De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Ontluikende schooltaalvaardigheid

Verwante presentaties


Presentatie over: "Ontluikende schooltaalvaardigheid"— Transcript van de presentatie:

1 Ontluikende schooltaalvaardigheid
Paul Leseman i.s.m. DASH-onderzoeksgroep

2 tlapa poeder sneeuw tlacringit sneeuw die aan de oppervlakte krokant is kayi stuif sneeuw tlapat verstilde sneeuw klin sneeuw die we ons herinneren naklin sneeuw die we vergeten tlamo sneeuw die in grote natte vlokken neervalt tlatim sneeuw die in kleine natte vlokken neervalt tlaslo sneeuw die traag valt tlapinti sneeuw die snel valt kripya sneeuw die eerst gesmolten is en toen bevroren tliyel sneeuw met sporen van wolven tliyelin sneeuw met sporen van eskimo’s blotla opwaaiende sneeuw pactla sneeuw die opeengepakt is hiryla sneeuw in baarden waaruit het water smelt tlayinq sneeuw vermengd met modder quinaya sneeuw vermengd met Husky poep quinyaya sneeuw vermengd met de poep van de leiderhond slimtla sneeuw die bovenop krokant, maar onder heel zacht is kriplyana sneeuw die in de ochtend een blauwe schijn heeft

3 industrie economie politiek

4 Een kat …. Paradigmatisch Syntagmatisch Subjectief, ideosyncratisch
Hiërarchische dummy Hiërarchische taxonomie Hiërarchische partonomie Syntagmatisch Thematische, episodische betekenis Perceptuele relatie Associatieve betekenis Subjectief, ideosyncratisch Is een ding met een vacht. Is een zoogdier met vier poten. Behoort tot de familie van de kat-achtigen. Kan een Cyperse kat of Siamese kat zijn. Heeft een kop, een staart, …. Zie je vaak in de buurt van muizen. Lijkt op een kleine hond. Is klein en zwart. Krabt, zit graag op je schoot. Vind ik eng. Is een lief zacht troeteltje.

5 Nog een illustratie Mijn achtertuin (a) Mijn achtertuin (b)
Ik zie allemaal katten in de tuin. De tuin is daar (wijst). De katten zijn overal. Ze zijn heel mager en hebben allemaal wonden. De katten zijn niet van de buren. Ze zijn van niemand. Ik zie de boom en ik ruik de bloesem. Het is een kersenboom. Ik hou van de lente en ik hou van het lekkere weer. Ik zit graag in mijn luie stoel. Die staat onder de boom. Maar nu zit niet graag in mijn tuin. Met dank aan de katten! Mijn achtertuin (b) Mijn achtertuin wordt overspoeld door magere zwerfkatten. Hoewel het nu lente is, belemmeren de katten mij om van het lekkere weer te genieten in mijn luie stoel onder de bloeiende kersenboom.

6 ‘Schooltaalregister’
Context Wat wil je zeggen? Tegen wie? Hoe, in welke vorm? Register Speciale woordenschatten Grammaticale middelen Strategieën tekstopbouw Taalkeuzen Woordniveau Zinsbouw Tekststructuur

7 ‘Schooltaalregister’
Context Wat wil je zeggen? Tegen wie? Hoe, in welke vorm? Register Speciale woordenschatten Grammaticale middelen Strategieën tekstopbouw Taalkeuzen Woordniveau Zinsbouw Tekststructuur

8 Taal en denken Jan heeft vijftien appels. Jan geeft Piet zeven appels. Hoeveel appels heeft Jan dan nog over? Jan heeft vijftien appels. Piet krijgt zeven appels van Jan. Hoeveel appels heeft Jan dan nog over? 15 – 7 = ?

9

10 Probleem #: De Fietstocht
Taal probleem Reken probleem Fietsers = rijden op fietsen = wielrenners = renners x Fietstocht maken – script: af en toe te rusten, duurt lang Rond het IJsselmeer = begint & eindigt op zelfde plaats Gemiddeld 30 km per uur  ieder uur ca. 30 km verder Rusten = niet fietsen, niet verder verplaatsen Rusten om de twee uur een half uur  na twee uur rusten Vertrekken om 8 uur ‘s morgens = begin van de tocht Afsluitdijk = beginpunt & eindpunt Om half zes (in de namiddag) keren ze terug = einde Keren ze daar terug / Daar = Afsluitdijk  Duur van de tocht: van 8 tot uur = 9,5 uur  Duur van de tocht = fietstijd: 4 x 2 uur + rusttijd  rust tijd = drie keer tussen vier twee-uurs-perioden  Gemiddeld 30 km/u fietsen = 8 x 30 = 240 km Bron: Leseman & Van der Weegh (2009)

11 Typen taalfouten Moeilijke (zeldzame, technische) woorden, inclusief specifieke wiskunde woorden en symbolen. Lastige uitdrukkingen en complexe zinnen, en moeilijke verbindingen tussen zinnen. Impliciete wereld kennis die geactiveerd moet worden om de ‘gaten’ in de tekst op te vullen. “verbruiken”, “afgestreken lepel”, “telkens”, “gemiddeld”, “per”. “Hoeveel kost een glas thee alleen aan thee?”. “Per 100 km verbruikt de auto 8,5 ltr benzine.” “uitverkoop” → een periode van korting op de prijs; “bij vertrek een volle tank” → tank bevat 40 liter benzine.

12 Typen rekenen/wiskunde fouten
Rekenfouten bij optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, rekenen met procenten, breuken en decimalen, enz.. Fouten met ‘realistische’ wiskunde. 500 ml : 4 = ?? ml per glas; 6,25 × 1,4 = ??; 40 – 34,5 = ??; kosten van een kopje thee alleen voor de thee = € 0,00875; 180 ml + (6 × 45 g) = 200 ml. Hoeveel dagen kun je doen met één blik? Rekenkundig antwoord = 6,66; realistisch- rekenen antwoord = 6.

13 Resultaten: aantal fouten bij het oplossen van context sommen
Nederlands Turks Morokkaans M (sd) Range Taalfouten 14.1 (10.3) 0-36 20.2 (9.4) 6-37 26.3 (6.9) Rekenfouten 4.1 (2.6) 0-7 2.9 (1.6) 0-5 2.1 (2.0) 1-6 Leesfouten 0.3 (0.5) 0-1 0.0 (0.0) 0-0 0.6

14 Ordening van leesproblemen (naar: Snowling & Bishop, 2004)
Fonologische verwerkingsproblemen Niet-fonologische taalverwerkings-problemen Ja Nee Leerlingen met taalstoornissen Zwakke begrijpers Dyslectici Normale lezers 2% >20% 4% Schooltaal!

15 Schooltaalkenmerken: woordniveau (bron: Schleppegrell, 2004)
Gesproken interactie Woordkeuze: Algemeen, onspecifiek. Geringe dichtheid. Geringe variatie. Onderwerp/lijdend voorwerp: Voornaamwoorden, vaak deictisch gebruikt. School-/leestaal Woordkeuze: Specifiek, technisch. Grote dichtheid. Grote variatie. Onderwerp/lijdend voorwerp: Zelfstandige naamwoorden, genominaliseerde werkwoorden.

16 Schooltaalkenmerken: grammaticaal
Gesproken interactie Zinsstructuur: Intonatiepatroon. Attitude en doel prosodisch en nonverbaal uitgedrukt. Hoofd/bijzin-verbinding: Nevenschikkend, aaneenschakelend Globaal, onprecies gebruik van voegwoorden. School-/leestaal Zinsstructuur: Syntactisch gemarkeerd. Attitude en doel in woorden en woordvormen uitgedrukt. Hoofd/bijzinverbinding: Onderschikkend, inbeddend. Specifiek-logisch gebruik van voegwoorden.

17 Schooltaalkenmerken: tekstniveau
Gesproken interactie Dialogische opbouw: Ongepland, interactief. Deictische verwijzing. Globale ‘betoog’ markeerders, “En …, Dus …, Nou…” Matige samenhang, verschuivende onderwerpen. School-/leestaal Monologische opbouw: Narratief of hiërarchisch. Expliciete, specifieke verwijzing Sterke samenhang door logische relaties. Expliciete structurering van het betoog, “ten eerste…, vervolgens…”

18 Voorbeelden van schooltaalproductie van Nederlandse 4-jarigen
Hij springt de bank af. Dan slaapt hij Dan ligt hij in bed te slapen Door zijn bed kruipen, onder zijn deken Hoort hij een vlieg Gaat achterna rennen Heeft hij zijn poten vies gemaakt met verf Dat zijn voetafdrukken Nog meer voetafdrukken En dan ging de vlieg naar buiten vliegen Hij vindt de krant Dan kruipt hij erdoorheen en gaat hij ’t scheuren Dan ziet hij vogeltjes om mee te spelen Dan springt hij in het bad en laat hij de vogeltjes schrikken. Poes Zit uit het raam te kijken Dat is een meisje Dat is weer een poes Op de trap lopen Toen kwam er een poes Toen was de poes in de keuken Poes Poes Poes Twee poezen Onder de blaadjes verstoppen Poes Poes. Poes Met de blaadjes aan het spelen.

19 Schooltaalgebruik bij het navertellen van een boekje op 4- en op 6-jarige leeftijd
Schooltaalkenmerken / uiting Leeftijd 4 Leeftijd 6 M/f Aantal inhoudswoorden 1.98 2.27 Logische voegwoorden 5.0 % 9.9 % Expliciete tijd-plaats verwijzing 41.8 % 48.5 % - Specifieke t-p verwijzing 15.6 % 22.2 % Zeldzame werkwoordstijden 39.1 % 65.2 % Bewerende uitingen 81.0 % 85.6 % Hoofd- en bijzin combinaties 4.8 % 8.3 % Verhalende opbouw (1-10) 2.71 4.46 Samenhangendheid (1-7) 3.46 4.25 Abstractiegraad (1-4) 1.92 2.18

20 Voorbeelden van schooltaalproductie van Turkse 4-jarigen
Birşey oluyor O iki kedi Bir şey yapıyor O taraftan bakıyor cama O işte bakıyor Camın dışarıda kutu götürüyor Anne de gidiyor tuvalete İşte yapıyor Onlarda Orada bir kedi çıkacaktı, Bu kediymiş O xxxxxx bu kedi uyanmış O kedi buradan çıkmış Ondan korkut(up) çıkmış dışarı Orada Hangi renkten.. O miyav dışarıya bakıyor Atıyor ozaman düşecegım O zaman da xxxxx O zaman bakıyor O zaman dışarıya güneş geldi Ayakları bağladı O zaman da ne yaptı Ah koca miyav geldi Achter kijken! Wegwezen! Je moet komen met de xxxxx O geldi O zaman başkaları stoppen yaptı Burada neler oldu Hé! Jij ook poesje!

21 Schooltaalkenmerken in de taalproductie van 4-jarigen in hun moedertaal
NL hoog-SES NL laag-SES Turks Gemiddeld aantal inhoudswoorden 2.2 1.8 1.6 Gebruik expliciete verwijzing 38 % 32 % 21 % Gebruik zeldzame ww-tijden 42 % 20 % Gebruik bewerende wijs 80 % 71 % 64 % Gebruik samengestelde zinnen 6 % 5 % 2 % Tekstuele samenhang (1-7) 3.5 3.1 3.0 Mate van abstractie (1-4) 1.9 1.7

22 Maaltijdgesprek (1) (Bron: Henrichs, 2009)
M: We hebben deze auto… ehm… deze tafel in Middelburg gekocht. K: Auto? Dit is de auto niet! Dit is een tafel! M: Misschien kunnen we wel heel hard rijden met deze tafel? M: Doen we er wieltjes onder. K: Hier zitten al wieltjes onder, hoor! M: Waar dan? K: Daar, onder de tafel, naast de poten. M: Wat moeten we nog meer hebben als we willen dat hij vooruit gaat? K: Een motor. M: Ja, maar we missen nog iets… M: Als we op de tafel zitten, èn we hebben er een motor op gemaakt, èn er zitten wielen onder, dan missen we nog een heel belangrijk ding… K: Een stuur? K: En een schakel!

23 Maaltijdgesprek (2) (Bron: Henrichs, 2009)
K: Pindakaas is toch een soort brood? M: Beleg. K: Beleg. M: Voor op brood. K: Voor op brood. K: Hier zitten al wieltjes onder, hoor! M: Mmm. M: Had je drum gespeeld op school? K: Ik ging met Lenny spelen en Rachel ging met Bolleboos spelen. M: Nou, dat mag toch? M: Doe even eten boven je bordje, Danny. M: Doe even je stoel daarheen K: Mama, waar blijft Lotte? M: Ik denk dat die ook een hapje eten is. K: Ik denk dat Lotte nog wel komt, hè? M: Doe eens even netjes kauwen, Danny.

24 Als we op de tafel zitten, èn we hebben er een motor op gemaakt, èn er zitten wielen onder, dan missen we nog een heel belangrijk ding… [namelijk…]? Nou, dat mag toch? Doe even eten boven je bordje, Danny. Doe even je stoel daarheen.

25 Leven in kuddes. Een grote kudde heeft honderden ogen.
Sommige dieren houden altijd de wacht, klaar om waarschuwend te brullen als ze een roofdier zien. De meeste dinosauriërs die in kuddes leefden, waren vreedzame planteneters. Als er genoeg te eten was, bestond een kudde soms uit meer dan honderd dieren. In minder dan geen tijd was alles nog veel viezer. En Floddertje zelf ook en Smeerkees ook. Dan maar weer in het bad, zei ze. Floddertjes ouders hadden een hele grote badkamer met een heel groot bad, omdat ze zo’n bijzonder vuil kind hadden. Zou één pak wasmiddel genoeg zijn, vroeg Floddertje.

26 Kringgesprek in groep 1/2 (Bron: Henrichs, 2009)
L: Hé, er hing een briefje ‘schoenendozen gevraagd’ en ik heb er al drie. L: Twee gewone en een hele rare schoenendoos. L: Wie heeft er nou zo’n maat? S: Mijn papa! L: Even kijken hoor, heeft ie dan zulke grote voeten? S: Ehm… L: Maar het zijn heel smalle voeten, want een schoenendoos is vaak zó breed. L: Maar deze is heel smal hè? S: Een beetje dun. L: En Jane, jij had ook iets meegenomen hè? Kun jij nog een keer vertellen wat dat ook al weer was? J: Handschoentjes van mijn moeder. L: Ja van de dokter hè. L: En waarom had de dokter dat ook al weer, van die handschoentjes? Wie kan dat nog eens mooi vertellen? Jij, Jane? J: Omdat ie dan (…) wordt ie zelf niet ziek.

27 Vereenvoudiging van taalgebruik in klassen met veel tweedetaalleerders
L: En wat kan je zien als je op de weegschaal staat? L: Waarom ga je daar op staan? L: Mohamed? Km: Dat weet ik niet. L: Dat weet je niet. L: Ali weet jij het? Ka: Hoeveel je weegt? L: Hoeveel je weegt. L: Heel goed. L: En waarom zou het schaap op een weegschaal staan, Eva? Ke: Omdat ie z’n voeten wil meten. L: Hij wil zijn voeten meten. L: Wie denkt dat hij nog iets anders wil doen? Kv: Dat ie weegt hoe zwaar die is. L: Dat ie weegt hoe zwaar die is, daar is een weegschaal voor. L: Als je je voeten wilt meten, wat moet je dan doen? Kv: Naar de schoenenwinkel gaan.

28 Schooltaalgebruik leerkrachten ten opzichte van Turkse en Nederlandse kinderen (groep 1/2) (Bron: Aarts, Demir & Henrichs, 2009)

29 Conclusies Kinderen beginnen al vroeg met de verwerving van schooltaal. Gezinsinteracties – voorlezen, praten over leerzame onderwerpen – bieden daarvoor een belangrijke context. De (voor)school biedt in principe ook belangrijke contexten. Maar er speelt een duivels dilemma….


Download ppt "Ontluikende schooltaalvaardigheid"

Verwante presentaties


Ads door Google