De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 2: Thuis in geldzaken

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 2: Thuis in geldzaken"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 2: Thuis in geldzaken

2 §2.1 Geld telt Vormen van ruil Directe ruil Indirecte ruil
De ruil van goederen of diensten zonder tussenkomst van geld De ruil van goederen of diensten tegen geld. Ruil in natura

3 §2.1 Geld telt Vormen van geld Chartaal geld Giraal geld
Munten & bankbiljetten Het geld dat bij banken op de betaalrekeningen staat.

4 §2.1 Geld telt Vormen betalen Contante betaling Betaling via de bank
Munten & bankbiljetten op zak Overschrijvingsformulier Acceptgiro (eenmalige) machtiging

5 §2.1 Geld telt Geld wordt gebruikt als: - Ruilmiddel - Rekenmiddel
- Spaarmiddel

6 §2.1 Geld telt Door het gebruik van geld:
- Is een vergaande arbeidsverdeling mogelijk geworden. - Is de handel enorm toegenomen. Arbeidsverdeling Verdeling van werk of productie waarbij ieder een andere taak krijgt.

7 §2.2 Betalen en bankieren Banksaldo Debetsaldo Creditsaldo
Een tekort op de bankrekening. Een overschot op de bankrekening. Over het saldo van je bankrekening: - Betaal je debetrente bij een debetsaldo - Ontvang je van sommige banken creditrente bij een creditsaldo

8 §2.2 Betalen en bankieren Je kunt betalen:
- met het geld dat je op zak hebt - van het saldo op je chipknip - van het geld op je bankrekening

9 §2.2 Betalen en bankieren Met een bankpas kan je:
- betalen via de betaalautomaat - geld opnemen bij de bank en bij een geldautomaat Met een creditcard: - Betaal je door je handtekening te plaatsen op de afrekenbon - Betaal je achteraf Creditcards worden niet overal geaccepteerd!!!

10 §2.2 Betalen en bankieren Bij online bankieren:
- opdrachten geven voor het overschrijven van geld - opgeven wanneer er betaald moet worden - op elk moment het saldo van de bankrekening opvragen

11 §2.3 Vreemd geld Nederland is lid van de Economische Monetaire Unie
Europese landen waar de euro als munteenheid wordt gebruikt.

12 §2.3 Vreemd geld Wisselkoers Laatkoers Biedkoers
De prijs die de bank ontvangt voor vreemd geld De prijs die de bank betaalt voor vreemd geld De laatkoers is altijd hoger dan de biedkoers. Laatkoers – Biedkoers = Winst van de bank Transactiekosten De kosten die in rekening worden gebracht voor een transactie, zoals bij het wisselen van geld.

13 §2.3 Vreemd geld Rekenen met wisselkoersen!!! Euro’s . Wisselkoers =
Vreemd geld x wisselkoers = Euro’s

14 §2.3 Vreemd geld Je kan aan vreemd geld komen door;
- Euro’s te wisselen bij de bank - Kopen van reischeques Buiten de eurozone kan je; - betalen met vreemd geld - betalen met creditcard - vreemd geld opnemen bij een bank of geldautomaat

15 §2.4 Sparen met profijt Je kan sparen voor; - grote uitgaven
- tegenvallers - de rente Spaarvormen verschillen van elkaar door de; - hoogte van de rente - opvraagbaarheid van het spaartegoed (looptijd) - hoogte van het minimale spaarbedrag

16 §2.4 Sparen met profijt Spaarloonregeling voor werknemers
1. De werkgever stort het spaarloon op een speciale rekening 2. Over het spaarloon is geen belasting verschuldigd 3. Het spaarloon is 4 jaar geblokkeerd

17 §2.4 Sparen met profijt Door te sparen verschuif je je koopkracht naar de toekomst! De koopkracht van een spaarder;  Stijgt door de rente  Daalt door de inflatie Inflatie De gemiddelde stijging van de prijzen. Door inflatie kun je van dezelfde hoeveelheid geld, minder kopen dan voorheen…

18 §2.5 Beleggen met risico’s
Beleggers kunnen hun geld beleggen in; - Obligaties - Aandelen van individuele bedrijven - Aandelen van beleggingsfondsen Beleggingsfondsen Instelling die geld van beleggers in aandelen, obligaties of andere waardepapieren belegt. - Worden beheerd door beleggingsdeskundigen - Beleggen in véél bedrijven waardoor het risico van beleggen kleiner wordt

19 §2.5 Beleggen met risico’s
Aandeelhouder; - is mede-eigenaar van een bedrijf - heeft recht op een deel van de winst van een bedrijf  dividend - heeft veel risico’s omdat de waarde flink kan stijgen én dalen Verkopen van aandelen; - WINST, als de verkoopkoers hoger is dan de aankoopkoers. - VERLIES, als de verkoopkoers lager is dan de aankoopkoers.

20 §2.5 Beleggen met risico’s
Obligatiehouders; - geeft een lening aan een bedrijf of overheid. - heeft recht op een jaarlijkse vaste rente - krijgt aan het einde van de looptijd het uitgeleende geld terug De rente en aflossing zijn van te voren bekend, hierdoor lopen obligatiehouders minder risico dan aandeelhouders.

21

22 §2.6 Lenen en betalen Spaarders en leners; - Consumenten
- Producenten/bedrijven - Overheid Spaarders Aanbieders van geld Bemiddelaars zijn de banken Leners Vragers naar geld

23 §2.6 Lenen en betalen Je kan lenen voor; - een dure aankoop
- tegenvallers op te vangen Persoonlijke lening Een lening die in een afgesproken aantal vaste termijnen wordt afbetaald. Termijn Het bedrag dat iemand regelmatig moet terugbetalen.

24 §2.6 Lenen en betalen Lenen wordt aantrekkelijker als je vooruitzicht hebt - op hogere inkomsten Rente en aflossing zijn dan beter te betalen - op inflatie Hoe eerder je iets koopt, hoe goedkoper!

25 §2.7 Kopen op krediet Kopen op afbetaling; - Doorlopend krediet
Een lening waarbij de lener naar eigen behoefte over een kleiner deel van het leenbedrag kan beschikken. - Persoonlijke lening Een lening die in een afgesproken aantal vaste termijnen wordt afbetaald. 2 afspraken mogelijk; - Koper wordt eigenaar bij de levering - Koper wordt eigenaar na betaling van de laatste termijn (huurkoop)

26 §2.7 Kopen op krediet Doorlopend krediet
- spreek je een kredietlimiet af - mag je bijlenen tot aan het kredietlimiet - betaal je een termijn (vast bedrag dat je moet betalen) die hoort bij het kredietmaximum - staat de looptijd niet vast

27 §2.7 Kopen op krediet Leasing
huren van duurzame goederen gedurende langere tijd. De verhuurder vraagt een vergoeding voor; - geld dat geïnvesteerd is in het product - risico’s (stukgaan van een product) - waardevermindering van het product

28 §2.7 Kopen op krediet Bij een lening moet je rente betalen;
De effectieve rente van leningen is lager bij banken dan bij winkels en postorderbedrijven. De rente inclusief de bijkomende kosten van een lening.


Download ppt "Hoofdstuk 2: Thuis in geldzaken"

Verwante presentaties


Ads door Google