De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

1 Hoofdstuk 6 Investeringsselectie. 2 Bepalen investeringsbedrag Kasstroom = cashflow Kasstroom = winst + afschrijvingen Of Ontvangsten – uitgaven (vanwege.

Verwante presentaties


Presentatie over: "1 Hoofdstuk 6 Investeringsselectie. 2 Bepalen investeringsbedrag Kasstroom = cashflow Kasstroom = winst + afschrijvingen Of Ontvangsten – uitgaven (vanwege."— Transcript van de presentatie:

1 1 Hoofdstuk 6 Investeringsselectie

2 2 Bepalen investeringsbedrag Kasstroom = cashflow Kasstroom = winst + afschrijvingen Of Ontvangsten – uitgaven (vanwege project) Investeringen: Uitbreidings (Expansie): ->extra Vervangings (CAPEX): ->ipv Investeringsbegroting: Extra vaste activa en vlottende activa bij “project” Creditmanagement = debiteurenbeheer Cash management = kasbeheer

3 3 Investeringsbeoordeling: Welke investeringsproject ga je kiezen op basis van: 1.terugverdienperiode (pay back period) 2.Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (accounting rate of return) 3.Netto contante waarde (Discounted Cash Flow) 4.Interne rentabiliteit (internal rate of return)

4 4 Het bedrijf wenst een vergoeding van 8% per jaar. Project 1. Investering: € 400.000 Cashflow € 100.000 ; 5 jaar lang aan eind van het jaar Project 2. Investering € 350.000 Cashflow € 50.000 1e jaar; daarna elk jaar € 25.000 meer; 5 jaar lang.

5 5 Project 1. 100 100 100 100 100 |----------|----------|----------|----------|----------| 1 2 3 4 5 -400. p = 8% S.I. Terugverdienperiode: Investering: € 400.000 Terugverdiend in jaar 4. TVP = 4 jaar

6 6 Project 2. 50 75 100 125 150 |----------|----------|----------|----------|----------| 1 2 3 4 5 -350. p = 8% S.I. Terugverdienperiode: Investering: € 350.000 Terugverdiend in jaar 4. TVP = 4 jaar

7 7 terugverdientijd De terugverdientijd is de periode die voorbij gaat tot het oorspronkelijke investeringsbedrag helemaal is terugontvangen uit de cashflows van een project. nadelen: Er wordt alleen gekeken naar liquiditeit en niet naar rentabiliteit. De kasstroom na de terugverdientijd speelt niet meer mee. Men gaat hierbij niet uit van het tijdstip van de kasstroom

8 8 2. De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit Project 1. 100 100 100 100 100 |----------|----------|----------|----------|----------| 1 2 3 4 5 -400.p = 8% S.I. gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit = gemiddelde winst per jaar/ gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Investering: € 400.000 Totale kastroom: € 500.000 Winst = € 100.000 Gemiddelde winst is 100.000/5 = € 20.000 Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (400.000 + 0)/ 2 = € 200.000 GBR: 20.000/200.000 = 10%

9 9 Project 2. 50 75 100 125 150 |----------|----------|----------|----------|----------| p = 8% S.I. 1 2 3 4 5 -350. Investering: € 350.000 Totale kasstroom: € 500.000 Winst = € 150.000 Gemiddelde winst is 150.000/5 = € 30.000 Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (350.000 + 0)/ 2 = € 175.000 GBR= 30.000/175.000 = 17,143%

10 10 Netto contante waarde Project 1. 100 100 100 100 100 |----------|----------|----------|----------|----------| p = 8% S.I. 1 2 34 5 -400. Cw = 100.000 x a 5┐8 = 100.000 x 3,99271 = € 399.270,- Of Financiële of Grafische rekenmachine: End (postnumerando); PMT – 100; N : 5; P :8; PV = (present value) Netto Contante Waarde = Contante waarde (tegen gewenste vergoeding) - Investering Netto Contante Waarde = 399.270 – 400.000 = € 730 negatief

11 11 Project 2. 50 75 100 125 150 |----------|----------|----------|----------|----------| p = 8% S.I. 1 2 3 4 5 -350.000 CW = 50/(1,08) + 75/(1,08)2 + 100/(1,08)3 + 125/(1,08)4 + 150/(1,08)5 = 46.296,30 + 64.300,41 + 79.383 + 91.878,73 + 102.087,48 = 383.945,92 In Excel: HW mbv TW etc Netto Contante Waarde = 383.945- 350.000 = € 33.945

12 12 Interne rentevoet De interne rentabiliteit is de disconteringsvoet waarbij de contante waarde van de verwachte cashflows gelijk is aan het investeringsbedrag. Project 1. 100 100 100 100 100 |----------|----------|----------|----------|----------| p = ? S.I. 1 2 3 4 5 -400.000 End PMT = 100.000 PV= -400.000 N= 5 P = 7,93083 %

13 13 Project 2. 50 75 100 125 150 |----------|----------|----------|----------|----------| p = ?% S.I. 1 2 3 4 5 -350.000 CW = 50/(1+i) + 75/ (1+i)2 + 100/(1+i)3 + 125/(1+i)4 + 150/(1+i)5 CW = 50/(1+i) + 75/ (1+i))2 + 100/(1+i)3 + 125/(1+i)4 + 150/(1+i)5 CW (PV) = 350.000 Trial en error Of via de grafische rekenmachine of Excel: 11,04%

14 14 De netto contante waarde en de interne rentevoet als selectiecriterium NCW en IRR zijn goede selectiecriteria maar: De investeringsbedragen kunnen verschillen A:B: C: I: 500.000750.0001.000.000 CF:175.000250.000 300.000 NCW: 163.250197.500 137.000 IRR: 22,1%19,86%15,2% Project A lijkt het gunstigst, maar kun je project A 2 keer uitvoeren? Kun je de vrijgekomen cashflows tegen dezelfde rentabiliteit opnieuw investeren? Kun je een project meerdere keren in de tijd uitvoeren?


Download ppt "1 Hoofdstuk 6 Investeringsselectie. 2 Bepalen investeringsbedrag Kasstroom = cashflow Kasstroom = winst + afschrijvingen Of Ontvangsten – uitgaven (vanwege."

Verwante presentaties


Ads door Google