De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Presentatie Velon/Velov Congres Maart 2011, Noordwijkerhout

Verwante presentaties


Presentatie over: "Presentatie Velon/Velov Congres Maart 2011, Noordwijkerhout"— Transcript van de presentatie:

1 Presentatie Velon/Velov Congres Maart 2011, Noordwijkerhout
Project Meer Mans: Hoe krijgen we meer mannelijke pabostudenten excellent opgeleid? Presentatie Velon/Velov Congres Maart 2011, Noordwijkerhout Gerda Geerdink, Maggie Wasting, Fedor de Beer, Theo van Aanholt, Corry Leenders. . We zullen met zijn vijven presenteren in de volgorde zoals hier staat; Ieder tien minuten. Korte informatieve vragen even aan het eind.

2 Opbouw presentatie Introductie van het gehele onderzoek- en ontwikkelingsproject Deelproject 1: Adaptief communiceren in de begeleiding Deelproject 2: Sekseverschillen in gebruik voorlichting Deelproject 3: Koppelen van theorie en praktijk bij de jongens Deelproject 4: Meer Mans…. langs de andere weg

3 Introductie project Meer Mans
Aanleiding Laag rendement van de toch al nummeriek geringe instroom Halen we er bij jongens wel uit wat er in zit? Einddoel Een hoger rendement halen bij de mannelijke studenten en de jongens die kiezen voor de pabo goed opleiden Nevendoel Meer kennis (bij opleiders) over onderwijs op de pabo dat recht doen aan sekseverschillen Meer mans is een Krachtig meesterschap project dat loopt van september 2010 tot januari 2013. Doel van het project:.. In dat doel zit meteen ook de aanleiding: het rendement is laag: vijftig procent van de mannelijke studenten heeft binnen vijf jaar zijn diploma tegenover ongeveer zeventig procent van de mannelijke studenten. Bij de jongens vanuit de opleidingspraktijk en het werkveld de vraag of we bij de jongens wel dezelfde kwaliteit bereiken als bij de vrouwelijke studenten. Een aantal aannames maken dat we hier vragen bij stellen.

4 Theoretisch kader voor het project
Laag rendement door onvoldoende matching tussen studentfactoren en opleidingsfactoren Laag rendement is het gevolg van een complexe samenhang van factoren Het vraagt niet alleen anders denken van opleiders maar ook anders handelen (Geerdink, 2007; Geerdink, Bergen & Dekkers, 2009) Opleiding is meer ingericht op beroepsmotivatie en opleidingsverwachtingen van vrouwelijke studenten Verschillende factoren maken dat jongens hun motivatie verliezen, vertragen, de brui er aan geven etc. Deze gegevens hebben geleid tot een aantal sturende uitgangspunten bij de opzet van het project:

5 Uitgangspunten bij opzet project
Opleidingen en scholen moeten dit samen doen Curriculumontwikkeling en onderzoek worden gecombineerd Van gericht kleine successen naar verbreding en uitbreiding Een integrale benadering vanwege de complexiteit samendoen; stage is voor de jongens een belangrijk onderdeel van de opleiding: daar leren ze het. Maar tegelijkertijd een valkuil; ze leren het wel van de praktijk en denken theorie minder nodig te hebben (zie volgende foto) We doen aanpassingen in het curriculum en gaan tevens het effect daarvan meten: opdat opleiders ook echt overtuigd raken positieve effecten van anders handelen Ontwikkelen en onderzoeken en als het werkt, uitbreiden. Klein beginnen is niet bedreigend voor de praktijk Vanwege de complexe samenhang: verschillende curriculumonderdelen (toetsing, inhoud, didactische werkwijze die we tegelijkertijd aanpakken

6

7 Onderzoeksvragen - Leidt deze aanpak tot een hoger rendement?
Leidt deze aanpak tot betere prestaties bij mannelijke studenten? Subvraag: Presteren mannelijke studenten anders dan vrouwelijke studenten? Om de eerste vraag te beantwoorden houden we de rendementscijfers bij; Van de gehele pabo. Het is nu nog te kort om daar iets over te zeggen? Ik zal nu alleen ingaan op de prestatie verschillen van mannelijke en vrouwelijke studenten

8 Onderzoeksopzet (dataverzameling en analyse)
Hoe onderzoeken? Bij Wie? Wanneer? Leidt dit project tot hoger rendement? Landelijke en hogeschool rendementsdata Eerste jaar opleiding, later ook de hoofdfase Steeds einde studiejaar inventariseren Leidt deze aanpak tot meer excellentie? Meta analyses op de resultaten Alle betrokken studenten Gedurende en einde project Zijn prestaties naar sekse te onderscheiden? Uitslagen vergelijken via secundaire analyse op werkstukken Studenten uit studiejaren waarop we interventies doen Na elke toetsperiode

9 Toetsuitslagen eerstejaars na een half jaar
Scores Males (N = 32-42) % deeln. Males Scores femal (N= ) % deeln. Females Onderwijs verhaal 6.1 76.2 6.6 83.1 Taaltoets (land) 80.5 91.7 Wiscat 6.4 87.8 5.9 Kind in beeld opdracht 5.4 58.5 6.3 76.3 Toets gecijferdheid 6.0 53.7 5.3 61.5 Alleen de toetsen waarop scores significant verschillen Daarnaast ook gezet hoe groot het percentage is dat deelneemt.

10 Analyse onderwijsverhaal eerstejaars
Behalve naar cijfers (voldoende/onvoldoende) hebben we ook een herbeoordeling gedaan op de schriftelijke toets voor beroepstaak 1.1: het PWC. Van 30 PWC’s (van jongens en meisjes en gematcht naar vooropleiding; toegekende scores 6,4 versus 6,8. Gem. scores totaal: 6.2 versus 6.6) hebben we gekeken naar de criteria waarop beoordeeld werd. Het ging om drie onderdelen; in totaal achttien doelen. Studenten moesten ingaan op de doelen en daarbij gebruik maken van literatuur. Bij het herbeoordelen door twee onderzoekers gekeken naar en punten toegekend voor: worden de doelen genoemd? Worden ze ook gekoppeld aan eigen ervaringen, eigen opvattingen, eigen handelen; dus betekenisvol gemaakt, worden er bronnen genoemd (colleges, literatuur, gesprekken met significante anderen. Wordt de inhoud van die bronnen ook gebruikt: gekoppeld aan eigen ervaringen, opvattingen et cetera. Vervolgens vastgesteld of er verschillen zijn voor mannen en vrouwen.

11 Sekseverschillen in prestaties afstudeerfase (60 ects): duur, cijfer stage en cijfer eindassessment
Betreft de periode begin 2009 tot aan februari 2011 Grote verschillen in aantallen:

12 Gebruik theorie in afstudeerwerk
Ten behoeve van het onderzoek herbeoordelen we werkstukken: onderdeel van het eindassessment: beschrijven van een authentieke situatie: daarin op zoek gegaan naar de vijf belangrijkste concepten zoals adaptief onderwijs, onderwijs en ondersteuningsbehoefte, gedifferentieerde instructie. En vervolgens vastgesteld met een coderingssysteem of studenten ghet

13 Conclusies > Mannelijke studenten eerste jaar scoren op alle toetsen lager behalve rekenen/wiskunde, ict en sociale wereldoriëntatie > Mannen in het vierde jaar scoren in de praktijk lager dan in theorie, bij vrouwen is dat net andersom Toetsen waar mannen beter op scoren zijn de hardere, ‘gewone’ toetsen: digitale afnames. Die vierdejaars score was niet verwacht, toch? Dus dit is misschien ook wel een interessant discussiepunt (FdB)

14 Discussie Nog te korte periode om hierover harde uitspraken te doen
We (hopen te) krijgen de landelijke uitslagen van landelijke toetsen Kleine aantallen: volgend jaar uitbreiding met Pabo Arnhem Mogelijke uitbreiding meer pabo’s

15 Adaptief communiceren in de begeleiding
Deelproject 1 Adaptief communiceren in de begeleiding

16 Begeleiding en interactie bij mannelijke stagiairs voor een optimale stage
student gebrek aan planningsvaardigheden aansturing is vrijblijvend Pabo verwachting: eigen leerproces aansturen concrete planning ontbreekt mentor de stagiair krijgt veel ruimte Student: start op de Pabo, is gewend aan structuur en gerichte opdrachten. ervaart de opdrachten op de Pabo soms als ‘mag’taken / vinden het lastig om open opdrachten te veranderen in concrete opdrachten. Pabo: sturing met open eind ‘Van gestuurd naar zelfsturend’ De studenten krijgen concrete opdrachten voor 8 weken. Ze moeten zelf een planning maken. Eerst opdrachten en de in de 8 weken krijgen ze de litteratuur/toelichting Mentor: net zoals de Pabo, verwacht dat de student zelf weet welke opdrachten uitgevoerd moeten worden. De mentor geeft de mogelijkheid maar stuurt niet genoeg (door de verwachting van een HBO student)

17 Leidt anders begeleiden en aansturen tot een hoger leereffect?
Uit onze onderzoeksdeel zijn wij benieuwd of een nieuwe aanpak een hoger rendement haalt. Wij willen informatie / ervaringen krijgen van mentoren en studenten.

18 Werkblad voor mentoren en stagiaires
datum activiteit lesvoorbereiding ( en) terugblik schrijven logboek bijhouden vooruit plannen Werkblad met interactietips wat wil je als mentor? hoe denken mannelijke studenten? hoe zeg/doe je het? Voorbeeld: mentor: Je wilt dat er iets op tijd af is. student: Ik heb nog tijd genoeg. mentor: Ik wil dat je … doet en ik wil het zien op ……… Om de begeleiding anders aan te sturen hebben wij twee werkdocumenten ontwikkeld. Een is voor de planning; student wordt gedwongen om gerichter te plannen en maakt duidelijke afspraken met mentor. De tweede is voor de mentor; een werkblad met interactietips. Mannen en vrouwen communiceren anders en dit moet aangepast worden. Ook om te voorkomen dat de student de vrijblijvendheid te sterk ervaart.

19 Opzet onderzoek Hoe gaat wij het aanpakken? Hoe?
pre- en posttest vergelijken van de stage- en reflectieverslagen studenten start-, tussen- en eindgesprek een groter leereffect en meer opbrengst? mentoren verandering zien in de nieuwe aanpak Hoe gaat wij het aanpakken? Hoe? Vragenlijst wordt aan student en mentor gegeven (gesprek) - Heb ik meer uit de stage gehaald? Wij bekijken ook de stageverslagen van de eerste stage en de tweede stage.

20 Sekseverschillen in gebruik voorlichting
Deelproject 2 Sekseverschillen in gebruik voorlichting

21 Aanleiding onderzoeksvraag
Grote groep studenten valt af in het eerste jaar (ook op andere pabo’s en andere hbo-opleidingen) Percentage mannelijke studenten dat in het eerste jaar stopt is groter dan percentage vrouwelijke studenten (22% vs. 16%) Hoe komt dat? Klopt beeld opleiding instromende studenten wel met de werkelijkheid? Laten jongens zich anders of later voorlichten?

22 (Niet) gestopt of vertraagd na een half jaar studie (schooljaar 2010-2011)
Man Vrouw Totaal Studerend 76,2% (32) 87,1% (142) 84,9% (174) Gestopt 16,7% (7) 11,0% (18) 12,2% (25) Vertraagd 7,1% (3) 1,8% (3) 2,9% (6) N 42 163 205

23 Hoe komen mannelijke studenten tot hun studiekeuze?
Onderzoeksvraag Hoe komen mannelijke studenten tot hun studiekeuze?

24 Ontwikkeling vragenlijst
Vragen rondom de volgende categorieën: Besluitvorming beroeps/opleidingskeuze Welke bronnen zijn er geraadpleegd (open dag, website, decaan, meeloopdag) Beïnvloeding beroepskeuze door omgeving

25 Belangrijkste resultaten
De beroepskeuze is door de vrouwelijke studenten vaker en meer bespoken met familie en vrienden Mannelijke studenten informeren vaker bij de decaan Vrouwelijke studenten denken gemiddeld 2,3 jaar eerder over hun beroepskeuze Algemeen ontstaat het beeld dat vrouwelijke studenten zich vaker en op meerdere manieren laten informeren dan mannelijke studenten.

26 Vervolgonderzoek Interviews: hoe hebben jongens zich inhoudelijk laten voorlichten 10 mannelijke studenten Selectie via informatie vragenlijst. Wat zijn de onderliggende motieven van het al dan niet inwinnen van informatie? Wat heeft dat opgeleverd? Bekijken aan einde schooljaar welke studenten zijn uitgevallen: bestaat er verband bestaat tussen oriëntatie vooraf en studie-uitval?

27 Onderzoeksvraag: hoe koppelen we theorie en praktijk bij de jongens?
Deelproject 3 Onderzoeksvraag: hoe koppelen we theorie en praktijk bij de jongens?

28 De mannelijke student…
… daagt zichzelf te weinig theoretisch uit … heeft hoge waardering praktijk, lage waardering voor theorie … ervaart dat de theorie te veel gaat over het omgaan met kinderen De mannelijke student… … laat minder theorie praktijk koppeling zien Een complexe samenhang van factoren maakt dat mannelijke studenten vaker dan vrouwelijke studenten voortijdig de opleiding voor leraar basisonderwijs (pabo) verlaten en/of langer over de opleiding doen. Een van de factoren is het onvoldoende theoretisch uitgedaagd worden, zoals mannelijke studenten zelf zeggen. De wijze waarop studenten uitgenodigd worden theorie te bestuderen naast en tijdens de stage lijkt bij mannen minder te werken. Opleiders zien vaker dat mannelijke studenten veel waardering hebben voor de praktijk en zeggen daar veel van te leren. Echter ze verzuimen vaker dan vrouwelijke studenten tijdens stageperiodes praktijkervaringen te verbinden met de theorie. De koppeling van theoretische kennis en praktijkervaring blijft achterwege. Voor voldoende theoretische uitdaging en voldoende kwaliteit is het wel nodig dat praktijk en theoretische kennis wordt gekoppeld. Dat is nodig om voldoende te leren tijdens de opleiding en de vaardigheid is essentieel voor een startbekwame leraar. Een professionele leraar basisonderwijs is in staat steeds zelf vanuit de praktijk zichzelf verder theoretisch te ontwikkelen. … vindt theorie niet goed aansluiten bij de praktijk … ervaart te weinig vakinhoudelijke theorie

29 een excellente leraar…
…kan omgaan met verschillende informatiebronnen …handelt vanuit kennis …gaat zelf op zoek naar theorie een excellente leraar… …koppelt theorie aan praktijk en vice versa Bekend is dat enkel handelen op basis van praktijkervaring te vaak leidt tot louter intuïtief handelen, zonder dat hierbij relevante theoretische kennis adequaat wordt ingezet. Alleen theorie eigen maken is ook onvoldoende omdat de praktijk vraagt om het leren aanpassen van die theorie aan de steeds wisselende praktijk. De ervaring leert ons echter dat het lastig is voor (met name mannelijke) studenten om werkelijk tot de gewenste wisselwerking tussen theorie en praktijk te komen. We wijten dat (onder andere) aan het feit dat ze hier nog te weinig op worden aangestuurd. Het is de vraag of we, door meer dwingend in te zetten op het verwerven van voor de praktijk relevante theorie komen tot studenten die theoretische inzichten en praktijkervaringen echt kunnen verbinden zodat ze betere professionals worden. Van hieruit komen we tot de volgende voorlopige hypothese: als studieloopbaanbegeleiders meer sturen op het bestuderen van theorie, passend bij het praktisch handelen, leidt dat tot betere (mannelijke) leraren. …geeft vanuit theorie vorm aan veranderingen

30 als begeleiders meer sturen op het bestuderen van theorie, passend bij het praktisch handelen, leidt dat tot betere (mannelijke) leraren.

31 Onderzoeksopzet stap 1: vaststellen van begeleidingsinstrumenten voor theorie – praktijk stap 2: interventies tijdens begeleidingsmomenten in stage en opleiding stap 3: analyse van stageverslag (pabo 1); afstudeerplan en eindpresentatie (pabo 4) stap 4: studenten en begeleiders interviewen over de aanpak Interventie onderzoek Karen: gebruik van reflectiecirkel (stage) We gaan de studenten zo aansturen dat zij direct hun boeken erbij pakken. Voor die aansturing gaan we op zoek naar een generieke cirkel van stappen die steeds toepasbaar is bij alle studenten en alle vakken. Er wordt voor een vast model van stappen gekozen om het zowel voor studenten als mentoren in de stage vanzelfsprekend te maken dat ze steeds via de theorie naar de stage gaan. Bij het ontwikkelen van de cirkel gaan we uit van een aangepaste onderzoekscyclus: Stap 1 is: waar gaat het hier precies om? - welke onderwijsactiviteit/les moet ik voorbereiden - wat weet ik daar al van op basis van lessen die er geweest zijn? wat hebben we daar al over gelezen? Stap 2 is: welke theorie heb ik nodig om die activiteit goed voor te kunnen bereiden? Op basis daarvan wordt een verantwoorde voorbereiding gedaan. Stap 3: het uitvoeren van de activiteit Stap 4: verslaglegging en verantwoording, conclusies en evaluatie Interventie onderzoek Ellie: gebruik van taxonomie de Block om studenten inzicht te leren krijgen in het gebruik van theorie De begeleidingsbijeenkomsten van de afstudeergroepen zijn geschikt om de nieuwe benadering uit te proberen. De slb’ers stimuleren meer theoretische verdieping en theorie en praktijkkoppeling bij studenten door studenten te vragen naar theorie. Zo moeten studenten tijdens begeleidingsbijeenkomsten de literatuur waarmee ze zich gaan verdiepen meebrengen en steeds aangeven hoe ze die gebruiken. Tijdens besprekingen worden studenten gevraagd waar zij theoretische informatie feitelijk in hun plan hebben opgenomen en in een voor hen betekenisvolle context hebben geplaatst. Bij het begeleiden van de studenten gaan we uit van de vier gedragsniveaus van het cognitieve aspect uit de taxonomie van De Block (Terlouw, 1997). 1. weten: herinneren, opnoemen, herkennen 2. inzien: verklaren, uiteenzetten, vergelijken 3. toepassen: uitwerken, evalueren, ontwerpen 4. integreren: onderdeel maken van een groter kennisbezit. Deze niveaus zijn sturend tijdens begeleidingsgesprekken. Het moet voor studenten vanzelfsprekend worden dat het niet gaat om het opnoemen of herkennen van concepten maar dat ze ook aangeven hoe ze gedefinieerd zijn, hoe daarover gepubliceerd is, hoe ze toe te passen zijn et cetera.

32 deelproject 4: Meer Mans … …langs de andere weg
Mannelijke studenten: hebben voorkeur voor werken in de bovenbouw. willen kinderen echt iets leren. -gedachte bij mannelijke studenten over onderbouw: zorgen voor kinderen -"zorgen voor" vereist goede relatie -leren en leeropbrengst minder zichtbaar in onderbouwgroep -leerproces zichtbaar maken -leeropbrengst hangt in hoge mate af van kwaliteit van de leraar -kinderen iets leren doet beroep op onderwijstaak van leraar à competentie leraar als vakdocent 32

33 Interventie Doel: -leren zichtbaar maken in onderbouw Hoe:
-herschrijven van stage-opdracht -leren zichtbaar maken, zodat het mannelijke studenten meer aanspreekt en ze gemotiveerder zullen zijn. -1e jaars: kindobservatie en daaraan gekoppeld een lessencyclus/2e jaars: inrichten van een speelhoek. -Opdrachtstelling meer gericht op de leeropbrengst van de leerlingen daarnaast: gebruik van "Checklist gender egalitair curriculum“ bij herschrijven: -nadruk leggen op dingen en materie -minder intrinsiek gemotiveerd  prikkelende opdracht -gaan aan ‘t werk en zien wel  korte opdracht, uitleg in bijlagen -einddoel helder formuleren  “wat” moet duidelijk zijn, “hoe” bepalen ze zelf -overtuigend uitgelegd waarom het belangrijk is  moeten nut ervan inzien (eerst les geven, dan kindobservatie) 33

34 Onderzoeksopzet -introductie herschreven stage-opdracht bij groep mannelijke studenten -referentiegroep met originele stageopdracht -bij afronding opdracht gesprek over uitwerking en ervaringen met groep studenten en referentiegroep -intrinsieke motivatievragenlijst afnemen bij beide groepen -vergelijken van cijfer voor opdracht -introductie herschreven opdracht in gesprek -IMI (intrinsic motivation inventaris ): vragenlijst om intrinsieke motivatie te meten: vragenlijst is ontwikkeld door Deci & Rian. De vragenlijst meet in welke mate er voldaan wordt aan de psychologische basisbehoeftes van competentie, relatie en autonomie. 34

35 Het dankwoord en verder lezen:
Bedankt


Download ppt "Presentatie Velon/Velov Congres Maart 2011, Noordwijkerhout"

Verwante presentaties


Ads door Google