De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Communicatie-directheid

Verwante presentaties


Presentatie over: "Communicatie-directheid"— Transcript van de presentatie:

1 Communicatie-directheid

2 Communicatie-directheid is een aspect van communicatie-duidelijkheid.

3 Het betreft de mate waarin men wat men wil overbrengen rechtstreeks zonder omwegen of uitwijkingen in klare, eenduidige en relevante bewoordingen affirmatief aan de betrokkene meedeelt in diens fysische aanwezigheid.

4 Alle intermediale expressiekanalen, hetzij technische, hetzij interpersoonlijke, worden uitgesloten. Indirectheid houdt vaak verband met het willen ontzien van de andere, zichzelf of het relationeel verband.

5 Aandacht kan besteed aan het verminderen van de afstand en de drempels tot de andere, van de afstand en de drempels van mijzelf voor de andere, van de afstand en de drempels van de gebruikte expressiekanalen en van de afstand en de drempels van de gebruikte communicatietalen. De achtergronden van wat wordt ontzien kunnen hierbij worden geëxpliciteerd.

6 Aandacht kan besteed hoe aan directheid te winnen door persoonlijke ondersteuning en verantwoordelijkheids name voor wat wordt uitgedrukt. Er op letten niet te blijven vasthangen in in- directheid maar dit hooguit te gebruiken als uitgangspunt voor het aftasten van de visie van de ander en voor het ruimte geven aan deze visie.

7

8 Communicatie-directheid kan je bevorderen door :

9 Het direct in woordtaal overbrengen accepteren, stimuleren en positief houden.

10 Ik uit zonder omwegen mijn persoonlijke kijk als mijn persoonlijke kijk.

11 Ik durf op een onbevangen en ongedwongen wijze mezelf direct te uiten.

12 Ik kom voor mijn eigenlijke bedoelingen uit en hou ze niet achter.

13 Ik geef concreet aan wat ik van de ander verwacht.

14 Ik maak mijn standpunt duidelijk eerder dan vragen over iets te stellen.

15 In gesprek elkaar vertellen wat je prettig vindt en wat niet.

16 Respectvolle directe vragen aan de ander stellen.

17 De voorkeur geven aan dichter bij zichzelf staande expressie-invullingen.

18 Wat je zegt zoveel mogelijk parallel laten lopen met je denken en wat je denkt zoveel mogelijk parallel laten lopen met je spreken.

19 Niet indirect in de 'je-persoon' maar direct in de 'ik-persoon' over mezelf praten (niet je denkt, voelt, hoopt, verwacht, doet, ... maar ik denk, voel, hoop, verwacht, doe, ...).

20 Vermijden dat de ander tussen de regels door moet lezen.

21 Voor jezelf onderkennen welke je mogelijke indirecte of onderliggende boodschap is bij wat je uit en nagaan of ze bij de ander overgekomen is en ze zo nodig voldoende verhelderen voor de ander.

22 Uitdrukkingen toegeschreven aan 'men, anderen, we, jij, het, er, wie,
Uitdrukkingen toegeschreven aan 'men, anderen, we, jij, het, er, wie, ...' laten uitgaan van jezelf.

23 Wat ik vind, denk, voel of verwacht niet als vraag naar de ander toe formuleren (vind je, denk je niet, voel je ook, verwacht jij, ...?).

24 Aangeven waarom je een vraag stelt, waaruit kan opgemaakt dat je echt iets vraagt en niet iets indirect opmerkt of aangeeft.

25 Als ik een gedeelte van wat de ander uitdrukt niet vat, vraag ik om verduidelijking.

26 Op een vraag geef ik een direct persoonlijk antwoord zonder mij te verliezen in excuses, argumentaties of verklaringen hiervoor.

27 Je bereidheid tonen kort toelichting te geven over je gevoelsmatige en persoonlijke voorkeur indien zo, eerder dan je visie en handelen uitgebreid met objectieve en voor de ander valabele argumenten te willen rechtvaardigen.

28 In gesprek argumenten reserveren voor wat je wil voor in de (relatie)realiteit, uitleg voor wat je wil voor jezelf.

29 Ik praat terzake en doelgericht.

30 Een vraag als behoefte bij je of als een probleem van je toelichten met de achterliggende reden en aangeven hoe de ander je heel concreet zou kunnen tegemoetkomen en helpen.

31 Niet op een negatief geformuleerde wijze, omdat je een negatief antwoord verwacht, iets vragen (je kunt, je weet, je zult me ook niet, je hebt ook geen ... zeker).

32 Een weigering op een verzoek op een directe en eenvoudige manier aangeven met een kort met 'neen'-aanvangend antwoord.

33 Zo je op iets niet wil ingaan of iets wil weigeren, dadelijk nadat de ander zijn vraag of voorstel kon formuleren 'neen' zeggen, terwijl je kort je erkenning of waardering en dankbaarheid uit om de vraag of het voorstel (neen, dank u ! neen, toch tof van het voorstel ! neen, ik denk van niet, fijn dat je (het) me vroeg ! ...).

34 Je negatieve reactie aanzien als een informatief gebeuren waarin duidelijk de positie van de andere én zijn vraag en duidelijk de positie van jezelf én je antwoord worden verhelderd (ik weet dat je dit denkt of voelt en dat je graag zou willen, ik voel en denk er anders over en kan of wil niet ingaan op wat je wil, ...).

35 Een weigering zo gewenst motiveren met valabele redenen of als je eigen keuze, zonder verdere uitleg; vermijden gebruik te maken van zwakke redenen of excuses die tegenargumentering en weerlegging uitlokken.

36 Verkiezen aan te geven iets niet te willen eerder dan iets niet te kunnen om overtuigingspogingen van je wel kunnen of het wel mogelijk zijn te voorkomen.

37 Een kort neen-antwoord geven op gedragsniveau, aanvangend met 'neen, ik ...' en het in de vraag gebruikte werkwoord (neen, ik ga niet mee; neen, ik koop niet; ...) en bij verder doorvragen aanvullen met 'omdat ik ...' en hetzelfde werkwoord (omdat ik niet meega, ...).

38 Zo een weigering erg asociaal kan overkomen of moeilijk ligt binnen je vriendschappelijke relatie (niet helpen, geen aandacht voor, geen rekening houden met, niet ingaan op, je mogelijkheden niet aanwenden, geen inspanning voor, kwetsend voor, ...) je spijt uitdrukken ditmaal niet te kunnen helpen op de gevraagde wijze.

39 Zo nodig aangeven op een andere manier te willen helpen en eventueel te vragen hoe de ander denkt anders te kunnen helpen, vragen naar de concrete aanleiding, omstandigheden, context of achtergrond van zijn verzoek waarvoor eventueel te kunnen helpen (praktisch, advies, ...) of samenzoeken wie wel zou kunnen helpen en of er geen andere oplossing is.

40 Zo bang zijn te weigeren om de ander niet te kwetsen, je weigering loskoppelen van de bedoeling de ander te kwetsen (ik wil je hiermee helemaal niet voor het hoofd stoten, je helemaal niet benadelen, je helemaal niet negeren, er niets persoonlijk mee uitdrukken, ...; je mag het niet opvatten als, denk niet dat je, ...; ik kan je volledig begrijpen, ik volg je zonder meer, ik geloof je helemaal, ...; zou je het erg vinden, kan je het (van me) aanvaarden, wil je het mij niet kwalijk nemen, ...).

41 Zo bang zijn te weigeren om een negatieve indruk over jezelf op te roepen en jezelf te kwetsen, je houding en inzet aangeven tegenover het algemene, het wat als principe en regel en je weigering aangeven tegenover het bijzondere, het hoe als voorstel en uitzondering (normaal wel, nu niet; anders wel, zo niet; erbij horen, er van af zien; ...).

42 Zo je bang te weigeren voor de gevolgen voor je verdere relatie (afgewezen worden, verlies van de ander, spanningen, afstand, minder graag gemogen worden, minder graag gezien, ...) je vrees hiervoor uitspreken, te hopen dat dit niet zou gebeuren, je relationeel verlangen uitspreken, aangeven het risico toch te nemen, het belang aangeven van je uit te spreken of te (re)ageren om je relatie helder en zuiver te houden.

43 Als ik iets erg of negatiefs moet meedelen, maak ik dit meteen duidelijk en help bij het uiten en verwerken van de teleurstelling.

44 Als ik negatief op de ander wil reageren, zeg ik dit meteen en creëer ruimte en begrip om de teleurstelling te helpen verwerken.

45 Informatie over de persoonlijke toestand of situatie van de ander geef ik overeenkomstig de aangegeven behoefte en de opgemerkte signalen, aansluitend op reeds aanwezige informatie en het begripsvermogen van de ander volgens zijn draagkracht en verwerkingsvermogen, op het juiste ogenblik, met het oog op voorliggende keuze- en (re)actiemogelijkheden, met toetsing en bijstelling van wat overgekomen en begrepen is.

46 Onnodige details die het ervaren verergeren vermijden en zich beperken tot de relevante bijzonderheden.

47 Versluieringen, achterhoudingen, een gunstiger voorstelling of het suggereren van een reactiehouding om het ervaren te verzachten vermijden.

48 Ik help de ander over iets heen door specifieke informatieve toelichting, door de opgevangen uitlatingen geordend samengevat te weerspiegelen en door opgemerkte gevoelens voor de ander te verwoorden.

49 Bij verlies voor de ander zowel aandacht geven aan en gevoelens laten gaan naar dit gebeuren als naar de verwerking ervan (spijtig, erg en verdrietig vinden van het gebeuren en voor hem of haar).

50 Ik aanvaard bij directe mededelingen afwijzend, negatief emotioneel gekleurd en ongedaan makend weerwerk om het evenwicht te hervinden.

51 Bij een negatieve mededeling jezelf of het gesprek niet onnodig hinderen door eigen emoties (angst, medelijden, spijt, schuld, ...).

52 Redenen of context, zo gewenst door de ander, stapsgewijze kort toelichten pas als en volgens dat de ander dit aankan.

53 Een negatieve mededeling niet willen verbergen door te snel willen zoeken naar oplossingen die er misschien niet zijn of waarvoor de ander nog niet open staat.

54 Zodra de ander aanstalten maakt oplossingen te willen zoeken vanuit zijn nieuwe situatie deze hierin zo gewenst helpen.

55 Zo ik van houding of keuze veranderd ben deel ik dit onmiddellijk mee samen met (of na) de redenen voor deze verandering en toon ik begrip voor de gevoelens van de ander door ze te verwoorden.

56 Ik verkies bij spanningen te praten tegen de andere eerder dan over de andere.

57 Ik spreek over een concreet gevoel eerder dan uit te zoeken of iets nu al dan niet zo is of waar is.

58 Als ik voor mezelf op basis van een vaag gevoel een afleiding maak, ga ik na of dit klopt.

59 Als ik fantaseer over wat de ander denkt of voelt vraag ik bijkomende informatie.

60 Ik vermijd in een gesprek waarom-vragen te stellen wanneer iets me niet zint.

61 Ik vermijd te zeggen iets van de andere of wat die zegt of doet niet te begrijpen zo ik ertegen ben.

62 Mijn vragen zijn vragen en zijn niet bedoeld als opmerkingen.

63 Alle afstandcreërende, versluierende, ondoorzichtige, complexe, afhankelijkheids bestendigende en afremmende tussenschakels en schermen weghalen.

64 Zo de ander zich uitdrukt in termen van principes, mentaliteit, de relatie of het eigen imago, doorvragen naar de reële concrete situatie om eventueel erin voorkomende problemen of belangen te onderkennen.

65 Zo de ander zich uitdrukt in termen van concrete praktische problemen navragen of er geen problemen zijn op het vlak van belangen, imago, relatie, mentaliteit of principes.

66 Eerder dan met woorden iets voor te wenden dat je met je gedrag tegenspreekt, er de voorkeur aan geven je gedrag met woorden toe te lichten.

67 Communicatie-directheid verminder je door :

68 Ik maak allusie op mijn bedoelingen of ik suggereer ze.

69 Mijn boodschap verpakken.

70 Een vraag verstoppen achter een andere vraag (heb je tijd. , weet jij

71 Een emotioneel gekleurde vraag stellen om lucht te geven aan je ongenoegen over een situatie.

72 Je werkelijke gevoelens verbergen achter neutrale, afstandelijke en niet-betrokken op- en aanmerkingen.

73 Je communicatie als beschrijving van de realiteit voeren, terwijl het gaat om vragen naar elkaar toe (dit is ... betekent wil je, dit gebeurt of is gebeurd ... betekent kan je, ...) of om opmerkingen naar elkaar toe (ik merk ... wou je, er is ... kan je niet, ...).

74 Een probleem naar voor brengen en verwachten dat de ander, zonder dat je het vraagt, met hulp zal reageren.

75 Gebruik maken van 'via's' om boodschap over te brengen (via anderen, signalen, grapjes, tussenvoegsels, ...).

76 Een weigering op een verdoken of vage wijze overbrengen.

77 Op een vraag die je negatief wil beantwoorden reageren met ergernis, kritiek, verwijten, raad, herformulering of tegenvraag.

78 Langzaamaan, stapsgewijze of voorzichtig met iets naar voor komen.

79 In ontkennende zin bevestigende dingen uitdrukken (niet onwetend, niet onbekend, niet onjuist, niet verboden, niet afwijzend, niet kansloos, ...).

80 In een gesprek problemen voor zich uitschuiven.

81 Ik verander van onderwerp om spanning te vermijden.

82 Ik verwijs naar algemene verwachtingen, gewoonten en gedragsnormen.

83 Ik herinner eraan hoe iets in het verleden gebeurde.

84 Moeilijke gesprekken voer ik schriftelijk of via een tussenpersoon.

85 Ik tracht zonder dat de andere het merkt wel te beïnvloeden.

86 Omdat ik niet steeds in wat ik doe of zeg een betekenis kan leggen, ze in het hoe ik iets doe of zeg leggen.

87 Ik bewerk iemand zonder er over te praten.

88 We laten elkaar de dingen aanvoelen via wat we doen of niet doen.

89 Zonder woorden met meer of minder subtiele signalen en reacties laten merken of aanvoelen wat je al of niet denkt, voelt of wilt.

90 Een al of niet terzake vervelend of prettig onderwerp aansnijden om de ander te bewerken.

91 In gesprek houd ik het alleen bij vage, algemene vragen.

92 Je eigen verlangen verpakken als vraag aan de ander (vind jij
Je eigen verlangen verpakken als vraag aan de ander (vind jij ..., voel jij, ..., wil jij ..., zou jij ..., ...).

93 Wat je voor jezelf wil, verpakken als iets wat je gezamenlijk wil.

94 Communicatie-verkenningen
J. Franck, Psychcom-research v.z.w. (c) Communicatie-verkenningen


Download ppt "Communicatie-directheid"

Verwante presentaties


Ads door Google