De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

AvdR World Wide Curaçao 2015 Actualiteiten aansprakelijkheidsrecht Mr. A.V.T. de Bie 15 oktober 2015.

Verwante presentaties


Presentatie over: "AvdR World Wide Curaçao 2015 Actualiteiten aansprakelijkheidsrecht Mr. A.V.T. de Bie 15 oktober 2015."— Transcript van de presentatie:

1 AvdR World Wide Curaçao 2015 Actualiteiten aansprakelijkheidsrecht Mr. A.V.T. de Bie 15 oktober 2015

2 Vereisten onrechtmatige daad: onrechtmatig doen of nalaten schade causaal verband “relativiteit” toerekening aan de dader wettelijke plicht, subjectief recht, zorgvuldigheid, 6:162 lid 2 vermogensschade & ander nadeel, 6:95 e.v. schuld, verkeersopvattingen 6:162 lid 3, wet 6:165 fase I: vestiging, c.s.q.n. (“dientengevolge”) fase II: schadetoerekening 6:98-99 belang dat overtreden norm beoogt te beschermen, 6:163

3 I) Onrechtmatige daad

4 HR 28-3-2014, ECLI:NL:HR:2014:740 Profiteren van wanprestatie H huurt vanaf 1-1-1990 een winkelruimte van Ram Properties. Huurcontract: voorkeursrecht voor H bij verkoop van het pand. Januari 2007: RP verkoopt pand aan Joba, Joba verkoopt pand door aan C. H bericht RP dat hij zich beroept op voorkeursrecht. 20-2-2007 (18:45): vervroegde levering van het pand door RP aan Joba. 20 februari 2007 (18:50): levering pand door Joba aan C. Joba erkent dat RP haar heeft verzocht om vervroegde levering om te voorkomen dat RP wanprestatie zou moeten plegen jegens Joba. H vordert schadevergoeding van o.a. Joba en C. Grondslag: onrechtmatig profiteren van wanprestatie door RP. Hof veroordeelt Joba en C tot schadevergoeding.

5 HR 28-3-2014, ECLI:NL:HR:2014:740 Profiteren van wanprestatie Hoge Raad: Joba was ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst niet bekend met het voorkeursrecht van H. Het stond Joba daarom in beginsel vrij, ook nadat zij alsnog van dat recht op de hoogte raakte, om de nakoming van die overeenkomsten na te streven, ook door vervroeging van de levering. Zodanige handelwijze kan onder bijzondere omstandigheden onrechtmatig zijn jegens degene die zoals H een voorkeursrecht heeft dat daardoor wordt gefrustreerd. Daarbij valt met name te denken aan het geval dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang bij nakoming van de koopovereenkomsten en het belang dat bestaat bij het kunnen uitoefenen van het voorkeursrecht.

6 HR 28-3-2014, ECLI:NL:HR:2014:740 Profiteren van wanprestatie Hoge Raad: Dergelijke omstandigheden zijn door het hof echter niet aan zijn oordeel ten grondslag gelegd. Joba heeft gesteld dat zij belang erbij had de jegens C aangegane leveringsverplichting na te komen, waartoe zij zich volgens haar op straffe van een boete van 10% van de koopsom had verbonden. In het licht van deze stelling, behoefde het oordeel van het hof dat het handelen van Joba jegens H onrechtmatig was, nadere motivering. Vergelijk: HR 17-11-1967, ECLI:NL:HR:1968:AC4789 (Pos - Van den Bosch) HR 12-1-1962, NJ 1962, 246 (Nibeja - Grundig) HR 26-1-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1084 (Nuener pacht)

7 HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1627 Eneco - SRN Casus: SRN organiseerde sinds jaren zeventig de Ronde van Nederland. Vanaf 2001 is Eneco hoofdsponsor. Vanaf 2004: Benelux Tour door SRN en Belgische partij. Licentieovereenkomst, art. 5: na verloop van de UCI-licentie zullen SRN en belgische partij uitsluitend gezamenlijk nieuwe licentieaanvraag doen. In 2008 trekt Eneco zich terug als sponsor. Eneco vraagt en krijgt zelf een licentie voor 2009-2012 van UCI. SRN c.s. vordert o.a. schadevergoeding. Rechtbank wijst vordering toe. Hof bekrachtigt vonnis. Zonder aanbieding substantiële vergoeding handelt Eneco onrechtmatig.

8 HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1627 Eneco - SRN HR: Of het een voormalige sponsor van een evenement jegens zijn voormalige wederpartij, de organisator van dat evenement, vrijstaat dat evenement zelf te organiseren of om mee te dingen naar de daarvoor benodigde licentie, is afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Het voormalige sponsorschap is op zich onvoldoende voor onrechtmatigheid Dat Eneco en SRN een duurrelatie hadden is niet komen vast te staan. Art. 5 licentieovk biedt daarvoor geen steun, omdat Eneco daarbij geen partij was. Bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen partijen die niet in een contractuele verhouding tot elkaar staan, is van belang de feitelijk-economische samenhang die bestond tussen overeenkomsten waarbij zij wél partij waren. Dat een zodanige samenhang bestaat, is echter niet steeds van belang voor de beoordeling van de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen. Uitgangspunt is dat overeenkomsten alleen partijen binden. Oordeel dat een contractueel beding (art. 5) doorwerkt in een daarmee samenhangende rechtsverhouding, moet daarom specifiek zijn gemotiveerd.

9 HR 19-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2740 Aansprakelijkheid voor Roemeense strafaangifte A schakelt Roemeense tolk in om in Roemenië aangifte te doen tegen B. Later doet A ten onrechte aangifte tegen tolk wegens samenspanning met B. Tolk vordert schadevergoeding, schending eer en goede naam. Hof: € 5000,-. HR: Strafrechtelijke aangifte is slechts onrechtmatig indien (HR 21-11-2003, NJ 2004/130) – de aangever wist of redelijkerwijze behoorde te weten dat de beschuldiging ongegrond was; – aangifte wordt gebruikt voor een doel waartoe dit middel niet behoort te strekken; – door de wijze waarop of de omstandigheden waaronder aangifte plaatsvindt anderszins onbetamelijk of onzorgvuldig is gehandeld jegens degene die het betreft. 6:106 lid 1 BW: smartengeld naar billijkheid bij schending eer of goede naam Rechter heeft grote vrijheid bepaling omvang van smartengeld. Voor het schaden van iemands eer geldt niet dat derden van de beschuldiging kennis nemen (HR 6-7-1994, LJN ZC5710). Hof heeft terecht gewezen op grievende aard beschuldigingen en op mogelijk gevolgen daarvan voor de tolk. Hof heeft in hoogte vergoeding rekening gehouden met omstandigheid dat aangifte alleen bij de Roemeense autoriteiten bekend was en dat de zaak is geseponeerd.

10 HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760 Strafvonnis; belang bij verklaring voor recht Casus: 25 juli 2006: verkeersconfrontatie tussen X en Y. Y rijdt X aan. Y wordt veroordeeld wegens poging doodslag. Beroep op noodweer van X aanvaard. X vordert verklaring voor recht dat WAM-verzekeraar AIG aansprakelijk is voor de aanrijdingsschade. Rechtbank wijst vordering af. Hof verklaart voor recht dat AIG voor 75% aansprakelijk is. Cassatiemiddelen: Onvoldoende belang bij enkel een verklaring voor recht Ten onrechte afgeweken van noodweeroordeel strafrechter

11 HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760 Strafvonnis; belang bij verklaring voor recht Hoge Raad: Eiser heeft belang bij verklaring voor recht als de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat geldt ook zonder vordering tot schadevergoeding of tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. HR komt terug op HR 30-3-1951, NJ 1952/29. Vrije bewijswaardering, tenzij wet anders bepaalt (152 lid 2 Rv). 161 Rv: op tegenspraak gewezen strafvonnis levert dwingend bewijs op van het bewezen verklaarde feit. Het oordeel van de strafrechter over noodweer valt daar niet onder, want het maakt geen deel uit van de bewezenverklaring.

12 HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1836 Aansprakelijkheid eigenaar gezonken schip Casus: 3-8-2008: Jacht van X zinkt tijdens vaartocht op de Noordzee. Kustwacht plaatst vanwege veiligheid vaarverkeer twee boeien. Op 22-8-2008 haalt Kustwacht de boeien weer weg, want schip blijkt inmiddels verdwenen. Staat vordert kosten van plaatsen en weghalen, € 18.234. Rechtbank en hof wijzen vordering af.

13 HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1836 Aansprakelijkheid eigenaar gezonken schip Hoge Raad: Eigenaar van voorwerp dat terechtkomt op de bodem van een vaarwater moet terstond dat voorwerp te verwijderen. Nalaten levert o.d. jegens beheerder op, als gevaar verbonden aan niet-verwijderen zo groot is dat verwijdering nodig is. Vgl. HR 14-10-1994, NJ 1995/720 (Staat-August de Meijer) en HR 8-3-2002, NJ 2003/372 (Staat vs. KMT). Ook indien (slechts) het plaatsen van boeien redelijkerwijs noodzakelijk is, is eigenaar van het voorwerp aansprakelijk. Omstandigheid dat eigenaar van het voorwerp niet bevoegd is om zelf die maatregelen te treffen staat niet aan het ontstaan van aansprakelijkheid in de weg.

14 II) Onrechtmatige overheidsdaad

15 15 Onrechtm. overheidsdaad; BIBOB HR 23-5-2014, ECLI:NL:HR:2014:1212 Casus: X verhuurt kamers in 5 panden aan prostituees, met vergunningen van de gemeente Groningen. 7-12-2006: negatief BIBOB-advies aan burgemeester i.v.m. vermoedelijke betrokkenheid X bij vrouwenhandel, illegaal wapenbezit en belastingontduiking. 21-2-2007: intrekkingsbesluit vergunningen. Bezwaar ongegrond verklaard. Voorzieningenrechter vernietigt besluit op bezwaar (8:86 Awb). In hoger beroep bevestigd. BIBOB-advies biedt onvoldoende steun voor ernstig gevaar ex art. 3, lid 1 sub b Wet Bibob (ABRvS 27 februari 2008, LJN BC5265, rov. 2.12). X vordert van o.a. de Staat betaling van schadevergoeding. De rechtbank wijst schadevergoeding toe. Hof vernietigt vonnis: van o.d. van de Staat is pas sprake als deze moedwillig onjuiste informatie over X verstrekt zou hebben of anderszins laakbaar zou hebben gehandeld met betrekking tot het gegeven advies.

16 16 Onrechtm. overheidsdaad; BIBOB HR 23-5-2014, ECLI:NL:HR:2014:1212 Rechtsvraag (o.a.): Is er pas sprake van een onrechtmatige daad van de Staat als de Staat moedwillig onjuiste informatie over eiser verstrekt zou hebben of anderszins laakbaar zou hebben gehandeld met betrekking tot het gegeven advies? Hoge Raad: Voor het aannemen van een onrechtmatige daad van de Staat gelden hier geen andere maatstaven dan die van art. 6:162 BW. Bureau BIBOB handelt onrechtmatig, indien het bij de uitoefening van zijn wettelijke (advies)taak niet de zorgvuldigheid in acht neemt die in het maatschappelijk verkeer jegens de betrokkene betaamt. Alle omstandigheden van het geval zijn van belang. Hof heeft een strengere maatstaf aangelegd. Niet beslissend is of de schade mede gevolg is van handelen burgemeester. Beslissend is of de schade aan Staat kan worden toegerekend ex 6:98 Irrelevant of met betrekking tot dezelfde schade vergoedingsplicht op de gemeente rust. De vergoeding ex 8:75 Awb, komt in mindering op schadevergoedingsplicht van de Staat met betrekking tot dezelfde kosten.

17 HR 31-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3073 Onrechtmatige overheidsdaad; ESF-3 Casus: Staatsecretaris SZW trekt 28-10-2005 om 8.40 met onmiddelijke ingang subsidieregeling ESF-3 in. Bekendmaking besluit in Stcrt op 1-11-2005. Op 28-10-2005 om 8.35 uur heeft Fabricom subsidie-aanvraag op kantoor van aanvraagbevoegde OTIB bezorgd. Indiening aanvraag door OTIB op 3-11-2005. Staatssecretaris wijst aanvraag af. Bezwaar OTIB niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. ABRvS 3-1-2007 (in andere zaak): intrekkingsbesluit is pas op 1 november 2005 door bekendmaking in werking is getreden. Fabricom vordert schadevergoeding van Staat. Rechtbank wijst heeft vordering toe. Hof wijst alsnog af. HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5552: arrest hof vernietigd. Verwijzingshof bekrachtigt vonnis rechtbank.

18 HR 31-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3073 Onrechtmatige overheidsdaad; ESF-3 Hoge Raad: Hof mocht oordelen dat primair het belang van Fabricom betrokken was bij de aanvraag. Staat heeft door intrekkingsmededeling op website dus (ook) jegens Fabricom een zorgvuldigheidsnorm kunnen schenden. Staat diende erop bedacht te zijn dat achter de formele aanvrager (OTIB) partijen zoals Fabricom stonden. Hieraan doet niet af dat de desbetreffende mededelingen werden gedaan ter voldoening aan de voorschriften van art. 4:27 en 4:42 Awb Hof heeft geoordeeld dat voldoende is komen vast te staan dat aanvraag anders tijdig zou zijn ingediend. OTIB zou dan een nader aan te vullen aanvraag hebben ingediend. Staat heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat in dat geval tijdig bezwaar tegen een afwijzing zou zijn gemaakt.

19 HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:500 Onrechtmatige executie strafvonnis? Casus: Arrest 11-7-2013: Hof veroordeelt V tot 10 maanden, met aftrek. Opheffing voorl. hechtenis en bevel onmiddellijke invrijheidstelling. V zat al dertien maanden en vijf dagen in voorarrest. Daarnaast TUL van voorwaardelijke straf van 6 maanden, ingaande 21-9-1993. V vordert in kort geding dat de Staat wordt gelast de TUL te staken. Voorzieningenrechter wijst vordering af. Hof wijst alsnog toe.

20 HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:500 Onrechtmatige executie strafvonnis? Hoge Raad: 553 Sv: TUL geschiedt door het OM. Veroordeling door de strafrechter moet worden geëxecuteerd (HR 1-2-1991, ECLI: NL:HR:1991:ZC0130; HR 3-3-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5977). Aanwijzing executie College van P-G (Stcrt. 2013, nr. 5107): ‘Het OM is verplicht door de rechter opgelegde straffen en maatregelen te executeren. Dit betekent dat het OM in geen geval de bevoegdheid heeft straffen te compenseren (…). Het OM kan gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval en bij wijze van hoge uitzondering – bijvoorbeeld omdat een zaak niet gratieerbaar is of tenuitvoerlegging geen redelijk doel meer dient – besluiten om te stoppen met de executie.’

21 HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:500 Onrechtmatige executie strafvonnis? Hoge Raad (vervolg): Oordeel hof dat het OM in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren gebruik te maken van de bevoegdheid van de Aanwijzing geeft blijk van onjuiste rechtsopvatting. OM heeft immers niet de bevoegdheid van executie af te zien. Dat de wet niet voorziet in verdiscontering van voorarrest bij de executie van veroordeling van een ander feit is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het OM de tenuitvoerlegging met toepassing van de Aanwijzing kan stoppen. Vernietiging arrest hof en bekrachtiging vonnis.

22 III) Beroepsaansprakelijkheid

23 HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2987 Beroepsaansprakelijkheid makelaar Casus: Curaçaose makelaar remax biedt kavel grond van X te koop aan. 7 mei 2008: koop- en aannemingsovereenkomst tussen X en Y c.s., opgesteld en ondertekend op kantoor Remax. X levert niet. Sinds 2007 op perceel hypotheek en beslag. Y c.s. vorderen schadevergoeding van Remax wegens o.d. door geen onderzoek te doen naar de mogelijkheid dat het perceel bezwaard was en door hen niet te waarschuwen. Gerecht in eerste aanleg wijst vordering toe. Gemeenschappelijk hof wijst de vordering alsnog af. Niet is gesteld of gebleken dat Y c.s. aan Remax hebben gevraagd of het perceel bezwaard was, noch dat Remax Y c.s. heeft medegedeeld dat het perceel niet bezwaard was, noch dat Remax op de hoogte was van de omstandigheid dat het perceel bezwaard was of hieromtrent reden tot twijfel had.

24 HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2987 Beroepsaansprakelijkheid makelaar HR: Of een makelaar van de verkoper, jegens een (potentiële) koper voldoende zorgvuldig handelt, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden; vgl HR 17-2012, NJ 2012/290 (Savills- Pasman). Of die makelaar gehouden is ten behoeve van een potentiële koper onderzoek te doen naar hypotheekrechten of beslagen van derden, dan wel hem voorafgaand aan de totstandkoming van een koopovereenkomst te waarschuwen voor de mogelijkheid van dergelijke rechten of beslagen, is ook afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Oordeel van het hof dat Remax niet in haar informatie- en mededelings- plicht jegens K c.s. is tekortgeschoten geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

25 HR 31-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3078 Beroepsaansprakelijkheid notaris Casus: X c.s. kopen op 9-5-2007 een molen (rijksmonument). Transport op 1-8-2007. X c.s. voldoen de overdrachtsbelasting. Staatssecretaris Financiën berust in uitspraak Hof Den Haag uit 2009 dat geen overdrachtsbelasting mag worden geheven indien natuurlijke personen een rijksmonument kopen. Staatsecretaris weigert overdrachtsbelasting te restitueren. Aanslag is onherroepelijk; geen terugwerkende kracht. X c.s. stellen notaris aansprakelijk. In juli 2007 werd in “Notamail” al betwijfeld of overdrachtsbelastingheffing van particulieren bij aankoop rijksmonument houdbaar was. Rechtbank: notaris behoefde X c.s. niet te adviseren om bezwaar aan te tekenen of hen op de mogelijkheid van bezwaar te wijzen.

26 HR 31-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3078 Beroepsaansprakelijkheid notaris Hof: Notaris is niet tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens kopers. Als redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris mocht hij uitgaan van de op dat moment geldende – duidelijke – tekst van de wet en de daarmee overeenstemmende jurisprudentie. Dat in de literatuur door een aantal auteurs werd betoogd dat het onderscheid tussen rechtspersonen en particulieren in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, is onvoldoende voor een ander oordeel. Geen aanleiding te vermoeden dat een bezwaar tegen de heffing van overdrachtsbelasting door kopers enige kans van slagen zou hebben. In zijn algemeenheid binnen het notariaat niet gebruikelijk om cliënten op de mogelijkheid van bezwaar tegen de heffing en inning van overdrachtsbelasting te wijzen. HR: 81 RO

27 HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831 X / De Novitaris Casus: X is enig erfgename van Y. Y was bij leven voormalige eigenaar van een pand Y had dit pand overgedragen aan zijn zoons onder voorbehoud van een voorkeursrecht (“aanbiedingsplicht” ten gunste Y). Zonen Y negeren voorkeursrecht en dragen het pand over aan Z, zonder hun vader daarin te kennen. Kandidaat-notaris van De Novitaris heeft hieraan medewerking verleend, door de leveringsakte te passeren. Notaris wist dat zonen Y “niet meer in discussie” wilden met Y over de aanbiedingsplicht en dat zij een boete “op de koop toe” namen.

28 HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831 X / De Novitaris Rechtsvraag: Heeft De Novitaris onrechtmatig gehandeld jegens X? Hof: neen, want: Koper Z heeft ex art. 3:298 BW een sterker recht dan Y; Zoons hadden Y eerder uitdrukkelijk meegedeeld dat zij naar hun mening aan aanbiedingsplicht hadden voldaan; de vader heeft vervolgens ongeveer anderhalf jaar niets ondernomen om zijn rechten en belangen veilig te stellen. Cassatiemiddel: De Novitaris had dienst moeten weigeren, nu de zoons hadden aangekondigd wanprestatie te zullen plegen.

29 HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831 X / De Novitaris Hoge Raad: Bij gerede twijfel aan goede bedoelingen cliënt moet notaris dienst weigeren of onderzoek doen naar geoorloofdheid Notaris is onder bijzondere omstandigheden gehouden tot een zekere zorg voor (potentieel) betrokken belangen van derden Notaris beschikt niet over middelen voor “diepgaand feitenonderzoek”. Daarom slechts een “globaal oordeel”. Indien de voor de notaris kenbare feiten het oordeel rechtvaardigen dat het recht van een derde een beletsel vormt voor de beoogde levering of bezwaring, dan wel aanleiding vormen tot gerede twijfel daarover, dan dient hij – tenzij de betrokken derde verklaart geen bezwaar te hebben tegen de levering of bezwaring – zijn ministerie te weigeren.

30 HR 29-5-2015, ECLI:NL:HR:2015:1406 Beroepsaansprakelijkheid advocaat Casus: B is (indirect) bestuurder van vennootschap V. Advocaat A voert werkzaamheden uit voor B en V. 2-3-2006: op advies van A besluit AVA van V tot aangifte eigen faillissement. Faillissement uitgesproken op 8-3-2006. 6 en 7-3-V verricht grote betalingen aan crediteuren. Rechtbank en hof: O.D. van B jegens gezamenlijke schuldeisers. Veroordeling B tot € 190.289 schadevergoeding. B vordert schadevergoeding van A wegens onjuist adviseren, althans niet waarschuwen voor risico’s. Rb (tussenvonnis): tekortkoming A, bewijsopdracht aan B met betrekking tot causaal verband. Hof: bekrachtiging.

31 HR 29-5-2015, ECLI:NL:HR:2015:1406 Beroepsaansprakelijkheid advocaat Hoge Raad: Advocaat moet de zorgvuldigheid betrachten die van redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Advocaat mag cliënt niet onnodig blootstellen aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. Wanneer een advocaat de cliënt adviseert bij een beslissing, moet hij hem in staat stellen goed geïnformeerd te beslissen (vgl. HR 2-2-2007, NJ 2007/92; Juresta - mr. X). Of en in welke mate een advocaat de cliënt daarbij behoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

32 HR 29-5-2015, ECLI:NL:HR:2015:1406 Beroepsaansprakelijkheid advocaat Hoge Raad (vervolg): Van belang zijn: – ernst en omvang van het desbetreffende risico, – de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren – de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich reeds van dat risico bewust te zijn In rechtspraak en literatuur werd uiteenlopend gedacht over selectieve betalingen in het zicht van het eigen faillissement. Oordeel hof dat A B had moeten wijzen op mogelijkheid van aansprakelijkheid, en dat hij door dit na te laten niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, geeft geen blijk gegeven van onjuiste rechtsopvatting.

33 IV) Bestuurders- aansprakelijkheid

34 HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 Overschrijding volmacht Casus: X verkoopt namens Y vliegtuig en wrak aan Turbine. Y heeft schriftelijke volmachten verleend aan X. X is middellijk bestuurder van Tulip Air Lease. X stuurt namens Y factuur aan Turbine, met vermelding dat koopsom moet worden betaald aan Tulip Air Lease. Turbine betaalt $ 230 000. Y vordert dat X wordt veroordeeld tot betaling van $ 230 000 omdat X buiten de volmachten is getreden. Rechtbank wijst de vordering af. Hof bekrachtigt vonnis. – Y heeft bewijslast van de stelling dat X in privé handelde. Rechtbank heeft terecht voorshands bewezen geacht dat X in privé handelde, maar heeft X later terecht in de levering van het tegenbewijs geslaagd geacht. – Y kende slechte fin. positie Tulip Air Lease en wordt dus niet beschermd in relatie tot X.

35 HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 Overschrijding volmacht HR: Gaat om de vraag of X door Y in privé gevolmachtigd was dan wel gevolmachtigd was in zijn hoedanigheid van bestuurder van Tulip Air Lease Gaat daarbij om hetgeen X en Y jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden; vgl. HR 11-3-1977, NJ 1977/521 (Kribbebijter). Bewijswaardering is aan hof voorbehouden en is geenszins onbegrijpelijk. Indien vennootschap aansprakelijk is voor schde is onder bijzondere omstandigheden ruimte voor aansprakelijkheid van bestuurder Er moet hem van de benadeling persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt. Bestuurdersaansprakelijkheid is niet aan de orde als de bestuurder niet optreedt als bestuurder; zie HR 23-11-2012, NJ 2013/302 (Spaanse Villa). Ook dan is aansprakelijkheid vennootschap soms mogelijk; vgl. HR 6-4-1979, NJ 1980/34 (Kleuterschool Babbel).

36 HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 Overschrijding volmacht HR: In dit geval was sprake van handelen van X bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, niet in persoonlijke hoedanigheid. Hof heeft dus terecht verhoogde drempel voor aansprakelijkheid aangelegd. Y stelt specifieke instructie aan X om koopsom direct aan haar en niet aan Tulip Air Lease te laten overmaken om te voorkomen dat zij nadeel zou ondervinden van de slechte financiële positie van Tulip Air Lease. Als dat zo is, levert dat een ernstig persoonlijk verwijt aan X op. Bekendheid van (ook) Y met de zwakke financiële positie van Tulip Air Lease brengt niet mee dat de geschonden norm niet zou strekken tot bescherming van Y, zoals het hof heeft overwogen.

37 HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 Bestuurdersaansprakelijkheid; 2e pandrecht Casus: Faillissement van aantal vennootschappen RCI kan haar vordering op deze vennootschappen niet geheel verhalen ondanks dat haar eerste pandrecht was toegezegd. RCI stelt dat bestuurder X jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld door namens de vennootschappen meerdere verplichtingen tot verlening van eerste pandrechten aan te gaan, terwijl hij wist of behoorde te begrijpen dat deze vennootschappen daaraan niet of niet binnen een redelijke termijn zouden kunnen voldoen en geen verhaal zouden bieden voor de voorzienbare schade die RCI daardoor zou lijden. Hof wijst vordering af. Onvoldoende gesteld dat voor X voorzienbaar was dat RCI als gevolg van dit handelen schade zou lijden omdat de vennootschappen geen verhaal zouden bieden.

38 HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 Bestuurdersaansprakelijkheid; 2e pandrecht HR: Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden Bestuurder kan grond aanvoeren waarom hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. In de kern houdt deze eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden (Beklamelcriterium; HR 6-10-1989, NJ 1990/286) De enkele omstandigheid dat de schuldeiser, anders dan overeengekomen, geen eerste maar een tweede pandrecht heeft verkregen, brengt evenwel nog niet mee dat hij dientengevolge schade lijdt.

39 HR 6-2-2015, ECLI:NL:HR:2015:246 Persoonlijk verwijt bestuurder Casus: Op 12-9-2008 verkoopt Antea c.s. aandelen in een BV aan een door X aan te wijzen koper, voor € 4,6 miljoen. Overeenkomst bevat financieringsvoorbehoud. X is indirect bestuurder van Crane BV en wijst Crane BV aan als koper. Op 18-11-2008 beroept X zich op het financieringsvoorbehoud. Antea c.s. vorderen schadevergoeding van X wegens tekortkoming. Rechtbank (tussenvonnis): X heeft onrechtmatig jegens Antea c.s. gehandeld Hof bekrachtigt vonnis. X heeft enerzijds namens Crane BV contractuele verplichtingen aanvaard waaraan Crane niet kon voldoen en waarvoor Crane geen verhaal bood; X heeft anderzijds niet de nodige middelen verschaft en heeft financieringsvoorbehoud niet tijdig en op correcte wijze ingeroepen.

40 HR 6-2-2015, ECLI:NL:HR:2015:246 Persoonlijk verwijt bestuurder Hoge Raad: Hof heeft tot uitgangspunt genomen dat X namens Crane contractuele verplichtingen heeft aanvaard. Het gaat dus om het handelen van X in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van Crane. Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Vgl. HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2627, NJ 2015/22 en HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2628, NJ 2015/21. Uit de overwegingen van het hof blijkt niet dat het heeft onderzocht of X ter zake van de benadeling van Antea c.s. persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

41 HR 27-2-1015, ECLI:NL:HR:2015:499 Persoonlijk verwijt bestuurder Casus: X is enig aandeelhoudster en bestuurster van BTO Beheer. BTO Beheer is enig aandeelhoudster en bestuurster van BTO. X verzoekt op 25-3-2008 telefonisch aan ING tot nader order geen betalingsopdrachten uit te voeren ten laste van een bankrekening die BTO bij ING aanhield. In de ochtend van 28-3-2008 vraagt X faillissement van BTO aan. Rond 13:30 uur heeft X aan ING betalingsopdrachten ter zake van loon verstrekt zonder melding te maken van de faillissementsaanvraag. ING schrijft in totaal € 41.732 af van de bankrekening van BTO, die daardoor rood kwam te staan. Om 14:14 uur wordt het faillissement van BTO uitgesproken. De curator in het faillissement van BTO heeft ING in rechte betrokken. In die hoofdzaak is ING inmiddels onherroepelijk veroordeeld tot betaling van € 24.796 (zie HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0614, NJ 2012/421 (ING-Manning q.q.). ING vordert in vrijwaring dat X en BTO Beheer hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van al datgene waartoe ING in de hoofdzaak is veroordeeld. Rechtbank wijst de vordering toe. Hof wijst de vordering alsnog af.

42 HR 27-2-1015, ECLI:NL:HR:2015:499 Persoonlijk verwijt bestuurder Hoge Raad: Vordering berust op bestuurdersaansprakelijkheid. Volgens ING kan X persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de betalingsopdracht, omdat: – X wilde dat het faillissement van BTO per direct zou worden uitgesproken. – X heeft op geen enkel moment richting de rechtbank een nuance aangebracht op het verzoek om het faillissement per omgaande uit te spreken. – Er was dus een ‘reële kans (…) dat het faillissement van BTO nog diezelfde dag zou worden uitgesproken’. – X heeft de faillissementsaanvraag in de ochtend van 28 maart 2008 met haar advocaat besproken, zodat zij op de hoogte was van de inhoud van de faillissementsaanvraag en van het feit dat het een spoedaanvraag was. – Daarom diende X er ‘rekening mee diende te houden dat het faillissement van BTO nog diezelfde dag zou worden uitgesproken en dus dat het niet langer geoorloofd was om ten laste van de bankrekening van BTO bij ING betalingen te verrichten’. – X heeft dus ‘willens en wetens het risico genomen dat ING (…) op enig moment door de (toekomstige) curator van BTO zou worden aangesproken om het met de betalingen corresponderende bedrag nogmaals aan de boedel af te dragen’.

43 HR 27-2-1015, ECLI:NL:HR:2015:499 Persoonlijk verwijt bestuurder Hoge Raad (vervolg): In het licht van deze stellingen heeft het hof door te oordelen dat gesteld noch gebleken is dat X persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat ook onvoldoende is gesteld voor het kunnen aannemen van aansprakelijkheid van BTO Beheer, hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting hetzij die oordelen ontoereikend gemotiveerd. Dat X niet wist dat het faillissement zou terugwerken tot 0.00 uur is wel van belang. Vereist is dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Onbekendheid met een bepaalde wettelijke regel kan in dit verband mede van belang zijn.

44 HR 6-3-2015, ECLI:NL:HR:2015:522 Disculpatiemogelijkheid bestuurder Casus: ZHG Beheer is aandeelhouder van zeven werkmaatschappijen. A B.V. (holding) is enig aandeelhouder van ZHG Beheer. X en Y waren de aandeelhouders van de Holding. Zij zijn ook statutair bestuurder geweest van ZHG Beheer en/of van een of meer van de werkmaatschappijen. Z. is echtgenote van Y. Op 31-3-2006 failleert ZHG Beheer. Ook de werkmaatschappijen gaan failliet. Curatoren vorderen de veroordeling van X, Y en Z tot betaling van het tekort, wegens onbehoorlijk bestuur althans anderszins onrechtmatig handelen.

45 HR 6-3-2015, ECLI:NL:HR:2015:522 Disculpatiemogelijkheid bestuurder Rechtbank: Onbehoorlijk bestuur van X en Y. Z. heeft van 1-11-2005 tot 31- 3-2006 het beleid van ZHG Beheer mede bepaald en wordt dus gelijkgesteld met een bestuurder. Beroep op disculpatie van Z. verworpen. Z. heeft niet alle maatregelen heeft getroffen die tot haar mogelijkheden behoorden om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden. Niet is gebleken dat zij zich heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat met betrekking tot de jaarrekeningen over 2003 en 2004 werd voldaan aan art. 2:394 BW. Beroep op matiging (art. 2:248 lid 4 BW) wel gehonoreerd, wegens geringe periode (14%)

46 HR 6-3-2015, ECLI:NL:HR:2015:522 Disculpatiemogelijkheid bestuurder Hof: Disculpatieverweer van Z. slaagt. Belangrijkste oorzaak faillissement is volgens curatoren te hoge managementfees. Daarop had Z. geen invloed. Curatoren hebben onvoldoende gesteld wat Z. dan verder voor verwijtbare handelingen heeft verricht.

47 HR 6-3-2015, ECLI:NL:HR:2015:522 Disculpatiemogelijkheid bestuurder Hoge Raad: 2:248 lid 3 BW: bestuurder is niet aansprakelijk indien hij bewijst Dat de onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur niet aan hem te wijten is; en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van die onbehoorlijke taakvervulling af te wenden. Hof heeft niet vastgesteld dat Z. dit heeft bewezen. Dus onjuiste rechtsopvatting.

48 V) Kwalitatieve aansprakelijkheid

49 49 Risico-aansprakelijkheid opstallen: Afgrenzing HR 17-12-2010, NJ 2012, 155 (Wilnis) Normatieve uitleg van begrip “gebrekkig opstal” (6:174) Kelderluikfactoren spelen een rol aan de zijde van de bezitter! (r.o. 4.4.3). Bijzondere rol van de overheid inz. wegen en dijken: – Beleidsvrijheid – Financiële keuzes

50 HR 4-4-2014, ECLI:NL:HR:2014:831 6:174, aansprakelijkheid wegbeheerder Casus: Fietser X wordt ingehaald door vrachtwagen en belandt daarbij in richel tussen wegdek en grasbetontegels. Hij belandt onder de vrachtwagen. WAM-verzekeraar Reaal wordt veroordeeld tot schadevergoeding. Reaal heeft gemeente Deventer in vrijwaring opgeroepen. Grondslag: 6:174 subs. 6:162. Rechtbank wijst vordering af.

51 HR 4-4-2014, ECLI:NL:HR:2014:831 6:174, aansprakelijkheid wegbeheerder Hof Arnhem-Leeuwarden (5-3-2013, LJN BZ3262): Tot de weg in de zin van 6:174 lid 6 hoort ook de berm. Door de richel werd de overgang tussen het wegdek en de bermverharding voor X. bemoeilijkt. Of een opstal gebrekkig is hangt af van verschillende omstandigheden, waaronder de aard, de functie en de fysieke toestand ervan ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar en het van de opstal te verwachten gebruik door derden. Vgl. HR 17- 11-2000, LJN AA8364. Voorts van belang de grootte van de kans op verwezenlijking van het gevaar en de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van veiligheidsmaatregelen. Bij een overheidslichaam is van betekenis de hem toekomende beleidsvrijheid en de financiële middelen. Vgl. HR 17-12-2010, LJN BN6236 (Wilnisser veendijk) HR: Deze oordelen (uitgangspunten) zijn juist.

52 HR 4-4-2014, ECLI:NL:HR:2014:831 6:174, aansprakelijkheid wegbeheerder Hof (vervolg): De stelplicht en de bewijslast dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door X. geleden schade berust bij Reaal. De (enkele) stelling van Reaal dat de weg gebrekkig is in de zin van art. 6:174 BW als gevolg van de richel is onvoldoende nu betekenis toekomt aan alle voorgenoemde omstandigheden. Hoge Raad casseert: Uitgangspunt is juist, maar Reaal heeft meer aangevoerd dan enkele stelling. Op gemeente rust verzwaarde betwistingsplicht ter zake van gebrek aan financiële middelen om onderhoud te plegen. Wordt die verzwaarde betwistingsplicht geschonden, dan kan rechter voorshands stelling bewezen achten of bewijslast omkeren.

53 Vervolg: Hof 's-Hertogenbosch 2 juni 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2022 Hof na verwijzing HR: Kosten van herleggen grasbetontegels bedragen tussen de € 16.000,-- en € 21.000,--. Stelling gemeente: 5 mln per jaar beschikbaar voor wegenonderhoud. Volledig onderhoud zou zeker 9 mln kosten. In redelijkheid kan niet worden gevergd dat zij situaties als deze voorkomt. Gemeente heeft onvoldoende onderbouwd dat financiële middelen te beperkt zijn voor de vereiste maatregelen. Keuzes binnen het jaarbudget onvoldoende toegelicht. Evenmin gesteld hoe hoog totale begroting gemeente is. Gemeente voor 35% aansprakelijk.

54 HR 9-5-2014. ECLI:HR:2014:1091 (6:174, aansprakelijkheid wegbeheerder) Sint-Oedenrode is wegbeheerder van fietsbrug over Dommel. Fietsbrug is boven smaller dan beneden en heeft houten brugdek met over de volle breedte groeven en antislipstrips. X is op 29-10-2009 fietsend op de brug gevallen. Brug was toen glad door vorst. Ernstige letselschade. Gemeente past vervolgens antisliplaag aan. Hof maakt uit getuigenverklaringen op dat op 28-10-2009 goed zichtbaar waarschuwingsbord is geplaatst. Daarom was brug op 29-10-2009 niet gebrekkig. HR: 81 RO. Vgl HR 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4224 (Jet Blast)

55 VI) Werkgevers- aansprakelijkheid

56 HR 5-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3519 Omvang zorgplicht werkgever Casus: Chauffeur X wordt uitgeleend aan een derde Bij loswerk voor die derde loopt X schade op aan voet. X spreekt werkgever en derde aan o.g.v. 7:658 en 7:611 BW. Hof: X had instructie dat hij niet mocht lossen en heeft gehandeld in strijd daarmee. Geen schending zorgplicht. Geen schending verzekeringsplicht ex 7:611 BW. Cassatiemiddelen: Zorgplicht van de werkgever betreft niet alleen geven van veiligheidsinstructies maar ook veiligheidsschoenen. CAO verplichtte werkgever tot afsluiten ongevallenpolis

57 HR 5-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3519 Omvang zorgplicht werkgever Hoge Raad: De zorgplicht van 7:658 lid 1 BW verplicht werkgever niet alleen om aanwijzingen te verstrekken, maar ook om daartoe geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Er mag niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan. Welke maatregelen de werkgever moet treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

58 HR 5-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3519 Omvang zorgplicht werkgever Hoge Raad: CAO legt verzekeringsplicht op aan werkgever. Hof had daarom vordering ter zake van ontbreken van verzekering onder aanvulling van rechtsgronden mede moeten beoordelen op basis van art. 6:74 BW.

59 VI) Causaliteit

60 Causaliteit I. Condicio sine qua non II. Juridische causaliteit zou zonder deze gebeurtenis de schade uitgebleven zijn? Contract6:74 BW: “daardoor” Onrechtmatige daad6:162 BW: “dientengevolge” toerekening naar redelijkheid, 6:98 Zie: Brunner, VR 1981, 210-217 & 234-236 (Causaliteit en toerekening van schade) HR 9-4-2004, NJ 2004, 308, LJN AO3170: van "zodanig verband" als bedoeld in 6:98 BW kan eerst sprake kan zijn, indien is voldaan aan de eis van het csqn-verband. feitelijke vraag; bij verweer te bewijzen door eisende partij rechtsvraag waarbij ‘’bewijs’’ geen rol speelt

61 Soms onzekerheid: Welke schade heeft normschending teweeggebracht? Is de schade door de normschending veroorzaakt? Klassieke “alles of niets” benadering bij onduidelijkheid over causaal verband: als veroorzaking “in voldoende mate aannemelijk” is, alles; zo niet: niets. Evt. met toepassing “omkeringsregel” HR 29.11.2002, NJ 2004, 305 Proportionele benadering slachtoffer gerechtigd tot gedeeltelijke schadeloosstelling in de mate dat het waarschijnlijk/aannemelijk wordt geacht dat zijn schade door gedraging van de aangesprokene werd veroorzaakt. Twee gevallen: A.Onzekerheid of er causaliteit is Voorbeeld: HR 31.3.2006, NJ 2011/250 (Nefalit / Karamus) B.gemiste kans-kwesties Voorbeeld: HR 24.10.1997, NJ 1998, 257 (Baijings/advocaat) Verhouding tussen beide gevallen: HR 21-12-2012, LJN BX7491

62 HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1683 Onrechtmatige overheidsdaad; formele rechtskracht Casus: X koopt een voormalig poldergemaal met dienstwoning. In juni 1990 zeggen B&W toe dat de dienstwoning bestemming “woondoeleinden” zal krijgen in ontwerp-bestemmingsplan. B&W verzuimen dit te doen, maar zeggen toe een vrijstellingsprocedure te beginnen. GS weigeren verklaring van geen bezwaar: geen vrijstelling. Bezwaar en (hoger) beroep alle ongegrond verklaard. X vordert schadevergoeding van gemeente wegens niet- nakoming toezegging. Rechtbank en hof wijzen vordering af. Bestemmingsplan heeft formele rechtskracht. Causaal verband met schade ontbreekt.

63 HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1683 Onrechtmatige overheidsdaad; formele rechtskracht Hoge Raad: Leer formele rechtskracht mist toepassing. Grondslag van de vordering is niet-nakoming van toezegging Gevolg was dat de kans werd weggenomen of verminderd dat de woning bestemming ‘woondoeleinden’ zou krijgen (vgl. HR 13-2-1981, NJ 1981/456, (Heesch - Reijs). Gaat dus niet over rechtmatigheid van het bestemmingsplan.

64 HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1683 Onrechtmatige overheidsdaad; formele rechtskracht Hoge Raad (vervolg): Schade bestaat in gemiste kans op verwezenlijking plannen X. Er is c.s.q.n.-verband tussen niet-nakoming en gemiste kans. Schadebegroting door bepaling van de grootte van die kans. Indien geen grond bestaat om op voorhand ervan uit te gaan dat die kans nihil of zeer klein is, dient de schade zo nodig bij wijze van schatting te worden bepaald. Dat ‘niet met voldoende mate van zekerheid valt vast te stellen’ dat de gemeenteraad en GS wel hun medewerking zouden hebben verleend aan de bestemming ‘woondoeleinden’, is een onzekerheid die aan een kans eigen is.

65 Juridische causaliteit (6:98) – I ++/-- Gevolg is naar ervaringsregels waarschijnlijk, niet uitzonderlijk Gevolg is abnormaal, niet karakteristiek B. Verwijderdheid (zie echter o.a. HR 21-3-1975, NJ 1975, 372, aangereden hartpatiënt) Redelijke toerekening (HR 29-3-1970, NJ 1970, 251, Waterwingeb.) A. Waarschijnlijkheid (HR 1-7-1977, NJ 1978, 84, Van Hees - Esbeek) ++/-- Onmiddellijk, direct gevolg Niet ver verwijderd Ver verwijderd, indirect gevolg

66 Juridische causaliteit (6:98) - II C. Aard van de aansprakelijkheid c.1 strekking van de norm HR 21-3-1975, NJ 1975, 372 (Aangereden hartpatiënt) ++/-- Verkeers- en veiligheidsnormen geschreven én ongeschreven Norm mede ter voorkoming van zaakschade Norm ter voorkoming van zuivere vermogensschade/ immateriele schade c.2 schuldgraad HR 13-6-1975, NJ 1975, 509 (Amercentrale) Opzet/oogmerkSchuld Risico c.3 aard activiteit Veroorzaakt bij uitoefening bedrijf Veroorzaakt in uitoefening beroep Veroorzaakt in het kader van privéleven particulieren

67 Juridische causaliteit (6:98) - III D. Aard van de schade o.a. HR 8-2-1985, NJ 1986, 137, Renteneurose ++/-- Dood, letselschade, psychische schade (zaakschade) Vermogensschade: extra kosten en uitgaven Vermogensschade: verlies van winst- mogelijkheden E. Open vraag: draagkracht? ++/-- Draagkrachtige veroorzaker, WA- verzekering bij veroorzaker Niet-draagkrachtige veroorzaker, verzekering benadeelde, draagkrachtige benadeelde

68 HR 3-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2895 7:658; causaliteit Casus: S. is in dienst van Saint-Gobain als heftruckchauffeur. 10 mei 2006: S wordt op werk aangereden. Gebroken tenen. 28 juni 2006: S. gaat weer aan het werk, maar valt uit met pijnklachten. Thuis struikelt hij over deurmat. Knieletsel. S. vordert voor recht dat Saint-Gobain aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 10 mei 2006, waaronder de gevolgen van het ongeval van 28 juni 2006. Saint-Gobain betwist aansprakelijkheid voor tweede ongeval. Kantonrechter wijst de vordering toe. Hof wijst de vordering alsnog af.

69 HR 3-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2895 7:658; causaliteit Hoge Raad: Art 6:98 BW van toepassing. Alle omstandigheden moeten worden betrokken. Hof heeft terecht onderzocht of schade in ver verwijderd verband staat tot aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis, en of schade naar ervaringsregels niet redelijkerwijs voorzienbaar is. Onbegrijpelijk oordeel dat knieletsel in ‘zeer ver verwijderd verband’ staat tot eerste ongeval. 

70 HR 3-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2895 7:658; causaliteit Hoge Raad: Ten aanzien van het voetletsel heeft het hof aangenomen: – dat S. op 28 juni 2006 ‘nog enige restverschijnselen had vanwege de gebroken tenen’ – dat deze kwetsuren op 28 juni 2006 niet “restloos” waren genezen – dat in een rapport van orthopedisch chirurg van 27-11- 2007 het bestaan van dergelijke klachten nog steeds wordt aangenomen; – dat door het rijden op een heftruck op 28 juni S weer meer pijn aan zijn voet heeft gekregen.

71 HR 3-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2895 7:658; causaliteit Hoge Raad: Ten aanzien van de toedracht van de val over de deurmat heeft het hof aannemelijk geacht: – dat ‘een in zijn lopen enigszins gehinderde voetganger bij enige oneffenheid op zijn looppad eerder onderuit zal gaan dan iemand die kan beschikken over een gezond stel benen’; – dat mag worden aangenomen dat het letsel aan de voet van A en de pijn door de belasting van het rijden op een heftruck mede hebben bijgedragen tot zijn val/struikelpartij’. Overwegingen hof zijn niet met elkaar te rijmen.

72 VII) Schadevergoeding

73 6:95 vergoedbare schade: vermogensschade en ander nadeel 6:96vermogensschade, gederfde winst en verlies, ook: -kosten voorkoming -kosten vaststelling -buitengerechtelijke kosten 6:97begrotingswijze (aard schatting) 6:98causaliteit (TRB) 6:99alternatieve causaliteit 6:100voordeelstoerekening 6:101eigen schuld Schadevergoeding – overzicht afdeling 6.1.10 BW 6:102medeschuld 6:103vorm schadevergoeding 6:104winstafdracht 6:105begroting nog niet ingetreden schade 6:106immateriële schade (ander nadeel) 6:107verplaatste schade 6:107a regresrecht werkgever 6:108schadevergoeding bij overlijden 6:109matiging 6:110(limitering)

74 Bronnen van recht op schadevergoeding (o.a.) Niet-nakoming van een verbintenis, 6:74 uit rechtshandeling, wet, rechterlijke uitspraak Onrechtmatige daad, 6:162 e.v. Ongerechtvaardigde verrijking, 6:212 Zaakwaarneming, 6:200 Andere wettelijke gronden bijvoorbeeld: 3:70 (instaan volmacht), 3:54 (overbouw), 3:120 (bezitter t.g.t.), 3:282 (verval beperkt recht), regresrecht op mede-aansprakelijke tot schadevergoeding, 6:10

75 Vermogensschade (= materiële schade) - geleden verlies - gederfde winst Ander nadeel (= immateriele schade) Hoofdindeling schadesoorten 6:95 Hoofdindeling schadesoorten 6:96 lid 1 (+ lid 2) 6:106 lid 1 Vermogensschade Personenschade Zaakschade “Zuivere vermogensschade”

76 Uitgangspunten schadebegroting

77 6:97:Rechter begroot de schade op een wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, althans (als de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld) schat deze. HR 16.10.1998, NJ 1999, 196 Amev/Staat: Rechter is bij begroting van schade niet gebonden aan gewone regels van stelplicht en bewijslast. Het staat rechter vrij een niet nauwkeurig vast te stellen schade-omvang te schatten. Toekomstige schade (6:105): HR 13.7.2007, NJ 2007, 408 De rechter heeft ingevolge art. 6:105 BW de vrijheid om de begroting van toekomstige schade geheel of gedeeltelijk uit te stellen, dan wel na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat te verrichten. Het stond het hof derhalve vrij ervoor te kiezen om van deze laatste mogelijkheid gebruik te maken. Dat behoefde geen nadere motivering (…). 6:103: Schadevergoeding in geld of (op vordering van benadeelde) in andere vorm dan betaling geldsom; vgl. HR 10.9.1993, NJ 1996, 3 (Pos–Van den Bosch)

78 Concreet (“subjectief”) Abstract (“objectief”) Uitgangspunten schadebegroting (2) Maar in sommige gevallen Uitgangspunt 6:97: vergoeding van werkelijk geleden schade

79 Schadebegroting: abstract of concreet Voorbeelden van abstracte schadeberekening: Zaaksbeschadiging (ratio: eenvoudig systeem). Voorbeelden: HR 16.6.1961, NJ 1961, 444Telefoonkabel-arrest HR 1.7.1993, NJ 1995, 43Den Haag - Van Schravendijk HR 7.5.2004, NJ 2005, 76 Afgebrande landbouwschuur HR 26.10.2012, LJN BX0357 Reaal – Athlon Car Lease Andere gevallen van abstracte schadeberekening HR 28.5.1999, NJ 1999, 564Johanna Kruidhof HR 16-12-2005, NJ 2008, 186 Pruisken – Organice HR 11-7-2008, NJ 2009, 385 Huishoudelijke hulp na hertrouwen HR 5-12-2008, NJ 2009, 387 Bakkum qq – Achmea HR 28-1-2005, RvdW 2005, 19 Afgebroken rally Dakar Winstafdracht (6:104) Wettelijke rente (6:119, 6:119a)

80 HR 11 januari 2013, LJN BX9830 Schadevergoeding zonder achteruitgang? Casus: Ruilovereenkomst m.b.t. percelen grasland. Griffioen doet beroep op ontbindende voorwaarde. Rechtbank veroordeelt Griffioen tot uitvoering van de ruilovereenkomst en om bepaalde werkzaamheden op het perceel te laten verrichten. Griffioen laat onder dreiging van executie de werkzaamheden uitvoeren. Het hof vernietigt het vonnis. Kort daarna neemt Griffioen m.b.t. hetzelfde perceel tegenover de Staat een kwalitatieve verplichting op zich.

81 HR 11 januari 2013, LJN BX9830 Schadevergoeding zonder achteruitgang? Casus (vervolg): Griffioen vordert van De Groot als schadevergoeding de kosten van herstel van het perceel in de oude toestand. Hof wijst vordering deels af, omdat voor het meerdere niet zonder meer aannemelijk is dat er voor eiser voldoende aanleiding bestaat om de op haar grond uitgevoerde werkzaamheden ongedaan te maken. Volgens De Groot was de ongedaanmaking niet nodig, gezien de inmiddels aangegane kwalitatieve verplichting.

82 HR 11 januari 2013, LJN BX9830 Schadevergoeding zonder achteruitgang? Hoge Raad : In beginsel dient de schadevergoeding de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand te brengen waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Als de nieuwe toestand geen achteruitgang (waaronder waardevermindering en vermindering van exploitatie- mogelijkheden) inhoudt en er geen rechtens te respecteren belang is dat de oude toestand wordt hersteld, kan de rechter tot het oordeel komen dat er geen vermogens-schade is geleden en op die grond de vordering afwijzen.

83 HR 11 januari 2013, LJN BX9830 Schadevergoeding zonder achteruitgang? Hoge Raad : In beginsel moet de omvang van de schade, die naar objectieve maatstaven wordt begroot, worden berekend naar het moment waarop zij wordt geleden. Gebeurtenissen van later datum kunnen onder omstandigheden echter meebrengen dat de getroffen eigenaar in redelijkheid zijn aanspraak beperkt. Voorts kunnen uit latere gebeurtenissen soms gevolg-trekkingen worden gemaakt m.b.t. de situatie op het tijdstip waarop de schade werd geleden. Dat omstandig-heden die zich na het lijden van de schade voordoen, nooit van belang kunnen zijn bij de schadebegroting is dus onjuist.

84 HR 14-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3241 27a Auteurswet; winstafdracht Casus: In 1986 ontwikkelt X het ‘Shoppingspel’. Vanaf 1989 stelt De Boer (thans: Jumbo) via een spaaractie het ‘Sjopspel’ aan haar klanten ter beschikking. X stelt vorderingen in wegens inbreuk auteursrecht. Rechtbank Assen en hof Leeuwarden wijzen vorderingen af. HR vernietigt en verwijst naar Hof Arnhem. Hof veroordeelt De Boer tot schadevergoeding van € 28.508 met rente. In het midden blijft of De Boer met de Sjopspelactie winst heeft behaald. HR vernietigt en verwijst naar hof Amsterdam. De Boer had de financiële gegevens over de Sjopspelactie inmiddels weggegooid.

85 HR 14-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3241 27a Auteurswet; winstafdracht Hof Amsterdam: De Boer draagt bewijslast van winst en had gegevens niet mogen weggooien. Hof doet d.m.v. deskundigenrapporten en getuigenverklaringen aannames. Bepaalde onduidelijkheden bleven voor rekening van De Boer. Andere aannames zijn minder gunstig voor X. Hof Amsterdam veroordeelt De Boer veroordeeld tot een winstafdracht van € 86.840, met rente. Cassatiemiddel: Onder deze omstandigheden uitgaan van hoogste schatting van de mogelijk behaalde winst, gezien doel van art. 27a Aw. De Boer hoort geen voordeel te trekken van het weggooien van gegevens.

86 HR 14-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3241 27a Auteurswet; winstafdracht HR: Indien de inbreukmaker geen rekening en verantwoording aflegt, moet de rechter die omstandigheid in aanmerking nemen. Art. 27a Aw voorziet niet in een sanctie op niet naleving. Rechter kan gelegenheid geven alsnog rekening/verantwoording af te leggen. Indien hij niet daaraan voldoet: gevolgtrekking die de rechter geraden acht. Strijd met 21 Rv. Indien rechter gelast stukken over te leggen en dit niet gebeurt, ook strijd met 22 Rv. Niet overleggen is in het algemeen niet gerechtvaardigd zijn indien die partij de verlangde bescheiden zonder goede grond niet heeft bewaard. Gevolgtrekking hoeft niet te zijn: maximaal mogelijke winst. 27a Aw gaat immers uit van werkelijk genoten winst.

87 6:96 lid 2 Betreft: redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (BIK), te onderscheiden van contractueel vastgelegde BIK (“geconvenieerde BIK”) Voorwaarden: Dubbele redelijkheidstoets: zowel het maken van de kosten zelf als de omvang daarvan moet redelijk zijn. Alleen als daadwerkelijk schade is geleden, anders evt. mogelijk ex 6:98, maar dan wel c.s.q.n.-verband nodig (HR 11-7-2003, NJ 2005, 50)

88 Buitengerechtelijke kosten: Wetswijziging 6:96 en Amvb Wetgever geeft normen voor buitengerechtelijke incassokosten (6:96 lid 2 onder c.). Uitwerking in Amvb. Inwerkingtreding: 1 juli 2012. Dwingend recht ten opzichte van consumenten Nieuwe leden 4 t/m 6 bij 6:96. Lid 5: Bij consumenten pas buitengerechtelijke incassokosten nadat zij opnieuw zijn aangemaand na intreden verzuim ex 6:81. Bij meer dan één vordering dient dit in één aanmaning te gebeuren, onder optelling van de hoofdsommen.

89 Buitengerechtelijke kosten: Wetswijziging 6:96 en Amvb (2) Uitwerking in Amvb (Stb 2012, 141): Lid 1: de vergoeding bedraagt: 15% van het bedrag van de hoofdsom over de eerste € 2500; 10% over de volgende € 2500; 5% over de volgende € 5000; 1% over de volgende € 190.000; 0,5% over het meerdere met een maximum van € 6775. Lid 2: Minimale vergoeding: € 40 (vgl 6:96 lid 4). Lid 3: Regeling voor verhoging met BTW.

90 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 Buitengerechtelijke kosten zonder schade Casus: MFE en KF overleggen sinds 1995 over beoogde samenwerking. In 2001 trekt KF stekker eruit. Hof: KF kon zich niet eenzijdig aan ontstane basisovereenkomst onttrekken. Verklaring voor recht dat KF aansprakelijk, met veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat. In schadestaatprocedure vordert MFE hoofdsom van € 55 miljoen en € 410.000 wegens kosten voor deskundigen, bankgarantie en ‘eigen art. 6:96 lid 2, sub b BW-activiteiten’. Rechtbank veroordeelt KF tot betaling van € 2 miljoen, met rente. Hof: MFE heeft niet bewezen dat overeenkomst had kunnen worden uitgevoerd. Daarom geen gederfde winst. Afwijzing.

91 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 Buitengerechtelijke kosten zonder schade Hoge Raad: Voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ex 6:96 lid 2 sub b is vereist dat: a.Dat condicio sine qua non-verband tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten bestaat; b.de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend; c.het redelijk was om i.v.m. onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; d.de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.

92 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 Buitengerechtelijke kosten zonder schade Hoge Raad: Voor vergoeding van de hier bedoelde kosten is niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden Vgl. HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50 (Bravenboer - London Verzekeringen).

93 HR 10-7-2015, ECLI:NL:HR:2015:1868 Buitenger. kosten 6:96 en imputatieregeling 6:44 BW Casus: A heeft bouwmaterialen verkocht en geleverd aan B. B heeft slechts gedeeltelijk betaald. A vordert betaling van € 5.333 aan resterende hoofdsom, waarbij eerdere betalingen van B in mindering strekken op achtereenvolgens de verschenen rente, de buitengerechtelijke kosten en de hoofdsom. De kantonrechter oordeelt dat buitengerechtelijke kosten niet onder “kosten” in de imputatieregeling van 6:44 BW vallen. Betalingen daardoor grotendeels toegerekend aan de hoofdsom. Hof stelt prejudiciële vragen over de verhouding tussen 6:96 lid 2 en 6:44 BW

94 HR 10-7-2015, ECLI:NL:HR:2015:1868 Buitenger. kosten 6:96 en imputatieregeling 6:44 BW Hoge Raad: Buitengerechtelijke incassokosten vallen onder de in art. 6:44 lid 1 BW bedoelde “kosten”. De rechter kan op grond van art. 242 Rv ook een tussen zakelijke partijen bedongen incassobedrag ambtshalve matigen tot het bedrag dat voortvloeit uit art. 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Stb. 2012/141), indien niet wordt gesteld en bij betwisting aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn dan dat bedrag.

95 HR 10-7-2015, ECLI:NL:HR:2015:1868 Buitenger. kosten 6:96 en imputatieregeling 6:44 BW Hoge Raad: Een in de branche gebruikelijk, of door de schulenaar zelf gehanteerd incassopercentage kan een van de in aanmerking te nemen omstandigheden zijn bij de beoordeling van de redelijkheid van buitengerechtelijke incassokosten. Als de schuldeiser met zijn rechts-bijstandverlener afspreekt dat hij het tussen de schuldeiser en de schuldenaar bedongen incassopercentage van de hoofdsom aan zijn rechtsbijstandverlener is verschuldigd, kan die afspraak ook één van de in aanmerking te nemen omstandigheden zijn bij de beoordeling van een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.

96 6:101 BW Eigen schuld

97 Casus “eigen schuld” A huurt bedrijfsruimte van B. A beëindigt huurovereenkomst door opzegging m.i.v. 31.12.2006; B stelt dat beëindiging eerst mogelijk is m.i.v. 31.12.2007. B vordert in rechte doorbetaling van huur. A, die de ruimte op 31.12.2006 heeft verlaten, meent dat de ruimte dadelijk weer verhuurd had kunnen worden en weet dat ook aannemelijk te maken. Stelling: eigen schuld! Conclusie van A: vordering tot doorbetaling moet op grond van eigen schuld worden afgewezen! Wat vindt u? HR 19.11.1999, NJ 2000, 117: Het betreft hier vordering tot nakoming, dus afdeling 6.1.10 en daarmee 6:101 is niet van toepassing.

98 Aangesprokene aansprakelijk, schadevergoedingsplichtig, maar: schade mede gevolg van omstandigheid die aan benadeelde is toe te rekenen: 1.eigen gedrag 2.omstandigheden binnen “risicosfeer” [werknemers, opdrachtnemers, kinderen] en dieren [risicoaansprakelijkheden] 3.vergelijkbare gevallen [verzwaarde/risico-aansprakelijkheid] 6:101 BW Eigen schuld

99 6:101 BW – 2 elementen Acausale weging Bbillijkheidscorrectie Causale weging: de mate waarin aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen Toerekeningsleer 6:98 kan daarbij een rol spelen: HR 20.3.1992, NJ 1993, 547, Bussluis Daarbij gaat het niet alleen om “gedragingen” maar ook om “omstandigheden” die in de risicosfeer van de benadeelde liggen: HR 27.4.2001, NJ 2002, 54 Donkers/Scholten [dierenarts] Billijkheidscorrectie: Andere verdeling (zelfs vervallen vergoedingsplicht) in verband met uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en overige omstandigheden van het geval, zoals: mate van verwijtbaarheid, aard van de overtreden norm, aard/ernst, blijvendheid van de schade (HR 24.9.2004, Rb Groningen 8.3.2002, HR 2002,182, Hof Arnhem NJ 2005, 135) leeftijd winstoogmerk (Hof Arnhem NJ 2005, 135) verzekering (HR NJ 2002, 214, Hof Arnhem NJ 2002, 234)

100 HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1873 - Doorwerking billijkheidscorrectie 6:101 in regresverhouding Casus: Verkeersongeval in 2006: busje remt; daarachter rijdende bromfietser botst tegen busje botste. Jonge bromfietser levenslang rolstoelafhankelijk. Ziektekostenverzekeraar Menzis zoekt verhaal op WAM- verzekeraar van het busje, Achmea. Rechtbank: Achmea dient 25% te vergoeden van de door Menzis betaalde medische kosten. Hof: Achmea dient 65% van die kosten te vergoeden, zijnde 40% op grond van causale weging en 25% op grond van billijkheidscorrectie (ernst letsel, jonge leeftijd).

101 HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1873 - Doorwerking billijkheidscorrectie 6:101 in regresverhouding Cassatiemiddel: Geen grond voor ‘subrogatie in zieligheid’ (vgl.: geen beroep gesubrogeerde verzekeraard op 50/100%-regel) Hoge Raad: 7:962 lid 1 BW bepaalt dat vorderingen tot vergoeding van schade van de verzekerde overgaan op de verzekeraar voor zover deze laatste die schade vergoedt. Uitgangspunt is dus dat billijkheidscorrectie van 6:101 lid 1 BW doorwerkt in de (regres)verhouding tussen verzekeraars (vgl. HR 5-12-1997, NJ 1998/400, Terminus - ZAO). Dat geldt ook indien de billijkheidcorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde.

102 Zorg- en affectieschade: Toekomstige wetgeving?

103 Wetsontwerp zorg- en affectieschade Gepubliceerd 27 mei 29014 Aanleiding: verwerping eerder weetsvoorstel door Eerste Kamer Wijzigingen van o.a. art. 6:96 lid 2 6:107, 6:108 Ruimere voegingsmogelijkheden nabestaanden en naasten in strafrechtelijke procedure (51f Sv Mogelijkheid tot vordering van affectieschade voor naasten van overledene of blijvend ernstig gewonde Vuistregel ernstig verwonding: blijvend 70% verlies functionaliteit Aansprakelijke heeft dezelfde verweermiddelen als tegen claim directe slachtoffer (met name 6:98; 6:101) Verhouding met shockschade? (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 Kindertaxi)

104 VIII) Verjaring

105 HR 21-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3350 Samenloop verjaringsbepalingen Casus: 2000: Noord-Holland draagt KWS op oever van de Vecht te Weesp te beschoeien. KWS besteedt opdracht uit aan X. X plaatst vanaf een ponton te lange beschoeiingspalen. Daardoor beschadiging ondergrondse hoogspanningskabel van Liander. Liander vordert schadevergoeding van KWS wegens schending zorgplicht te vergewissen waar zich ondergrondse kabels bevonden en onvoldoende erop toe te zien dat X daarmee rekening hield. KWS beroept zich op verjaring ex 8:1793 BW (twee jaar). Rechtbank honoreert verweer. Hof bekrachtigt vonnis.

106 HR 21-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3350 Samenloop verjaringsbepalingen HR: 8:1793 BW ziet op vorderingen wegens schade door een voorval als bedoeld in afdeling 1 van titel 11 Boek 8 BW (‘schadevaring’). Bij samenloop van onrechtmatige daad en schadevaring kan deze verjaring niet worden ontgaan door de vordering te baseren op onrechtmatige daad. Vgl HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1414, Zwartemeer). Oordeel dat sprake is van schadevaring in cassatie niet bestreden. Vordering van Liander tegen KWS is gebaseerd op verwijten van andere aard dan gebruik van schepen (hier: ponton) Als X vanaf de wal had gewerkt, zouden de verwijten aan KWS dezelfde zijn. Daarom geen samenloop van rechtsvorderingen. 8:1793 in dit geval dus niet van toepassing.


Download ppt "AvdR World Wide Curaçao 2015 Actualiteiten aansprakelijkheidsrecht Mr. A.V.T. de Bie 15 oktober 2015."

Verwante presentaties


Ads door Google