De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Methoden in IDU week 2 Resumé vorige week

Verwante presentaties


Presentatie over: "Methoden in IDU week 2 Resumé vorige week"— Transcript van de presentatie:

1 Methoden in IDU week 2 Resumé vorige week
Eerste verkenning van onderzoek Kwantitatieve methoden Kwalitatieve methoden Kwalititatief onderzoek nader toegelicht Afronding en resumé

2 Structuur van een onderzoek
Eéndimensionale aanpak Alleen en onderzoekje

3 Iets over Theorievorming
Exploratiefase (data leren kennen) 1ste codering (toekennen van nodes) eerste selektie van materiaal structureren van codes Specificatiefase (aktief werken met data en analyse) boomstructuur op punt stellen inhoudelijke betekenis van nodes zoeken verbanden (links) tussen nodes tekst en index searches definities (oa literatuur) en memo’s verwerken Reductiefase (centraal begrip van theorie bepalen) resultaten neerschrijven theorie bouwen Integratiefase (toetsen enkaderen van theorie) vergelijken met literatuur (ondersteuning / tegenstellingen)

4 De structuur van de Probleemstelling!

5 Begrippen in de probleemstelling:
Eenheidsbegrip: eenheid over wie of wat je uitspraken ga doen Eenheden vormen je populatie, waaruit je waarschijnlijk een steekproef gaat trekken Eigenschapsbegrip: kenmerken van iemand, van een object, situatie of proces Eigenschappen ga je meten en worden variabelen als de begrippen in concreet waarneembare termen zijn vertaald

6 Uitwerken begrippen Een voorbeeld om conceptuele begrippen uit te werken.

7 Een methode is betrouwbaar:
naar de mate waarin ze tendeert dezelfde uitkomsten te geven, onafhankelijk van toevalligheden oftewel Naar de mate waarin ze leidt tot resultaten die tenderen vrij te zijn van niet- systematische (toevallige ) fouten.

8 Een methode is valide: naar de mate waarin ze tendeert de ware, bedoelde realiteit aan het licht te brengen oftewel naar de mate waarin ze leidt tot resultaten die tenderen vrij te zijn van systematische fouten.

9 Validiteit en betrouwbaarheid
Betrouwbaar en valide Niet betrouwbaar en niet valide Betrouwbaar maar niet valide

10 Meetniveaus in de praktijk
In de praktijd volstaat een eenvoudiger ook: Nominaal niveau Ordinaal niveau Continu niveau Waarbij continu niveau een samenvatting is van ratio, interval, en absoluut. Deze indeling wordt onder meer gebruikt in SPSS. Ze werkt evengoed, omdat het voor de meeste statistische analyses geen verschil maakt of je ratio, interval of absoluut hebt gemeten.

11 Variabelen Onafhankelijke variabele Afhankelijke variabele
Gecontroleerd door onderzoeker Afhankelijke variabele Varieert in functie van onafhankelijke variabele Gecontroleerd door de onderzoeker Interveniërende variabelen = Alle andere invloeden die niet worden gecontroleerd of gemeten en die (ongeweten) effekt hebben op afhankelijke variabele Random fout (vb. gemoedstoestand, temperatuur, …) Constante fout (vb. “parallelle test” eenvoudiger, altijd complexe stimulus links aanbieden) Verwarrende variabele (confounding variable) koffie, seizoen, lawaai als samen met onafhankelijke variabele ook een verwarrende variabele varieert kan men niet besluiten of onafhankelijke dan wel verwarrende variabele (mede)oorzaak is van variatie in afhankelijke variabele

12 Kwaliteitscriteria aan onderzoek (ers)
Betrouwbaarheid Goede methoden en meetinstrumenten gebruiken om fouten te vermijden (standaardisering en herhaling zijn goede remedie) en bereken de betrouwbaarheid middels een correlatiecoëfficiënt (≥.7) Interne Validiteit Voorkom fouten in causale relaties in het onderzoek Externe Validiteit Resultaten zijn generaliseerbaar naar andere groepen Begripsvaliditeit Voorkom ‘systematische fouten’ door goed te operationaliseren

13 De twee onderzoeksstrategiën
Kwantitatief onderzoek grootschalig onderzoek statistisch betrouwbare cijfermatige gegevens wel representatief, daarmee proberen de werkelijkheid te benaderen Kwalitatief onderzoek Werkt met kwalitatieve begrippen kleinschalig onderzoek, beperkt aantal interviews niet representatief

14 Kwalitatief Onderzoek
Onderzoek waarbij je overwegend gebruik maakt van gegevens van kwalitatieve aard en dat als doel heeft onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen en personen te beschrijven en te interpreteren. Kwantitatieve gegevens = frequentie, omvang en hoeveelheid Kwalitatieve gegevens = Hebben betrekking op kwaliteiten zoals aard, waarde en eigenschappen 14

15 WANNEER KWALITATIEF ONDERZOEK?
Probleemstelling is kwalitatief De onderzoeksproblematiek is nieuw De onderzoeksproblematiek is complex/onoverzichtelijk De onderzoeksgroep is moeilijk te bereiken of te benaderen Als het wordt uitgevoerd ter voorbereiding van kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek Hypothese-vormend Kwantitatief onderzoek Hypothese-toetsend 15

16 Kwalitatief onderzoek
Complexe situatie Verschijnselen in hun natuurlijke context Holistisch beeld Rol van theorie Zoeklicht (interpretatie) of ontwikkeling nieuwe theorie Betekenisverlening van verschijnselen Analyse inductief: van bijzonder naar algemeen Rol van onderzoeker: Betrokkenheid en distantie Instrument van dataverzameling Aanpak Cyclisch proces: verzamelen en analyseren gegevens Zich ontwikkelend ontwerp Validiteit, bijv. geobserveerd en gerapporteerd gedrag (triangulatie)

17 Fasen in kwalitatief onderzoek
Vraagstelling (voorlopig) Gegevens verzamelen Gegevens verwerken/transcriberen Gegevens analyseren Vraagstelling aanscherpen (nadere analyses) Conclusies en Rapportage

18 METHODEN KWALITATIEF ONDERZOEK
KENMERKEN DATAVERZAMELING KWALITATIEF ONDERZ. FLEXIBILITEIT IN AANPAK FLEXIBILITEIT IN VOLGORDE ONDERWERPEN GERINGE STANDAARDISATIE EN STRUCTURERING GELIJKTIJDIGE DATAVERZAMELING EN ANALYSE INTENSIEF CONTACT ONDERZOEKER EN ONDERZOCHTE METHODEN KWALITATIEF ONDERZOEK individuele/open interviews groepsdiscussie (participerende) observatie 18

19 Het individuele interview
WAT IS EEN OPEN INTERVIEW? MINDER GESTRUCTUREERD /ONGESTRUCTUREERD VAAK ALLEEN EEN BEGINVRAAG EN EEN TOPICLIJST FACE-TO-FACE GOED LUISTEREN EN DE JUISTE VRAGEN STELLEN IS DE ESSENTIE VAN EEN GOED INTERVIEW VERBALE EN NON-VERBALE INFORMATIE DIEPGANG KOST VEEL TIJD 19

20 WANNEER GEBRUIK OPEN INTERVIEWS?
IDEEËN, OPVATTINGEN EN ERVARINGEN NIEUWE PROBLEMATIEK COMPLEXE PROBLEMATIEK GEVOELIG ONDERWERP VOORBEREIDING OP KWANTITATIEF ONDERZOEK VERDIEPING VAN KWANTITATIEF ONDERZOEK 20

21 VERSCHILLEN TUSSEN OPEN INTERVIEW EN GESTRUCTUREERDE INTERVIEW
VRAGEN EN ANTWOORDEN VOLGORDE VRAGEN VEREISTE VOORKENNIS MATE WAARIN GEÏNTERVIEWDE VRIJ KAN ANTWOORDEN AANTAL RESPONDENTEN EISEN VERBAAL VERMOGEN GEÏNTERVIEWDE VERWERKINGSTIJD GEGEVENS BELANG KWALITEIT INTERVIEWER 21

22 WERVING RESPONDENTEN VUISTREGEL: + 20 INTERVIEWS - principe van dataverzadiging MEESTAL SELECTE STEEKPROEF - bijv. sneeuwbal steekproef HOGERE RESPONSE DOOR: BRIEF vooraf (VERVOLGENS) TELEFOONGESPREK BENADRUK PERSOONLIJK- OF MAATSCHAPPELIJK en/of HET ONDERZOEKSBELANG BELONING (wees daar overigens voorzichtig mee) 22

23 OPSTELLEN INTERVIEWLEIDRAAD
OPZET OPEN INTERVIEW OPSTELLEN INTERVIEWLEIDRAAD BASIS: PROBLEEMSTELLING EN DEELVRAGEN VERDIEPING ONDERWERP DOOR DESK RESEARCH VOLGORDE ONDERWERPEN? PERSOONSGEGEVENS NEUTRALE TOPICS EERST, DAARNA MOEILIJKE CHRONOLOGISCHE VOLGORDE BREDE BEGINVRAAG -> SMALLERE SUBVRAGEN 23

24 MAKEN VAN EEN INTERVIEWSCHEMA
BENODIGDE MIDDELEN ALGEMENE INSTRUCTIES BEGINVRAAG/ALTERNATIEVE BEGINVRAAG SPECIFIEKE VRAAGINSTRUCTIE RUIMTE VOOR AANTEKENINGEN 24

25 Training van de interviewers
DOEL & ONDERWERP ONDERZOEK IS DUIDELIJK VOLDOENDE ACHTERGROND INFORMATIE KENNIS VAN INTERVIEWTECHNIEKEN 25

26 Inleiding op het interview!
Creëer een ontspannen sfeer Vertel je doel, de wijze waarop je dat wilt bereiken, hoe je met de gegevens omgaat, de anonimiteit waarborgt, de duur van het interview, enz. Respondernt verteld iets over zichzelf. 26

27 Het interview zelf STIMULEER DE RESPONDENT OM ZIJN VERHAAL TE VERTELLEN, STA OPEN VOOR….. LUISTER ACTIEF LET OOK OP JE EIGEN (NON)VERBALE GEDRAG ALTERNATIEVEN VRAGEN ZOVEEL MOGELIJK OOGCONTACT DOORVRAGEN STILTES HANTEREN MAAK AANTEKENINGEN TIJDENS INTERVIEW 27

28 Introductie van een topic en voortgang
VAAK VASTE VRAAGFORMULERING ZORG VOOR ALTERNATIEVEN “WAT VINDT U VAN….?”- VRAGEN “KUNT U IETS OVER UW STUDENTENTIJD VERTELLEN?” IS BETER DAN “HOE WAS UW STUDENTENTIJD?” 28

29 WAT KUN JE BETER NIET DOEN?!
EEN WAARDE-OORDEEL GEVEN RESPONDENT ADVIES GEVEN/GERUST STELLEN ONVOLLEDIGE ANTWOORDEN ZELF INVULLEN 29

30 Wat is belangrijk bij de beginvragen
GEEN STURENDE OF SUGGESTIEVE VRAGEN maak bijvoorbeeld gebruik van een “brede” openingsvraag GEEN TOEVOEGINGEN/AANVULLINGEN GEBRUIK DUIDELIJKE FORMULERINGEN - stem taalgebruik af op doelgroep -> geen moeilijke woorden - geen ontkenningen EEN ONDERWERP TEGELIJK VRAGEN VERMIJD VRAAG-ANTWOORD STRUCTUUR je voert een gesprek geen kruisverhoor 30

31 ANTWOORD IS ONDUIDELIJK bijv. subjectieve termen
WANNEER VRAAG JE DOOR? ANTWOORD IS ONDUIDELIJK bijv. subjectieve termen ANTWOORD IS ONVOLLEDIG ANTWOORD SLAAT NIET OP DE VRAAG SOCIAAL WENSELIJK ANTWOORD ZAKEN WORDEN VERDRAAID OF VERZWEGEN HOE KAN JE DOORVRAGEN? GEEN STURENDE OF SUGGESTIEVE VRAGEN ALGEMENE/SPECIFIEKE (DOOR)VRAGEN VRAAG HERHALEN ANTWOORD HERHALEN/SAMENVATTEN 31

32 HOE STILTES TE HANTEREN?
NA VRAAG ONGEVEER 10 SEC MOND HOUDEN ANTWOORDENDE RESPONDENT NIET ONDERBREKEN BETEKENIS STILTES: - ANTWOORD AFGEROND - NADENKEN - EMOTIES - AARZELEN 32

33 HOE SAMENVATTINGEN TE HANTEREN?
Vermijd formuleringen als: “ Dus je zegt dat…. “ Beter: “ Als ik het goed begrijp….” EISEN AAN SAMENVATTING: - KORT & BONDIG KERN ANTWOORD WEERGEVEN IN VRAGENDE VORM - BLIJF DICHT BIJ TEKST RESPONDENT FUNCTIES SAMENVATTINGEN: - GEEFT STRUCTUUR/OVERGANG NAAR NIEUW TOPIC - CONTROLEMIDDEL - STIMULEERT RESPONDENT 33

34 Afronden van het interview
EINDIG MET DE VRAAG OF DE RESPONDENT IETS TOE TE VOEGEN HEEFT AAN HET INTERVIEW BEDANKEN VOOR MEDEWERKING! NAGESPREK IS GEEN ONDERDEEL VAN “EIGENLIJKE” INTERVIEW MAAK OOK DUIDELIJK OF RESPONDENT EEN VERSLAG OF IETS DERGELIJKS ONTVANGT 34

35 Verslaglegging NOTULEREN -> protocol/verbatim BANDOPNAME 35

36 Individueel interview of groepsdiscussie?
Kiezen voor individueel interview bij: Sterke sociale normen Individueel verschillende smaken Evaluatie van produkt- of communicatieconcepten 36

37 3 TYPEN GROEPSDISCUSSIES
GROEPSINTERVIEW ‘MEERDERE INDIVIDUELE INTERVIEWS TEGELIJKERTIJD’ VRIJE GROEPSDISCUSSIE DISCUSSIE OVER BREED ONDERWERP WEINIG STURING (FOCUSSED) GROEPSDISCUSSIE ! VRAAGPUNTENLIJST 37

38 KENMERKEN GROEPSDISCUSSIE
KWALITATIEF ONDERZOEK GROEPSDISCUSSIE KENMERKEN GROEPSDISCUSSIE GROEPSDYNAMICA: - CONFORMATIEDRANG - GROEPSCOHESIE (GROEPSGEVOEL) geeft breed inzicht in meningen en denkbeelden die bestaan t.a.v. een bepaald onderwerp geeft inzicht in taalgebruik door ‘de markt’ genereert ideeën voor nieuwe producten en communicatiestrategieën genereert vraagpunten voor kwantitatief onderzoek 38

39 OPZET GROEPSDISCUSSIE
STEEKPROEFSAMENSTELLING: VRIJ HOMOGENE GROEPEN STEEKPROEFOMVANG: MINIMAAL 2 GROEPSDISCUSSIES GROEPSGROOTTE: 6 TOT 8 RESPONDENTEN OPSTELLEN INTERVIEWLEIDRAAD Checklist/Interviewprotocol 39

40 UITVOERING GROEPSDISCUSSIE
INTERVIEWRUIMTE Leg eventueel toonmateriaal klaar Maak de indeling/zitplaatsen duidelijk Maak gebruik van een ‘onafhankelijke voorzitter’ Zorg voor opnameapparatuur. INTRODUCTIE Creëer een ontspannen stimulerende sfeer, waarin iedereen aan het woord komt Zorg voor koffie/thee Vertel je doel, de wijze waarop data wordt verzameld, wat de verschillende rollen zijn en hoe je met de gegevens omgaat Laat de respondenten kort even iets over zich zelf vertellen Zorg voor naamkaartjes 40

41 UITVOERING GROEPSDISCUSSIE
Uitwerking, analyse en rapportage verder als bij een interview. 41

42 Aanwezigheid van onderzoeker
Doet U maar gerust alsof wij er niet zijn !

43 Van probleem tot conclusie?
Definitie van theoretische variabelen Onderzoeks-eenheden Strategie Vragenlijst oke? Selectie van indicatoren Analyses uitvoeren en Conclusies trekken Formuleren van vragen meetinstrument Kies data Verzamelings- methode


Download ppt "Methoden in IDU week 2 Resumé vorige week"

Verwante presentaties


Ads door Google