De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Omgaan met burgers met psychische of verstandelijke beperking

Verwante presentaties


Presentatie over: "Omgaan met burgers met psychische of verstandelijke beperking"— Transcript van de presentatie:

1 Omgaan met burgers met psychische of verstandelijke beperking

2 Wat gaan we doen in deze twee bijeenkomsten?
Kennismaken & doelgroep Contactstijlen en band scheppen Bijeenkomst 2 Informatie verstrekken, verkrijgen + activeren Situaties uit het werkveld

3 Bijeenkomst 1 deel 1 Verwachtingen van deze module + filmpje (10 min)
Oefening 1: Kennismaken (30 min) Oefening 2: Stellingen over omgang met de doelgroep (20 min, in groepjes van vier ) Theorie: kennis over de doelgroep (door de docenten) en participatie (30 min) Pauze (15 min)

4 Bijeenkomst 1 deel 2 Theorie: Contact maken en band scheppen (20 min)
Video Arie “Ik weet dat mensen het raar vinden’’. (20 min) Oefening 3: Korte uitleg, observatielijsten uitdelen, in drietallen oefenen (30 min) Nabespreken opdracht (20 min) Let op! Meenemen casus de volgende keer!!!

5 Oefening 1:Kennismakingsspel
Vorm tweetallen Introduceer jezelf aan elkaar (5 minuten): Waarom heb je je aangemeld als vrijwilliger? Wat doe je als vrijwilliger? Wat is een sterk punt van je als vrijwilliger? Wat hoop je hier te leren? Met de hele groep: iedereen introduceert de ander aan de groep

6 Oefening 2: omgaan met de doelgroep
Vorm 4 tallen Bediscussieer de stelling(en) (15 minuten) Theorie over doelgroep en groepsdiscussie over stellingen Stellingen: Als vrijwilliger is het handig om veel kennis te hebben over mensen met een verstandelijke beperking Dit is een valkuil! Wat centraal staat is het bevorderen en ondersteunen van maatschappelijke participatie. Hierbij wordt een functionele invalshoek gehanteerd. Dit houdt in dat de focus ligt op wat men wel kan, wil en wat men daar voor nodig heeft. Dit kan verschillende redenen hebben, maar deze zijn hier minder relevant De focus ligt dus niet op de beperkingen en wat men allemaal niet kan. Vanuit de Wmo (wet maatschappelijke ondersteuning) gedachte, zijn er stappen voordat de professional ingeschakeld dient te worden. de vrijwilliger vervult daarbij een belangrijke rol. In overleg met de buurtwerker en tijdens intervisiebijeenkomsten krijgt men vaak handvaten om te bepalen wanneer iets aan de professional overgelaten dient te worden. Eigenlijk is het veel te moeilijk om als vrijwilliger om te gaan met mensen met een psychiatrische achtergrond Hoeft niet zo te zijn, het is niet nodig met precies te weten hoe het ziektebeeld in elkaar steekt. Het gaat er bij het huisbezoek om wat de wijkbewoner wel kan. Het kan zijn dat een vermindert ziektebesef hierbij roet in het eten gooit. Als mensen een verstandelijke beperking hebben, dan kunnen ze niet meer zelfstandig functioneren Niet waar. Men heeft dikwijls wel een gebruiksaanwijzing, maar doet graag dingen zelf. Dit is ook goed voor het zelfvertrouwen! Neem de wijkbewoner serieus en behandel hem / haar als gelijkwaardige! Mensen met een psychiatrische achtergrond zijn over het algemeen minder betrouwbaar Dit is 1 van de stereotypen die bestaan over deze doelgroep. dit klopt niet. Dit idee is vooral gestoeld op de ‘doordraaiende impulsieve gek’. Ten eerste is de doelgroep te divers (stemmingsstoornissen, angsstoornissen etc.). Ten tweede: wat versta je onder betrouwbaarheid? Gaat het hier om commitment (wel willen maar niet kunnen, of wel kunnen maar niet willen? De tweede variant komt dicht bij pathologische leugenaars etc. en die zijn vrij zeldzaam)

7 Theorie over de doelgroep: algemeen
De wijkbewoner is een individu Centraal staat wat men kan en wil in termen van participatie , niet wat zijn of haar ‘label’ is

8 Kenmerken doelgroep: (licht) verstandelijke beperking
Laag IQ (beneden 75) Laag zelfvertrouwen Cognitieve (kunnen) en Sociaal-emotionele ontwikkeling (weten wat men kan) loopt achter Hier kan men bijvoorbeeld uitleg geven aan de hand van een continuum: beheersen-----uitnodigen------zelf regie. Vaak zit men in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking in de beheersing. Zeker als er sprake is van probleemgedrag of verslavingsgedrag. Het is de vraag of dit altijd wenselijk is of werkt. In dit simpele model kunnen vrijwilligers even zelf bekijken waar ze zitten in de omgang met hun gesprekspartner. Ook uitleg aan de hand van de drie niveau’s van functioneren helpt vaak om vrijwilligers inzicht te geven. Uitleg 3 niveau’s: motorisch, sociaal emotioneel, cognitief. De discrepantie tussen de scores op de drie niveau’s bepalen vaak of men iemand met een verstandelijke beperking over- of ondervraagt. Beide vormen kunnen leiden tot probleemgedrag. Voorbeeld: iemand die motorisch weinig kan maar emotioneel best hoog van niveau is wordt vaak onderschat. Voorbeeld: iemand met een autistische aandoening kan vaak motorisch veel maar is vaak qua sociaal emotionele ontwikkeling minder hoog van niveau. Dit leidt vaak tot overvraging.

9 Verstandelijke beperking & contact
Aansluiten door laagdrempelig te zijn (je, jij) Let op je eigen verbazing Sluit aan in communicatie, zoek overeenkomsten Eenvoudige taal: Herhalen, langzaam praten, korte zinnen, voorbeelden geven Neem persoon serieus Betrouwbaar zijn: “ik ben er voor jou, ik laat weten wat ik doe” “ik zeg wat ik doe en doe wat ik zeg” Eenvoudige taal: pas op met spreekwoorden, blijf concreet.

10 Kenmerken doelgroep: Schizofrenie
Niet: gespleten persoonlijkheid Wel: perioden van psychosen (wanen), moeite moet concentreren, in de war zijn, behoefte aan structuur. Begint veelal tussen jr. Zie video Arie (deze komt in deel 2 van deze bijeenkomst)!

11 Kenmerken doelgroep: Angststoornissen
Vele soorten: Specifiek: fobieën. Bv pleinvrees, smetvrees Algemeen: Overmatige angst (rusteloos, irritatie, vermoeid, slaapproblemen, hyperventilatie) Moeite met in de hand houden ervan Als de fobie sociaal is, is dit ook een uitdagende doelgroep. Als je als vrijwilliger merkt dat dit het geval is, kan dit beter worden gemeld aan de buurtwerker, zodat een. professional dit kan oppakken

12 Kenmerken doelgroep: Depressie
Gedeprimeerde stemming gedurende het grootste deel van de dag. Duidelijke daling van belangstelling in aangename activiteiten. Verandering in eet- en slaappatroon. Vrijwel alle dagen vermoeidheid of energieverlies. Gevoel van schuld, hulpeloosheid, bezorgdheid. Verminderde capaciteit om zich te concentreren of besluiten te nemen. Suïcidale gedachten Deze doelgroep is uitdagend als we het hebben over participatie en activering. Juist omdat deze mensen weinig energie hebben en in weinig zin hebben, waardoor men in een negatieve spiraal komt. Het paradoxale is, dat juist meer activiteiten doen, zeer goed werkt om depressie tegen te gaan, te verminderen. Zo is “running-therapie” tegenwoordig erg populair en bewezen effectief. Alleen al een doel hebben om je bed uit te komen (om bv mee te doen aan een bowling-activiteit) kan behulpzaam zijn.

13 Psychiatrische achtergrond & contact
Op gemak stellen Veilige omgeving creëren Niet nodeloos over symptomen gaan praten Situatie van wijkbewoner als realiteit zien

14 Stigma Instructie: laat de studenten hier naar kijken en vraag hen wat ze zien. Na circa 1 minuut kan verteld worden dat hier een dalmatiër (een hond) te zien is (de hond staat rechts in het midden van het plaatje, zijn kop staat in het midden van het plaatje naar de grond gericht). Na de hond concreet aan te wijzen zullen er aha-erlebnissen komen vanuit de studenten en zullen ze voortaan de hond makkelijk herkennen, terwijl sommigen aan het begin van deze oefening alleen maar wat vlekken zagen. De koppeling met het thema vooroordelen is dat wanneer men deze eenmaal heeft (analoog aan wanneer men eenmaal de hond heeft gezien), deze telkens direct op de voorgrond van de beleving zal treden en verdere perceptie zal invloeden. Bijvoorbeeld: Wanneer men het vooroordeel heeft dat psychiatrische patiënten onbetrouwbaar zijn, zal een psychiatrische patiënt die te laat op een afspraak komt sneller worden gezien als een onbetrouwbaar persoon (terwijl er vele redenen kunnen zijn voor het te laat komen).

15 Dit blad wat gaat over ex-verslaafden heet “lef”, doelend op de wilskracht en doorzettingsvermogen die nodig zijn om af te kicken. Op deze wijze is het ook van belang om te kijken naar de positieve aspecten van mensen met een psychiatrische achtergrond of verstandelijke beperking, in plaats van enkel te focussen op hun tekortkomingen.

16 Labels: Op het eerste plaatje ziet men Freud, maar ook een naakte dame. Op het tweede plaatje ziet men een gezicht (kijkend naar links), maar ook een eskimo , wegkijkend met warme jas aan. Wanneer deze plaatjes aan het publiek worden getoond, kan men het publiek vragen wat men hier ziet. Na de uitleg van de meerdere interpretaties, kan het publiek de meerdere interpretaties moeilijk ‘niet’ meer zien. Wat ook het geval is bij vooroordelen (zie verdere uitleg sheet 14)

17 “Being sane in insane places” (Science, 1974)
Experiment waarbij 8 gezonde vrijwilligers zich lieten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze mochten 1 x liegen: bij de intake moesten ze zeggen dat ze stemmen hoorden. Op de afdeling moesten ze zich gewoon gedragen zoals altijd. Gemiddeld duurde het 19 dagen voordat men daar werd ontslagen; geen van de professionals in het ziekenhuis hadden door dat deze mensen niet ziek waren.

18 Being sane in insane places 2
Conclusie: Als men het label “psychiatrisch patiënt” heeft, wordt men ook zo gezien ipv. als een individu Hierdoor wordt vnl. gestoord gedrag waargenomen en niet het normale. Alles wat enigszins past bij de diagnose wordt zo geïnterpreteerd Zo gaat nuttige info over de persoon en aanknopingspunten ter sociale activering verloren

19 Een ervaring van een vrijwilliger
“..Ze praatte steeds over haar problemen en daar ging ik op in, ik vond het erg moeilijk om gesprek te sturen richting vrije tijd en mogelijkheden”. Hoe dit op te lossen? - Bv “goh wat vervelend, heb je dit al besproken met je begeleider? Ik wou het nu graag hebben over dingen die goed gaan en die je graag zou willen doen, vind je dat goed”?

20 Conclusie Er dient een evenwicht gevonden te worden tussen vrijwilligers voorbeiden op doelgroepen en voorkomen van stigmatisering waarbij nuttige informatie mbt. sociale activering verloren gaat. Ervaringen kunnen worden meegenomen in intervisie.

21 Pauze

22 Bijeenkomst 1 deel 2 Theorie: Contact maken en band scheppen (20 min)
Video Arie “Ik weet dat mensen het raar vinden’’. (20 min) Oefening 3: Korte uitleg, observatielijsten uitdelen, in drietallen oefenen (30 min) Nabespreken opdracht (20 min) Let op! Meenemen casus de volgende keer!!!

23 Contact maken en band scheppen
Oriënteren Informatie vragen Aansluiten bij contactstijl Begrip tonen (Jezelf laten zien) (Inspireren)

24 Oriënteren Onderdeel van contact maken
Een activiteit om het gesprek te structureren De wijkbewoner vertellen wat bedoeling en opbouw van het gesprek is

25 Oriënteren Nut: De wijkbewoner is op de hoogte van doel, inhoud en verloop gesprek De wijkbewoner is gelijkwaardig gesprekspartner, geen object van dienstverlening Versterkt de interactie en betrokkenheid

26 Informatie bij het oriënteren
Wat? Een beschrijving van de activiteit ‘’activerend huisbezoek’’. Waarom? Het nut van de activiteit ‘’activerend huisbezoek’’ Rolverdeling? De taken van de vrijwilliger en de taken van de wijkbewoner

27 Informatie vragen Open vragen:
Worden meestal beantwoord met meer dan ‘’ja’’ ‘’nee’’ of een ander één-woord antwoord “Wat heeft u de afgelopen week gedaan?” “Waarom raakte u daar zo van overstuur?” “Hoe brengt u de dag door?” “Wat zou u graag willen doen?”

28 Informatie vragen Gesloten vragen:
Worden meestal beantwoord met ‘’ja’’, ‘’nee’’ of een ander één-woord antwoord “Deed uw telefoon het niet gister?” “Bent u daar overstuur van?” “Kunt u met uit de voeten?” “Vind u dit gesprek prettig?” Open vragen zijn dus beter en minder gevoelig voor sociale wenselijkheid

29 Band scheppen Vaardigheden:
Aansluiten bij de contactstijl van de gesprekspartner Begrip tonen Begrip tonen: ruimte geven om ander te erkennen. Hummen, knikken, “goh, wat vervelend voor u”

30 Voorkeuren van contactstijlen
Fysiek (letterlijk dichtbij iemand zijn) Emotioneel (persoonlijke ervaringen met iemand delen) Verstandelijk (ideeën of gedachten delen met iemand) Levensbeschouwelijk (vaste overtuigingen over waarden in het leven delen met anderen)

31 Aansluiten bij contactstijl
Het onderscheiden of de ander behoefte heeft aan fysiek, emotioneel, verstandelijk of levensbeschouwelijk contact Dus niet je eigen voorkeur of behoefte!

32 Oefening 3 Oefenen in drie(of vier)tallen met het doen van een kennismakingsgesprek met Arie. Waar let je op: invoegen, contact maken, contactstijl bepalen. Achter je eigen contactstijl komen. Gebruik hierbij de observatielijst (toelichten) Instructies “Arie”en interviewer: probeer je als Arie goed in te leven en te ervaren wat je gesprekspartner met je doet. Als je je op je gemak voelt omdat je gesprekspartner het goed doet, moet je je daar dus naar gedragen. De geïnterviewde mag ook een andere rol op zich nemen, geinspireerd door de informatie over de doelgroep. Ook informatie uit het eigen leven mag worden gebruikt. Hoe levendiger de geïnterviewde wordt met gedetailleerde informatie, hoe “echter” en beter. Feedbackregels: Sandwichmodel: eerst positieve feedback, dan opbouwende feedback, afsluiten met positieve feedback

33 Bijeenkomst 2 Terugkomen op de vorige keer, wellicht verder gaan met oefening 3. (30 min) Ppt sociale hulpbronnen en eigen kracht (30 min) Oefening 4: Rollenspel wijkbewoner (wensen en sociale hulpbronnen) (30 min) Pauze (15 min) Oefenen met eigen casussen (45 min) Evaluatie cursus (30 min)

34 Wensen, eigen kracht, hulpbronnen, sociaal netwerk (30 min.)
1. Wensen achterhalen: wat wilt u doen? wat wilt u bijdragen? 2. Eigen kracht: wat kunt u zelf? 3. Hulpbronnen: waarbij heeft u hulp nodig? 4. Sociaal netwerk: wie in uw omgeving kan u die hulp bieden?

35 1. Wensen achterhalen Nut:
Geeft de vrijwilliger inzicht in wat de wijkbewoner wenst Kan leiden tot een doorverwijzing (weet u dat….) Is informatie die u door kan geven aan de buurtwerkers Maakt duidelijk wat de buurtbewoner zelf wil doen om de wens te realiseren

36 Vragen “Welke wensen heeft u nog m.b.t……….”
“Wat verwacht u ervan wanneer u….”

37 2. Eigen kracht Nut: Geeft de vrijwilliger zicht op wat iemand zelf kan doen, regie in eigen handen nemen door de wijkbewoner

38 Vragen “Kunt u zelf initiatief nemen om……” “Ziet u hindernissen om…….”
“Kunt u me vertellen hoe u denkt het aan te pakken”

39 3. Hulpbronnen Nut: Geven aan welke mensen of middelen de wijkbewoner nodig heeft / zal hebben.

40 Vragen “Wat voor hulp heeft u nodig om aan ……. mee te kunnen doen”
“Wat moet er geregeld zijn voor u om deel te kunnen nemen aan …..” “Heeft u bepaalde personen / middelen in gedachten die u de hulp kunnen geven”

41 4. Sociale netwerk Nut: De wijkbewoner kijkt binnen de eigen kring wie er hulp kan bieden en de vrijwilliger krijgt zicht op kansen (wat is er) en ondersteuningsvragen (wat moet er geregeld worden)

42 Vragen “Weet u iemand die u zou kunnen helpen om……”
“Heeft u hulp in het verleden gehad van iemand om……… kunt u daar iets over vertellen”

43 Oefening 4 (45 min.) Groepjes van drie (wijkbewoner , vrijwilliger en waarnemer) Rollen: U bent wijkbewoner en wilt een activiteit in de wijk ondernemen U bent vrijwilliger en komt op huisbezoek (bespreken observatielijst) Casusbeschrijvingen: Wijkbewoner Karel (Carolien) U bent Karel (Carolien) en mensen vinden u zwakbegaafd. U woont in een stadswijk in Groningen en bent ongeveer 55 jaar. U bent al jaren depressief en kan bij tijd en wijle behoorlijk drinken. U bent werkloos en u voelt zich wel wat eenzaam en nutteloos. U bent niet getrouwd (meer) en heeft geen kinderen. U denkt er wel eens over na of u niet wat kunt doen (vrijwilligerswerk). Maar de drempel is hoog en tja, wat kunt u nu eigenlijk? Ze zien u aankomen. Er komt een vrijwilliger langs om het hier met u eens over te hebben. Dat vindt u spannend, maar ook leuk. Bedenk zelf vooral van alles om deze casus heen (hobby’s, bv.). Probeer in dit rollenspel goed te voelen wat uw gesprekspartner met u doet. Als dat prettig voelt gaat u meer uw best doen. Stelt de ander vervelende vragen of voelt u zich niet op uw gemak, maak het de ander dan maar wat moeilijker. Vrijwilliger U gaat naar Karel (Carolien). Deze persoon woont in een stadwijk in Groningen. Wat u weet is dat deze persoon vrij depressief is en best veel drinkt en het stempeltje zwakbegaafd met zich mee draagt. U gaat proberen deze persoon wat te stimuleren als het gaat om bezigheden, vrijwilligerswerk, in de wijk. Probeer al vragenderwijs wensen boven tafel te krijgen van deze wijkbewoner. Kijk ook of de wijkbewoner hulpbronnen heeft die hij/zij kan aanboren. Met andere woorden, wat kan de persoon zelf en waarin neem je wat over? Let op uw gesprekstechnieken, introductie en contactstijl! Succes!

44 Pauze (15 min.)

45 Eigen casussen (30 min.)

46 Samenvatting, terugblik


Download ppt "Omgaan met burgers met psychische of verstandelijke beperking"

Verwante presentaties


Ads door Google