigden moeten ook een baan accepteren die niet aansluit bij hun opleiding of werkervaring. Onkostenvergoeding Mensen met een bijstandsuitkering mogen voor het vrijwilligerswerk een onkostenvergoeding krijgen. Het kan een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten of een vast bedrag dat niet hoger is dan €21,- per week en maximaal €735,- per jaar. Het kan per gemeente verschillen of over de onkostenvergoeding verantwoording moet worden afgelegd.  Wanneer iemand naast de onkostenvergoeding van de organisatie ook een stimuleringspremie ontvangt (maximaal €1944,-) wordt de premie bij de inkomsten opgeteld en telt hij mee voor de hoogte van de uitkering. Met andere woorden: de stimuleringspremie behoort alleen dan niet tot het belastbaar inkomen als in het jaar waarin de premie is verstrekt geen onkostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk is betaald. Voor vrijwilligers en organisaties is het daarom van belang op tijd te weten of de vrijwilliger in aanmerking komt voor een stimuleringspremie.

22 Vrijwilligerswerk naast een uitkering
WW Meldingsplicht Beschikbaar voor de arbeidsmarkt blijven Vrijwilligerswerk toetsen: Niet in bedrijf (ook niet bij familiebedrijf) Geen werk dat doorgaans betaald wordt Geen werk waarvoor subsidie aangevraagd kan worden voor betaalde kracht Mensen boven de 57,5 mogelijk vrijgesteld van sollicitatieplicht na overleg UWV Vrijwilligerswerk of onbetaalde arbeid moet ten alle tijden gemeld worden. Ook wanneer het plaatsvindt buiten de gebruikelijke arbeidstijden (tussen 9.00 en 17.00) of wanneer iemand het vrijwilligerswerk al naast de betaalde baan deed. De uitkeringsinstantie beoordeelt de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.  Wanneer iemand minder beschikbaar is voor de arbeidsmarkt (door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk) kan dat gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Iedereen met een WW-uitkering is verplicht te solliciteren naar een betaalde baan. De uitkeringsinstantie toetst tevens de toelaatbaarheid van vrijwilligerswerk aan een aantal criteria:  Het vrijwilligerswerk mag niet worden verricht in een bedrijf, ook niet van familie. Voor het vrijwilligerswerk kan geen subsidie verkregen worden waaruit loon betaald kan worden. Het vrijwilligerswerk mag niet leiden tot vervanging of verdringing van betaalde arbeid. Het vrijwilligerswerk mag geen bedrijfsmatig karakter hebben. Wanneer het vrijwilligerswerk niet aan de criteria voldoet kunnen de uren die aan het vrijwilligerswerk worden besteed in mindering op de uitkering worden gebracht. Onkostenvergoeding Voor de WW-uitkering geldt als vrijwilligerswerk: Werk voor ideële of charitatieve instellingen waar geen loon tegenover staat. Vrijwilligersorganisaties kunnen een vergoeding geven voor de kosten die te maken hebben met het vrijwilligerswerk. Het mag een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten of een vast bedrag dat niet hoger is dan €21,- per week en maximaal €735,- per jaar. De vaste onkostenvergoeding en de vergoeding van aantoonbare werkelijk gemaakte kosten worden niet in mindering gebracht op de uitkering. Andere vergoedingen of beloningen voor vrijwilligerswerk worden wel verrekend met de uitkering. Organisaties zijn niet verplicht een onkostenvergoeding te betalen. Ze mogen zelf beslissen of zij een onkostenvergoeding geven. Ook mogen zij beslissen hoe hoog die vergoeding is. Als de vrijwilliger een onkostenvergoeding krijgt, dan moet dat opgegeven worden op het formulier dat iedere vier weken wordt toegestuurd. Sommige UWV-kantoren staan zeer wantrouwend tegenover de onkostenvergoeding.   57,5 jaar en ouder Werknemers van 57,5 en ouder zijn niet meer automatisch vrijgesteld van sollicitatieplicht. In overleg met de UWV kan worden bepaald of iemand boven de 57,5 jaar nog een sollicitatie plicht heeft. Dit zal afhankelijk zijn van het aantal uren mantelzorg en vrijwilligerswerk dat iemand doet en de duur waarin iemand geen baan heeft. Hoewel dit per UWV verschillend zal zijn moet er zeker sprake zijn van minimaal 20 uur mantelzorg en vrijwilligerswerk en 1 jaar werkeloos.

23 Vrijwilligerswerk naast een uitkering
WAO-uitkering Melden bij uitkeringsinstantie (UWV) Naast WAO, WAZ-uitkering ook WW-uitkering bij beide melden Vrijwilligerswerk naast een WAO-uitkering is in principe toegestaan. Wie een uitkering heeft op basis van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft een aantal verplichtingen:  Een algemene informatieplicht bij het UWV. Iemand met een WAO-uitkering is verplicht alle inlichtingen te geven waarvan men kan aannemen dat ze van invloed zijn op de hoogte van de uitkering, bijvoorbeeld informatie die betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid. Het vrijwilligerswerk mag de kansen op terugkeer naar de betaalde baan niet verkleinen.  Het vrijwilligerswerk binnen de arbeidstijden moet worden gestopt wanneer betaald werk hervat kan worden. Vrijwilligerswerk dat buiten de arbeidstijden om gedaan wordt, hoeft niet te worden gemeld of gestopt. Vrijwilligerswerk en herkeuring Het vrijwilligerswerk kan leiden tot een herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het is afhankelijk van de aard van de ziekte, de aard van het vrijwilligerswerk en de keuringsarts. Onkostenvergoeding Vrijwilligersorganisaties kunnen een vergoeding geven voor de kosten die te maken hebben met het vrijwilligerswerk. Het mag een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten of een vast bedrag dat niet hoger is dan €21,- per week en maximaal €735,- per jaar. De vaste onkostenvergoeding en de vergoeding van aantoonbare werkelijk gemaakte kosten worden niet in mindering gebracht op de uitkering. Andere vergoedingen of beloningen voor vrijwilligerswerk worden wel verrekend met de uitkering. Organisaties zijn niet verplicht een onkostenvergoeding te betalen. Ze mogen zelf beslissen of zij een onkostenvergoeding geven. Ook mogen zij beslissen hoe hoog die vergoeding is.


Download ppt "Programma Rechtspersoon Aansprakelijkheid Verzekeringen"

Verwante presentaties


Ads door Google