De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Duurzame ontwikkeling geprangd tussen post-politieke consensus en de emancipatorische strijd voor 'rechtvaardige duurzaamheid' Pascal Debruyne (MENARG)

Verwante presentaties


Presentatie over: "Duurzame ontwikkeling geprangd tussen post-politieke consensus en de emancipatorische strijd voor 'rechtvaardige duurzaamheid' Pascal Debruyne (MENARG)"— Transcript van de presentatie:

1 Duurzame ontwikkeling geprangd tussen post-politieke consensus en de emancipatorische strijd voor 'rechtvaardige duurzaamheid' Pascal Debruyne (MENARG) Lezing ‘Lerend Netwerk DO’ Brussel 20/10/2008

2 Inhoud 1. Probleemstelling: DO tussen hamer en aambeeld! 2. Stapstenen naar een adequaat antwoord 3. Het neoliberaal globaliseringsmodel en zijn effecten 4. De impact op DO: Verschuiving van ‘grenzen aan de groei’ naar ‘de groei van grenzen’ Verschuiving van ‘grenzen aan de groei’ naar ‘de groei van grenzen’ Verschuiving van ‘sterke duurzaamheid’ naar ‘zwakke duurzaamheid’ Verschuiving van ‘sterke duurzaamheid’ naar ‘zwakke duurzaamheid’ 5. Tegenvertoog van ‘rechtvaardige duurzaamheid’! 6. Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen

3 Als je deze wereld verlaat moet je er niet over inzitten of je een goed mens bent geweest. Dat is niet genoeg, Je moet er over inzitten of je een goede wereld achterlaat. -Bertolt Brecht, De heilige Johanna van de slachthuizen-

4 1. Probleemstelling ‘Duurzame ontwikkeling‘ is een containerbegrip Ook in het sociaal werk word je er te pas en te onpas mee om het hoofd geslagen. Naast 'de markt van welzijn en geluk', opent zich nu blijkbaar ook ‘de markt van duurzaamheid’ voor het welzijnswerk. De laagst gemeenschappelijke noemer lijkt een driepoot die staat voor ontwikkeling waarbij 'het sociale', 'het ecologische' en 'het economische' minstens aanwezig moeten zijn en/of hoogstens afgestemd moeten worden. Geen echt antwoord op de fundamentele vraag “wat is duurzame ontwikkeling?” noch op de vraag “waarheen het moet met duurzame ontwikkeling?”. Het gebruik van talloze definities draagt ook niet echt bij aan enige helderheid. Fowke en Prasad vonden er een tachtigtal (Fowke & Prasad, 1996); onderzoekers van de Wereldbank vonden er honderd negentig (Paredis 2001: 24).

5 1. Probleemstelling In de praktijk is DO geprangd tussen hamer en aambeeld: Enerzijds is het begrip geperverteerd tot een “post-politiek consensusconcept”; een term die verwijst naar de manier waarop elke mogelijke tegenstrijdigheid, elke vorm van meningsverschil en belangenconflict uit wordt gefilterd en op die manier steeds sterker binnen de lijntjes van het dominante "vrije markt" discours kleurt (Swyngedouw, 2006). Enerzijds is het begrip geperverteerd tot een “post-politiek consensusconcept”; een term die verwijst naar de manier waarop elke mogelijke tegenstrijdigheid, elke vorm van meningsverschil en belangenconflict uit wordt gefilterd en op die manier steeds sterker binnen de lijntjes van het dominante "vrije markt" discours kleurt (Swyngedouw, 2006). Anderzijds is er een duidelijke sectorale reductie van duurzame ontwikkeling tot natuurbehoud en milieubescherming. Meer fundamentele vragen over de bruikbaarheid van concept ‘an sich’ dringen zich zelfs op. Anderzijds is er een duidelijke sectorale reductie van duurzame ontwikkeling tot natuurbehoud en milieubescherming. Meer fundamentele vragen over de bruikbaarheid van concept ‘an sich’ dringen zich zelfs op.

6 2. Stapstenen naar een adequaat antwoord Nood aan een sociaal-ecologisch ‘tegenvertoog’, een alternatief verhaal over tegenmacht, uit te bouwen. We bouwen hiertoe voort op een meer emancipatorische invulling van ‘rechtvaardige duurzaamheid’, waar politiek-maatschappelijke transformatie voorop staat. Al is niet iedereen het eens over de strategie van tegenmacht als centrale tactiek voor maatschappelijke verandering, zien wij echter weinig reële alternatieven[i]. Voor het sociaal werk is dit emancipatorisch model van ‘rechtvaardige duurzaamheid’ des te belangrijker, daar dit aansluit op haar internationale definitie: ”The social work profession promotes social change, problem solving in human relationships and the empowerment and liberation of people to enhance well-being. Utilizing theories of human behavior and social systems, social work intervenes at the points where people interact with their environments. Principles of human rights and social justice are fundamental to social work.” (IFSW: International Federation of Social Workers, 2000)

7 2. Stapstenen naar een adequaat antwoord 2.1. Inzicht in de reëel bestaande context/ het “hier-en-nu”. Nood aan een verhaal met een 'glocale invalshoek'. Aan het begin van de 21e eeuw zijn het lokale en het mondiale namelijk sterk verstrengeld (Swyngedouw, 2001). We geven 'rechtvaardige duurzaamheid' een plaats tegenover het sociaal- ruimtelijk raamwerk van het huidige neoliberaal globaliseringmodel ofwel ‘het Schumpeteriaans competitiemodel’: Dit neoliberaal globaliseringmodel wordt sinds de jaren '80 aangedreven door 'ongelijke ruimtelijke ontwikkeling' (Smith, 1996). Dit neoliberaal globaliseringmodel wordt sinds de jaren '80 aangedreven door 'ongelijke ruimtelijke ontwikkeling' (Smith, 1996). Gebaseerd op een ontwikkelingspatroon dat ruimtelijk en demografisch beperkt is, waardoor het geenszins rechtvaardige duurzaamheid als ‘algemeen belang’ dichterbij brengt. Gebaseerd op een ontwikkelingspatroon dat ruimtelijk en demografisch beperkt is, waardoor het geenszins rechtvaardige duurzaamheid als ‘algemeen belang’ dichterbij brengt. Reële verandering vertrekt altijd vanuit het “hier-en-nu” en niet vanuit een ideaaltypische theorie! Politiek-maatschappelijke verandering = PRAXIS.

8 2.Stapstenen naar een adequaat antwoord 2.2. Een sociaal-ruimtelijke lens. We kijken daarenboven door een sociaal-ruimtelijke lens/ hanteren een politiek-geografische aanpak. We willen daarmee aantonen dat de ruimte “maakbaar” is en er dus voortdurend sociale strijd bestaat om de invulling van ruimtes en concrete plaatsen. Ruimtes en plaatsen worden duidelijk gemaakt en hermaakt door mensenhanden ofwel “sociaal geproduceerd” (Lefebvre 1991). Het gaat in dit essay fundamenteel om het 'waar' en het 'waarom daar' van verschijnselen aan het aardoppervlak. Vanuit onze bezorgdheid omtrent 'rechtvaardige duurzaamheid' komen daar ook vragen bij als 'is het wenselijk?' en 'kan of moet het veranderd worden?’.

9 3. De ongelijke geografische ontwikkeling van het neoliberaal globaliseringsmodel Het neoliberalisme definiëren we breed als 'het besturen door en doorheen de markt'; weliswaar gestimuleerd door een amalgaam van publieke actoren en overheden op verschillende beleidsschalen. 2 zaken staan centraal: Het belangrijkste principe van dit neoliberaal model is dat de ruimte bekeken wordt door de lens van vermarkting. Private eigendomsrechten en de principes van commodificatie (de herleiding van goederen en diensten tot koopwaar via het vraag en aanbodmechanisme) primeren, al staan die meer dan eens haaks, zowel op ‘het algemeen belang’ als op ‘de reële gebruikswaarde van de ruimte’ en breder op ‘rechtvaardige duurzaamheid’. Het belangrijkste principe van dit neoliberaal model is dat de ruimte bekeken wordt door de lens van vermarkting. Private eigendomsrechten en de principes van commodificatie (de herleiding van goederen en diensten tot koopwaar via het vraag en aanbodmechanisme) primeren, al staan die meer dan eens haaks, zowel op ‘het algemeen belang’ als op ‘de reële gebruikswaarde van de ruimte’ en breder op ‘rechtvaardige duurzaamheid’. Dit neoliberaal globaliseringsmodel heeft daarbij een sterke sociaal-ruimtelijke component. Er zijn namelijk altijd winnaars en verliezers bij neoliberale marktorganisatie, wat zich altijd uitdrukt in specifieke ruimtelijke patronen. Denken we maar aan de kloof tussen arm en rijk die globaal ‘de Noord-Zuidkloof’ wordt genoemd, aan de talloze steden waarbij er een rijk centrum is tegenover de omliggende armoedegordels, aan het verschil tussen de plaatsen van grondstoffenextractie en de plaatsen van consumptie, enz. Dit neoliberaal globaliseringsmodel heeft daarbij een sterke sociaal-ruimtelijke component. Er zijn namelijk altijd winnaars en verliezers bij neoliberale marktorganisatie, wat zich altijd uitdrukt in specifieke ruimtelijke patronen. Denken we maar aan de kloof tussen arm en rijk die globaal ‘de Noord-Zuidkloof’ wordt genoemd, aan de talloze steden waarbij er een rijk centrum is tegenover de omliggende armoedegordels, aan het verschil tussen de plaatsen van grondstoffenextractie en de plaatsen van consumptie, enz. De sociaal-ruimtelijke verdeling van sociale en ecologische lusten en lasten is met andere woorden binnen het neoliberaal model sterk afhankelijk van zowel de plaats als de groep waartoe men behoort.

10 3. De ongelijke geografische ontwikkeling van het neoliberaal globaliseringsmodel Terwijl de naoorlogse Fordistisch-Keynesiaanse welvaartstaat zich voornamelijk afspeelde binnen een ruimte van de nationale staat en dus eerder gedomineerd werd door sociaal burgerschap, veralgemeende rechten, algemene sociaal-economische ontwikkeling en een nationale ruimtelijke homogeniteit, is het neoliberaal ontwikkelingsmodel (of Schumpeteriaans competitiemodel) sterker gebaseerd op ‘ongelijke geografische ontwikkeling’. De klemtoon verschuift naar: Gedifferentieerd burgerschap: Verschillende segmenten van de bevolking worden hierdoor op een verschillende manier gedisciplineerd en krijgen verschillende privileges en bescherming afhankelijk van hun potentiële participatie in de globale markteconomie en het marktpotentieel van de plaats waar ze leven (Ong 2000; Castel, 1991: 294; Rose, 1999). Gedifferentieerd burgerschap: Verschillende segmenten van de bevolking worden hierdoor op een verschillende manier gedisciplineerd en krijgen verschillende privileges en bescherming afhankelijk van hun potentiële participatie in de globale markteconomie en het marktpotentieel van de plaats waar ze leven (Ong 2000; Castel, 1991: 294; Rose, 1999). Ruimtelijke selectiviteit: Het neoliberaal globaliseringsmodel is een post-nationaal model. De centrale regulerende rol van de nationale staat moet aan macht inboeten, ten voordele van een amalgaam van ruimtes, locaties en beleidsschalen. Sommige van die ruimtes en schaalniveaus gaan met andere woorden een vooraanstaande regulerende rol spelen in de productie, de reproductie en de constante mutatie van het neoliberale kapitalisme. Ruimtelijke selectiviteit: Het neoliberaal globaliseringsmodel is een post-nationaal model. De centrale regulerende rol van de nationale staat moet aan macht inboeten, ten voordele van een amalgaam van ruimtes, locaties en beleidsschalen. Sommige van die ruimtes en schaalniveaus gaan met andere woorden een vooraanstaande regulerende rol spelen in de productie, de reproductie en de constante mutatie van het neoliberale kapitalisme. Het ontwikkelingspotentieel- en dus de aandacht die bepaalde plaatsen en locaties krijgen- is in toenemende mate afhankelijk van hun potenties voor het aanzwengelen van onderlinge plaatsgerichte competitie. Plaatsen met marktpotentie, komen proportioneel sterker in het vizier.

11 3. De ongelijke geografische ontwikkeling van het neoliberaal globaliseringsmodel De sociaal-ecologische effecten tweërlei: Wat we soms nogal neutraal ‘de externalisering van negatieve consequenties’ op milieu, mens en maatschappij noemen, is sterk onderhevig aan sociale en maatschappelijke processen van ‘ongelijke geografische ontwikkeling’. Wat we soms nogal neutraal ‘de externalisering van negatieve consequenties’ op milieu, mens en maatschappij noemen, is sterk onderhevig aan sociale en maatschappelijke processen van ‘ongelijke geografische ontwikkeling’. Globaal gezien staan we daarom voor het scenario waarbij de materiële doorstroom zodanig georganiseerd wordt dat 20% van de wereldbevolking zich 80% van die materiaalstromen ruimtelijk toe-eigent. Terwijl we deze sociaal-ruimtelijke patronen veelal als ‘de Noord-Zuidkloof’ benoem(d)en, zien we een toenemende verschuiving naar ‘een archipelmodel’. Er vormen zich kleine eilanden van rijkdom tussen achtergestelde ruimtes van armen en uitgeslotenen. Door die mechanismen van gedifferentieerd burgerschap en ruimtelijke selectiviteit, zien we dat bij de inbedding van materialen-, stof- en kapitaalstromen bepaalde sites en populaties bevoordeeld worden met de lusten- meestal door hun sterke koopkracht- ten nadele van andere sites en kwetsbare populaties die vooral de lasten afgewenteld krijgen. Door die mechanismen van gedifferentieerd burgerschap en ruimtelijke selectiviteit, zien we dat bij de inbedding van materialen-, stof- en kapitaalstromen bepaalde sites en populaties bevoordeeld worden met de lusten- meestal door hun sterke koopkracht- ten nadele van andere sites en kwetsbare populaties die vooral de lasten afgewenteld krijgen. De hoop dat de zelfregulerende markt en het vrij laten van kapitaalstromen, voor een 'sociaal' doordruppeleffect zal zorgen in het voordeel van die mensen aan de onderkant van de samenleving (het zogenaamde ‘trickle-downprincipe’) blijkt ijdel te zijn en ethisch onverantwoord; lijden op korte termijn legitimeert geen - potentieel- welzijn op lange termijn.

12 4. Van 'grenzen aan de groei' tot 'de groei van grenzen'! In tegenstelling tot het sociaal-ecologisch discours in de jaren ’70, dat gebaseerd was op ‘limits to growth’ en de problematisering van kapitalistische marktontwikkeling, is het duurzaamheidsdiscours sinds de jaren '80,zoals de ecologische moderniseringshypothese, steeds meer gefixeerd op ‘the growth of limits’ (Sachs, 1993). Dat duurzame ontwikkeling -of beter ‘duurzaamheid’- wezenlijk een emancipatorische praktijk voorstaat die inzet op de sociaal-ecologische strijd voor herverdeling van ecologische en sociale lusten en lasten binnen de biofysische grenzen en draagkracht van de planeet -en dus wezenlijk gaat om ‘rechtvaardige duurzaamheid’- verdwijnt daarmee uit het vizier.

13 4. Van 'grenzen aan de groei' tot 'de groei van grenzen'! Het bewustzijn van 'de grenzen aan de groei' kwam vooral centraal te staan door de publicatie van het rapport aan de Club van Rome in 1972. « Wanneer de trends in de groei van de wereldbevolking, industrialisering, vervuiling, voedselproductie en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen zich zouden doorzetten, zouden de grenzen nog vóór het jaar 2100 worden bereikt met de instorting van het wereldsysteem tot gevolg. De vaststelling van 'grenzen aan de groei' en biofysische eindigheid van de planeet Aarde, staat haaks op het blinde vooruitgangsgeloof en toonde de schaarste aan van natuurlijke voorzieningen (Meadows ea., 1972). » 3 centrale institutionele verschuivingen in het bewustzijn over Duurzame Ontwikkeling: 1. Terwijl de inkt van dit rapport nog nat was, werd de wereld echter geconfronteerd met de economische crisis van het midden van de jaren ’70. De Fordistisch-Keynesiaanse welvaartstaat kwam daardoor op gestage wijze onder druk te staan. Naast de aantasting van het prille bewustzijn dat er een biofysische eindigheid en 'grenzen aan de groei' zijn, wordt dus ook de sociale flank en de idee van structurele herverdeling door staatsinterventie getroffen. Het neoliberaal globaliseringsmodel focust namelijk op groeiende flexibiliteit, kenniseconomie en innovatie, op versterkte marktgerichte regulatie en versterkte onderlinge wedijver via plaatsgerichte competitie; dit in een institutionele context van overheden die toenemend door de lens kijken van de vrije markt. Deze omwenteling heeft vanzelfsprekend zijn impact op duurzame ontwikkeling. Vooral vanaf het in 1987 gepubliceerde Brundtland-rapport ‘Our Common Future’ onder leiding van Gro Harlem Brundtland verwaterde de oorspronkelijke idee van 'grenzen aan de groei' daardoor steeds meer in een onwerkbaar compromis tussen vrije markt en economische groei enerzijds en ecologische duurzaamheid anderzijds.

14 4. Van 'grenzen aan de groei' tot 'de groei van grenzen'! 2. De tweede mokerslag voor het idee van 'grenzen aan de groei' was de ‘United Nations Conference on Environment and Development’ of UNCED-conferentie van 1992 in Rio de Janeiro. Op deze Aardetop van Rio de Janeiro in 1992 werd het milieuvraagstuk gekoppeld aan mondiale rechtvaardigheid, maar ook aan de nood aan marktgerichte economische groei (zie: RIO-principe 12). De aanzet tot 'duurzame groei' wordt zo gegeven. Zowel de kapitalistische tredmolen van productie om de productie in het Westen houdt aan, alsook de mimetische strijd van het Zuiden (Sachs, 1993).Het is zelfs die garantie op een verdere groeidynamiek die sociale rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid zal brengen. Van Lokale Agenda 21, het wereldwijde lokale actieplan van Rio ’92, kwam ondanks het aanvankelijke enthousiasme, op langere termijn weinig in huis. 3. Deze pervertering van 'ontwikkeling-door-groei' wordt verder gezet op de RIO +5-top, in de milleniumdoelstellingen (MDG’s), op de World Summit on Sustainable Development van Johannesburg (de Rio+10-top) in 2002, tot op heden (Heynssens, 2008). “De strategie van duurzame ontwikkeling focust zich in die hele evolutie niet zozeer op de negatieve consequenties van economische groei op het leefmilieu maar op de effecten van ecologische degradatie op groei of potentiële groei. Vooral groei moet duurzaam blijven en niet het leefmilieu.” (Escobar, 1996). Vandaag wordt de term duurzame ontwikkeling met andere woorden gebruikt als een synoniem voor het 'oxymoronische' duurzame groei, gericht op betere en meer efficiënte martkintegratie (Jones & Jacobs, 2005).

15 5. Van sterke duurzaamheid naar zwakke duurzaamheid…. Duurzame ontwikkeling, zoveel is al duidelijk, ontvouwt zich te midden van een machtsarena waarin voortdurend een sociale strijd gevoerd wordt om de invulling van specifieke ruimtes. Daardoor is duurzaamheid ook altijd een kameleonbegrip dat verwikkeld is met verschillende talige interpretaties, met vertoogstrijd en dus ook met contradictorische agenda’s. Echter, het begrip duurzame ontwikkeling bevat daardoor ook de kiemen van democratische hervormingen, van sociale en economische gelijkheid en billijkheid alsook van een ontwikkeling die voorbij pure exploitatie gaat (Raco, 2005: 329). Politieke processen, zo stelt Maarten Hajer, ook die rond het duurzaamheidsbeleid, kunnen steeds opgevat worden als een strijd om “discursieve hegemonie”, waarbij actoren steun pogen te vinden voor hun werkelijkheidsdefinitie of discours (Hajer, 1995: 59). Elke werkelijkheidsdefinitie geeft niet alleen een nieuwe perspectief op de omliggende wereld, maar heeft ook meteen de potentie die wereld te veranderen naar het beeld van dat specifieke discours. Met discours wordt bedoeld “het geheel van ideeën, concepten en categorieën die betekenis geven aan sociale en fysieke/natuurlijke fenomenen, en die bovendien geproduceerd en gereproduceerd worden doorheen een set van sociale praktijken; wat duidt op een serie van ingebedde routines en wederzijds begrepen regels en normen” (Hajer 2004: 300). We kunnen van hegemonie spreken wanneer bepaalde waarden, ideeën en praktijken dusdanig dominant zijn geworden dat ze als ‘common sense’ of gedeelde verhaallijnen Met discours wordt bedoeld “het geheel van ideeën, concepten en categorieën die betekenis geven aan sociale en fysieke/natuurlijke fenomenen, en die bovendien geproduceerd en gereproduceerd worden doorheen een set van sociale praktijken; wat duidt op een serie van ingebedde routines en wederzijds begrepen regels en normen” (Hajer 2004: 300). We kunnen van hegemonie spreken wanneer bepaalde waarden, ideeën en praktijken dusdanig dominant zijn geworden dat ze als ‘common sense’ of gedeelde verhaallijnen

16 5. Van sterke duurzaamheid naar zwakke duurzaamheid…. Dit proces van discursieve hegemonie ontwikkelt zich specifiek rond de positionering tegenover dit neoliberaal globaliseringsmodel en marktgerichte ontwikkeling, die de voornaamste wig drijft tussen specifieke posities ten aanzien van duurzaamheid. 2 posities: Sterke en zwakke duurzaamheid.

17 5. Van sterke duurzaamheid naar zwakke duurzaamheid…. Sterke duurzaamheid: De conclusies van het rapport van de Club van Rome sluiten sterk aan bij de theorie van ‘sterke duurzaamheid'. Deze auteurs leggen de nadruk op de biofysische eindigheid van de planeet enerzijds en de idee van herverdeling van lusten en lasten die dient te gebeuren binnen die biofysische grenzen anderzijds. We zitten namelijk in een situatie van voortdurende ecologische ‘overshoot’. Onze economie verbruikt 25% méér dan de biocapaciteit van de aarde aan kan (Living Planet Report WWF, 2006). Kortom, men zaagt de tak door waarop men zit. Deze feiten staan haaks op de vanzelfsprekende vooruitgang en gangbare economische ontwikkeling zoals het neoliberaal globaliseringsmodel dat voorschrijft. In tegenstelling tot de grenzeloze wereld zonder materiële doorstroom, bekijken auteurs uit de sterke duurzaamheidsstroming (o.a. de ecologische economie en de politieke ecologie) de economie als ‘een subsysteem’ van het grotere Ecosysteem Aarde. Het overkoepelend streefdoel is kwalitatieve verbetering in plaats van kwantitatieve opstapeling. Concreet heet dit model voor sterke duurzaamheid een ‘steady state economy’ of ‘stationaire economie’, naar John Stuart Mill die in 1857 het begrip als eerste gebruikte. De manier om tot een stationaire economie te komen is door in te zetten op een dematerialisatie van de fysische doorstroom van materialen en energie (‘throughput’) doorheen de economie. In het wetenschappelijk jargon wordt hiernaar verwezen als 'Factor 10'. Dat betekent dat er 90% vermindering van materiële doorstroom (materialen, grondstoffen en fossiele brandstoffen) moet komen afhankelijk van specifieke positie. Het systeem werkt op basis van drie op elkaar aansluitende concentrische cirkels: (1) De biofysisch optimale schaal bepalen (natuurlijke grenzen), (2) sociale rechtvaardigheid via herverdeling en (3) allocatie of toewijzing waarin de markt kan werken (Daly & Cobb, 1990; Daly, 1977).

18 5. Van sterke duurzaamheid naar zwakke duurzaamheid…. Zwakke duurzaamheid: Het bestaande neoliberale marktgerichte ontwikkelingmodel wordt niet in vraag wordt gesteld. Hieronder worden ‘duurzame en slimme groeidiscours en- praktijken’ geplaatst, waarin het behoud van natuurlijke grondstoffen en voorzieningen een voorwaarde vormt voor economische groei. Men verwijst hier meestal samenvattend naar als ‘de ecologische moderniseringshypothese’. Voorstanders benadrukken de onproblematische compatibiliteit of ‘win-winsituatie’ tussen economische groei, sociale vooruitgang en ecologische duurzaamheid. De ondertussen beroemde mantra die hierbij aansluit is “people-planet-profit”. Om dat te verwezenlijken zijn er twee strategieën: Ten eerste wordt ze ingezet op technologische modernisering. Het geloof primeert dat dit het materiaalverbruik zou doen dalen en de vervuiling sterk zou verminderen (Christoff, 1996). Ten eerste wordt ze ingezet op technologische modernisering. Het geloof primeert dat dit het materiaalverbruik zou doen dalen en de vervuiling sterk zou verminderen (Christoff, 1996). Bovendien, en dit ten tweede, primeert het geloof in de vrije marktmechanismen als oplossing voor de ecologische crisis. Schaarse goederen zouden het best verdeeld worden door het transparante marktmechanisme van vraag en aanbod; aangedreven door een amalgaam van geatomiseerde en rationeel kiezende individuen met logische preferenties. Dit marktmechanisme, zo klinkt het, zorgt steeds voor een (tijdelijk) evenwicht of optimale situatie. Bovendien, en dit ten tweede, primeert het geloof in de vrije marktmechanismen als oplossing voor de ecologische crisis. Schaarse goederen zouden het best verdeeld worden door het transparante marktmechanisme van vraag en aanbod; aangedreven door een amalgaam van geatomiseerde en rationeel kiezende individuen met logische preferenties. Dit marktmechanisme, zo klinkt het, zorgt steeds voor een (tijdelijk) evenwicht of optimale situatie. Overheidsingrijpen in dit zelfregulerend marktmechanisme is ofwel ongewenst of moet zo beperkt mogelijk zijn. Allerhande obstructies moeten daarom (door politieke interventie weliswaar- wat de neoliberale globalisering ‘uiterst’ politiek maakt) uit de weg geruimd worden in de queeste voor een zuivere en heldere marktwerking (Boldeman, 2007). Omdat natuurlijke voorzieningen schaars zijn, zou dit vraag- en aanbodmechanisme de prijzen omhoog duwen, waardoor het natuurlijk kapitaal dus niet zou worden aangetast. Deze auteurs uit de zwakke duurzaamheidsstroming verdedigen daarnaast ook financiële compensaties voor ecologisch destructieve effecten; dit op basis van taksen, compensaties, verhandelbare uitstootrechten enz. Verschillende auteurs spreken samenvattend van 'een vergroening van het kapitalistisch marktmodel'.

19 6. Een 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Een reële tegenstrategie zal zich echter moeten voltrekken via sociaal-ecologische strijd in de praktijk. Een reële tegenstrategie zal zich bovendien ook moeten voltrekken via sociaal-ecologische strijd in de praktijk. Maatschappelijke transformatie is namelijk bij uitstek samen te vatten met de term ‘praxis’. Om die praktijk van rechtvaardige duurzaamheid dichterbij te brengen, bespreken we als illustratief derde duurzaamheidsmodel de contra-hegemonische strijd van de “Environmental Justice Movement” (EJM) (‘ecological justice’ in de Verenigde Staten of ‘just sustainability’ in het Verenigd Koninkrijk) (Bullard, 1994). We menen dat we kunnen leren uit haar sociaal-ecologische strijd voor rechtvaardige duurzaamheid. Maatschappelijke transformatie is namelijk bij uitstek samen te vatten met de term ‘praxis’. Om die praktijk van rechtvaardige duurzaamheid dichterbij te brengen, bespreken we als illustratief derde duurzaamheidsmodel de contra-hegemonische strijd van de “Environmental Justice Movement” (EJM) (‘ecological justice’ in de Verenigde Staten of ‘just sustainability’ in het Verenigd Koninkrijk) (Bullard, 1994). We menen dat we in Vlaanderen kunnen leren uit haar sociaal-ecologische strijd voor rechtvaardige duurzaamheid.

20 6. Een 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Het betoog over ‘rechtvaardige duurzaamheid’ sluit sterk aan bij het pleidooi voor sterke duurzaamheid. Centraal staat “het streven naar een betere levenskwaliteit voor de huidige en de toekomstige generatie op een sociaal rechtvaardige manier, en dit binnen de grenzen van de ecologische draagkracht van het ecosysteem” (Ageyman, Bullard & Evans, 2003; Bullard, Evans & Agyeman, 2004: 2). Dergelijke vormen van rechtvaardige duurzaamheid gaan daardoor voorbij aan het bestaande status quo binnen de contouren van marktconformisme en zwakke duurzaamheid (Marcuse, 1998; Rodriguez, 1999). Echter, de meerwaarde van 'rechtvaardige duurzaamheid' is de expliciete nadruk op 'sociale strijd' als de motor van verandering. Macht is daarbij geenszins negatief. Binnen deze processen van sociaal-ecologische strijd, stelt macht mensen in staat te handelen (Flyvbjerg, 2001; Forester, 1993).

21 6. Een 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Robert Bullard en Hazel Johnson worden gezien als de grondleggers van ‘the Environmental Justice movement’ in de VS. Robert Bullard werkte 20 jaar samen met verschillende grassrootsbewegingen, zowel Afro-Amerikanen uit de zogenaamde ‘cancer alley’, de chemische industriële corridor tussen Baton Rouge, New Orleans en Los Angeles, alsook met de Native Americans van Prairie Island (MN) en de Latino gemeenschappen van New River in Zuid-Californië, waar de maquiladores langs de VS-Mexicogrens aan chemische dumping doen. Deze beweging van ‘real people in real places’ (Blowers, 2003: 71) ontstond als reactie van perifere etnische minderheden en sociaal-economisch achtergestelde groepen die door ecologische dumping, ongelijke ruilverhoudingen, roofbouw, enz. de ecologische onrechtvaardigheid aan den lijve ondervonden. Zoals deze groepen zelf stellen; “race matters, place matters!”. Deze sociaal onrechtvaardige en ecologisch destructieve dumping illustreert met andere woorden de ‘ongelijke geografische ontwikkeling’ die inherent is aan neoliberale en andere kapitalistische ontwikkelingsprocessen.

22 6. Een 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd De EJM-beweging is ontstaan in 1984 als een samenvloeiing van de armenbewegingen, mensenrechtenbeweging en ecologische beweging. De inzet was de Warren County PCB Landfill die zou gebruikt worden als dumpingsplaats voor schadelijke stoffen,. op een plaats waar de bevolking voor 84% uit arme Afro-Amerikanen bestond. Alhoewel 500 mensen gearresteerd werden en de stortplaats er toch kwam, was dit het eerste grassroots protest voor ecologische rechtvaardigheid. Gesteund door de ‘United Church of Christ. Het gaat de environmental justice movement zowel om een rechtendiscours waarin verdelende ecologische rechtvaardigheid (wie krijgt welk deel van de lasten?) centraal staat als om een politieke machtsanalyse van rechtvaardigheid (wie bepaalt wie welke lasten krijgt, wanneer en waarom?) (Bullard & Johnson, 2000: 559). Sindsdien wordt ‘Environmental justice’ gedefinieerd als een conditie waarin ecologische risico’s en ecologische lusten en lasten zowel als de toegang tot natuurlijke voorzieningen en milieuvoordelen gelijk verdeeld zijn. Hierbij is gelijke toegang tot informatie en politieke participatie noodzakelijk om reële impact te hebben op de politieke beslissingsprocessen.

23 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Enkele succesen van de EJM: Op 27 september 1991 kwam ‘The First National People of Color Environmental Justice Summit’ bijeen waar 17 principes voor ecologische rechtvaardigheid werden opgesteld Op 27 september 1991 kwam ‘The First National People of Color Environmental Justice Summit’ bijeen waar 17 principes voor ecologische rechtvaardigheid werden opgesteld gevolgd door een tweede in 2002 in Washington DC. gevolgd door een tweede in 2002 in Washington DC. In 2007 lanceerde de Commission for Racial Justice een laatste rapport "Toxic Wastes and Race at Twenty”. In 2007 lanceerde de Commission for Racial Justice een laatste rapport "Toxic Wastes and Race at Twenty”.

24 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Deze sociaal-ecologische strijd beperkt zich niet tot het Noorden. Ook in het Zuiden zijn grassroots ecologische bewegingen actief die eenzelfde politiek perspectief delen op sociaal-ecologische verandering, klimaatswijziging en duurzame ontwikkeling. De nadruk van dit ‘environmentalism of the poor’ ligt op ecologische verdelingsconflicten, de grenzeloze trend van accumulatie, de ongelijke verdeling van ecologische lusten en lasten, de totale commodificatie van de natuur en de ongelijke geografische ontwikkeling. Opgejaagd door een economie die in alle uithoeken van de aarde op zoek gaat naar grondstoffen en daardoor deze ecologische conflicten zal aanscherpen, zal deze beweging aan belang toenemen (Martinez-Alier, 2002). Voorbeelden van de strijd voor rechtvaardige duurzaamheid in het Zuiden zijn de strijd van de Ogoni in de Nigerdelta tegen de exploitatie van het zwarte goud (olie) en de milieuvervuiling door Shell (Watts, 1998), de Green Belt Movement in Kenia van Wangari Mataai, de strijd in India tegen de bouw van de Namaradam van Arundhati Roy, de Zuid-Afrikaanse strijd van een netwerk tussen EJNF (Environmental Justice Network Forum), Earthlife Africa en Groundlife tegen de water-en luchtvervuiling van het staalbedrijf ISCOR (Cock, 2006) enz.

25 3 de positie: « rechtvaardige duurzaamheid » en sociaal-ecologische strijd Enkele gemeenschappelijke kenmerken van de EJM: Deze EJM legt ten eerste de nadruk op het belang van de (bedreigde) levensnoodzakelijke systemen en de ecologische veiligheid van de gemeenschap. De monetaire ‘valorisatie’ en de dominantie van de ruilwaarde van het neoliberaal globaliseringsmodel is voor hen onverenigbaar met zowel de biofysische basis en reële biofysische temporaliteit van de economie alsook met de lokale gebruikswaarde van grondstoffen en handel (Martinez-Alier, 2003). Door de nadruk te leggen op de gebruikswaarde, op de biofysische basis en temporaliteit van de economie, proberen deze bewegingen alvast een tegenvertoog over ontwikkeling centraal te stellen Deze EJM legt ten eerste de nadruk op het belang van de (bedreigde) levensnoodzakelijke systemen en de ecologische veiligheid van de gemeenschap. De monetaire ‘valorisatie’ en de dominantie van de ruilwaarde van het neoliberaal globaliseringsmodel is voor hen onverenigbaar met zowel de biofysische basis en reële biofysische temporaliteit van de economie alsook met de lokale gebruikswaarde van grondstoffen en handel (Martinez-Alier, 2003). Door de nadruk te leggen op de gebruikswaarde, op de biofysische basis en temporaliteit van de economie, proberen deze bewegingen alvast een tegenvertoog over ontwikkeling centraal te stellen De vorming van een gedeelde belangen-‘gemeenschap’ staat voorop. Die gedeelde belangengemeenschap functioneert als een mobiliserend ‘weapon of the weak’ (Scott, 1985 In: Staecheli, 2008: 18). De vorming van een gedeelde belangen-‘gemeenschap’ staat voorop. Die gedeelde belangengemeenschap functioneert als een mobiliserend ‘weapon of the weak’ (Scott, 1985 In: Staecheli, 2008: 18). Deze ecologische groepen hanteren ten derde ook sociaal-fysische begrippen zoals ‘ecologische schuld’ die de asymmetrische machtsrelaties en het ‘schuldmodel’ omkeren. Het zet alvast de scheefgetrokken ecologische ruilvoorwaarden en ongelijke verdeling van lasten in de kijker (Martinez- Alier, 2003). In tegenstelling tot de ecologische moderniseringshypothese die marktconform is, stelt de EJM de sociale en ecologische conflicten en contradicties centraal die inherent zijn aan het neoliberaal systeem en andere kapitalismen. Deze ecologische groepen hanteren ten derde ook sociaal-fysische begrippen zoals ‘ecologische schuld’ die de asymmetrische machtsrelaties en het ‘schuldmodel’ omkeren. Het zet alvast de scheefgetrokken ecologische ruilvoorwaarden en ongelijke verdeling van lasten in de kijker (Martinez- Alier, 2003). In tegenstelling tot de ecologische moderniseringshypothese die marktconform is, stelt de EJM de sociale en ecologische conflicten en contradicties centraal die inherent zijn aan het neoliberaal systeem en andere kapitalismen. De gedeelde noemer van de EJM is de sociale strijd tegen ‘de ongelijke geografische ontwikkeling’ en ‘gedifferentieerd burgerschap’, waarbij bepaalde sites en kwetsbare burgers de lasten afgewenteld krijgen, terwijl andere plaatsen worden bevoordeeld door de aanwezigheid van koopkrachtige groepen die zich de lusten van het door-kapitaal-gestuurd ontwikkelingsproces toe-eigenen. De gedeelde noemer van de EJM is de sociale strijd tegen ‘de ongelijke geografische ontwikkeling’ en ‘gedifferentieerd burgerschap’, waarbij bepaalde sites en kwetsbare burgers de lasten afgewenteld krijgen, terwijl andere plaatsen worden bevoordeeld door de aanwezigheid van koopkrachtige groepen die zich de lusten van het door-kapitaal-gestuurd ontwikkelingsproces toe-eigenen. Om deze ruimtelijk ingebedde lasten te contesteren op de specifieke plaatsen waar ze leven en hun agenda van rechtvaardige duurzaamheid waar te maken, moeten deze grassroots bewegingen de beperking van hun strijd tot het lokale schaalniveau (‘het militant particularisme’) verbreden door hun lokale problematiek te verbinden met verschillende andere ruimtes, locaties en schaalniveaus (Harvey, 1996: 399).

26 Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen? Ook bij ons lijkt duurzame ontwikkeling namelijk beperkt tot de post-politieke interpretatie ervan die daardoor in praktijk aansluit op het marktgerichte ontwikkelingsmodel. De sterke begripsverwarring speelt bovendien de marktbenaderingen van duurzaamheid sterk in de kaart. En toch, wanneer we ‘rechtvaardige duurzaamheid’ echter definiëren als de sociale strijd voor een betere levenskwaliteit voor de huidige en de toekomstige generatie op een sociaal rechtvaardige manier, en dit binnen de grenzen van de ecologische draagkracht van het ecosysteem, dan kan dit begrip ook in Vlaanderen ingang vinden. “Rechtvaardige duurzaamheid” heeft ook bij ons nood aan een politiserende invulling, getekend door onophoudelijke 'ruimtelijk ingebedde' sociaal- ecologische strijd. De vraag is elke keer: “wie kan zich een bepaalde ruimte toe-eigenen en naar welk beeld wordt die ruimte gevormd?”. Omdat macht en sociale verhoudingen hierin de hoofdrol spelen, is het des te belangrijker dat het welzijnswerk en sociale bewegingen deze sociale (wan- )verhoudingen ombuigen in de richting van de emancipatorische praktijk van 'rechtvaardige duurzaamheid'.

27 Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen? Enerzijds ontwikkelt zich het idee vanuit het Vlaamse beleid van 'Vlaanderen distributieland', ingeschreven in het “Vlaanderen in Actie-plan” dat erop mikt van Vlaanderen de logistieke draaischijf van Europa te maken. Hierdoor moet Vlaanderen op het competitiespoor worden gezet om de 5de regionale positie in Europa te behalen. Wat is de ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid echter van dit Vlaamse Competitiemodel? Dit beleid mondt uit in projecten zoals de Oosterweelverbinding, het Economisch Netwerk Albertkanaal en de plannen voor de verbreding van het Schipdonkkanaal, de uitbreiding van de havens van Antwerpen, Gent en Brugge die een verdieping, uitbreiding of een verbreding vragen van de kanalen en sluizennetwerk.

28 Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen? De effecten zijn dubbel. Enerzijds zien we de verdere aantasting van lokale natuurlandschappen en open ruimte. Anderzijds zien we de druk verhogen op de leefbaarheid van de kanaaldorpen. Verschillende actiegroepen komen op voor de leefbaarheid van hun dagelijkse leefomgeving. Enkele voorbeelden zijn “t Groot Gedelf” tegen de verbreding van het Schipdonkkanaal, of actiegroep “Red de Keer” actief tegen verdwijnen van landbouwgebied de Keer door komst van Economisch Netwerk Albertkanaal en de bewonersgroepen van de Gentse havendorpen tegen de groeiende transportdruk door de groei van de Gentse haven. Tegen die achtergrond volgt “de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling” (VSDO) vooral het “people-planet-profit”-principe van de ecologische moderniseringshypothese waardoor het makkelijk in het economisch groeiverhaal kan worden ingepast.

29 Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen? Anderzijds beleven de Vlaamse steden 'een stedelijke renaissance'. Daarvoor worden ze steeds sterker geconverteerd naar post-industriële knooppunten in een globale interstedelijke competitieslag. Om de harde economische competitielogica te camoufleren, wordt een vorm ecologische moderniseringstheorie aanhangig gemaakt in het stedelijke 'duurzame' ontwikkelingsdiscours die weinig te zien heeft met “rechtvaardige duurzaamheid”; namelijk de theorie van “Smart Growth” of “Slimme Groei”. Hierbij wordt duurzaamheid veelal beperkt tot de ecologische aspecten, maar de sociale poot van herverdeling en sociale rechtvaardigheid ontbreekt vaak. Dit stedelijk ontwikkelingsmodel, dat ook Vlaams wordt aangestuurd, geeft steeds meer aanleiding tot specifieke grootschalige stadsontwikkelingsprojecten, waardoor de prioritaire woonnood én slechte woningvoorraad in de 19de eeuwse gordels rond de stadskernen wordt verdrongen. Hier ligt nog een enorme kans voor rechtvaardige duurzaamheid van onderop. “Leefbaarheid”, in de zin van gezonde en kwalitatieve woningen, betaalbare energie door voldoende isolatie, en gelijke toegang tot publieke diensten hangt onvermijdelijk samen met de sociale achtergrond en klasse van mensen. Bij de huidige (gentrificerende) stads- en wijkontwikkeling die zich steeds sterker richt op de middenklasse, zijn ook ruimtelijke selectiviteit en gedifferentieerd burgerschap merkbaar. Die ruimtes die een groot marktpotentieel hebben in wijken en meer kapitaalkrachtige groepen kunnen aantrekken, worden ontwikkeld, in de hoop dat dit de “zelfregeneratie” van buurten zal op gang brengen. Het beleidssubject is hierbij niet prioritair de lokale bevolking of lagere inkomensgroepen en de slecht kwalitatieve woningen. Er wordt vooral gemikt op groepen en actoren die nog niet in de buurt wonen zoals een kapitaalkrachtige suburbane klasse, toeristen, projectontwikkelaars en investeerders die de exogene groei kunnen inzetten.

30 Welke rechtvaardige duurzaamheid voor Vlaanderen? In bovenstaande praktijken ligt nog een enorm potentieel voor een agenda van rechtvaardige duurzaamheid in Vlaanderen, zowel voor actoren als Samenlevingsopbouw, buurtwerk, grassrootsbewegingen, als voor beleidsactoren. Proberen mensen en groepen achter een gedeelde noemer te krijgen, nieuwe discours te vormen die de sociale verhoudingen en de schuldvraag ombuigen en hun lokale strijd te « up-scalen »! Als duurzame ontwikkeling geen sociaal en ecologisch rechtvaardig antwoord heeft voor die mensen aan de onderkant van de samenleving alsook voor diegenen die de lasten en het fijn stof van de huidige economische (stads-)ontwikkeling slikken, dan is het zeker geen ‘rechtvaardige duurzaamheid’.


Download ppt "Duurzame ontwikkeling geprangd tussen post-politieke consensus en de emancipatorische strijd voor 'rechtvaardige duurzaamheid' Pascal Debruyne (MENARG)"

Verwante presentaties


Ads door Google