De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Minor financieel advies en ondersteuning pensioen Week 3 scenario langleven W.H. Korthouwer w.h.korthouwer@hva.nl.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Minor financieel advies en ondersteuning pensioen Week 3 scenario langleven W.H. Korthouwer w.h.korthouwer@hva.nl."— Transcript van de presentatie:

1 Minor financieel advies en ondersteuning pensioen Week 3 scenario langleven
W.H. Korthouwer

2 Huiswerk week 3 Scenario langleven Huiswerk:
Maken opgaven 1 t/m 6 H4 (uitgedeeld) Bestuderen H5 uit reader Pensioen Lezen stap 2 uit ‘Hoera een goed pensioen’ Evt. invullen schema’s uit stap 2

3 bespreking opgaven A; want hij is een alleenstaande zonder kind
A ; (€ /- € ) x 0,012 = € 171,14 A x 11,75 = € 2.010,89 A ; N.B. levensloopregeling is vervallen per 1 jan. 2012 B ; (€ /- € ) x 0,015 = € 468,93 A fiscale jaarruimte: (€ /- € ) x 0,17 -/- (7,5 x € 468,93) = € 7.032,73 -/- € 3.516,98 = € 3.516 B a. Berekening CBI kan worden overgeslagen

4 Vervolg opgave 6 b. Pensioenopbouw Elmo: PS € (pensioengevend salaris) Franchise € PG € (pensioengrondslag) A = € x 0,02 = € 525,24 per jaar c. Pensioenopbouw Zoë: PS € PG € Beschikbare premie is € x 0,03 = € A = € x 0,14 = € 176,40 per jaar Ad. c.: factor A wordt bepaald a.h.v. een tabel van de belastingdienst, deze is tussen 35 en 40 jaar 0,14. Dit is in tegenstelling tot de uitkeringsovereenkomst (eind- en middelloon) niet de werkelijke factor A waarop de pensioengerechtigde later op kan rekenen.

5 Vervolg opgave 6 c. Stel dat Zoë nu een auto van de zaak krijgt met een cataloguswaarde van € en een bijtelling van 20%. Bij haar inkomen moet zij nu € optellen. Haar pensioengevend salaris stijgt hierdoor naar € De beschikbare premie bedraagt dan € x 0,03 = € Haar jaarlijkse aangroei (factor A) bedraagt dan € 205,80 d. De jaarruimte van Zoë bedraagt (€ /- € ) x 0,17 -/- (7,5 x 176,40) = € 3.839,73 M.a.w. zij mag voor max. € 3.839,73 aan lijfrentepremie op haar belastbaar inkomen in mindering brengen. Dat bedrag wordt dus lager indien zij een auto van de zaak krijgt.

6 Vervolg opgave 6 e. CBI berekening valt buiten de lesstof. Factoren kunnen zijn: Niet duidelijk is hoeveel de KEW (kap.verz. Eigen woning) zal opleveren voor aflossing. De nieuwe hypotheekrente na het einde van de rentevaste periode kan hoger of lager zijn. Voor de beschikbare premieregeling is niet duidelijk welk pensioen dit gaat opleveren. f. Alleen AOW g. Een nabestaandenlijfrenteverzekering of lijfrentespaarrekening in box 1. Of een risicoverzekering op twee levens in box 3

7 Stap 2 je pensioendoel bepalen blz. 28-39
Kan de klant zelf, rekening houdende met wensen en doelstellingen, zijn/haar pensioendoel bepalen? Stappenplan om juist in kaart te brengen en te informeren: Bestedingspatroon; wijkt dit veel af van de gemiddelde Nibud budgeteringsschema’s? Zo ja, verander het uitgavenoverzicht voor het pensioendoel. Vergelijk het pensioendoel (schatting toekomstige uitgaven) met het netto pensioen. Wanneer het pensioendoel lager is, dan is er een pensioentekort. Het berekende pensioentekort oplossen afhankelijk van de bestedingsruimte en persoonlijke situatie van de klant.

8 Vervolg stap 2 Indien je een pensioentekort hebt vastgesteld, dan moet er een zodanig bedrag op de einddatum beschikbaar zijn die gedurende voldoende jaren. Concreet moet je dus de hoogte van de uitkering berekenen op de pensioendatum (einddatum) uitrekenen. Stel dat je hebt vastgesteld: Pensioendoel € p/m Totaal netto pensioen € p/m -/- Netto pensioentekort € p/m (blz. 31)

9 Vervolg stap 2 Wanneer er al bestaande lijfrenten zijn, kijk je naar:
wat levert de lijfrente op? met welk risico en rendement is de opbouw van het kapitaal? welk verschil zit er tussen bruto en netto rendement? is de lijfrente afgestemd op de situatie/wensen van de klant? Wanneer er geen of een tekort aan lijfrente is, kijk je welk kapitaal nodig is voor de het tekort aan pensioen per jaar via: 0,06 x totaal privé pensioen x rekenfactor bruto netto = netto pensioeninkomen per jaar

10 Scenario langleven Bij het scenario langleven gaan we uit van alle inkomsten bij leven vanaf de pensioendatum en bestaat uit: AOW-uitkering (pijler 1) Pensioeninkomen (pijler 2) Lijfrente-inkomsten (pijler 3) Inkomsten uit vermogen (pijler 3 of 4) Het langlevenrisico is het risico dat het pensioenvermogen tekort schiet in verband met het langer doorleven van de deelnemer dan actuarieel volgens de tabellen geprognosticeerd is. Het langlevenrisico ligt dan wel bij de werknemer / deelnemer dan wel bij de werkgever afhankelijk van de pensioen- of lijfrenteregeling.

11 Risico bij langleven en beleggen
Uitkerings- overeenkomst Kapitaal- Zuivere Premie- regeling Premie-regeling vast kapitaal Regeling vast kapitaal Langleven U W Beleggen U = Pensioenuitvoerder W = Werknemer Uitkeringsovereenkomst: eind-of middelloonregeling. Kapitaalovereenkomst: alleen de hoogte van het kapitaal staat vast, op de pensioendatum wordt tegen de dan geldende tarieven een periodieke uitkering aangekocht Premieovereenkomst/premieregeling: beschikbare premieregeling Uitkeringsovereenkomst; eind-of middelloonregeling. De uitvoerder loopt het risico dat de pensioenpot bij lang leven van de werknemer op raakt en de werknemer loopt het risico dat er weinig van de pensioenpot bij overlijden hoeft worden uitgekeerd.

12 Verdieping aow Opbouw 2% per jaar tussen 15 en 65 jaar mits voor wie woont of werkt in Nederland Tot 1 januari 50% partnertoeslag voor 65 jarigen met jongere partner afhankelijk van soort en hoogte inkomen partner Geen partnertoeslag meer voor degenen die na 1 januari 2015 met pensioen recht op AOW heeft Geen partnertoeslag voor degenen die een partner hebben die 10 jaar jonger is (regel vanaf 2011) Beperking AOW uitkering bij emigratie op grond van Wet beperking export uitkeringen AOW tekort kan tot 10 jaar na vertrek uit NL vrijwillig worden voortgezet bij SVB en is alleen aantrekkelijk bij een laag (of geen) inkomen. Bereken hier de premie bij het SVB

13 AOW in de toekomst Pensioenakkoord. Verhoging AOW leeftijd tot 67 jaar voor iedereen geboren na 1960, tot 66 jaar voor iedereen geboren na 1 januari Tevens flexibilisering AOW leeftijd. Omslagstelsel ter discussie Ouderen geboren vanaf 1946 betalen mee aan de AOW, de houdbaarheidstoeslag of zgn. Bosbelasting, door Verlaging AOW-toeslag, wetsvoorstel akkoord op 14 juli 2011 Gepensioneerden met een hoger inkomen minder AOW? Plannen politieke partijen omtrent AOW wisselend

14 Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) De wet VPL die op 1 januari 2006 is ingevoerd zorgt ervoor dat vroegpensioen niet langer meer fiscaal wordt gefaciliteerd. Belangrijkste uitgangspunten/consequenties: Werknemers stoppen vanaf 65 jaar met werken De overheid stimuleert mensen tussen 55 en 65 jaar om te blijven werken door vroegpensioen financieel onaantrekkelijk te maken VUT en prepensioen regelingen zijn vanaf 1 januari 2006 niet meer fiscaal ondersteund, overgangsrecht tot 1 januari 2007 De afgeschafte levensloopregeling moest onbetaald verlof stimuleren Opgebouwd kapitaal tot 1 januari 2006 uit reeds lopende lijfrenteverzekeringen kunnen nog worden benut voor aankoop van een overbruggingslijfrente. Wet VPL van Inkomstenbelasting, lijfrenten en rechten op periodieke uitkeringen"> Inkomen gerelateerde inkomensvoorzieningen; overgangsregeling Wet VPL  Per 1 januari 2006 is deWet VPL ingegaan. Het uitgangspunt van deze wet is dat de werknemer pas op 65-jarige leeftijd met pensioen gaat. Bij dit uitgangspunt behoort een bepaalde pensioenaangroei. Bij een pensioenregeling waarin werknemers eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, wordt daarom de jaarlijkse pensioenaangroei – de factor A – voor de berekening van de hoogte van de lijfrentepremieaftrek herrekend door vermenigvuldiging met een correctiefactor ( artikel 15, vijfde lid, van het Uitv.besl. IB 2001). De hieruit voortvloeiende hogere factor A leidt tot minder aftrek van lijfrentepremies of van inleg op lijfrentespaarrekeningen. Voor werknemers die vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, geldt in de pensioensfeer overgangsrecht. Zij kunnen fiscaal gefacilieerd VUT- en prepensioenvoorzieningen blijven opbouwen (artikel 38e, tweede lid, van de Wet LB 1964). Echter, voor deze groep leidt de correctie van factor A ingeval van een eerdere pensioendatum dan 65 jaar, feitelijk tot (gedeeltelijke) terugneming van het overgangsrecht uit de Wet op de LB 1964 omdat dan minder aftrekruimte in de lijfrentesfeer bestaat. Het terugnemen van het overgangsrecht uit de Wet op de LB 1964 in de vorm van minder lijfrenteaftrekmogelijkheden is voor deze groep werknemers ongewenst. Daarom keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) het volgende goed.Goedkeuring Ik keur goed dat de correctie van factor A ( artikel 15, vijfde lid, van het Uitv.besl. IB 2001) niet geldt voor werknemers die vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt.

15 Verzekeringstechnische opbouw van ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen is een levenslange pensioenuitkering bij leven vanaf pensioendatum. Twee soorten pensioenverzekeringen: Op kapitaalbasis; met het bereikte kapitaal (=doelvermogen) op de einddatum (=pensioendatum) worden periodieke pensioenuitkeringen gedaan. Het gaat in de praktijk dan meestal om een beschikbare premieregeling Op rentebasis; de werknemer bouwt op rentebasis een gegarandeerd pensioen op. Vooraf is duidelijk waar de werknemer recht op heeft. Het gaat in de praktijk dan meestal om een middelloon regeling en soms een eindloonregeling

16 Verschillen tussen beide soorten pensioenverzekeringen
Kapitaalbasis Rentebasis Garantie (zekerheid voor de werknemer) Nee Ja Keuze in beleggingen pensioenopbouw mogelijk voor werknemer? Ja, mogelijk afhankelijk van het soort regeling Shoppen met pensioenkapitaal mogelijk? Berekening factor A Via beschikbare premie en fiscale factor pensioenaanwas (blz. 106) Via opbouwpercentage Risico’s voor de werkgever Klein Groot Fiscale behandeling 100% norm Verplichte uitkering van pensioen Geen verplichte uitkering van pensioen Voorindexatie mogelijk Ja (niet bij eindloon)

17 100% norm (max. 100% pensioen) Fiscaal mag niet meer dan 100% aan pensioen worden uitgekeerd op het moment van: Het moment waarop rechten op pensioenaanspraken zijn De pensioeningangsdatum c.q. aanspraak op pensioenuitkeringen Emigratie van de werknemer Uitzonderingen: Bij variabele pensioenuitkeringen, de zgn ‘pensioenknip’ waarbij de eerste jaren een hoger pensioen mag worden uitgekeerd, mits binnen de verhouding 100 : 75 Uitruilen van OP en NP, m.a.w. de pensioengerechtigde kan met goedkeuring van de partner ervoor kiezen om minder of meer nabestaandenpensioen (NP) ten gunste of ten koste van zijn eigen ouderdomspensioen (OP) te laten uitkeren

18 vervolg Aanpassing van pensioenen aan de loon- en prijsontwikkeling
Overdracht van pensioen van de oude naar de nieuwe pensioenuitvoerder

19 Toeslagverlening ofwel indexatie van pensioen
Soorten toeslagen (indexatie): Waardevaste indexatie; consumentenprijzen volgend Welvaartsvaste indexatie; loonprijzen volgend Moment van toeslag: Voorindexatie; pensioen stijgt voor de pensioendatum (niet bij eindloonregeling en beschikbare premieregeling) Na-indexatie; pensioen stijgt na de pensioendatum Maximale indexatie is 3%

20 Volgende week 4 scenario vroegtijdig overlijden
Huiswerk lezen H6 en maken vragen achterin het hoofdstuk

21


Download ppt "Minor financieel advies en ondersteuning pensioen Week 3 scenario langleven W.H. Korthouwer w.h.korthouwer@hva.nl."

Verwante presentaties


Ads door Google