Les besoins et les comportements de l’enfant de 3 à 8 ans Noden en gedrag van kinderen van 3-8 jaar.

Presentatie over: "Les besoins et les comportements de l’enfant de 3 à 8 ans Noden en gedrag van kinderen van 3-8 jaar."— Transcript van de presentatie:

1

2 Les besoins et les comportements de l’enfant de 3 à 8 ans Noden en gedrag van kinderen van 3-8 jaar

3 Développement global de l’enfant: Algemene ontwikkeling:  moteur; motorisch  perceptif; zintuigelijk  langagier; taal  intellectuel; verstandelijk  affectif; emotioneel  social; sociaal

4 Moteur: la maitrise et la coordination des mouvements sont de plus en plus précises. Motorisch: beheersing en coördinatie van de bewegingen worden preciezer. Perceptif: approche intuitive, il perçoit les objets et les actions, mais ne peut encore les coordonner (opérations logiques), perception immédiate. Zintuigelijk: intiutieve benadering, het ziet voorwerpen en acties maar kan ze nog niet coördineren (logica), onmiddelijke perceptie

5 Le syncrétisme: vue générale où tout est entassé sans distinction. Syncretisme : algemene kijk waar alles zonder onderscheid wordt opgestapeld Deux caractéristiques, twee kenmerken: - centre sa perception sur le tout (globalisme) - Centreert zijn kijk op alles (globalisme) - attention portée sur les parties (juxtaposition) -Focus op de delen (juxtapositie)

6 Conception d’un espace par un enfant de 5 ans, ruimteconcept van een 5-jarige

7 Langage: en construction, mais parfois plus déficitaire chez certains. Taal: onder constructie maar soms meer tekorten bij sommige  Langage en situation - situatie -taal  Langage d’évocation – oproep-taal

8 Intellectuel (pensée et raisonnement) selon volgens Piaget: stade pré opératoire (2 à 7 ans)pre- operationele stadium: - pré conceptuel (2 à 4 ans)-pre- conceptueel stadium - stade intuitif (4 à 7 ans)-intiutief stadium

9 Syncrétisme de la pensée: connaissance globale des choses, unifie dans une totalité saisie comme globale des éléments qu’on pourrait distinguer. Syncretisme van het denken: globale kennis van dingen, samengebracht als geheel van verschillende elementen. Egocentrisme: appréhende le monde extérieur toujours par rapport à lui.- de buitenwereld verstaan vanuit het ik

10 Les conceptions et les explications sont souvent teintées, Concepten en verklaringen zijn vaak gekleurd: - d’animisme: conception qu’une volonté anime chaque chose; Door animisme: conceptie dat alles ‘een ziel’ heeft - de finalisme: chaque évènement a une raison d’exister qui peut toujours s’expliquer par sa finalité; Door finalisme: alles heeft een bestaansreden, verklaarbaar door zijn doel - d’artificialisme: croyance que tout ce qui l’entoure a été construit par l’homme; Door artificialisme: geloof dat alles door de mens is gemaakt - de réalisme intellectuel: ce qu’il pense existe. Door realisme: Intellectueel realisme: wat hij denkt, bestaat

11 Les microbes sont le plus souvent envisagés comme des petits « monstres » qui pénètrent dans le corps. Ils « attaquent » et « rendent malades ». Microben worden vaak gezien als kleine ‘monstertjes die het lichaam binnendringen. Ze vallen aan en maken ziek.

12 Quelles pistes privilégier? Weke pistes voorrang geven?

13 Se poser des questions, être curieux (affectif, intellectuel) Bevragen, nieuwsgierig zijn (emotioneel en verstandelijk) Se mettre en recherche (intellectuel)- Exploreren (verstandelijk) Agir, bouger, découvrir… (moteur, perceptif)- Doen, bewegen, ontdekken (motorisch, zintuigelijk)

14 Faire évoluer les représentations initiales… De beginvoorstellingen laten evolueren…

15 Les 5 sens de 5 zintuigen

16 Collaborer, chercher ensemble (social) Samenwerken, samen uitzoeken (social) Discuter, échanges, confronter ses trouvailles, ses résultats (langage) Discussiëren, uitwisselen, bevindingen toetsen (taal)

17 Garder des traces… De stapjes bijhouden… pour structurer sa pensée om het denken te strucureren (langage taal).

18 Si les jeunes enfants ne possèdent pas encore certains types d’organisation de la pensée propre à la pensée scientifique ou aux démarches technologiques, ils n’en développent pas moins une intense activité intellectuelle, nourrie par un besoin d’agir, de connaitre, de découvrir, de se questionner sur son corps et les objets de l’environnement qui l’entoure. (André Giordan) Als de kleinsten bepaalde types van wetenschappelijk denken of wetenschappelijke benaderingen nog niet bezitten, ontwikkelen zij niet minder een intense intellectuele activiteit, gevoed door een noodzaak om te handelen, te weten, te ontdekken, en vragen te stellen over hun lichaam en objecten in hun omgeving. (André Giordan)

19 Bibliographie: -Le développement psychologique de l’enfant, R.DELMINE et S. VERMEULEN, De Boeck & Belin. - L’enseignement scientifique à l’Ecole Maternelle, M. COQUIDE-CANTOR, A. GIORDAN, Delagrave Pédagogie et formation.

20