HERHALING U5 EN U6 2HSP. BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw.

Presentatie over: "HERHALING U5 EN U6 2HSP. BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw."— Transcript van de presentatie:

1 HERHALING U5 EN U6 2HSP

2 BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Nuestras primas son amables. Onze nichten zijn aardig. EnkelvoudMeervoud MiMis TuTus SuSus NuestroNuestraNuestrosNuestras SuSus

3 BRON H Getallen SP – NL

4 BRON J – UNIDAD 5 De toekomende tijd geeft aan dat je iets van plan bent te gaan doen. In het Spaans gebruik je hiervoor: Een vorm van het werkwoord IR (vervoegen) Daarachter plak je het voorzetsel A Vervolgens komt er een heel werkwoord (infinitief, niet vervoegen) Bijvoorbeeld: Ik ga nieuwe kleding kopen. Voy a comprar ropa nueva. Ik ga morgen skiën Mañana voy a esquiar. IR = gaan voy vas va vamos vais van

5 BRON D – UNIDAD 6 De verleden tijd = presente perfecto Als je in het Spaans wilt zeggen wat je hebt gedaan, kun je de presente perfecto gebruiken. Om een presente perfecto te maken heb je nodig: Een hulpwerkwoord (hebben, zijn) Een voltooid deelwoord (ge…., gelopen, gekocht)

6 Het hulpwerkwoord in het Spaans is haber, dit werkwoord moet je ALTIJD vervoegen. haber he has ha hemos habéis han

7 Het voltooid deelwoord maak je als volgt: Je moet eerst bepalen of het een regelmatig of onregelmatig voltooid deelwoord is. Regelmatig voltooid deelwoord Onregelmatig voltooid deelwoord Deze moet je uit je hoofd leren, hier is geen regel voor. Deze voltooide deelwoorden staan in je boek (blz. 53). -AR (trabajar)-ER (comer-IR (vivir) trabajADOcomIDOvivIDO

8 BRON I – UNIDAD 6 Ser, estar, hay = zijn SER: om te zeggen wie of wat iemand is Es mi amigo = Hij is mijn vriend Mi perro es viejo = Mijn hond is oud ESTAR: Als je wilt zeggen WAAR iets of iemand is (plaats) NWH está en Holanda HAY: je gebruikt ‘hay’ als vertaling voor ER IS of ER ZIJN En España hay muchas playas. = In Spanje zijn er veel stranden. No hay nadie. = Er is niemand.

9 ESTAR estoy estás está estamos estáis están SER soy eres es somos sois son