De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De sportwedstrijd: metafoor voor rechtvaardigheid?

Verwante presentaties


Presentatie over: "De sportwedstrijd: metafoor voor rechtvaardigheid?"— Transcript van de presentatie:

1 De sportwedstrijd: metafoor voor rechtvaardigheid?

2 Sportmetaforen That is no cricket!
Voetbal is oorlog (zegt ‘mijnheer’ Michels) Teamplayer Dat is geen fair play!

3 Definitie van een metafoor
“The essence of metaphor is understanding one kind of thing in terms of another.” (Lakoff and Johnson) Een metafoor wordt gedefinieerd als de vervanging van een idee of object door een ander met als doel het eerste te verduidelijken.

4 Metafoor in de alledaagse taal
Cognitief hulpmiddel: het helpt ons de wereld te conceptualiseren Conceptualiseert abstracties in meer concrete ervaringen Categoriseert concepten in domeinen

5 De werking van metaforen
“Metaphor is pervasive in everyday life, not just in language but in thought and action. Our ordinary conceptual system, in terms of which we both think and act, is fundamentally metaphorical in nature.” (Lakoff & Johnson) Metaforen worden meestal tamelijk onbewust gebruikt.

6 Huizinga’s definitie van spel
“Het spel is een vrijwillige handeling of bezigheid, die binnen zekere vastgestelde grenzen van tijd en plaats wordt verricht naar vrijwillig aanvaarden doch volstrekt bindenden regel, met haar doel in zich zelf, begeleid door een gevoel van spanning en vreugde, en door een besef van 'anders zijn' dan het 'gewone leven'.” (Huizinga, 1938, p.29). Wat een sportwedstrijd? Laten te rade gaan bij Huizinga. Huizinga definieerde in homo Ludens. Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur (1938). Groningen: H.D. Tjeenk Willink, 1974 (6de druk) het spel zeer breed. Speelse elementen, aldus Huizinga, zijn van essentieel belang in allerlei vormen van menselijke omgang, omdat ze cultuurscheppend en cultuurbevorderend zijn. De spelende mens is – mits hij zich aan een aantal condities houdt zoals fair play – onontbeerlijk voor de evolutie van de cultuur, waarbij het spel een beladen functie krijgt in de transformatie van de bestaande maatschappelijke orde naar een hoger niveau (1938: 207) Spel is niet het ‘gewone’ of ‘eigenlijke’ leven. Het is een uittreden daaruit in een tijdelijke sfeer van activiteit met een eigen strekking. Reeds het kleine kind weet volkomen, dat hij ‘maar zoo doet’, dat het ‘maar voor de grap’ is. Hoe ingewikkeld dit besef in de kinderziel ligt, wordt m.i. bijzonder treffend geïllustreerd door het volgende geval, mij indertijd door een vader meegedeeld. Hij vindt zijn zoontje van vier jaar, op de voorste van een rij stoelen gezeten, ‘trein’ spelen. Hij knuffelt het kind, maar dit zegt: ‘Vader, je mag de locomotief niet zoenen, anders denken de wagens, dat het niet echt is.’ In dit ‘maar’ van het spel ligt een bewustzijn van minderwaardigheid, van [p. 36] ‘gekheid’ tegenover ‘meenens’ opgesloten, dat primair schijnt te zijn. Wij merkten echter reeds op, dat dit besef van ‘maar te spelen’ volstrekt niet uitsluit, dat dit ‘maar spelen’ geschieden kan met den grootsten ernst, ja met een overgave, die in vervoering overgaat, en de ‘maar’-qualificatie tijdelijk volkomen opheft. Ieder spel kan te allen tijde den speler geheel in beslag nemen. De tegenstelling spel - ernst blijft te allen tijde een zwevende. De minderwaardigheid van het spel heeft haar grens in de meerwaardigheid van den ernst. Het spel slaat om in ernst, en de ernst in spel. Het spel kan zich verheffen tot hoogten van schoonheid en heiligheid, waar het den ernst achter zich laat. Deze moeilijke vragen zullen aan de orde komen, zoodra wij de verhouding van spel tot heilige handeling nader zullen hebben in het oog te vatten. Voorloopig is het te doen om een omschrijving der formeele kenmerken, die aan de activiteit, welke wij spel noemen, eigen zijn. Alle onderzoekers leggen den nadruk op het belangeloos karakter van het spel. Het staat, als niet het ‘gewone leven’ zijnde, buiten het proces van onmiddellijke bevrediging van nooden en begeerten. Het onderbreekt dat proces. Het schuift zich daartusschen als een tijdelijke handeling, die in zich zelf afloopt, en verricht wordt om de bevrediging, die in die verrichting zelf gelegen is. Zoo althans doet zich het spel, op zich zelf en in eerste instantie beschouwd, aan ons voor: een intermezzo van het dagelijksche leven, een verpoozing. Doch reeds in die hoedanigheid van een geregeld terugkeerende afwisseling wordt het een begeleiding, een complement, een deel van het leven in 't algemeen. Het versiert het leven en vult het aan, en het is als zoodanig onmisbaar. Het is onmisbaar voor het individu, als biologische functie, en het is onmisbaar voor de gemeenschap om den zin, dien het inhoudt, om zijn beteekenis, zijn uitdrukkingswaarde, om de geestelijke en sociale verbindingen, die het schept, kortom als cultuurfunctie. Het bevredigt idealen van uitdrukking en samenleving. Het heeft zijn plaats in een hoogere sfeer dan de strikt biologische van het proces voeding-paring-beschutting. Met deze uitspraak komt men schijnbaar in tegenspraak met het feit, dat in het dierenleven de spelen van den paringstijd een groote plaats innemen. Maar zou het absurd zijn, om aan het zingen, het dansen, het pronken der vogels evengoed als aan het menschelijke spel een plaats buiten het strikt biologische toe te kennen? Hoe dit zij, het menschelijke spel heeft in al zijn hoogere gedaanten, waar het iets beteekent of iets viert, zijn plaats in de sfeer van feest en cultus, de heilige sfeer. [p. 37] Ontneemt nu het feit, dat het spel onmisbaar is, dat het dienstbaar wordt aan cultuur, nog beter zelf cultuur wordt, er zijn kenmerk aan van belangeloosheid? - Neen, want de doeleinden, die het dient, liggen zelf buiten de sfeer van direct materieel belang of individueele bevrediging van nooddruft. Als gewijde handeling kan het spel het heil der groep dienen, maar dan op een andere wijze en met andere middelen dan de onmiddellijke verwerving van levensbehoeften. Het spel zondert zich van het gewone leven af in plaats en duur. Het heeft een derde kenmerk in zijn afgeslotenheid, zijn begrensdheid. Het ‘speelt zich af’ binnen zekere grenzen van tijd en plaats. Het heeft zijn verloop en zijn zin in zichzelf. Ziehier dus een nieuw en positief kenmerk van het spel. Het spel begint, en het is op zeker oogenblik ‘uit’. Het ‘speelt zich af’. Zoolang het gaande is, is er beweging, heen en weer gaan, afwisseling, beurt, knooping en ontknooping. Onmiddellijk aan zijn tijdelijke begrensdheid verbindt zich nu een andere merkwaardige qualiteit. Het spel fixeert zich terstond als cultuurvorm. Eens gespeeld, blijft het als een geestelijke schepping of schat in de herinnering achter, wordt overgeleverd, en kan te allen tijde herhaald worden, hetzij onmiddellijk, zooals een kinderspelletje, een spel triktrak, een wedloop, of na lange tusschenpoos. Deze herhaalbaarheid is een der wezenlijkste eigenschappen van het spel. Zij geldt niet alleen van het spel als geheel, maar ook van den inwendigen bouw van het spel. In bijna alle hooger ontwikkelde spelvormen zijn de elementen van herhaling, refrein, beurtwisseling, als schering en inslag. Treffender nog dan zijn tijdelijke begrenzing is de plaatselijke begrenzing van het spel. Elk spel beweegt zich binnen zijn speelruimte, die hetzij stoffelijk of denkbeeldig, opzettelijk of als van zelf sprekend, van te voren is afgebakend. Gelijk er formeel geen onderscheid is tusschen een spel en een gewijde handeling, dat wil zeggen, dat de heilige handeling zich in dezelfde vormen als een spel voltrekt, zoo is ook de gewijde plek formeel van een speelruimte niet te onderscheiden. De arena, de speeltafel, de toovercirkel, de tempel, het tooneel, het filmscherm, de vierschaar, het zijn alle, naar vorm en functie, speelruimten, d.w.z. gebannen grond, afgezonderde, omheinde, geheiligde terreinen, waarbinnen bijzondere eigen regels geldig zijn. Het zijn tijdelijke werelden binnen de gewone, ter volvoering van een gesloten handeling. Binnen de speelruimte heerscht een eigen en volstrekte orde. Zie- [p. 38] hier meteen een nieuwe, nog meer positieve trek van het spel: het schept orde, het is orde. Het verwezenlijkt in de onvolmaakte wereld en het verwarde leven een tijdelijke, beperkte volmaaktheid. De orde, die het spel oplegt, is absoluut. De geringste afwijking daarvan bederft het spel, ontneemt het zijn karakter en maakt het waardeloos. In deze innige verbondenheid aan het begrip orde ligt ongetwijfeld de reden, waarom het spel, gelijk wij hierboven reeds terloops opmerkten, voor zulk een groot deel binnen het terrein van het aesthetische gelegen schijnt. Het spel, zeiden wij, heeft een neiging om schoon te zijn. Die aesthetische factor is wellicht identiek aan den dwang tot het scheppen van geordenden vorm, die het spel in al zijn gedaanten doordringt. De termen, waarmee wij de elementen van het spel kunnen aanduiden, liggen voor een groot deel in de aesthetische sfeer. Het zijn de termen, waarmee wij ook effecten van schoonheid trachten uit te drukken: spanning, evenwicht, balanceering, beurtwisseling, contrast, variatie, binding en ontknooping, oplossing. Het spel bindt en verlost. Het boeit. Het bant, dat wil zeggen betoovert. Het is vol van die twee edelste hoedanigheden, die de mensch in de dingen kan waarnemen en zelf kan uitdrukken: rythme en harmonie. Onder de qualificaties, die op het spel van toepassing zijn, noemden wij die van spanning. Dit element van spanning neemt er zelfs een zeer bijzondere en gewichtige plaats in. Spanning wil zeggen onzekerheid, kans. Er is een streven gaande naar ontspanning. Er moet iets ‘lukken’, met zekere inspanning. Dit element is reeds aanwezig in het grijpen van de handjes van een zuigeling, bij het poesje, dat met een klosje speelt, bij het kaatsende meisje. Het beheerscht de solitaire behendigheids- of oplossingsspelen, zooals puzzles, legkaarten, patience, schijfschieten, en neemt in beteekenis toe naarmate het spel meer of minder een wedijverend karakter draagt. In het dobbelspel en in den sportwedstrijd is het tot een uiterste gestegen. Het is dit element spanning, wat aan de activiteit spel, die op zich zelf buiten het gebied van goed of slecht ligt, toch een zekeren ethischen inhoud meedeelt. Immers in die spanning wordt de kracht van den speler op de proef gesteld: zijn lichaamskracht, zijn volharding, zijn vindingrijkheid, zijn moed, zijn uithoudingsvermogen, en tegelijk zijn geestelijke kracht, inzooverre hij, bij al zijn vurig verlangen om het spel te winnen, zich binnen de perken van het geoorloofde moet houden, die het spel voorschrijft. De hoedanigheden van orde en spanning, aan het spel eigen, leiden ons tot de beschouwing van den spelregel. [p. 39] Ieder spel heeft zijn regels. Zij bepalen, wat er binnen de tijdelijke wereld, die het heeft afgebakend, gelden zal. De regels van een spel zijn volstrekt bindend en onbetwijfelbaar. Paul Valéry heeft het terloops eens gezegd, en het is een gedachte van ongemeen verre strekking: ten opzichte van de regels van een spel is geen scepticisme mogelijk. Immers de grondslag, die ze bepaalt, is hier onwrikbaar gegeven. Zoodra de regels overtreden worden, valt de spelwereld ineen. Er is geen spel meer. Het fluitje van den scheidsrechter heft den ban op, en herstelt ‘de gewone wereld’ voor een oogenblik in werking. De speler, die zich tegen de regels verzet, of zich eraan onttrekt, is spelbreker. Aan de spelhouding is het begrip fair ten nauwste verbonden: men moet ‘eerlijk’ spelen. De spelbreker is heel iets anders dan de valsche speler. Deze laatste veinst het spel te spelen. Hij blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf. Door zich aan het spel te onttrekken, onthult hij de betrekkelijkheid en de broosheid van die spelwereld, waarin hij zich tijdelijk met de anderen had opgesloten. Hij ontneemt aan het spel de illusie, inlusio, letterlijk ‘inspeling’, woord zwaar van beteekenis. Daarom moet hij vernietigd worden, want hij bedreigt het bestaan der spelgemeenschap. De figuur van den spelbreker is het duidelijkst gegeven in het jongensspel. De kleine gemeenschap vraagt niet, of de spelbreker afvallig wordt, omdat hij niet durft, of omdat hij niet mag. Of liever zij erkent geen niet mogen, en noemt het niet durven. Het probleem van gehoorzaamheid en geweten strekt voor haar in den regel niet verder dan de vrees voor straf. De spelbreker breekt hun tooverwereld, daarom is hij laf en wordt uitgestooten. Ook in de wereld van den hoogen ernst hebben de valsche spelers, de huichelaars en bedriegers, het altijd gemakkelijker gehad dan de spelbrekers: de apostaten, de ketters, de nieuwlichters, de in hun geweten gevangenen. Tenzij, en dit is veeltijds het geval, deze laatsten op hun beurt terstond een nieuwe gemeenschap vormen met een eigen, nieuwen regel. Juist de outlaw, de revolutionair, de geheime-clubman, de ketter, is buitengewoon sterk groepvormend en tegelijk bijna altijd van een sterk ludiek karakter. De spelgemeenschap heeft een algemeene neiging, blijvend te worden, ook als het spel is afgeloopen. Niet ieder knikkerspel of iedere partij bridge leidt tot clubvorming. Evenwel het gevoel, samen in uit- [p. 40] zondering te verkeeren, samen een gewichtig ding te deelen, samen zich van de anderen af te scheiden en zich aan de algemeene normen te onttrekken, strekt zijn betoovering verder uit dan den duur van het enkele spel. De club hoort bij het spel als de hoed bij het hoofd. Het zou al te goedkoop zijn, nu maar ineens alles wat in de ethnologie phratriën of leeftijdsklassen of mannenbonden heet, voor spelgemeenschappen te verklaren. Niettemin zal men voortdurend wel moeten waarnemen, hoe moeilijk het valt, de blijvende maatschappelijke verbanden, vooral die der archaïsche culturen, met hun hoogst gewichtige, plechtige en zelfs heilige

7 Kenmerken van een wedstrijd
Vrijwillige deelname Regels constitueren de wedstrijd Men speelt om de wedstrijd zelf De wedstrijd is iets buiten het ‘gewone leven’

8 Vandaag: Normen van de sport: normen voor het leven?
Deelname en deelnemers aan een sportwedstrijd Winnaars en verliezers

9 ‘Alles wat ik ooit over ethiek heb geleerd is afkomstig van de sport’
Albert Camus: ‘Alles wat ik ooit over ethiek heb geleerd is afkomstig van de sport’

10 Ernest Hemingway: ‘Sport shows us how to win with honesty and sport shows how to lose with dignity. That means that sport shows us how to live’

11 Wat leren we van de sport?
Deugden: competitieve deugden, ‘fair play’, incasseringsvermogen (’Mensch erger je niet’) Meritocratie: inspanning en talent tellen zwaar Geluk speelt een rol Meritocatie + Geluk = Uitkomst van de wedstrijd

12 Centraliteit van regels
‘Fair play’ : regels én ‘ethos’ Maar: onderscheid tussen sportregels ‘in-the-books’ en ‘in-action’ Sportregels ‘in-action’: reductie tot kale, negatieve (verbods)regels

13 ‘Regels zijn regels’ Sportregels zijn sterk legalistisch; rechtvaardig in de sport = spelen volgens de regels Weinig ruimte voor context en beginselen De ‘legalistische fase’ komt overeen met een tamelijk primitieve moraal (Cf.(pre)conventionele moraal van Kohlberg) Onderzoek zou aantonen dat bij de oplossing van morele dilemma’s in de sport mensen egocentrischer redeneren dan bij soortgelijke dilemma’s buiten de sport. (Shields and Bredemeier) Vraag: is dat ook niet de bedoeling?

14 Wedstrijdmoraal: sui generis?
Huizinga gaf al het antwoord: deelname aan spel is een stap uit het ‘echte leven’ in een tijdelijke sfeer van activiteiten ‘met haar doel in zich zelf’. ‘Rechtvaardigheid’ in de sport = ‘Fair Play’, d.w.z. spelen volgens de regels; de uitslag is in wezen niet van belang.

15 Wat is sportiviteit? Sportiviteit = Regels + Ethos (‘de pointe van de sportactiviteit tot zijn recht laten komen’, zelfs als dat je een zeker nadeel berokkent) Kwestie van de bobsleeër Monti Bij voetbal: bal uitschieten als een speler van een tegenpartij geblesseerd is geraakt. Jan Ulrich en Lance Armstrong Dus: ook bij de toepassing van sportregels is de context belangrijk; nimmer een ‘blinde’ regeltoepassing (Cf. de bekwame arbiter)

16 Sport ruwer dan het gewone leven?
Sport-exceptie in het recht Het Natrap-arrest Zaak Niels Kokmeijer In de praktijk veel ‘spelbederf’ door te grote nadruk op het winnen met veronachtzaming van de ongeacht de regels

17 Vormt sport karakter? Waarschijnlijk niet, tenzij er bijzondere maatregelen worden genomen "... there is all too much evidence that young people learn lessons from sports that most of us would rather they not learn" (Thompson, 1995, p. 109).

18 Deelname aan de wedstrijd (1)
Gelijke gevallen gelijk behandelen Ongelijke gevallen behandelen naar de mate van hun ongelijkheid Wat betekent dat voor de deelname aan de sport?

19 Deelname aan de wedstrijd (2)
Deelname uitsluitend op basis van talent en kunde. Gevolg: Mogelijkheid van opwaartse sociale mobiliteit voor groepen die elders in de samenleving worden gediscrimineerd Gevolg: Andere criteria moeten worden gerechtvaardigd (bijv. nationaliteit)

20 Classificaties in de sport
Gewichtsklassen (weinig kwestieus) Mannen en vrouwen (soms kwestieus) Lengte van de deelnemers (illegitiem) Discussie: Meer classificaties? Of juist minder of geen classificaties?

21 Wij winnen allemaal! Huizinga:
‘De eer en het aanzien van een overwinning is in hoge mate overgankelijk van den enkele op de groep’.

22 ‘Afspiegeling’ of descriptieve representatie
Spelers als representanten ‘Afspiegeling’ = de spelers (moeten?) ‘lijken’ op de bevolking van een land (‘op ons’)

23 Afspiegelingskwesties
Fifa-regel: niet meer dan 5 buitenlanders per team (6+5 regel) De cricket-test van Norman Tebbit: loyality test voor migranten? Le Pen: Dat was geen Frans elftal dat zo belabberd tijdens de laatste WK speelde..

24 ‘Positieve’ afspiegeling
Geeft goed beeld van de diversiteit van een samenleving Geeft sterke impuls tot verbroedering

25 De hardloop metafoor van President Johnson
You do not take a person who, for years, has been hobbled by chains and liberate him, bring him up to the starting line of a race and then say, "you are free to compete with all the others," and still justly believe that you have been completely fair.

26 President Johnson: ‘Thus it is not enough just to open the gates of opportunity. (…) We seek (…) not just equality as a right and a theory but equality as a fact and equality as a result.’

27 Gebruik van de sport-metafoor
Metaforen zijn altijd tweezijdig: overeenkomsten onthullend maar verschillen verhullend De sport-metafoor kan verhult dat de legitimatie van de ‘spel-exceptie’ vaak afwezig is in de context waar de metafoor wordt gebruikt. De sport-metafoor verhult dat, i.t.t. de sport, er bijv. in de economie of politiek vrijwel nooit gelijke startposities zijn of een effectieve externe regulering

28 De eeuwige verliezer in de sport
Jammer, maar niet onrechtvaardig: degradatie is de oplossing Differentiatie van wedstrijden: Paralympics Wedstrijden voor 40+, 50+ Etc.

29 De eeuwige verliezer in het leven
De metafoor van de sport toegepast leidt tot een strenge, meedogenloze ‘meritocratie’: U had niet de talenten U had niet de ruggengraat U verdiende het kennelijk niet: het is rechtvaardig dat u verloor… (‘To add insult to injury’)

30 De winnaar heeft altijd gelijk!
Nadruk op verdienste en talent Minimalisering van sociale voorsprong Minimalisering van geluk

31 ‘Topbestuurders van grote bedrijven voelen zich gekrenkt’
Ad Scheepbouwer (KPN): ‘een beetje gediscrimineerd’ Boersma (Nuon): ‘aandacht voor mijn salaris is ronduit beschamend’

32 Winnaars en verliezers in sport en spel
Hoogstaande moraliteit in de sport is te zien in het gedrag en uitlatingen van de verliezers Er zijn sportieve verliezers; van sportieve winnaars spreekt men niet zo snel. Winnaars kunnen wel grootmoedig zijn.

33 Winnaars en verliezers in het maatschappelijke spel
Hoogstaand moreel gedrag is af te lezen niet van de verliezer, maar van de ‘winnaar’: is die genereus of laat hij zich voorstaan op zijn ‘winnen’?

34 Het probleem voor een rechtvaardige samenleving
Maatschappelijke verdeling van lusten en lasten zodanig dat ook de ‘verliezers’ er vrede mee kunnen hebben.

35 John Rawls’ difference principle
Ongelijkheden zijn slechts toegelaten wanneer ze in het voordeel van de minstbedeelden uitvallen. Het ‘difference principle’ legitimeert ongelijkheden in de mate waarin ze in ieders belang zijn. Daaraan is voldaan als ieders positie zou verslechteren indien de ongelijkheid wegviel

36 Game is over!


Download ppt "De sportwedstrijd: metafoor voor rechtvaardigheid?"

Verwante presentaties


Ads door Google