De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Actualia PFJ-recht 6 Juni 2014 AvdR Civiel jeugdrecht

Verwante presentaties


Presentatie over: "Actualia PFJ-recht 6 Juni 2014 AvdR Civiel jeugdrecht"— Transcript van de presentatie:

1 Actualia PFJ-recht 6 Juni 2014 AvdR Civiel jeugdrecht
Paul Vlaardingerbroek

2 www.internetconsultatie.nl 8 december 2013
Concept-wetsvoorstel Scheiden zonder rechter (voor gehuwden en GP’ers zonder minderj. kk) Dit wv. regelt dat echtscheiding voor echtgenoten zonder minderjarige kinderen en die het eens zijn over de echtscheiding mogelijk wordt via de burgerlijke stand in plaats van via de rechter Doel van de regeling Als inschakeling van de rechter niet langer altijd nodig zal zijn, zal men ook zonder advocaat kunnen scheiden. Degenen die willen scheiden kunnen dan net als samenwoners die uit elkaar gaan, zelf afspraken maken over de gevolgen van hun scheiding. Desgewenst kunnen zij juridisch advies inwinnen over de woning, alimentatie, boedelscheiding, pensioen e.d.

3 Actualiteiten jeugdrecht in wetgeving en beleid

4 Concept-wv. Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring
Doel van de regeling Het wetsvoorstel bevat een nieuw bestuursrechtelijk kader voor vreemdelingenbewaring. In het wetsvoorstel staat het regime voor vreemdelingenbewaring opgenomen, dus de rechten, plichten en omstandigheden in bewaring. Het voorstel bevat daarnaast regels over de oplegging van bewaring en over minder ingrijpende alternatieven die de overheid kan inzetten in het terugkeerproces. Doelgroepen die door de regeling worden geraakt: Primair vreemdelingen die niet (langer) rechtmatig in Nederland verblijven en Nederland dienen te verlaten.

5 Concept-wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring
Concept-wv. Inzake Wet van (datum) houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring, alsmede wijziging van enkele andere wetten (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring) Artikel 14 Niet begeleide minderjarigen worden ondergebracht in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onder b van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen Artikel 32 Op de relatieafdeling bedoeld in artikel 12 zijn de artikelen 20 tot en met 31 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

6 Vervolg concept wv .Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring
a. families recht hebben op een afzonderlijke leefruimte die voldoende privacy garandeert; b. aan in bewaring gestelde minderjarigen de mogelijkheid wordt geboden tot vrijetijdsbesteding afgestemd op hun leeftijd; c. indien de bewaring van minderjarigen langer duurt dan twee weken, onderwijs wordt aangeboden. Bericht V&J van 27 mei 2014: onderbrenging in aparte units met eigen keuken op beveiligd (lees: gesloten) terrein in Zeist

7 Verplichte meldcode Wet tot Wijziging van diverse wetten i.v.m. de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). Hierin worden professionals verplicht om met een meldcode te gaan werken bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Deze meldcode geldt voor: de gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, onderwijs maatschappelijke ondersteuning, kinderopvang en justitie. Wet van 14 maart 2013, Stb. 142 (Kamerstuk- ken ; i.w.tr. sinds 1 juli 2013) Zie

8 Kinderombudsman start onderzoek aanpak kindermishandeling
De Kinderombudsman start een grootschalig onderzoek naar de aanpak van preventie en hulp voor mishandelde kinderen bij de 408 gemeenten. De KO gaat onderzoeken wat de aanpak van gemeenten is en wil ze handvatten bieden die concreet effect hebben voor kinderen. Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor preventie. Vanaf 1 januari 2015 zijn zij ook verantwoordelijk voor het onderzoeken van mogelijk situaties van kindermishandeling en voor de hulp aan ouders en mishandelde kinderen. Het is niet bekend hoe gemeenten hun regierol oppakken ten aanzien van aanpak kindermishandeling in het kader van de decentralisatie van het jeugdstelsel.

9 VOG verplicht voor medewerkers jeugdzorg
Staatssecretaris Veldhuijzen Van Zanten (VWS) verplicht medewerkers in de Jeugdzorg om over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te beschikken. Deze verplichting is door een wijziging in de Wet verplichte meldcode geregeld. De Nota van wijziging hierop is op 8 oktober 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd. De VOG wordt ingezet als middel tegen geweld en misbruik door professionals en maakt onderdeel uit van de brede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties Beleidsregels 2013 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen (Stcrt. 2013, 5409). Geldig sinds 1 maart 2013

10 VOG bij jongeren tot 23e jaar?
Voor jongeren die een verklaring omtrent het gedrag (VOG) aanvragen en nog geen 23 jaar zijn, is de terugkijktermijn op 1 maart 2013 verkort van vier naar twee jaar. Zij ondervinden minder lang last van strafbare feiten die zij op minderjarige leeftijd hebben gepleegd. Justis, de screeningsautoriteit van VenJ, keek vier jaar terug bij de beoordeling van een VOG-aanvraag. Deze terugkijktermijn is van vier jaar verkort naar twee jaar bij jongeren die t.t.v. de VOG-aanvraag maximaal 22 jaar oud zijn. Echter, deze verkorting geldt niet als een jongere een zeden- of een geweldsdelict heeft begaan. Ook bij ernstige strafbare feiten gaat, is de terugkijktermijn van vier jaar gehandhaafd. (zie Stcrt. 2013, 5409)

11 Opstelten versterkt aanpak kindersekstoerisme
Nieuwsbericht MinV&J| Minister Opstelten versterkt aanpak van kindersekstoerisme in meerjarig plan van aanpak met drie actielijnen: preventie, strafrechtelijke aanpak en samenwerking tussen politie en justitie met ngo’s en andere landen. Zo komen er in de meest kwetsbare regio’s van de wereld voor kindersekstoerisme – Zuid-Oost-Azië en Zuid-Amerika – tijdelijk extra politieliaisons officers. Samen met ngo’s wordt gestimuleerd dat werkgevers in het buitenland voor functies met kinderen gebruikmaken van de internationale verklaring omtrent het gedrag (VOG). Ook is de weigering of het laten vervallen van het paspoort van veroordeelde pedoseksuelen met een hoog recidiverisico opgenomen. Verder is er aandacht voor veroordeelde zedendelinquenten in het Wv langdurig toezicht.

12 Huwelijks- en gezinsmigratie
Kamerstuk II, , 1-39: Huwelijks- en gezinsmigratie Voorstel tot maatregelen om huwelijksdwang in Nederland tegen te gaan via: -Verscherping beleid tegen schijnhuwelijken en huwelijksdwang en intensivering van de handhaving. -Verbod op huwelijksdwang (wordt strafbaar) -Verbod op huwelijken tussen neven en nichten, tenzij vrije wilsovereenstemming. -Polygame huwelijken worden niet erkend. -De exameneisen in de Wet inburgering buitenland gaan omhoog. (Zie ook Kamerstukken , nr. 29)

13 Strafrechtelijke benadering huwelijksdwang
Wet van 7 maart 2013, Stb. 95 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking (Kamerstukken ) Wijziging art. 71 Sr (i.v.m. genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht en gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt) In artikel 284, eerste lid, wordt «ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie» vervangen door: ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. I.w.tr. sinds 1 juli 2013 (Stb. 187)

14 Kamerstukken II, 33 488, nrs. 1-6 Wijzigingen zijn onder andere;
A. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt de aanduiding 1. 2. Het tweede en het derde lid vervallen. B Artikel 35 en 36 vervallen. C Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd: Artikel 41a Een huwelijk mag niet worden gesloten tussen hen die elkander, hetzij van nature hetzij familierechtelijk, als bloedverwanten bestaan in de derde of vierde graad in de zijlinie, tenzij de aanstaande echtgenoten bij de ambtenaar van de burgerlijke stand ieder een beëdigde verklaring hebben afgelegd, inhoudende dat zij hun vrije toestemming tot het huwelijk geven.

15 Kamerstukken II, 33 488, nrs. 1-6 Wijzigingen zijn onder andere: …. M
Artikel 233 komt te luiden: “Minderjarigen zijn zij die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt en evenmin met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.” Etc….

16 Tegengaan huwelijksdwang
Verder worden de mogelijkheden verder beperkt om in het buitenland gesloten polygame huwelijken in Nederland te erkennen. Erkenning van een polygaam huwelijk betekent overigens niet dat er in NL voor meerdere echtgenotes een verblijfs-vergunning kan worden afgegeven. Maximaal één echtgenote kan een verblijfsvergunning krijgen. Het in Nederland sluiten van een polygaam huwelijk is al verboden. Erkenning van een in het buitenland gesloten polygaam huwelijk wordt nu geweigerd als de Nederlandse openbare orde in het geding is (bijv. als een van de echtgenoten de Ned. nationaliteit heeft). Wv: erkenning van een polygaam huwelijk ook in strijd met de openbare orde als een van de echtgenoten in Nederland woont, ook al heeft hij een buitenlandse nationaliteit.

17 Bescherming tegen uithuwelijking
Tieners en vrouwen die in een ander land willen gaan wonen, moeten zich voortaan persoonlijk uitschrijven bij hun gemeente. Als ambtenaren twijfelen aan de vrijwilligheid van het vertrek, wordt de uitschrijver individueel gehoord en kan melding worden gedaan bij het Steunpunt Huiselijk Geweld. Het is een van de maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen gedwongen huwelijken en achterlating van vrouwen in landen als Marokko en Turkije. Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) stuurde het actieplan op 6 juni 2013 naar de Tweede Kamer. Op 1 juli 2013 trad de Wet Meldcode in werking en sinds dan zijn scholen en zorginstellingen verplicht te beschikken over een meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld. Deze meldcode geldt ook voor huw.dwang. Eveneens ging op 1 juli 2013 de strafmaat voor huwelijksdwang omhoog van 9 maanden naar 2 jaar. Ook als het gedwongen huwelijk in het buitenland is voltrokken, is het in Nederland strafbaar. 

18 E-module huwelijksdwang
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakten Fier Fryslân en The Next Page een e-module huwelijksdwang. De module is gratis en voor iedereen beschikbaar. Lees meer op:

19 Deelname aan terroristische organisatie leidt tot verlies Nederlanderschap
Bericht MinVenJ 30 augustus 2013: Deelname aan een terroristische organisatie leidt automatisch tot verlies van het Nederlanderschap. Wel is een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling een voorwaarde omdat aan het bewijs van deelname aan deze groeperingen hoge eisen moeten worden gesteld. Met een strafrechtelijke veroordeling staat de feitelijke grondslag die het verlies van het Nederlanderschap rechtvaardigt, voldoende vast.  Tevens wil Teeven dat het Nederlanderschap kan worden ingetrokken na een onherroepelijke veroordeling voor hulp bij voorbereidingen van een terroristisch misdrijf door inlichtingen te verschaffen, kennis en vaardigheden over te dragen of middelen ter beschikking te stellen. De twee nieuwe maatregelen mogen niet leiden tot staatloosheid (wijziging RwNed).

20 GBA is ‘out’, Basisregistratie personen is ‘in’
Aanpassingswet basisregistratie personen) Wet van 10 juli 2013, Stb. 316, houdende aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen (Aanpassingswet basisregistratie personen) I.w.tr. op 1 januari 2014 bij Besluit van 28 november 2013, Stb De Wet basisregistratie personen treedt in werking met ingang van 6 januari 2014, met uitzondering van artikel 31, onderdelen b, c, d en e. Kamerstukken De Wet van 3 juli 2013, Stb. 315 houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen) trad in werking op 6 januari De Wet GBA verviel daarmee (kamerstukken ).

21 Beleidsdoorlichting MvV&J interlandelijke adopties
Belangenorganisaties van geadopteerden hebben verzocht om de mogelijkheid van herroeping van een adoptie in tijd te verruimen of de leeftijdsbeperking voor het indienen van een verzoek tot herroeping van de adoptie geheel af te schaffen. Teeven beraadt zich hierover. Zie brief van 13 maart 2012, TK Beleidsdoorlichting Veiligheid en Justitie + bijlagen In 2011 in totaal 563, in 2012: 488 geadopteerde kk, waarvan ca. 6 op de 10 kk ‘special need’ kinderen. In 2013 zijn er 401 adoptiekinderen uit het buitenland in Nederlandse adoptiegezinnen geplaatst Aantal aanvragen voor 1e of 2e adoptiekind gedaald van 2049 in 2007 naar 842 in 2012 en 688 in 2013.

22 Raad voor de Kinderbescherming Jaarbericht over 2012
Cijfers, afgeronde onderzoeken en activiteiten in 2013 (2012): Beschermingsonderzoeken: (19.746) Gezag&Omgangsonderzoeken:  5601 (5.249) Adoptie gerelateerde activiteiten : 2347 (2.360) Strafonderzoeken :     (18.493) Coördinatie Taakstraffen: (14.462) Schoolverzuimonderzoeken: Bevolkingsopbouw Nederland 2013 Totaal aantal inwoners: Totaal 0-18-jarigen: Jongeren jaar:

23 Herziening wetgeving kinderbeschermingsmaatregelen
Voorontwerp oktober 2007 Wetsvoorstel juli 2009 Aanvaard door Tweede Kamer maart 2011, inclusief 9 amendementen Reactie op voorlopig Verslag Eerste Kamer (Kamerstuk 2010/11, 32015, nr. C) Ook een overgangs-/invoeringswet, ex ante evaluatie en opstellen/uitvoeren implementatieplannen, invoering niet voor 1 januari 2015 gepland (EK , C, MvA, juli 2012) …..

24 Zie Teeven’s antwoord op 27/7/2012 aan EK
Kamerstukken I, 2011/12, C, MvA, p. 2: “Het is belangrijk om duidelijkheid te geven aan de praktijk over de datum inwerkingtreding. Indien het wetsvoorstel tot wet wordt verheven, stel ik voor het wetsvoorstel op 1 januari 2015 in werking te laten treden met uitzondering van de toetsende taak voogdij, de maatregel van opgroeiondersteuning en de werkwijze inzake het plan van aanpak (netwerkberaad).” In Eerste Kamer: maar als het een wetsvoorstel betreft zonder de in de Tweede Kamer angenomen amendementen dan hebben we eigenlijk nu een ander wetsvoorstel voor ons dan in de TK is aanvaard. (Kamerstukken 2012/13, , C): “Als het risico er in zit dat de negen amendementen helemaal niet in werking zullen treden, oordelen zij over een ander wetsvoorstel dan door de Tweede Kamer is aangenomen .” (VVD, p. 4)

25 Nader gewijzigde motie-Voordewind/Ypma (33400-VI, nr. 122).
“overwegende dat het gebruikmaken van een netwerkberaad leidt tot minder ondertoezichtstellingen, minder verlengingen van die ondertoezichtstellingen en minder uithuisplaatsingen en dat dit juist besparingen oplevert; overwegende dat het netwerkberaad daarnaast voorkomt dat in veel gevallen onnodig de regie van mensen over hun eigen leven wordt overgenomen; verzoekt de regering om de inwerkingtreding van artikel 262a, dat ziet op het amendement over het netwerkberaad, van het wetsvoorstel inzake de verbetering van de kinderbeschermingsmaatregelen (32 015) niet uit te stellen, maar het zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk met ingang van 1 januari 2014 in werking te laten treden, en gaat over tot de orde van de dag.” Motie is unaniem aanvaard op 20 december 2012 (Handelingen 2012/13, nr. 38).

26 Reactie Teeven op motie en op kritiek Eerste Kamer
Teeven geeft aan, in Nadere memorie van Antwoord (kamerstukken , nr. E), dat: A. Maatregel van opgroeiondersteuning, MvO Bij amendement Bisschop (Kamerstukken II 2013/14, 33 684, nr. 99) is de maatregel van opgroei-ondersteuning (mvo) – i.v.m. de Jeugdwet - uit het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen geschrapt. B. Netwerkberaad: Onvoldoende zekerheid dat het netwerkberaad/familiegroepsplan bij inzet in het gedwongen kader effectief is, zowel vanuit het oogpunt van jeugdbescherming alsook vanuit financieel oogpunt. Teeven wil eerst zicht krijgen op de effectiviteit van de inzet van netwerkberaad en het opstellen van een familiegroepsplan in jeugdbescherming. Om deze reden is het WODC gevraagd een effectiviteitsonderzoek te starten.

27 Daling ondertoezichtstellingen zet verder door (21-1-2014)
BJZ Agglomeratie Amsterdam is in 2012 gestart met het werken volgens een nieuwe aanpak: niet meer alleen kijken naar kinderen apart, maar altijd in de context van hun gezin en omgeving. Het hele gezin en alle problemen die in het gezin spelen worden door de gezinsmanager van Bureau Jeugdzorg samen met het gezin in kaart gebracht en planmatig aangepakt. Vanaf medio 2013 werken alle teams van Bureau Jeugdzorg met deze aanpak en de resultaten overtreffen de verwachtingen. Mede door de gezamenlijke inspanning van Bureau Jeugdzorg, de portefeuillehouder Jeugdzorg van de Stadsregio Amsterdam (Pieter Hilhorst) en gesteund door de staatssecretarissen Fred Teeven en Martin van Rijn, is dit goede resultaat behaald. …vervolg…

28 …vervolg … Ondertoezichtstellingen in A’dam bijna 40% gedaald Het aantal ondertoezichtstellingen is in % lager dan in 2012 en zelfs 37% lager dan in 2011. Het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen is in 2013 met 25% gedaald. Ten opzichte van 2011 is de daling 40%. Het aantal uithuisplaatsingen in het kader van een ondertoezichtstelling is in % lager dan in 2012 en 58% lager dan in Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) doet, vanwege hoogwaardig advies en consult, steeds minder onderzoek. Daar waar duidelijk is wat er aan de hand is, wordt direct een gezinsmanager ingezet.

29 Versterking rechtspositie pleegouders
Staatsblad 2013, 72 en 73 Wet van 6 december 2012 tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders) Inwerkingtreding, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel A, subonderdeel 1d, onderdeel B, onderdeel E, onderdeel X, II, onderdeel B, III, IV V, VI, VII en XI, vond plaats op 1 juli 2013

30 Versterking rechtspositie pleegouders, Kamerstuk 32529 nr. N
BRIEF VAN 13 december 2013 van de STAATSSECRETARIS vanVWS, Van Rijn, aan de Voorzitter van de Eerste Kamer: “In het Uitvoeringsbesluit van de Wet op de jeugdzorg is geregeld dat een indicatiebesluit een langere geldigheidsduur kan hebben als het kind al meer dan twee jaar bij dezelfde pleegouder verblijft en wanneer sprake is van langdurige zorg. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders op 26 oktober 2012 heb ik aangegeven dat ik zou kunnen bewerkstelligen dat die verlenging eenmalig gegeven kan worden tot het achttiende jaar, als sprake is van pleegoudervoogdij. Ik heb met Jeugdzorg Nederland afgesproken dat deze werkwijze wordt toepast door de bureaus jeugdzorg. “

31 Knelpunten huidige jeugdzorg
Belangrijkste knelpunten van het huidige stelsel (Wet op de jeugdzorg) komen neer op: – het huidige stelsel is te versnipperd – de samenwerking rond gezinnen schiet tekort – de druk op gespecialiseerde zorg is te groot – afwijkend gedrag wordt te snel gemedicaliseerd – de uitgaven blijven stijgen.

32 Doelen transformatie jeugdzorg
Transformatie te realiseren in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar: 1. preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; 2. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang e.d. 3. eerder bieden van de juiste hulp op maat bieden ter vermindering van beroep op dure gespecialiseerde hulp; 4. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt «één gezin, één plan, één regisseur»; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere ….

33 …vervolg… …samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen; 5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk; betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun kracht weten te benutten.

34 Jeugdwet. Wet van 1 maart 2014, Stb. 2014, 105 (Kamerstukken 33 684)
Wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet) Doel van de regeling: Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om integraal jeugdbeleid te voeren en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en uitgaand van de behoeften van de individuele jeugdigen en ouders en het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving. Doelgroepen die door de regeling worden geraakt: jeugdigen, ouders, medewerkers en instellingen in de jeugdsector, gemeenten.

35 Inwerkingtreding Jeugdwet
In het bijzonder gaat het om: - continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering; - de infrastructuur die noodzakelijk is om jeugdigen en ouders die continuïteit te kunnen bieden; - een beperking van de frictiekosten, en - het functioneren van advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Wanneer blijkt dat een of meerdere gemeenten ernstige tekortkomingen vertonen bij de voorbereiding op de nieuwe taken, hebben de betrokken bewindspersonen een aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 2.15 Jeugdwet.

36 Iwtr. bepalingen Jeugdwet
Iwtr. van de artikelen 1.1, 2.2, 2.9, 2.15, 3.4, 10.4, en 12.4 Jeugdwet treden in werking op de dag na de publicatie in het Staatsblad, dus op 15 maart De iwtr. van de overige artikelen is voorzien per 1 januari 2015. De artikelen gaan over definitiebepalingen (1.1), certificering (3.4), het beleidsplan, een regeling voor de eenmalige overdracht van gegevens (10.4), en het beleidsplan en de verordening die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld (2.2 en 2.9). Verder bepaalt artikel 12.4 dat gemeenten zich tijdig en adequaat moeten voorbereiden op hun nieuwe verantwoordelijkheden. In het bijzonder gaat het om: - continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering;……. (zie volgende sheet)

37 Wetsvoorstel Professionalisering jeugdzorg Kamerstukken II, 33 619
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de beroepsbeoefening in de jeugdzorg verder te professionaliseren. Er wordt voorzien in de grondslag voor een kwaliteitsregister waarin beroepsbeoefenaren (jeugdzorgwerkers op hbo-niveau en gedragswetenschappers, te weten orthopedagogen en psychologen) werkzaam in de jeugdzorg kunnen worden ingeschreven en er wordt een grondslag gecreëerd om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de inzet van beroepsbeoefenaren die in het kwaliteitsregister zijn opgenomen (diverse wijzigingen in Wjz, Wet Bjj,Wet Justitie-subsidies) . De Raad van State vindt een dergelijke wet overbodig, omdat dit in het huidige wettelijke kader ook al kan (nr. 4)

38 www.internetconsultatie.nl 11 november 2013
Concept Uitvoeringsbesluit Jeugdwet (incl. Nota van Toelichting) O.g.v. de Jeugdwet wordt de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor jeugdhulp en de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering gedecentraliseerd naar gemeenten. Doel van de regeling: Nadere regels worden gesteld over: - Reikwijdte Jeugdwet t.a.v. vreemdelingen, - Deskundigheidseisen toegang tot jeugdhulp - Certificering - Jeugdreclassering - Vertrouwenspersoon - Gesloten jeugdhulp - Verwijsindex risicojongeren - Gebruik BSN - Beleidsinformatie - Ouderbijdrage - Financiële verantwoording - Werkwijze en deskundigheid AMHK.

39 Van Rijn en Teeven: op volle kracht doorwerken aan nieuw jeugdstelsel
Nieuwsbericht | De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ), onder voorzitterschap van Leonard Geluk, ziet op basis van de huidige regionale afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders mogelijkheden om tijdig een ‘zachte landing’ van de transitie naar het nieuwe jeugdstelsel te bewerkstelligen. De beschikbare tijd is echter kort en alle actoren moeten zich hier nu sterk voor maken, stelt de commissie. Er is nog onduidelijkheid over hoe de huidige taken van Bureau Jeugdzorg in 2015 verder gaan. Van Rijn en Teeven gaan samen met de verantwoordelijke bestuurspartners om tafel met alle Bureaus Jeugdzorg om hun overgang naar het nieuwe stelsel zo goed mogelijk te laten verlopen.

40 ….vervolg …. N.a.v. de presentatie door de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) bij Jeugdpoort van haar rapport  met aanbevelingen over de beoordeling van de regionale transitiearrangementen, heeft GGZ Nederland samen met de andere Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd het statement  naar buiten gebracht dat ze de gemeentelijke plannen nog ontoereikend vinden. Staatssecretaris Van Rijn heeft in een brief aan de Tweede Kamer (19/11) bekend gemaakt dat het over te hevelen budget voor jeugd-ggz met ongeveer € 150 miljoen wordt opgehoogd naar € 850 miljoen.

41 Massa-ontslag jeugdzorg
Sectorplan Jeugdzorg ingediend bij ministerie Op 12 november 2013 hebben Jeugdzorg Nederland en de vakbonden een sectorplan ingediend bij het ministerie van SZW. Via het sectorplan kunnen voor medewerkers de kosten voor (om)scholing en mobiliteitstrajecten voor 50% worden gefinancierd. De overige 50% wordt betaald door sociale partners via FCB en door de werkgever. De werkgelegenheid in de sector neemt af en de transformatie stelt andere eisen aan medewerkers en organisaties. Eind 2017 zijn er mensen die in de jeugdzorg willen werken, maar voor wie er geen werk (meer) is. Op dit moment werken er ongeveer mensen in de sector.   Bericht in november, nr.139 van het NJI

42 UWV verwacht ontslaggolf in jeugdzorg
Uitkeringsinstantie UWV verwacht dat er tot banen verdwijnen in de jeugdzorg op een totaal van zo’n 30 duizend. De ontslagen zijn een rechtstreeks gevolg van kabinetsbezuinigingen. Dat meldt de Volkskrant. De jeugdzorginstellingen zien tot 2017 hun budget zeker met 15 procent verkleinen. Het gaat netto om 80 miljoen euro in 2015, oplopend tot 300 miljoen vanaf 2017. Daarnaast worden de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor de aansturing van de jeugdzorg.

43 Bericht SCP van 12 december 2013
De voorgenomen decentralisaties van AWBZ, jeugdzorg, werk en participatie zullen 1,1 miljoen burgers direct raken, zo'n 7 procent van de Nederlandse bevolking. Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het tweejaarlijkse rapport over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking dat het bureau op 12 december aanbood aan de Tweede Kamer. De armoede in Nederland is tussen 2008 en 2012 toegenomen, van 5 naar 7 procent. Het SCP waarschuwt voor een te groot beleidsoptimisme over wat lokale overheden aankunnen en wat met zelfredzaamheid kan worden opgelost.

44 Nadere waarborgen vastgesteld voor continuïteit Bureaus Jeugdzorg
Nieuwsbericht | Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en staatssecretaris Fred Teeven (VenJ) hebben op 20 december 2013 met IPO en VNG nadere waarborgen vastgesteld over de continuïteit van de Bureaus Jeugdzorg. Alle betrokkenen constateren dat er veel voortgang is geboekt in de afgelopen weken. Zij blijven zich maximaal inspannen om voor de huidige Bureaus Jeugdzorg en hun medewerkers een zachte landing te bewerkstelligen in het nieuwe jeugdstelsel.

45 Budget voor de jeugdzorg
Alle budgetten die nu in Nederland worden uitgegeven aan jeugdhulp (betaald vanuit de begroting van de ministeries van VWS en VenJ, de zorgverzekeringswet en de AWBZ) gaan over naar de gemeenten. Behalve de korting die in het regeerakkoord is afgesproken (€120 miljoen in 2015 tot €450 miljoen in 2017) gaat het budget in zijn geheel over naar gemeenten. Het totale budget dat wordt overgeheveld naar gemeenten is in de vernieuwde berekening met zo’n 5% verhoogd, naar € 3,534 miljard. Dat komt vooral omdat de GGZ-behandeling van ouders in relatie tot de problematiek van kinderen nog niet was meegenomen in de budgetraming die afgelopen mei was gepubliceerd. Dit had Staatssecretaris Van Rijn heeft dit in november 2013 al bekend gemaakt. (persbericht VWS 9 december 2013)

46 ….vervolg…. De verhoging van het totaalbudget leidt er overigens niet toe dat alle gemeenten meer budget krijgen. De verdeling over gemeenten is verbeterd omdat er scherper inzicht is over welke kinderen in zorg bij welke gemeente horen. 330 van de 408 gemeenten krijgen een groter budget in vergelijking met de berekening van mei dit jaar, waarvan 235 gemeenten zelfs meer dan 5%. Voor 72 gemeenten blijkt dat zij vanaf 1 januari 2015 voor minder kinderen hulp en zorg hoeven te organiseren en betalen, zij krijgen dan ook een lager budget.

47 Groeit de jeugdzorg door?
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in november het omvangrijke rapport 'Groeit de Jeugdzorg door?', het beroep op de voorzieningen: realisatie en raming uitgebracht. Het rapport staat in het teken van de decentralisatie van de jeugdzorg. In 2015 krijgen gemeenten belangrijke nieuwe verantwoordelijkheden. Hun takenpakket wordt sterk uitgebreid op de gebieden ‘jeugd’, ‘zorg’ en ‘werk’, mede door de decentralisatie van de jeugdzorg, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de invoering van de Participatiewet. In het rapport wordt een van de decentralisaties nader uitgewerkt: de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid die de gemeenten in de nabije toekomst krijgen voor de uitvoering van alle  zorg voor jongeren en hun opvoeders.

48 Uithuisplaatsing jongeren blijft ongewijzigd in Jeugdwet
: De nieuwe Jeugdwet blijft ongewijzigd op het punt van de gedwongen zorg en uithuisplaatsing van jongeren, aldus staatssecretaris Van Rijn van VWS in een brief aan de Tweede Kamer.  Begin dec waarschuwde kinderrechter E. van Kalveen tijdens een deskundigenbijeen-komst onder meer dat in de nieuwe Jeugdwet het risico bestaat dat jongeren in een gesloten inrichting terechtkomen, terwijl een andere vorm van uithuisplaatsing beter is. De staatssecretaris ziet geen reden de gekozen systematiek te wijzigen, schrijft hij in zijn brief. ‘Het is belangrijk om de gesloten jeugdhulp zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de overige zorgvormen die deel uitmaken van de Jeugdwet, zoals de geestelijke gezondheidszorg’, aldus Van Rijn. Bron:

49 Bezwaar JeugdzorgPlus tegen subsidiestop gegrond
De VWS-commissie bezwaarschrift Awb adviseert de staatssecretaris van VWS om het bezwaar van JeugdzorgPlus-instellingen tegen het beëindigen van de subsidierelatie gegrond te verklaren. Bericht 8 januari 2014 Van Rijn besloot in mei om de JeugdzorgPlus-instellingen vanaf 1 januari 2015 geen subsidie meer te geven, i.h.k. van de transitie van de zorg voor jeugd naar de gemeenten op die datum. De instellingen, die gesloten jeugdzorg aanbieden voor kinderen met ernstige gedragsproblemen, maakten bezwaar tegen dat besluit, omdat het onduidelijk is welke consequenties het besluit voor hen heeft, omdat nog onduidelijk is hoe de gemeenten de zorg gaan organiseren en financieren. De staatssecretaris is niet verplicht het advies van de commissie over te nemen. Wel moet hij een eventuele afwijzing goed motiveren.

50 Van Rijn houdt vertrouwen in gemeenten (22-01-2014)
Staatssecr. Van Rijn van VWS heeft er vertrouwen in dat hij nog steeds “in goed overleg” afspraken kan maken met de gemeenten over “een voortvarende uitvoering en voorbereiding” van de drie decentralisaties in het sociale domein. Van Rijn reageert hiermee op de afwijzing van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo) door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Het bestuur van de VNG gaf op 17 januari te kennen de huidige voorwaarden voor de overheveling van zorgtaken naar de gemeenten “ontoereikend” te vinden. Volgens de VNG is er onvoldoende waarborg voor samenwerking met zorgverzekeraars. Ook is het huidige budgettaire kader ontoereikend, waardoor gemeenten voor ondraagbare financiële risico’s lopen.

51 …..vervolg… Daarnaast voert het kabinet in de ogen van de VNG geen of onvoldoende regie op de drie decentralisaties van zorg, jeugdzorg en participatie. Van Rijn belooft  dat de  gemeenten binnenkort een overzicht ontvangen van de financiën per gemeente. Daarnaast onderschrijft hij het belang van goede samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten. Een uitgebreide reactie van het kabinet volgt binnenkort… Wordt vervolgd….

52 Beperkende maatregelen tijdens vervoer etc.
Wet van 5 juni 2013, Stb. 2013, 221 De wet voorziet in een wettelijke basis voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen tijdens het vervoer en het verblijf in het gerechtsgebouw jegens jeugdigen in gesloten jeugdzorg. De aard van de problematiek van jongeren met een uithuisplaatsing in JeugdzorgPlus-instellingen maakt het noodzakelijk dat jegens een jeugdige ten aanzien van wie een rechterlijke machtiging is afgegeven beperkende of vrijheidsontnemende maatregelen kunnen worden genomen, ook wanneer deze zich niet in de accommodatie van een zorgaanbieder bevindt. I.w.tr. Sinds 1 juli 2013 (Kamerstukken )

53 www.internetconsultatie.nl Publicaties op internet
Het wetsvoorstel maakt mogelijk dat bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats elektronisch worden gedaan. Deze publicaties vinden thans in dagbladen plaats en worden op grond van het voorstel in de (elektronische) Staatscourant geplaatst Doelgroepen die door de regeling worden geraakt -burgers -gerechtsdeurwaarders en anderen die openbare exploten uitbrengen -degenen die oproepingen verzorgen Verwachte effecten van de regeling - Een beter bereik van degene zonder bekende woon- of verblijfplaats - Een besparing van kosten: publicatie in de Staatscourant is aanzienlijk goedkoper dan het plaatsen van een advertentie in een dagblad

54 Verbod erkenning gehuwde man vervalt (art. 1:204 lid 1 sub 2 BW).
Gelijkstelling gevolgen huwelijk en GP (Wet van 27 november 2013, Stb. 486; Kamerstukken ) -Ook ongehuwde adoptiefouders mogen het gezag over hun kind gezamenlijk uitoefenen (art. 1:229 lid 4); -Bloedverwanten in de rechte lijn (dus dan ook kinderen) mogen verzoeken om nietigverklaring van het huwelijk of GP van hun ouders te verzoeken (69 lid 1). - Van rechtswege vaderschap bij geboorte kind tijdens GP (art. 1:199 sub a) Verbod erkenning gehuwde man vervalt (art. 1:204 lid 1 sub 2 BW). Eerste Kamer is op 26 november 2013 akkoord gegaan met dit wetsvoorstel. I.w.tr.?

55 Gelijkstelling gevolgen huwelijk en GP (wijzigingen Boek 1 BW)
Ouders kunnen voogdijaanwijzing over hun kind doen door registratie in het gezagsregister (via DigiD).

56 Centraal gezagsregister
Alle rechtbanken zijn per 1 september 2012 aangesloten op het nieuwe Centraal Gezagsregister, waarin wordt bijgehouden wie het gezag heeft over minderjarigen. Dat wordt nu nog geregistreerd door de rechtbank in het arrondissement waar de geboorteplaats van het kind onder valt. Door de komst van een centraal register is die informatie veel sneller en makkelijker op te vragen. Naast de rechtbanken hebben ook andere partijen toegang tot het Centraal Gezagsregister( juni 2012). Advocaten vanaf 1 januari 2014 (toegang is geregeld via het digitale loket van de Rechtspraak. Advocaten(kantoren) loggen in via eHerkenning. De digitale veiligheid is gewaarborgd via advocatenpas en random reader.

57 Digitaal aanvragen gezamenlijk gezag
Sinds 15 juli 2013 is het voor ouders mogelijk om via het Digitaal loket Rechtspraak digitaal het gezamenlijk gezag over hun kind aan te vragen. Daarmee is de procedure gemakkelijker en goedkoper geworden: ouders kunnen de aanvraag vanuit huis doen en hoeven geen schriftelijke bewijsstukken meer in te dienen. De Rechtspraak voert de benodigde controles zelf uit. Ouders hebben met hun Digid toegang tot het digitale formulier aanvragen gezamenlijk gezag. De benodigde gegevens uit de GBA worden automatisch opgehaald en gecontroleerd. Na invulling wordt de aanvraag digitaal naar de rechtbank verzonden. De griffie controleert de aanvraag en verwerkt deze na goedkeuring in het Centraal Gezagsregister. Vervolgens krijgen de ouders een bevestiging van de inschrijving thuis gestuurd.

58 Wijziging Wet op de orgaandonatie
Wet van 25 april 2013 tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met nieuwe medisch-technische ontwikkelingen, Stb. 2013, 200 I.wtr. 1 juli 2013 Kamerstukken Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het door ouders laten registreren van kinderen jonger dan 12 jaar voor orgaandonatie (ingezonden 19 november 2013)

59 Wijziging van de Embryowet
Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet, Stb. 2013, 306 I.w.tr. 27 september 2013 (Kamerstukken ) De wetswijziging heeft betrekking op vier punten: de instellingsprotocollen, toetsing van individuele eiceldonatie, wetenschappelijk onderzoek en de toetsing daarvan. Kernpunt vormt het wegnemen van de belemmeringen die het ontwikkelen van de diagnostiek tijdens zwangerschap en daarmee samenhangende therapieën belemmeren.

60 Lesbisch ouderschap Wet van 25 november 2013, Stb. 480, tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie Wijzigingen in het afstammingsrecht

61 Transgenders Wijziging bepalingen Boek 1 BW in verband met transgenders (bericht 26 oktober 2011) Wet van Kabinet wil het makkelijker maken om het eigen geslacht op de geboorteakte te laten veranderen (Wet van 18 december 2013, Stb. 2014, 1; Kamerstukken ). Wijziging per 1 juli 2014 Nu wordt alleen een nieuwe geboorteakte verstrekt na een hormoonbehandeling of een geslachtsveranderende operatie. Ook geldt de eis dat de betrokkene onvruchtbaar is dankzij het verwijderen van de testikels of de baarmoeder. Volgens nieuwe wet is het voldoende als een rechter en deskundige vaststellen dat sprake is van ‘een diep verlangen een persoon van het andere geslacht te zijn’. Is dat het geval, dan kan de geboorteakte worden gewijzigd, en andere papieren, zoals paspoort en diploma’s.

62 …..Transgenders … Art. 1:28a BW: Vanaf 16 jaar mogelijkheid tot geslachtswijziging bij Burgerlijke stand, zonder wijziging geslacht (geen onvruchtbaarheid) ARTIKEL 1: 28c nieuw BW “3. Indien de betrokkene na de wijziging van de vermelding van het geslacht een kind baart, wordt voor de toepassing van titel 11 en hetgeen daaruit voortvloeit uitgegaan van het geslacht dat deze voor de wijziging had. In geval van adoptie van een kind op verzoek van degene die dit na de wijziging van de vermelding van het geslacht heeft verwekt of heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind met eigen zaad tot gevolg heeft gehad, en het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, is de maatstaf van het vierde lid van artikel 227 van toepassing.“

63 Vervangend diploma transgenders
Besluit tot wijziging van Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO i.v.m. het verstrekken van een vervangend opleidingsdocument bij naams- en geslachtsverandering Besluit van 18 januari 2013, Stb. 109

64 Teeven gaat onderzoek doen naar echtscheiding zonder tussenkomst rechter (juli 2013)
Staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie) gaat onderzoek doen naar de gevolgen van invoering van de echtscheiding zonder tussenkomst van de rechter - een maatregel die in het huidige regeerakkoord staat. Dat schreef de bewindsman op 12 juli 2013 in in zijn brief aan de Tweede Kamer over de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand. De voorgenomen maatregel maakt het mogelijk om echtscheidingen waarin beide partijen het met elkaar eens zijn en waarin de partners geen minderjarige kinderen hebben, zonder verplichte rechtsbijstand af te wikkelen. Bij de uitwerking van de maatregel wordt bekeken in hoeverre op een echtpaar dat langs deze weg wil scheiden, de verplichting zou moeten rusten voorafgaand aan hun echtscheiding juridisch advies in te winnen.

65 ….Vervolg… Daarnaast kondigde Teeven aan dat bij echtscheidingen het gezinsinkomen de basis wordt voor de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor een toevoeging. Nu telt het inkomen van de ex-partner in beginsel niet mee. Het is, aldus Teeven, niet de taak van de overheid om advocatenbijstand te financieren als er voldoende geld is, maar de echtelieden door omstandigheden dat niet met elkaar willen delen. Om dit op te lossen, kan de partner met inkomen of vermogen worden verplicht een bedrag te storten in een depot dat kan worden gebruikt door de aanstaande ex-echtgeno(o)t(e) voor de kosten voor de echtscheidingsprocedure. 

66 Nieuwe procesreglementen
Met ingang van 1 april 2014 zijn de procesreglementen ten behoeve van de behandeling in de rechtbanken van zaken op het gebied van het familie- en jeugdrecht gewijzigd. Het betreft de procesreglementen -Scheiding -Alimentatie en Bijstandsverhaal -Gezag en omgang -Adoptie -Overige (Boek1)zaken en -Civiel Jeugdrecht + Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (vanaf 1 januari 2014)

67 Toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
Wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de rechter in een civiele zaak betreffende een minderjarige ambtshalve gegevens uit andere de minderjarige betreffende dossiers aan het procesdossier toevoegt en aan zijn beslissing ten grondslag legt. Hij kan dit doen wanneer hij dit noodzakelijk acht met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige. (1 febr-15 april 2012)

68 Wv Toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
Na artikel 801 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 801 a Rv 1. In zaken betreffende minderjarigen kan de rechter, wanneer hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht, ambtshalve gegevens uit een ander procesdossier van de minderjarige aan het procesdossier toevoegen en aan zijn beslissing ten grondslag leggen. 2. De verzoeker en de belanghebbenden worden voldoende in de gelegenheid gesteld zich over de aan het procesdossier toegevoegde gegevens uit te laten. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op zaken die het levensonderhoud van minderjarigen betreffen.

69 Rapport NO + KO over de OTS bij omgangsproblemen
Onderzoek op eigen initiatief van de NO+ Kinderombudsman naar aanleiding van klachten en signalen over de RvdK en Bureaus Jeugdzorg. De RvdK en de rechter kunnen Bjz helpen. Zij kunnen er voor zorgen dat tijdens de rechtszitting de neuzen, ook die van de ouders, zoveel mogelijk dezelfde kant op komen te staan. Alleen dan heeft een ondertoezichtstelling onder deze moeilijke omstandigheden een zekere kans van slagen. Ook zijn er verbeteringen mogelijk in het aanbod van hulp, bijvoorbeeld bij het begeleiden van omgang

70 Groei OTS en voogdij (totaal aantallen):
Jaar OTS Groei 7,7% 3,24% -1% -4,0% UHP Groei UHP NB -4% -12% Gem. duur 3,6 3,1 2,9 jr OTS Voogdij Aantal OTS’en van ongeboren vrucht: 251 (2011), in 2009: 132 In 2011: nieuwe pupillen voogdij-asiel: 843; in 2012 : 513 voogdij: 1592; voorlopige voogdij: 270 pupillen OTS: nieuwe OTS-pupillen in 2011; in 2012

71 Indicatiebesluiten Indicatiebesluiten: Jaar 2008 2009 2010
In vrijwillig kader In gedwongen kader Totaal % gedwongen kader 30% 27% 30% De verplichte indicatiebesluiten vervallen onder de nieuwe Jeugdwet

72 Verruiming aansprakelijkheid minderjarigen ≥ 14 jaar
Kamerstukken I, , A: Initiatiefvoorstel-Oskam/Cöruz betreffende verruiming aansprakelijkheid voor gedragingen van minderjarigen vanaf veertien jaar Doel voorstel: ouders/verzorgers kunnen volledig aansprakelijk worden gesteld voor de door hun minderjarige kinderen bewust toegebrachte schade. In het debat in de Eerste Kamer maakte een aantal woordvoerders bezwaar dat de 'vrijpleitmogelijkheid' van ouders in het initiatiefwetsvoorstel geheel komt te vervallen. Zo ook over de verzekerbaarheid van de algehele risicoaansprakelijkheid van ouders van minderjarigen. Initiatiefnemer Oskam (CDA) gaf aan dat hij zich naar aanleiding van de in de Eerste Kamer geuite bezwaren zal herbezinnen op het wetsvoorstel. Aanhouding wetsvoorstel.

73 Wijzigingen in titels 16, 19 en 20 Boek 1 BW
Wet van 16 oktober 2013, Stb. 414, tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen (Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap) I.w.tr. op 1 januari 2014 (Stb. 2013, 435). Zie ook Concept-Besluit kwaliteitseisen curatoren, bewindvoerders en mentoren (

74 Inwerkingtreding (Stb 2013, 435)
Enig artikel : Met ingang van 1 januari 2014 treedt de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap in werking, met uitzondering van: – artikel I, onderdeel C, onder 2, onderdeel E, onder 2, zevende tot en met negende lid van artikel 383, onderdeel G, onder 1, vierde en zesde zin van het eerste lid van artikel 386, onderdelen K en L, onderdeel P, zevende tot en met negende lid van artikel 435, onderdeel U, onder 2, onderdeel W, onderdeel AA, onder 3, onderdeel BB, tweede lid van artikel 459 en onderdeel CC; – artikel III; – artikel V. Regeling inzake kwaliteitseisen en beloning treedt later in werking in afwachting Besluit.

75 Onderwijs als wapen voor recidive
Jongeren van 12 tot 23 jaar kunnen bij een veroordeling straks een maatregel opgelegd krijgen die ervoor zorgt dat ze weer naar school gaan om hun diploma te halen. Het doel van het volgen van onderwijs is tweeledig: voorkomen dat zij zich schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten en vergroten van hun kansen op werk. Dit staat in het wetsvoorstel maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (tbo-maatregel) van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, mede namens minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. De maatregel vloeit voort uit het regeerakkoord. Gelijktijdig wordt daarmee uitvoering gegeven aan de motie van het Tweede Kamerlid Marcouch (bericht MinV&J, 2 oktober 2013).

76 Veegwet VWS Wet van 4 december 2013 tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet teneinde daarin enkele verbeteringen aan te brengen, alsmede technische reparaties in diverse wetten (Veegwet VWS 2013) Diverse wijzigingen, o.a. in Wet op de jeugdzorg

77 www.internetconsultatie.nl 8 december 2013
Concept-wetsvoorstel Scheiden zonder rechter (voor gehuwden en GP’ers zonder minderj. kk) Dit wv. regelt dat echtscheiding voor echtgenoten zonder minderjarige kinderen en die het eens zijn over de echtscheiding mogelijk wordt via de burgerlijke stand in plaats van via de rechter Doel van de regeling Als inschakeling van de rechter niet langer altijd nodig zal zijn, zal men ook zonder advocaat kunnen scheiden. Degenen die willen scheiden kunnen dan net als samenwoners die uit elkaar gaan, zelf afspraken maken over de gevolgen van hun scheiding. Desgewenst kunnen zij juridisch advies inwinnen over de woning, alimentatie, boedelscheiding, pensioen e.d.

78 Stopzetten NODO-procedure
Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) en Publieke Gezondheid en Veiligheid (PGV) Nederland hebben de NODO (Nader Onderzoek DoodsOorzaak)-procedure per 1 januari 2014 stopgezet, met akkoord van VWS en V&J. De wet was ingevoerd in 2012! (Kritiek: te hybride regeling en te kostbaar onderzoek + te emotioneel belastend) Zie de brief van 16 december 2013 van de Staatssecretaris van VWS XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2014, nr. 80

79 Erfenis met onverwachte schulden
( d.d. 5 februari 2014) Wijziging v. Boek 4 BW om in uitzonderlijke situaties erfgenamen de mogelijkheid te geven, ontheffing te vragen van de verplichting om onverwachte schulden met privévermogen te voldoen. Doel: Het beschermen van het privévermogen van erfgenamen die de nalatenschap zuiver hebben aanvaard in situaties waarin het niet redelijk is dat zij een schuld van de erflater, die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen, uit privévermogen moeten betalen omdat het geërfde vermogen niet toereikend is voor voldoening van deze schuld. Erfgenamen kunnen in uitzonderingssituaties, als sprake is van een onverwachte schuld, ontheffing krijgen van de kantonrechter van de verplichting om deze schuld uit eigen zak te moeten betalen.

80 Kinderombudsman in Rapport over vechtscheidingen
Bericht: 31 maart 2014 Vroeger signaleren, eerder ingrijpen en de regie voeren op één plek. Dat zijn de sleutels voor een effectievere aanpak van vechtscheidingen, aldus de Kinderombudsman in zijn adviesrapport “Vechtende ouders, het kind in de knel” (31 maart 2014). Hij pleit voor verplichte mediation, verplichte scheidingsedu-catie aan ouders, een regierol voor de rechter en het sneller inschakelen van een bijzondere curator die het belang van het kind behartigt. In zijn voorstel worden alle scheidende ouders straks verplicht om minimaal één gesprek met een scheidingsmediator te voeren. Zij volgen verplicht voorlichting over wat een scheiding voor kinderen betekent. Liggen er na drie mediationsessies nog geen ouderschapsafspra-ken, dan voert de rechter nauw de regie zodat juridische procedures beperkt blijven. Ook benoemt hij dan een bijzondere curator.

81 Jurisprudentie

82 Ontstaan en beëindiging
van juridisch ouderschap 82

83 Afstammingsrecht : Soorten ouderschap
Welke ouder? Relatie ouder-kind kan zijn: I biologisch: IA moeder (degene die een kind baart is de biologische moeder, degene die de eicel levert is de genetische moeder) IB verwekker IC biologische vader (donor) en/of II sociaal: de opvoeder(s) III juridisch: Wie staan als – meest recente - ouder(s) op de geboorteakte van het kind vermeld? Een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke betrekking tot elkaar (1:197 BW)

84 Moederschap Moeder: art. 1:198 BW Vrouw uit wie kind geboren is
of vrouw die kind heeft geadopteerd Friese vrouw (63) bevalt van dochter De 63-jarige Tineke Geessink uit het Friese Harlingen is op 21 maart in een ziekenhuis in Leeuwarden bevallen van een dochter met de naam Meagan. Daarmee is zij de oudste vrouw in Nederland die moeder is geworden. De vrouw werd zwanger via eiceldonatie in Italie. Het kind kwam via een keizersnee ter wereld met zaad van onbekende eicel- en spermadonor.

85 Lesbisch ouderschap Wet van 25 november , Stb
Lesbisch ouderschap Wet van 25 november , Stb. 480 (Kamerstukken ) het moederschap van de duomoeder ontstaat van rechtswege als de duomoeder is gehuwd met de moeder van het kind en duidelijk is dat de biologische vader van het kind geen rol zal spelen in zijn verzorging en opvoeding (verklaring St. afstammingsvoorlichting); 2. in alle andere gevallen kan de duomoeder het kind erkennen; 3. de mogelijkheid om de rechter te verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning wordt uitgebreid tot de zaaddonor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind;

86 Lesbisch ouderschap Stb. 2013, 480 (2)
de duomoeder die als levensgezel heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, wordt gelijkgesteld aan de mannelijke levensgezel. Dit betekent dat: a. het moederschap van deze duomoeder gerechtelijk kan worden vastgesteld (art. 1:207 BW); en b. zij alimentatieplichtig is jegens het kind op grond van art. 1:394 en 395b BW.

87 Lesbisch ouderschap (3)
Art. 1:394 BW: onderhoudsactie tegen duomoeder (‘de persoon’) indien moeder zwanger is geraakt, mede op instigatie partner Twee lesbiennes in Duitsland die (gulle) spermadonor om kinderalimentatie vragen (1 maart 2011)

88 Vaderschap Art. 1:199 BW: Man t.t.v. geboorte met moeder gehuwd (of straks na i.w.tr : binnen GP) (uitzondering: kind geboren binnen 306 dagen na overlijden vader) Man die kind heeft erkend Man die kind heeft geadopteerd Man wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld

89 Duomoederschap en de RwNed
Rijkswet van 25 november 2013, Stb. 481, tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de wijziging van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek betreffende het ontstaan van het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie Deze wijziging regelt in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RNW) dat de duomoeder die het ouderschap van rechtswege door huwelijk, door erkenning of door gerechtelijke vaststelling krijgt het Nederlanderschap kan doorgeven aan haar kind i.v.m. de Wet van 25 november 2013, Stb. 480 (lesbisch ouderschap) Kamerstukken (R1998)

90 Trangenders Kamerstukken I 2013/14, 33 351, nrs. A-C
Antwoord regering p 18 november 2013: Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte De vragen ….. beantwoordt de regering als volgt: “De leden van de SP-fractie begrijpen met juistheid dat, als «een tot man veranderde vrouw» een kind baart, deze vrouw/man van rechtswege de moeder is. Aldus bepaalt immers het nieuwe artikel 28c lid 3. Deze «inmiddels-man» is van rechtswege de moeder van het kind, de vrouw met wie zij is getrouwd kan eveneens als de moeder gelden indien en nadat zij het kind heeft geadopteerd. Op de geboorteakte staat uit welke persoon, namelijk de man die voorheen vrouw was, het kind is geboren.”

91 MvA, , nr. C “Indien een transvrouw (d.w.z. een biologische man waarvan de vermelding van het geslacht in de geboorteakte is gewijzigd in vrouw) een kind verwekt zal deze persoon onder de geldende wet slechts dan als de ouder (moeder) van het kind kunnen gelden als deze het kind heeft geadopteerd. Deze persoon kan immers niet worden aangemerkt als «de man die», zoals bedoeld in artikel 199 BW. Een vrouw kan een kind pas erkennen indien het wetsvoorstel tot wet zal zijn verheven en in werking getreden. In afwachting daarvan maakt het voorgestelde artikel 28c, derde lid, zoals dit bij nota van wijziging is gewijzigd, het mogelijk dat het kind op eenvoudige wijze door de transvrouw kan worden geadopteerd, namelijk met toepassing van de thans van kracht zijnde regels die gelden voor de adoptie van een kind dat wordt geboren binnen de relatie van de moeder met een partner van gelijk geslacht.”

92 Duo-moederschap (vervolg)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4575 Hof: …. alvorens de man als donorvader kan worden aangesproken op voorziening in de kosten van de verzorging en opvoeding van het kind, zal eerst moeten worden bezien of de voormalige vrouwelijke levensgezel van de vrouw onderhoudsplichtig moet worden geacht jegens het kind. Het had op de weg van de vrouw gelegen om te stellen en – tegenover eventuele betwisting door de man – aannemelijk te maken dat een bijdrage in het voor het kind noodzakelijke levensonderhoud niet van haar voormalige partner kon worden verkregen, althans dat van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij haar voormalige partner ter zake aanspreekt. Nu daaromtrent niets is gesteld of gebleken, komt het hof niet toe aan de beantwoording van de vraag of de man een subsidiaire onderhoudsplicht heeft jegens het kind. Het Hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Zutphen van 3 augustus 2012.

93 Vervolg Rb Zutphen 3 aug. 2012 … De ex-partner van V heeft geen onderhoudsplicht jegens Z. M was evenmin onderhoudsplichtig als donor. Door de samenwoning en het huwelijk van M met V is volgens Rb echter een nieuwe situatie ontstaan: M is biologische ouder met family life en stiefouder geworden. M heeft feitelijk gedurende langere tijd een deel van de zorg, waaronder de financiële zorg, voor Z op zich genomen. Aldus is hij een verplichting aangegaan die in de gegeven omstandigheden niet eindigt door het eindigen van het huwelijk. Artikel 8 EVRM legt een verplichting op, ook aan de wetgever, om een basis te geven voor de aanspraak op levensonderhoud. Dat de wetgever die aanspraak voor een situatie als de onderhavige niet heeft geregeld, maakt niet dat een in strijd hiermee gemaakte afspraak stand kan houden, nog daargelaten dat ten tijde van deze afspraak niet was voorzien dat partijen op enig moment zouden huwen.

94 Zus is geen belanghebbende in procedure ontkenning vaderschap
Hoge Raad, 17 mei 2013, LJN BZ3641 Ex art. 1:200 lid 1 sub a en b BW kan het vaderschap uitsluitend worden ontkend door de vader of de moeder van het betrokken kind, resp. het kind zelf. Het verzoek daartoe kan, ingevolge artikel 1:200 lid 5 en 6 BW, eveneens uitsluitend worden ingediend door de vader of de moeder van het betrokken kind, respectievelijk het kind zelf. Behoudens in de gevallen voorzien in art. 1:201 lid 1 en 2 BW, kan een dergelijk verzoek niet worden ingediend door een persoon wiens eigen afstammingsrelatie niet rechtstreeks door (toe- of afwijzing van) het verzoek wordt geraakt, ook al heeft deze persoon een afgeleid belang bij het voortbestaan of het verbreken van de afstammingsrelatie tussen de vader en het betrokken kind, zoals het geval kan zijn bij een broer of een zuster van het betrokken kind of bij diens vermeende biologische vader (HR 9 december 2005, LJN AU3262).

95 Erkenning door vader van geestelijk gehandicapte kinderen
Rb Nood-Nederland 21 augustus 2013 ECLI:NL:RBNHO:2013:9803 De ambtenaar Burgerlijke Stand heeft geweigerd de akten van erkenning op te maken omdat beide kinderen (13 en 29 jaar oud) meervoudig gehandicapt zijn en door een geestelijke beperking niet in staat zijn te begrijpen wat de erkenning inhoudt, en zij evenmin in staat zijn hun schriftelijke toestemming voor de erkenning te geven. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van beide kinderen is dat zij door de man (hun verwekker) worden erkend. Nu zij zelf niet in staat zijn hun toestemming daartoe kenbaar te maken, wijst de rechtbank het verzoek van de man toe en verleent hem vervangende toestemming voor erkenning. De achternaam van de kinderen is ter bepaling gelaten aan de ambtenaar BS.

96 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 januari 2013, LJN BZ0289
Toewijzing verzoek beëindiging gezamenlijk gezag Het kind is geboren uit het huwelijk van twee vrouwen. De meemoeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag. De relatie van partijen is kort na de geboorte van het kind verbroken. De rechtbank heeft het verzoek van beide vrouwen om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen, afgewezen. Het hof vernietigt (tegen het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in) die beschikking en bepaalt dat - gelet op de specifieke feiten en omstandigheden - het ouderlijk gezag alleen aan de biologische moeder toekomt.

97 Minderjarigheid Gezag Verhuizen met kinderen Omgang procesrecht

98 Naamrecht Voornaam: Geslachtsnaam: Art. 1:4 BW
Art. 1:28b lid 2 BW (regeling transseksuelen) Art. 1:227 lid 4 BW (regeling adoptie in geval kind nog geen voornaam heeft) Geslachtsnaam: Art. 1:5 Art. 1:7 + Besluit geslachtsnaamswijziging Art. 1:253t BW (HR 24 januari 2003, LJN AF0204: belang behoud oorspronkelijke naam weegt zwaarder dan belang moeder en stiefvader bij eenheid van naam in –nieuwe- gezin) Art. 1:282 BW Let ook op art. 1:9: bevoegdheid voeren naam partner, naam wijzigt niet!

99 Naamrecht Art. 5 lid 2: in geval van erkenning waarna ouders in het huwelijk treden, dan nieuwe naamskeuze mogelijk Art. 1:4 BW Gepaste voornaam? TomTom, Miracle-of-Love? Fleur-de-mariage, F, B’Elana? Vrijdag? Felicia Misty Morning?

100 Crazy Names De volledige top 10 van de lijst met ‘schaamnamen’ ziet er als volgt uit: Schaamnamen 2013 Till Bal Bennie Thuis Wil de Pijper Ab Louws Dick Tevreden Kerst Boomsma Cock Blokker Til en Johannes Burg (echtpaar) Dies Groot Joska Bouter

101 Voornaam ‘Funda’ gewijzigd
Gerechtshof Den Haag, 16 oktober 2013 , ECLI:NL:GHDHA:2013:4465 De vrouw verzoekt om haar voornaam ‘Funda’ te wijzigen in [gewenste naam]. Zij verkeert al jaren in met name Latijns-Amerikaanse kringen en wil zich met haar partner vestigen in de Dominicaanse Republiek. In het Spaans heeft de naam ‘Funda’ echter een negatieve betekenis, zoals ‘zak’ en ‘vuilniszak’. Ook ervaart zij de associatie met de gelijknamige makelaarssite als onplezierig. Hof gaat akkoord.

102 Gezag over minderjarigen

103 Vormen van gezag over minderjarigen I
Titel 14 Boek 1 BW Vormen van gezag: Ouderlijk gezag: al dan niet gezamenlijk  eenoudergezag c.q. gezamenlijk ouderlijk gezag) Gezamenlijk gezag (253t-gezag): zie ook 1:253aa en 253sa BW

104 Vormen van gezag over minderjarigen II
Voogdij, als er geen ouder met gezag is, dus een derde: - natuurlijk persoon (bijv. pleegouder) - rechtspersoon (voogdij-instelling) Gezamenlijke voogdij (art. 1:282 BW) Tijdelijke voogdij (art. 1:296 BW) Voorlopige voogdij (art. 1:241, 1:272 BW) Gezinsvoogdij (art. 1:254 e.v. BW)??

105 Gezag (ouderlijk) gezag , al dan niet gezamenlijk
T.a.v. persoon (art. 1: jo 253v BW) T.a.v. vermogen (art. 1:253i – 253m jo. 253v BW) Voogdij: T.a.v. persoon (art. 1:336 B.W.) T.a.v. vermogen (art. 1: 337 B.W. e.v.)

106 Gezamenlijk gezag vs. gezamenlijk ouderlijk gezag
Overeenkomsten: Opvoedings- en verzorgingsverantwoordelijkheid Maximaal twee personen Verschillen: Ontstaan via afstammingsrecht en gezagsrecht Wat bij einde huwelijk/gergegistreerd partnerschap/partnerschap? Wat als een van partijen eenoudergezag/voogdij vraagt? Onderhoudsplicht (art. 1:392/404 vs. 1:253w BW)

107 Rechtsgevolgen gezamenlijk gezag ex art. 1:253t BW (2)
Bij verbreking relatie: Art. 1:253 t: gezamenlijk gezag loopt door, tenzij art. 1:253y (zie HR 28 maart 2003, NJ 2003, 359 ouder en opvoeder strijden over gezag) Omgang voor ouder: art. 1:377a BW Omgang voor niet-ouder: art. 1:377a BW Informatie en consultatie: Art. 8 EVRM jo. art. 1:377b en c BW

108 Ouderlijk gezag na echtscheiding
Na ontbinding huwelijk door echtscheiding behouden de ouders hun ouderlijk gezag, tenzij de ouders of een van hen de rechtbank verzoeken in het belang van het kind te bepalen dat het ouderlijk gezag over het kind aan een van hen alleen toekomt. “Klem”-criterium HR 10 september 1999, NJ 2000, 20. Wat betekent ‘klem-criterium’’ in de praktijk?? Ontheffingscriteria ex art. 1:266 e.v. BW? Onderzoek 2003 (Universiteit van Tilburg; FJR 2004, p )

109 Ouderschapsplan Wet van 27 november 2008, Stb. 500 (i.w.tr. per 1 maart 2009) (Kamerstukken ) Afschaffing flitshuwelijk (geen omzetting huwelijk in geregistreerd partnerschap) Door mr. Cees van Leuven ontwikkelde zorgplan: het “Praktijkmodel zorgregeling” (zie volgende sheets)

110 Het ouderschapsplan Art. 815 lid 3 Rv
Wat moet er in het plan staan? Het plan moet ingevolge art. 815 lid 2 Rv in ieder geval afspraken bevatten over de volgende aangelegenheden: de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247, verdelen of het recht en de verplichting bedoeld in artikel 377a eerste lid, vormgeven; de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen; de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De ‘nieuwe grote leugen’?

111 Eenhoofdig ouderlijk gezag:
Buiten huwelijk of gp: hoofdregel moeder eenhoofdig gezag, tenzij andere rechterlijke uitspraak (253b-e) Na huwelijk of gp ouders of ouder-niet ouder; rechterlijke uitspraak nodig (251 lid 2, 253n) Na overlijden van gezagsdragende ouder gezag van rechtswege eenhoofdig aan andere gezagsdragende ouder (253f) Na overlijden van gezagsdragende ouder na rechterlijke uitspraak (253g)

112 Voogdij Natuurlijk persoon of rechtspersoon
Natuurlijk persoon: een- of tweehoofdig Via benoeming door rechter (295; 275) of Via testament ouder (292, 293) Van eenhoofdig naar tweehoofdig na rechterlijke beslissing (282)

113 Gezamenlijk gezag ouder en niet-ouder en gezamenlijke voogdij
Art. 1: 253sa, 253t, 282 BW Voorwaarden: 1:253 sa BW Geen andere juridische ouder 1:253t: BW eenhoofdig gezag verzoekende ouder Npb niet-ouder en kind Belang kind Indien nog andere ouder: Verzoekende ouder 3 jaar eenhoofdig gezag Verzorgingstermijn verzoekers 1 jaar

114 Gez. gezag ouder – niet ouder gezamenlijke voogdij (2)
Gevolg: Onderhoudsplicht (253w) Optioneel: geslachtsnaamwijziging (253sa lid 3, 253t lid 5, 282 lid 7)

115 Gezag na overlijden Hoe?
Van rechtswege in geval van gezamenlijk gezag: Overlevende is ouder: eenhoofdig gezag (253f) Overlevende is niet-ouder: voogdij (253x) Ingangsdatum: Na benoeming in testament en aanvaarding (292, 293, 280) Na rechterlijke beslissing (253g, 253h, 295) Overlevende ouder heeft voorkeurspositie Geen overlevende ouder of testament? Dan benoeming voogd door rechtbank

116 Ouders gaan uit elkaar Hoofdregel: gezag loopt door (art. 1:251 lid 2 BW), tenzij verzoek om eenhoofdig gezag wordt toegewezen Zelfde geldt als 253t-ers uit elkaar gaan: gezag loopt door, tenzij verzoek ogv 253n wordt toegewezen.

117 Ouderlijk gezag In geval van eenhoofdig gezag: art. 1:253g/h: overlevende ouder kan zelf om gezag verzoeken, heeft voorkeurspositie, ook boven testamentair benoemde voogd In geval van gezamenlijk ouderlijk gezag: art. 1:253f van rechtswege eenhoofdig gezag overlevende ouder

118 Wijziging artikel 1:253c gezamenlijk gezag op eenzijdig verzoek “samenwoners” blote verwekker kan via tweetrapsraket gezamenlijk gezag vragen Grond: belang kind noodzakelijk of klemcriterium

119 Horen kind als getuige Rb Breda 11 april 2013, LJN: BZ7354 Horen van minderjarige als getuige. Een partij aan wie in een procedure een bewijsopdracht is verleend, heeft het recht door haar aangewezen personen als getuigen op te roepen. Het horen van een door die partij voorgestelde getuige mag door de rechter slechts worden geweigerd indien in de gegeven omstandigheden de goede procesorde in verband met de bij die beslissing betrokken belangen dat eist. Belangen kind wegen zwaar (ogv. Art. 3 IVRK en 6 EVRM). In dat geval dient het belang van de betrokken partij bij waarheidsvinding door het horen van de voorgestelde getuige te wijken voor het belang van bescherming van (de gezondheid van) het kind. De weigering van een rechter op die grond om een getuige te horen, behoort tevens niet in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel te komen.

120 Hoorrecht minderjarige HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1084
Bij de beantwoording van deze vraag overweegt de Hoge Raad dat (op grond van de wet, de wetsgeschiedenis en het recht van de ons omringende landen) moet worden aangenomen dat de rechter ervan kan afzien een minderjarige in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken, indien naar zijn oordeel: 1. aannemelijk is dat de minderjarige wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke stoornis niet in staat is zich een mening te vormen; 2. aannemelijk is dat de minderjarige niet wil worden gehoord en/of: 3. te vrezen valt dat het bieden van die gelegenheid de gezondheid van de minderjarige zal schaden.

121 ….vervolg….. “Voor zover het bestreden oordeel inhoudt dat Z niet opnieuw hoefde te worden uitgenodigd omdat het horen niet tot een andere beslissing zou leiden, berust het - in het licht van het voorgaande - op een onjuiste rechtsopvatting.  Voor zover in het bestreden oordeel besloten ligt dat een hernieuwde uitnodiging van Z achterwege kon blijven op een van de hiervoor sub 1, 2 en 3 genoemde gronden, is het ontoereikend gemotiveerd. Niet gebleken is dat Z niet wilde of om een van de hiervoor sub 1, 2 en 3 genoemde redenen niet kon worden gehoord.” Gelet op het belang van het 14-jarige kind om zijn mening kenbaar te kunnen maken in zaken die hem betreffen – zie ook art. 12 IVRK – is de niet nader onderbouwde mededeling van BJZ dat de jeugdige met een angststoornis kampt en in de war raakt als hij wordt geconfronteerd met het maken van keuzes, ontoereikend om het bestreden oordeel te kunnen dragen.

122 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 januari 2013, LJN BY8143
De moeder en haar twee minderjarige dochters (12 en 11 jaar) hebben verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te vernietigen. De vader heeft verzocht de dochters niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof komt tot de conclusie dat de dochters niet-ontvankelijk zijn. Het hof komt ook na overweging van de overige door appellanten aangevoerde argumenten tot het oordeel dat er geen sprake is van de gestelde schending van essentiële vormvoorschriften op grond waarvan de beschikking vernietigd zou moeten worden. Het verzoek van de moeder wordt afgewezen nu er geen inhoudelijke grieven tegen de uithuisplaatsing zijn aangevoerd. 

123 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 januari 2013, LJN BZ0289
Toewijzing verzoek beëindiging gezamenlijk gezag Het kind is geboren uit het huwelijk van twee vrouwen. De meemoeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag. De relatie van partijen wordt kort na de geboorte van het kind verbroken. De rechtbank heeft het verzoek van beide vrouwen om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen, afgewezen. Het hof vernietigt (tegen het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in) die beschikking en bepaalt dat - gelet op de specifieke feiten en omstandigheden - het ouderlijk gezag alleen aan de biologische moeder toekomt.

124 Eigen rechtsingang jeugdige
Rb Overijssel, 28 juni 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:1986 M en V zijn met elkaar gehuwd geweest tot 2011 Uit het huwelijk van partijen zijn twee – nu nog minderjarige – kinderen geboren, onder wie de nu 17-jarige dochter D. M en V zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen. Bij de echtscheiding is bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij V hebben. D verblijft echter sinds december 2011 bij M. D is in 2012 onder toezicht gesteld. D heeft de rechtbank schriftelijk laten weten dat zij graag wil dat M zeggenschap over haar heeft. M kan zich daarin vinden, V en de gezinsvoogd niet. De GVI kan eventueel een aanwijzing geven. Rb: Er bestaat daarom geen aanleiding ambtshalve een beslissing te geven als bedoeld in artikel 1:251a eerste lid BW.

125 OTS geen middel om gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te houden
Gerechtshof Arnhem 4 oktober 2012, LJN: BY3964 : Zeer belast verleden tussen partijen; de vader zit in verband met een ernstig geweldsmisdrijf tegen de moeder in detentie. De voor de uitoefening van gezamenlijk gezag benodigde communicatie van partijen ontbreekt totaal, hetgeen het gezamenlijk nemen van beslissingen over het 12-jarig kind op dit moment onmogelijk maakt en niet in diens belang is. RvdK adviseerde het gezamenlijk gezag in stand te laten zolang kind onder OTS staat. Hof: aannemelijk is dat een wijziging van het gezag in het belang van minderjarig kind noodzakelijk is. Hoewel de gezinsvoogd ervoor kan zorgen dat de ouders niet in direct contact met elkaar hoeven te komen, is het doel van een ondertoezichtstelling niet om op een dergelijke wijze het gezamenlijk gezag tussen de ouders in stand te houden.

126 Belanghebbenden bij OTS

127 Is vader belanghebbende? Rb Alkmaar 27 juli 2012, LJN: BX8531
Daarom kunnen in deze procedure slechts als belanghebbenden in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv worden beschouwd: de met het gezag belaste ouder(s), een ander die het minderjarige kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en de minderjarige zelf, mits deze twaalf jaren of ouder is (zie artikel 1:256, vierde lid, BW). Ook de minderjarige die jonger is, kan aangemerkt worden als belanghebbende indien hij in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. Steun voor deze opvatting ziet de Kire in de uitspraak van de Hoge Raad van 21 mei 2010, LJN: BL7043 en de (Conclusie van de Procureur-Generaal bij de) uitspraak van de Hoge Raad van 28 oktober 2011, LJN: BR5084.

128 Hof Leeuwarden15 januari 2013; LJN: BZ0169
Belanghebbendenbegrip: vader in procedure verlenging ots niet-ontvankelijk verklaard. Hij is geen belanghebbende. Moeder is met eenhoofdig gezag belast. De vader, die in eerste aanleg als belanghebbende is aangemerkt, gaat in beroep. Hij wordt niet ontvangen in zijn beroep, omdat hij niet als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv kan worden aangemerkt. Het hof overweegt: De maatregel van de ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel die door de kinderrechter kan worden uitgesproken c.q. kan worden verlengd indien aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1:254 lid 1 BW is voldaan.

129 Tante of grootouders geen belanghebbende bij OTS of machtiging UHP
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 mei 2013, LJN CA1625 Tante geen belanghebbende bij machtiging uithuisplaatsing, wel informant . Gerechtshof Den Haag 5 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2595 Ook grootouders zijn geen belanghebbende, hoezeer zij ook een belangrijke rol gespeeld in het leven van de minderjarige. Zij hebben niet de verzorgende en opvoedende rol vervuld. De minderjarige werd immers door de vader verzorgd en opgevoed.

130 Gerechtshof Den Haag 10 juli 2013 ECLI:NL:GHDHA:2013:2939
Verzoek tot verwijdering van conclusie in AMK-rapport: "Kindermishandeling niet bevestigd en niet weerlegd". artikel 10 en 11 Wjz. ‘Jeugdzorg heeft er belang bij dat het zijn wettelijke taak naar behoren kan uitoefenen. Dat belang houdt ook in dat Jeugdzorg een conclusie kan verbinden aan het onderzoek dat zij gehouden is uit te voeren. Immers, een getrokken conclusie dient om, in het belang van de minderjarige, te bepalen welke vervolgstappen mogelijk moeten worden genomen. Het belang van de minderjarige wordt daarmee gediend. Indien het verzoek van de man - om helemaal geen conclusie aan het AMK onderzoek te verbinden dan wel daaraan de conclusie te hechten dat van kindermishandeling geen sprake is - zou worden ingewilligd, dan zou er naar het oordeel van het hof … (zie volg. sheet)

131 Vervolg…. geen recht worden gedaan aan de belangen van de minderjarige, welke belangen door Jeugdzorg worden behartigd en door Jeugdzorg dienen te worden gewaarborgd. Dat belang houdt ook in dat een volledig dossier wordt bewaard en daarom dat de uit het onderzoek getrokken conclusie bewaard blijft. Naar het oordeel van het hof heeft het AMK het onderzoek daarom met deze conclusie kunnen afsluiten.’

132 Verhuisproblematiek Verhuizing van ouder met gezamenlijk ouderlijk gezag met kind tegen wil van de andere ouder: Art. 1:253a BW Verhuizing van ouder met eenoudergezag met kind tegen wil van d eandere ouder zonder gezag: Art. 1:377a BW/377e BW HR 25 april 2008, LJN: BC5901 (Zwitserland-zaak)

133 Wanneer mag verhuizen met kinderen wel??
Art. 1:253a BW Conform de vaste rechtspraak (onder meer Hoge Raad 25 april 2008, LJN BC5901) dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:

134 Verhuizen mag … - het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten; - de noodzaak om te verhuizen (nieuwe partner, werk, ziekte, mantelzorg?); - de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid; - de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren; - de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;

135 Verhuizen mag … de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving; de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg; de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing; de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen; de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door verhuizende ouder; levensstandaard en voorzieningen in nieuwe woonomgeving van zelfde/hoger niveau.

136 Toestemming tot verhuizen naar Curaçao voor max. 3 jaar
Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2013, ECL:NL:GHAMS:2013:3219 Zoon (geboren in 2006) mag van Hof mee naar Curaçao met zijn moeder. Gezamenlijk ouderlijk gezag, hoofdverblijfplaats bij moeder. Zoon heeft ADHD en lijdt aan stoornis van Gilles de la Tourette. Partner moeder heeft driejarig contract aangeboden gekregen op Curaçao.

137 Omgang: effectuerings(on)mogelijkheden
Reële executie (art. 812Rv, 3:299 jo. 326 BW; met sterke arm politie of deurwaarder)? Dwangsom (art. 611a Rv)? Gezagswijziging (art. 1:253o BW)? Wijziging hoofdverblijfplaats? Gijzeling (art. 587 lid 2 Rv)? Ondertoezichtstelling? Opschorting alimentatie ex-partner? Opschorting alimentatie kind? Benoeming bijzondere curator (art. 1:250 BW; zie ook Stb. 2008, 500)? Bemiddeling (art. 1:253a BW)? Strafrecht (art. 279 Sr)? Omgangshuizen? Berusting? (zo ja, vastleggen in beschikking of p-v zitting) Eventueel gekoppeld aan informatierecht ex art. 1:377b BW?

138 Moeder werkt omgangsregeling tegen; kind hoofdverblijfplaats bij vader
Rb Amsterdam 27 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7841 Rb. aan de oppervlakte zijn wellicht geen kind-signalen te ontdekken zijn, maar uit de rapportages van de deskundigen en de standpunten van zowel de Raad als BJAA blijkt dat er andere serieuze signalen zijn om aan te nemen dat het niet in het belang van het kind is om verstoken te blijven van contact met zijn vader. Uit de overgelegde stukken op geen blijkt ook niet dat er in verleden sprake is geweest van kindermishandeling c.q. seksueel misbruik. De vrouw heeft geen enkele medewerking aan een contactregeling tussen de man en de minderjarige verleend en schaadt de belangen van het kind en de man dusdanig dat zij de rechtbank geen andere keuze laat ….

139 …. vervolg … ….. dan te bepalen dat het kind op een andere plek dan bij haar ondergebracht dient te worden. Kostenveroordeling: elke ouder moet helft kosten van het deskundigenonderzoek betalen (NIFP: €30.709,53) dus elk : €15.354,00

140 Gerechtshof Den Haag 15 mei 2013 ECLI:NL:GHDHA:2013:1668
In casu heeft de moeder het door het hof noodzakelijk geachte onderzoek onmogelijk gemaakt in verband met haar plotselinge en onaangekondigde vertrek naar Frankrijk. Hierdoor is er niet vastgesteld of er - zoals door de moeder gesteld doch door de vader gemotiveerd is bestreden – ontzeggingsgrond-en zijn voor omgang. Dat het door het hof met de beschikking van 10 oktober 2012 beoogde onderzoek door de raad niet heeft kunnen plaatsvinden, kan de vader niet worden tegengeworpen. Het hof ziet daarom aanleiding een omgangsregeling vast te stellen van één keer per maand op zaterdagmiddag, waarbij de vader naar Frankrijk gaat voor omgang met de minderjarigen. Het hof voegt hier nog het dringende advies aan toe om het gezamenlijke familienetwerk van partijen in te schakelen om de juiste voorwaarden te scheppen teneinde omgang op een voor de minderjarigen onbelaste wijze mogelijk te maken. ‘

141 Gerechtshof Den Haag 24 juli 2013 ECLI:NL:GHDHA:2013:2862
Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een opgelegde omgangsregeling. ‘Het hof stelt voorop dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking heeft verkregen in beginsel bevoegd is deze te executeren, ook indien tegen de beschikking hoger beroep is ingesteld. Bij de beoordeling van de vraag of, in afwijking van voornoemd uitgangspunt, de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking dient te worden geschorst, dienen de navolgende maatstaven te worden aangelegd (vgl. Hoge Raad 30 mei 2008, LJN BC5012):

142 Omgangshuis, maar met dreiging van daadwerkelijke omgang
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 21 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5670 Vernietiging van beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 7 mei 2013; verwijst partijen voor het opstarten van de omgangsregeling tussen de biologische vader en[zoon], geboren in 2010 te X, naar het aXiehuis te Y, waarbij de opbouw van de omgangsregeling zal geschieden in nader overleg tussen het aXiehuis en partijen; bepaalt dat, voor zover de verwijzing naar het aXiehuis op 1 maart 2014 nog niet tot omgang tussen de biologische vader en de minderjarige heeft geleid, de biologische vader en de minderjarige m.i.v. 1 maart 2014 recht hebben op omgang met elkaar gedurende één zaterdag per veertien dagen van tot uur, welke omgang plaatsvindt bij ……

143 ….vervolg…. ………de ouders van de biologische vader en door hen zal worden begeleid, dan wel door c.q. op een andere door partijen in onderling overleg te bepalen persoon en/of locatie.

144 Hoge Raad 1 november 2013 ECLI:NL:HR:2013:1084
Kinderverhoor. Het kind is onder toezicht gesteld en er is een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder vastgesteld. In februari 2012 heeft BJZ bij de kinderrechter een verzoek ingediend onder meer tot wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige (art. 1:263b BW). In maart 2012 heeft de kinderrechter de minderjarige gehoord. In april 2012 heeft de kinderrechter de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige gewijzigd in die zin dat de vader eenmaal per maand begeleide omgang met de minderjarige zal hebben op het kantoor van BJZ. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. Het hof heeft de minderjarige niet gehoord omdat BJZ vond dat een verhoor ter zitting van de minderjarige te belastend zou zijn voor de minderjarige.

145 ….vervolg….. “Voor zover het bestreden oordeel inhoudt dat Z niet opnieuw hoefde te worden uitgenodigd omdat het horen niet tot een andere beslissing zou leiden, berust het - in het licht van het voorgaande - op een onjuiste rechtsopvatting.  Voor zover in het bestreden oordeel besloten ligt dat een hernieuwde uitnodiging van Z achterwege kon blijven op een van de hiervoor sub 1, 2 en 3 genoemde gronden, is het ontoereikend gemotiveerd. Niet gebleken is dat Z niet wilde of om een van de hiervoor sub 1, 2 en 3 genoemde redenen niet kon worden gehoord.” Gelet op het belang van het 14-jarige kind om zijn mening kenbaar te kunnen maken in zaken die hem betreffen – zie ook art. 12 IVRK – is de niet nader onderbouwde mededeling van BJZ dat de jeugdige met een angststoornis kampt en in de war raakt als hij wordt geconfronteerd met het maken van keuzes, ontoereikend om het bestreden oordeel te kunnen dragen.

146 Handelings(on)bekwaamheid
JEUGDZORG Minderjarigheid Handelings(on)bekwaamheid Justitiële jeugdzorgmaatregelen: alleen voor minderjarigen Wie is minderjarig?

147 Handelings(on)bekwaam
Van handelingsonbekwaam tenzij naar handelingsbekwaam tenzij (1 november 1995): 1:234, 1: Mj is, mits hij met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt. 1:234, 3 Toestemming wordt aan de mj verondersteld te zijn verleend, indien het rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan het in maatschappelijk verkeer gebruikelijk is, dat mj van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten. MvT: kopen levensmiddelen, vervoersbewijs, filmvoorstelling, aanschaffen studieboeken, c.d.’s, activiteiten op gebied sport en spel.

148 Handelings(on)bekwaam (2)
Onbekwaam, voorzover de wet niet anders bepaalt: 1:253ha: meerderjarig verklaring minderjarige moeder 7:447, 1 : vanaf 16 jr tav geneesk behandelingsovk 29a, 2 WJZ : vanaf 12 jr bekwaam bij gesloten jeugdzorg in rechte op te treden, zelfs < 12 jr, mits in staat tot redelijke waardering van zijn belangen! 1:254,5: idem verzoek vervanging BJZ 1:256, 4: idem verzoek opheffing ots 1:259, 1: idem verzoek tot vervallen verklaring aanwijzing : 1:260, 1: idem verzoek aan BJZ tot intrekking aanwijzing 1:263, 2 en 4: idem verzoek einde uithuisplaatsing 1:263a, 2:idem verzoek intrekken/vervallenverklaring OR 1: 263b, 2: idem verzoek wijziging OR

149 Handelings(on)bekwaam (3)
Echter geen eigen rechtsingang voor minderjarige, die in hoger beroep komt: * tegen verlenging ots, Gerechtshof ‘s’- Hertogenbosch , LJN BQ3574, herhaald in hof den Bosch , BY8143, (tevens geen verplichting aanwezigheid advocaat bij verhoor, geen recht op inzage en afschrift stukken voor minderjarige, van wie belangen worden behartigd door moeder) * ook niet middels wettelijk. vertegenwoordiger, hof den Bosch 6 juli 2011, BR0638, * geen zelfstandige rechtsingang voor minderjarige bij uithuisplaatsing, Gerechtshof hof A'dam 8 november 2011, BU9526

150 Handelings(on)bekwaam (4)
Informele rechtsingang van mj: 1:251a (bij scheiding) leidend tot ambtshalve beslissing HR RFR 2008, 66: 1:251a BW moet aldus worden uitgelegd, dat het tevens aanleiding kan geven tot een na afloop van de scheidingsprocedure te geven beslissing tot toekenning van eenhoofdig ouderlijk gezag.(zie ook Rb Almelo 6 april 2011, BQ2724, ) of wijziging hoofdverblijf (Rb Alkmaar 16 februari 2011, FJR 2011, 66) 1:377g (bij omgang): idem, ook bij gezamenlijk ouderlijk gezag: Rb Den Haag 20 maart 2009, BJ0229 Verhoor mj 809 Rv: inzake betreffende m.j. beslist rechter niet dan na m.j. van 12 jaar of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld mening kenbaar te maken, tenzij zaak van ondergeschikt belang. Rechter kan een kind jonger dan 12 jaar in gelegenheid stellen mening kenbaar te maken op een door de rechter te bepalen wijze.

151 Jurisprudentie minderjarige
Kan een minderjarige de rechter verzoeken om het (na de echtscheiding van de ouders zonder rechterlijke tussenkomst voortgezette) gezamenlijk ouderlijk gezag om te zetten in eenhoofdig gezag? Informele rechtsgang bij ontbreken van rechterlijke beslissing. Ja, aldus: HR 4 april 2008, LJN: BC2241 Minderjarige verzoekt - via de bijzondere curator - met succes ex art. 1:251a BW de rechtbank om gezagswijziging (eenhoofdig gezag moeder). Ontvankelijkheid na echtscheidingsprocedure. Toepassingsgebied informele rechtsgang.

152 Eigen rechtsingang minderjarige
Rb Overijssel, 28 juni 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:1986 M en V zijn met elkaar gehuwd geweest tot 2011 Uit het huwelijk van partijen zijn twee – nu nog minderjarige – kinderen geboren, onder wie de nu 17-jarige dochter D. M en V zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen. Bij de echtscheiding is bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij V hebben. D verblijft echter sinds december 2011 bij M. D is in 2012 onder toezicht gesteld. D heeft de rechtbank schriftelijk laten weten dat zij graag wil dat M zeggenschap over haar heeft. M kan zich daarin vinden, V en de gezinsvoogd niet. Rb: Er bestaat daarom geen aanleiding ambtshalve een beslissing te geven als bedoeld in artikel 1:251a eerste lid BW.

153 Bijzondere Curator (art. 1:250)
Hof Den Bosch 19 november 2012 (HV /01) : ontheffing en ambtshalve benoeming bijzondere curator. De minderjarigen zijn het oneens met de ontheffing van de moeder. Hof Den Bosch 22 mei 2012 (HV /01): Minderjarige is het eens met ontheffing moeder en oneens met afwijzing ontheffing vader. Hof houdt de zaak aan, benoemt een bijzondere curator die in deze de belangen van de minderjarige moet behartigen. Zie ook Rapport Kinderombudsman: De bijzondere curator, een lot uit de loterij? Adviesrapport over waarborging van de stem en de belangen van kinderen in de praktijk (juli 2012)

154 De professionele spelers in het veld van de kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming Bureau jeugdzorg De voorziening voor pleegzorg De kinderrechter De officier van justitie De advocaat De inrichtingen

155 De raad voor de kinderbescherming
Overheidsorgaan Een landelijke raad voor de kinderbescherming Arrondissementale vestigingen/werkeenheden Raadsonderzoekers Vindplaatsen: - BW art. 1: en Rv - Wetboek van Strafrecht en Sv - Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming - Kwaliteitskader en Protocollen 2009 - Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming - Wet op de jeugdzorg en Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg - de Pleegkinderenwet - de Kinderbijslagwet - Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

156 Bureau Jeugdzorg Een stichting die bij uitsluiting een bureau jeugdzorg in stand houdt (art. 1 Wjz) Eén centrale toegang tot de jeugdzorg: - aanmelding en screening; - diagnostiek en indicatiestelling; - zorgaanbieders en aanbieders van zorg

157 OVER DE DELTAMETHODE De Deltamethode Gezinsvoogdij is een methode waarin gezinsvoogd en cliënt stap voor stap naar een Plan van Aanpak toewerken, dat als leidraad dient bij het verdere verloop van de OTS. Tijdens de OTS motiveert de gezinsvoogd ouders en kind om actief mee te werken, door aan te sluiten bij de wensen van het gezin en positieve gezinsfactoren te benoemen en te versterken. Voor de methode zijn verschillende hulpmiddelen ontwikkeld: lijsten met voorbeelden van ontwikkelingsbedreigingen en –uitkomsten, protocollen voor het schrijven van een Plan van Aanpak en het bijhouden van een actieagenda en instrumenten om de veiligheid van de jeugdige te kunnen bepalen of het bredere (sociale en professionele) netwerk in kaart te brengen.

158 Uitgangspunt taak BJZ Uitgangspunt bij het uitoefenen van de taak, bedoeld in het eerste lid, is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Deze zorg is in verband hiermee niet ingrijpender dan noodzakelijk; en - wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft; en - gedurende een zo kort mogelijke periode.

159 Taken bureau jeugdzorg
Taken (art. 5 Wjz): 1.De stichting heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft in verband met opgroei-, opvoedings- of psychiatrische problemen, dan wel in verband met problemen van een cliënt, niet zijnde een jeugdige, die het onbedreigd opgroeien van een jeugdige belemmeren. 2.Tot de taak, bedoeld in het eerste lid, behoort het vaststellen of een cliënt is aangewezen op [indicatiestelling]: a.jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, b.zorg, bestaande uit bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten dan wel ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet aanspraak bestaat.

160 Afdelingen van bureau jeugdzorg
Lichte ambulante jeugdzorg (art. 10 lid 3 sub b Wjz) [CJG] Gezinsvoogdij (art. 10 lid 1 sub b Wjz) Voogdij (art. 10 lid 1 sub a Wjz) Advies- en meldpunt kindermishandeling (art. 10 lid 1 sub e Wjz) Jeugdreclassering (art. 10 lid 1 sub c en d Wjz) Kindertelefoon (art. 10 lid 3 sub c Wjz)

161 Actuele maatregelen ter verbetering
Permanente educatie: registratie in beroepsregister; verplichte bij- en nascholing Tuchtrecht: toetsen van beroepsmatig handelen Registratie: uiterlijk 1 januari 2014 alle jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers in wettelijk register; registratie is inmiddels gestart, vooruitlopend op de nieuwe wet Campagne ‘Laat zien wat je waard bent’ sinds september 2012 (Monitor Professionalisering)

162 Positie landelijk werkende instellingen
Nidos = positie gelijk aan bureau jeugdzorg William Schrikker Groep Leger des Heils jeugdbescherming en reclassering Stichting Gereformeerde jeugdzorg Joods maatschappelijk werk De laatste vier instellingen voeren in hoedanigheid van zorgaanbieder wel (gezins)voogdijtaken en jeugdreclassering uit Dit op basis van het Mandaatbesluit Bureaus jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen, Stcrt nr d.d. 20 september I.w.tr. 1 juni 2013 (vervangt mandaatbesluiten van 1 januari 2005)

163 Bureau jeugdzorg als bestuursorgaan
In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen op grond van die wet tegen beschikkingen, gegeven op grond van artikel 5, tweede lid (vaststelling of een cliënt jeugdzorg nodig heeft), of artikel 6, vierde lid (beëindiging indicatiebesluit), bevoegd de kinderrechter binnen het rechtsgebied waarvan de stichting haar zetel heeft (art. 5 lid 5 Wjz). Hoger beroep niet bij het gerechtshof, maar bij de Raad van State

164 Klachtrecht ingevolge Wjz
Art Wjz Verplichte Klachtenregeling Bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders Interne procedure: klachtencommissie Cliënt klachtrecht i.g.v. onheuse bejegening of oneens met inhoudelijke beoordeling Bemiddelingsprocedures Art. 41 lid 4 Wjz Verplicht: onafhankelijke vertrouwenspersoon bij aparte rechtspersoon die cliënt bijstaat Gekwalificeerde samenstelling klachtencommissie voor gesloten plaatsing (art. 29w. 29x en 29y Wjz)

165 Voorziening voor pleegzorg
Pleegzorg wordt door een zorgaanbieder verstrekt aan een pleegouder (art. 22 Wjz) Op basis van een pleegcontract Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld met betrekking tot pleegouders: Regeling pleegzorg 22/12/2004, nr. DJB.JZ (tekst wordt steeds gewijzigd ivm de pleegzorgvergoeding) Pleegouder(s) minimaal 21 jaar Verklaring van geen bezwaar afgegeven door de RvdK Pleegouders werken mee aan de uitvoering van het hulpverleningsplan; er zijn pleeggezinnen (2012) Jaarlijks verblijven kinderen in een pleeggezin

166 Voorziening voor pleegzorg (2)
Indicatiebesluit BJZ nodig Een zorgaanbieder die pleegzorg biedt, verstrekt aan een pleegouder waarmee hij een pleegcontract heeft gesloten een subsidie voor de opvoeding en verzorging van de in het gezin van de pleegouder geplaatste jongere, bestaande uit een door de minister voor J&G vast te stellen basisbedrag, dat voor te onderscheiden leeftijdscategorieën verschillend kan zijn: varieert van €466 tot €577 per maand (sinds 1 januari 2009) Als beide pleegouders gezag krijgen houdt subsidie op (art. 1: 282 lid 6 BW): levert bijvoorbeeld problemen op bij grootouders die gezamenlijke voogdij over hun kleinkind hebben Mogelijkheid tot voogdijwijziging ten gunste van de pleegouders in art. 1: 299a BW Klachtrecht: geen aparte voorziening om over pleegouders te klagen

167 Voorziening voor pleegzorg (3)
De Pleegkinderenwet uit 1953 (laatstelijk gewijzigd in 1998) geldt niet voor jeugdzorg en kinderbescherming Uitvoeringsbesluit Pleegkinderenwet van 1953 (laatstelijk gewijzigd in 1970) Relatie pleegzorg en adoptie Blokkaderecht (art. 1:253s en 1: 336a BW): niet in geval van ondertoezichtstelling en voorlopige voogdij Literatuur: - Mariska Kramer: Paraplu voor pleegouders, SWP Lies Punselie: Voor een pleegkind met recht een toekomst (diss.), Kluwer 2006 - Peter van den Bergh, Tonny Weterings (red.) Pleegzorg in perspectief. Ontwikkelingen in theorie en praktijk, Van Gorcum 2010 - Petra Bastiaensen&Mariska Kramer: De kleine gids Pleegzorg. Juridisch en pedagogisch (ver)antwoord, Kluwer 2012.

168 Vergoedingen pleegzorg (pm/pd) vanaf 1-1-2014
0 t/m 8 jaar € 532/17,50 9 t/m 11 jaar € 538/17,70 12 t/m 15 jaar € 586/19,28 16 t/m 17 jaar € 647/21,28 18 jaar en ouder € 654/21,51 De toeslag voor extra kosten bedraagt maximaal € 3,48 per dag.

169 Wet verbetering positie pleegouders (Stb
Wet verbetering positie pleegouders (Stb. 2013, 72 en 73; Kamerstukken ) De Wet is op 1 juli 2013 in werking getreden. Het ministerie van VWS heeft een aantal zaken die samenhangen met het wetsvoorstel nader uitgewerkt, zoals de zwarte lijst voor personen die niet opnieuw pleegouder mogen worden. Ook is de Regeling pleegzorg aangepast aan de wetswijziging.

170 Verbetering rechtspositie pleegouders
Met de invoering van de wet is de positie van pleegouders versterkt. De medezeggenschap en het informatierecht zijn thans wettelijk geregeld. Er is nu instemmingsrecht voor pleegouders voor de beschrijving van hun rol in het hulpverleningsplan. De onderhoudsplicht bij gezamenlijke pleegoudervoogdij is vervallen.

171 Vergoedingen pleegzorg extra kosten
Naast de pleegvergoeding kan een toeslag verstrekt worden wanneer pleegouders extra onkosten maken bij crisisopvang, zorg voor een pleegkind met een handicap of wanneer pleegouders voor drie of meer pleegkinderen zorgen. In het laatste geval gaat de toelage in vanaf het derde kind. Deze extra toelage is maximaal € 3,38 per kind per dag in 2013.

172 De kinderrechter Drie opties: De personele unie De unit jeugd
De sector jeugd Onze optie: sector familie- en jeugdrecht, inclusief jeugdstrafrecht en leerplichtzaken Experiment Rechtbank Arnhem: ‘Combi-zitting’: meer recht doen aan jeugdigen (Reyer Baas en Miek Laemers, WLP, Nijmegen 2009) In steeds meer arrondissementen (experimenten met) Combi-zittingen

173 De jeugdofficier van justitie
Niet alleen goed thuis zijn in het jeugdstrafrecht maar ook in het civiele jeugdrecht Bestaande taken in het afstammingsrecht en gezagsrecht Kan een zaak in het jeugdstrafrecht overhevelen naar het civiele jeugdrecht Heeft van oudsher rekwesterings-bevoegdheid met betrekking tot de justitiële jeugdzorgmaatregelen (Rb. Utrecht 7 mei 2003, FJR 2004, 119; Rb Groningen 17 juni 2004, FJR 2004, 120)

174 De inrichtingen Justitiële jeugdinrichtingen (Rijks en Particulier):
Geen onderscheid meer in opvanginrichtingen en behandelinrichtingen Gesloten inrichtingen/jeugdzorgPlus (voor jeugd en gezin) Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen Wet op de jeugdzorg (art. 29a t/m 29y) “Gewone” inrichtingen en tehuizen

175 Beperkende maatregelen tijdens vervoer etc. (Kamerstukken 33 494 )
Deze wet voorziet in een wettelijke basis voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen tijdens het vervoer en het verblijf in het gerechtsgebouw jegens jeugdigen in gesloten jeugdzorg. De aard van de problematiek van jongeren met een uithuisplaatsing in JeugdzorgPlus-instellingen maakt het noodzakelijk dat jegens een jeugdige ten aanzien van wie een rechterlijke machtiging is afgegeven beperkende of vrijheidsontnemende maatregelen kunnen worden genomen, ook wanneer deze zich niet in de accommodatie van een zorgaanbieder bevindt. Wet van 5 juni 2013, Stb. 2013, 221 I.w.tr. sinds 1 juli 2013

176 Vervoer jeugdigen van en naar JeugdzorgPlus
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) via een convenant afspraken gemaakt over het beveiligd vervoer van jeugdigen van en naar de jeugdzorgplus in 2013. De afspraken gelden voor de periode tot en met 31 december 2013. Nadruk ligt op de noodzaak van een zo efficiënt mogelijk gebruik van het vervoer met zo min mogelijk belasting voor de jongere.

177 Advocaat Inwerkingtreding Protocol 1 juli 2013 Raad voor de Rechtsbijstand Advocaat moet in elk geval op de hoogte zijn van Jeugdstrafrecht Jeugdzorg Plus

178 De maatregelen I (voorlopige) ondertoezichtstelling:
kind bedreigd in de zedelijke of geestelijke belangen of in de gezondheid II (gedwongen) ontheffing: onmacht, ongeschiktheid van ouder(s) III ontzetting: onwil ouder(s) IV voorlopige voogdij crisissituaties

179 Terminologie ‘(gezins)voogdij-instelling is thans ‘stichting zoals bedoeld in artikel 1, sub f, Wjz’: kortweg Bureau Jeugdzorg Dat bureau kent als medewerkers: voogdijwerkers gezinsvoogdijwerkers Reclasseringswerkers [gezinsmanagers] Let op onderscheid Voogij – Gezinsvoogdij!!!!!

180 Grondslag ondertoezichtstelling
1:254 lid 1: ernstige bedreiging van zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid Andere middelen falen (voorspelbaar) Oudergebonden factoren (verwaarlozing, slechte verzorging, kindermishandeling, incest, seksueel misbruik derden, psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek) Kindgebonden factoren (schoolverzuim, wegloopgedrag, strafbare feiten, psychiatrische problematiek) Motiveringsplicht KR (HR , BA5805)

181 kindermishandeling Wat is kindermishandeling?? Definitie in art. 1 Wjz

182 Wie, wat, waar, hoe Wie kunnen ots verzoeken? Artikel 1:254,4: ouders, pleeg- of stiefouders, raad, OvJ. Niet: biol. ouder (Hof Arnhem , AT 9107, hof den Bosch , LJN BO6688), niet: kind Wie kunnen machtiging uithuisplaatsing verzoeken? 1:261, 1 en 2: BJZ, raad en OvJ, ouders niet, ook niet via omweg (Hof Leeuwarden RFR 2007, 62) Hoe?: rekest via advocaat aanvraag ots (geen advocaat: raad en OvJ en ook BJZ na uitspraak: 1:265, 4 ), daarna ook voor anderen schriftelijk voldoende (1:265) Geen hoger beroep (807 Rv) bij: beslissing KR vervanging BJZ, voorlopige ots, vervallenverklaring en intrekking aanwijzing

183 Belang bij rechtsmiddel
Hoge Raad 24 juni 2011, LJN BQ2292 Belang bij rechtsmiddel tegen vrijheidsbenemende maatregel waarvan geldingsduur is verstreken. Bij het hof werd opgekomen tegen een door de kire verleende machtiging tot plaatsing van ‘n jeugdige gesloten jeugdzorg. In cassatie is aan de orde de vraag naar het belang bij een rechtsmiddel tegen een tijdelijke maatregel waarvan de geldingsduur reeds is verstreken. In een arrest van het EHRM 7 juni 2011 ziet de Hoge Raad aanleiding terug te komen op eerdere rechtspraak. Aangenomen moet worden, aldus de Hoge Raad nu, dat aan degene die een rechtsmiddel instelt tegen een tijdelijke maatregel als gevolg waarvan hem zijn vrijheid is ontnomen, zijn procesbelang niet behoort te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor die maatregel gold inmiddels is verstreken.

184 Hoge Raad 24 juni 2011, LJN: BQ2292 Zie vorige sheet
In EHRM 7 juni 2011, no. 277/05 ziet HR aanleiding terug te komen op eerdere rechtspraak. Aangenomen moet worden dat aan degene die een rechtsmiddel instelt tegen een tijdelijke maatregel als gevolg waarvan hem zijn vrijheid is ontnomen, zijn procesbelang niet behoort te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor die maatregel gold inmiddels is verstreken. Dat belang zal hem ook niet mogen worden ontzegd op de grond dat hij niet heeft aangevoerd dat hij beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel verlangt teneinde een aanspraak op schadevergoeding. (O.g.v. EHRM 7 juni 2011, no. 277/05 in de zaak S.T.S. tegen Nederland) Zie ook HR 14 oktober 2011, LJN BR5151, NJ 2011/596 en HR 20 april 2012, LJN: BV6484.

185 HR 14 oktober 2011, LJN BR5151 Ook wanneer een ouder opkomt tegen uithuisplaatsing van een minderjarig kind (ook zonder dat sprake is van vrijheidsbeneming die in het bereik van art. 5 EVRM valt), heeft deze ouder, gelet op het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van het gezinsleven, een rechtens relevant belang erbij om de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing te laten toetsen.

186 Zie ook: Hoge Raad 20 april 2012, LJN: BV6484
Belang ouder bij toetsing van de rechtmatigheid van een uithuisplaatsing, ook al is de termijn verstreken Beide minderjarige kinderen (10 en 9 jaar oud) zijn onder toezicht gesteld van Jeugdzorg. De rechtbank heeft vervolgens een machtiging voor uithuisplaatsing verleend. De moeder is hiertegen in beroep gegaan. Het hof oordeelde dat de moeder geen belang meer had bij het ingestelde hoger beroep, nu de termijn waarvoor de machtiging uithuisplaatsing was verleend ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof reeds was verstreken. De moeder ging in cassatie en krijgt gelijk. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof.

187 Hoge Raad 25 mei 2012, LJN BV9538: Vervallenverklaring aanwijzing
Ouders die vervallenverklaring verzoeken van een schriftelijke, maar inmiddels door de gezinsvoogdijinstelling ingetrokken aanwijzing ex artikel 1:259 BW, houden belang bij een rechterlijke toetsing indien de voortgezette vervulling van een aan de verblijfstitel van één van de ouders verbonden voorwaarde mede afhankelijk is van een oordeel over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing.

188 EHRM 14 maart 2013, B. B. and. F. B. v. Germany, appl. nrs
EHRM 14 maart 2013, B.B. and. F.B. v. Germany, appl. nrs /09 en 9424/11 Ouders stellen dat de ontzetting in 2008 uit het ouderlijk gezag in strijd was met art.8 EVRM. Volgens de ouders hebben de Duitse autoriteiten niet voldoende feitenonderzoek verricht; de rechterlijke beslissing was uitsluitend gestoeld op de verklaringen van de kinderen. Daarbij, zo beargumenteren M en V, was er voldoende bewijs dat de kinderen logen. Het dagboek van de dochter en medische rapporten spraken immers het vermoeden van mishandeling overduidelijk tegen. EHRM: inbreuk op art. 8 EVRM, nu Duitse autoriteiten hebben nagelaten om alle noodzakelijke onderzoeken naar de feiten te laten verrichten en er geen sprake was van feitelijke redenen waarom een dergelijk onderzoek niet mogelijk was. Het Duitse gerechtshof heeft - gelet op de impact van de ontzetting uit het ouderschap - niet voldoende redenen aangevoerd waarom deze beslissing op haar plaats was.

189 Rechtbank weigert gemachtigde in kinderbeschermingszaak
Rb ’s-Hertogenbosch 21 februari 2013, LJN BZ2655 In een groot aantal procedures over kinderbeschermingsmaatregelen heeft X de moeder van een minderjarige vertegenwoordigd. Thans staat de vraag centraal of er tegen hem zodanig ernstige bezwaren bestaan dat X als ongeschikte of onbetrouwbare gemachtigde door de rechtbank dient te worden geweigerd (ja dus…!). Rb: “Hij identificeert zich echter zó sterk met de moeder en is kennelijk zodanig achterdochtig en wantrouwend ten aanzien van degenen die - in welke zin dan ook - belast zijn met het treffen of uitvoeren van maatregelen van kinderbescherming, dat iedere distantie verloren is gegaan.” De rechtbank weigert de bijstand en vertegenwoordiging van de moeder door X o.g.v. artikel 81 Rv. X wordt niet-ontvankelijk verklaard in de door hem ingediende verzoekschriften.

190 Rb Noord-Nederland 4 april 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:3715
Gezinsvoogd mag niet via een brief de contactregeling uit een beschikking opzij zetten Ook een brief met een ‘plan omtrent de omgangsregeling’ dient als schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 1:258 BW te worden aangemerkt. Een schriftelijke aanwijzing kan een eerdere beschikking inzake de omgang niet opzij zetten, omdat de gezinsvoogdij-instelling geen aanwijzing kan geven die in strijd is met een rechterlijke uitspraak. Volgt nietigverklaring van de schriftelijke aanwijzing en veroordeling van de gezinsvoogdij-instelling in de kosten van de procedure.

191 Indicatiebesluit voor bepaald pleeggezin bindend voor rechter?
Gerechtshof Amsterdam 8 mei 2013, ECLI:NL:RBALK:2011:BV7837: Anders dan BJZNH stelt is de rechter niet in absolute zin gebonden aan het indicatiebesluit waar het gaat om de keuze voor een bepaald pleeggezin. De rechter heeft de vrijheid om, bijvoorbeeld indien daarom door de ouders nadrukkelijk wordt verzocht, aan een machtiging tot uithuisplaatsing de beperking te verbinden dat deze zal strekken tot plaatsing in een met name genoemd pleeggezin. Er is geen sprake van zwaarwegende gronden die nopen tot het wijzigen van de verblijfplaats van het kind bij de pleegmoeder en het is in het belang van het kind dat die verblijfplaats gehandhaafd blijft. De pleegmoeder is de zus van de moeder van het 6-jarig kind in kwestie (dus haar tante). Hof: art. 3 IVRK stelt belang kind bij behoud huidige opvoedsituatie voorop.

192 Voorlopige ondertoezichtstelling
Artikel 1:255: acute noodsituatie, maximaal 3 maanden Artikel 800, 3 Rv : aanstonds (inclusief uithuisplaatsing) en zonder verhoor belanghebbenden,indien onmiddellijk en ernstig gevaar voor minderjarige. Verhoor binnen 2 weken, anders verval Artikel 809,3 Rv: ook zonder verhoor minderjarige > 12 jr, ook weer binnen 2 weken, anders verval Toepassing acute uithuisplaatsing legt grote hypotheek op samenwerking BJZ en ouders/kinderen.

193 VERDERSTREKKENDE MAATREGELEN
Ontheffing (art. 1: 266 BW) Gedwongen ontheffing (art. 1: 268 lid 2 BW) Ontzetting (art. 1: 268 BW)

194 Gronden verderstrekkende maatregelen
Ontheffing: onmacht/ongeschiktheid Ontzetting: “onwil”

195 rechtsgevolgen Anders dan bij de ondertoezichtstelling wordt door het opleggen van deze maatregelen het gezag van ouder(s) of voogd(en geheel ontnomen Er zijn geen termijnen: in beginsel tot aan de meerderjarigheid van het kind Herstel in het gezag nauwelijks mogelijk

196 Voorlopige voogdij en schorsing van het gezag
Art. 1: 241 en 272 BW zes weken en mogelijkheid tot verlenging met zes weken Zaak baby Donna: - Rb Utrecht 26 oktober 2005, nr / FA RK en Rb Utrecht (sector kanton Amersfoort) 11 november 2005, nr EJ Pleegouders en draagouders veroordeeld door de rechter in België Hof Arnhem heeft vastgesteld dat de biologische vader recht heeft omgang met zijn kind. Moet rustig worden opgebouwd. + BabyJayden: onmiddelijke terugkeer naar België

197 TIJDELIJKE VOOGDIJ Voogdij: art. 1:279 BW (tijdelijke onmogelijkheid voogd om gezag uit te oefenen, onbekendheid met verblijfplaats voogd, in gebreke blijven voogd) Ouderlijk gezag: 1:253r BW (onmogelijkheid gezag uit te oefenen, verblijfplaats ouder onbekend) Gezamenlijke tijdelijke voogdij is niet mogelijk (art. 1:282 lid 4 BW)

198 De machtiging uithuisplaatsing
Artikel 1: 261 lid 1 BW behandeling en observatie A: Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of B: Tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid C: Kinderrechter kan de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wjz op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. D: De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of van het openbaar ministerie.

199 Noodzaak indicatiebesluit
Artikel 1:261 lid 2 BW Indien de uithuisplaatsing betrekking heeft op jeugdzorg (art. 5 lid 2 Wjz) is het verzoek gericht op effectuering van het indicatiebesluit (art. 6 lid 1 Wjz). Het indicatiebesluit wordt bij het verzoek overgelegd. Indien de uithuisplaatsing geen betrekking heeft op jeugdzorg als hier bedoeld, wordt bij het verzoek vermeld voor welke verblijfplaats de machtiging wordt gevraagd. Duur observatieplaatsing zes weken met mogelijkheid van verlenging met dezelfde termijn (art. 5 Uitvoeringsbesluit Wjz) Duur behandelingsplaatsing maximaal 1 jaar. Verlenging is steeds mogelijk (art. 23 Uitvoeringsbesluit Wjz).

200 Gesloten jeugdzorg/JeugdzorgPlus
Tot 1 januari 2008 in de justitiële jeugdinrichtingen Kritiek in pers en parlement op samenplaatsing op verschillende titels Ots-pupillen horen niet thuis in een justitiële jeugdinrichting? Ots-pupil uit de Koppeling pleegt moord

201 Artikel 1:261 lid 5 BW Voor opneming en verblijf als bedoeld in artikel 29b, eerste lid, of 29c, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg is geen machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, doch een machtiging als bedoeld in genoemde artikelleden. Deze machtiging geldt voor de toepassing van de volgende artikelen als een machtiging als bedoeld in art. 1: 261 lid 1 BW: 258, derde lid (vrijwillige plaatsing), 268, tweede lid (gedwongen ontheffing), 269, eerste lid, onder d (aanwijzingen BJZ aan de laars lappen), en 327, eerste lid, onder g (ontzetting van de voogd)

202 Artikelen 29a t/m 29y Wjz Art. 29a en b:
Doelgroep: Jongeren tot 21 jaar: verlengde minderjarigheid (uitspraak Rb Amsterdam) Machtiging op verzoek Machtiging alleen als: - ots - Bjz voogdij - Met instemming gezagdrager (niet bjz) met opneming en verblijf Criterium: ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en noodzaak opneming en verblijf ter voorkoming onttrekking zorg door jeugdige of anderen

203 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (2) Eis: indicatiebesluit Bureau Jeugdzorg
Art. 29 b: Eis: indicatiebesluit Bureau Jeugdzorg Instemming gedragswetenschapper(Zie HR 22 oktober 2010, NJ 2010, 568; RvdW 2010, 1267; LJN BO1245; RFR 2011, 1) In kader van (verzoek) ots- of voogdij-jongere kan kinderrechter machtiging verlenen als Bjz geen besluit heeft genomen, maar alleen als raad verklaard heeft dat aan criterium is voldaan Machtiging = machtiging ex art. 1:261 BW Bij intrekking instemming gezagsdrager(s): nog maximaal 14 dagen in de inrichting

204 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (3) Art. 29c Voorlopige machtiging
Criterium ‘ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen (lid 2) Verklaring Bjz (lid 3) Instemming gedragswetenschapper (lid 4) Art. 29d en e: Verzoek Bjz of raad voor de kinderbescherming tot verkrijging van een (voorlopige) machtiging Overlegging afschrift besluit en verklaring

205 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (4) Art. 29f en g:
Vooraf horen minderjarige en (pleeg/stief)ouders (hof Arnhem LJN: BC6063 vernietigt beschikking KR omdat die kind niet vooraf heeft gehoord) Ambtshalve toevoeging raadsman aan de minderjarige Verzending afschrift beschikking aan: jongeren vanaf twaalf jaar; Gezagsdrager; Pleeg- of stiefouders; Bjz; en Raad voor de kinderbescherming.

206 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (5) Art. 29h:
Beschikking van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar Geldigheidsduur machtiging gelijk aan indicatiebesluit Als bjz behandeling niet langer nodig vindt en indicatiebesluit beëindigt moet het de Raad voor de Kinderbescherming informeren

207 Artikelen 29i tot en met 29l (6)
Art. 29i-l: Mededeling van de opneming aan betrokkenen Regels mbt verzoekschrift Accommodaties door minister voor jeugd en gezin aangewezen Uitzondering: machtiging gesloten jeugdzorg in jji: met instemming jongere

208 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (7) Art. 29l-n Wjz: Accommodaties
Leerplichtwet Huisregels m.b.t. orde, veiligheid, pedagogisch klimaat, bezoektijden, controle Art. 29o: Hulpverleningsplan gesloten jeugdzorg: Vrijheidsbeperkende maatregelen: - verbod, afzondering, overplaatsing, vastpakken en –houden Criterium: vzv nodig ter voorkoming onttrekking zorg, veiligheid of handhaving huisregels

209 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (8) Art. 29p:
Hulpverleningsplan gesloten jeugdzorg: Hulpverleningsprogramma’s tegen wil jongere voor zover nodig om doel verblijf te bereiken Inclusief geneeskundige behandelingsmethoden: tegen wil voor zover nodig om doel verblijf te bereiken of nodig voor de veiligheid Meldingsplicht zorgaanbieder Art. 29q Hulpverleningsplan gesloten jeugdzorg: beperkingen brief- en tel verkeer, bezoek Tegen wil voor zover nodig om te voorkomen dat doel verblijf wordt tegengewerkt Bjji van toepassing

210 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (9) Art. 29r:
Hulpverleningsplan gesloten jeugdzorg: Controlemaatregelen: - onderzoek lichaam/kleding, urine, kamer Poststukken in aanwezigheid Tegen wil voor zover nodig om te controleren of inhoud hulpverleningsplan wordt nagekomen of voor zover nodig ter voorkoming dat jeugdzorg aan andere jongeren wordt tegengewerkt In beslagname of vernietiging van niet toegestane voorwerpen

211 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (10) Art. 29s:
29o-r opname in hulpverleningsplan als nodig voor doel opneming en verblijf Wijziging en vaststelling na overleg met gezagsdrager, geen instemming jongere, wel instemming gedragswetenschapper Art. 29t: Anders dan ter uitvoering hulpverleningsplan of ter handhaving huisregels geen maatregelen, methoden of beperkingen 29o-r tegen wil jongere of gezagsdrager, tenzij overbrugging tijdelijke noodsituaties Binnen 24 uur instemming gedragswetenschapper Maximaal 7 dagen toegepast

212 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (11) Art. 29u: Dossier
Rapportageplicht zorgaanbieder Art. 29v: Verlof als verantwoord Eventuele voorwaarden over zorg en gedrag jongere Instemming gedragswetenschapper Intrekking verlof als niet meer verantwoord of niet aan voorwaarden wordt voldaan

213 Artikelen 29a t/m 29y Wjz (12) Art. 29w: Klachtrecht
AmvB: samenstelling klachtencommissie en wijze van klachtenbehandeling Art. 29x en y: Voorzitter van beroepscommissie Bjji kan, op verzoek jongere en gehoord, beslissing schorsen (Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming) Termijn: 4 weken behandeling: Bjji van toepassing

214 Hoge Raad 31 mei 2013, LJN BZ5422 Wanneer voorbij gaan aan instemming gedragswetenschapper in geval van voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg? “….kan de rechter aan wie een voorlopige machtiging wordt verzocht in een geval waarin bureau jeugdzorg niet beschikt over een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper omdat onderzoek feitelijk onmogelijk is, de voorlopige machtiging slechts verlenen indien, gelet op de beschikbare informatie, in voldoende mate is gebleken dat zich het geval voordoet als bedoeld in art. 29c lid 2 Wjz en met het oog daarop - ondanks het ontbreken van een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper - een onverwijlde opname en verblijf van de jeugdige in een instelling voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is. + Motivering door de rechter

215 Niet voldoen aan de eisen van art
Niet voldoen aan de eisen van art. 29b lid 5 Wjz leidt tot afwijzing verzoek Rb Oost-Brabant, 28 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:2310  Kire constateert dat de door BJZ overgelegde verklaring van de gedragswetenschapper niet voldoet aan de eisen als vermeld in de Wjz: - de gw’er laat na aan te geven voor welke termijn hij van oordeel is dat de machtiging wordt verzocht; - de gw’er laat na aan te geven waarom de behandeling naar overplaatsing (begeleide kamertraining) in een instelling voor gesloten jeugdzorg nodig is; - de gw’er stelt dat ‘een korte periode van geslotenheid wenselijk’ is, maar BJZ vraagt een periode van 6 maanden; - de instemmingsverklaring van 30 juli 2013 is identiek aan de eerdere instemmingsverklaring van 13 maart Van een recent onderzoek is in casu dus geen sprake.

216 Instellingen voor gesloten jeugdzorg (jeugdzorgPlus)
Stand van zaken mei 2014: zie : Lindenhorst-Almata JeugdzorgPlus - Zeist Almata Ossendrecht Bijzonder Jeugdwerk Brabant - Deurne Pluryn Hoenderloo Groep Hoenderloo/ Deelen De Koppeling – Amsterdam Horizon Jeugdzorg en Onderwijs (per gefuseerd met Avenier) –Rotterdam Icarus (Stichting Jeugdzorg St. Joseph) Cadier en Keer Juzt - Breda Intermetzo (voorheen: LSG-Rentray) –Zutphen/Eefde

217 Ottho Gerhard Heldring stichting – Zetten
Stichting JJC - Den Haag Schakenbosch – Leidschendam Stichting behandelcentrum Woodbrookers Kortehemmen Transferium Jeugdzorg – Heerhugowaard Wilster – Groningen (Wilster is onderdeel van Stichting Het Poortje Jeugdinrichtingen ) Jeugdzorg Nederland – Utrecht

218 Samenhang civielrechtelijk jeugdrecht en jeugdstrafrecht Verderstrekkende maatregelen
Organen: Raad voor de Kinderbescherming Bureau jeugdzorg Inrichtingen Officier van justitie Kinderrechter: jeugdstrafzitting kan geschorst worden om (voorlopige) ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing te geven

219 Recht op voortvarende behandeling en beoordeling rechter bij jeugdzorgPlus
Het EHRM deed op 7 juni 2011 uitspraak in de zaak S.T.S. v. Nederland (nr. 277/05). De kern van de uitspraak is dat een minderjarige, op grond van artikel 5 lid 4 EVRM, recht heeft om de rechtmatigheid van opneming in een instelling voor gesloten jeugdzorg ter toetsing voor te kunnen leggen aan de rechter én recht heeft op een voortvarende behandeling van zijn procedure, ook al betrof het een beslissing, waarvan de duur inmiddels was verstreken. In casu klaagde de minderjarige over de snelheid van behandeling van zijn zaak vanaf moment dat de zaak op 17 oktober 2003 was voorgelegd aan het Hof. Het Hof behandelt de zaak vervolgens op 11 december 2003, hetgeen niet buitenproportioneel is. De beslissing in cassatie echter wordt pas tien maanden later gegeven, op 5 november 2004.

220 HR 24 juni 2011: jeugdzorgPlus
HR 24 juni 2011 (LJN: BQ2292) keerde terug op het eerder ingenomen standpunt dat de minderjarige geen belang zou hebben bij een spoedige behandeling van zijn zaak als op dat moment de vrijheidsbeneming al is beëindigd. De Hoge Raad beargumenteert in de betreffende zaak dat de minderjarige zijn procesbelang niet behoort te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor die maatregel gold inmiddels verstreken is. Daar doet niet aan af dat niet is aangevoerd dat een toetsing van de rechtmatigheid van de gesloten plaatsing verlangd werd omdat de minderjarige een schadeclaim wilde indienen.

221 Hoge Raad , 14 oktober 2011, LJN: BR5151
Machtiging tot uithuisplaatsing; art. 1:261 lid 1 BW. Procesbelang ouder ondanks verstrijken geldigheidsduur maatregel (HR 24 juni 2011, LJN BQ2292). HR: Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat machtiging plaatsing betreft bij met gezag belaste ouder bij wie minderjarige zijn hoofdverblijf niet heeft.

222 Vervaltermijn plaatsing in gesloten jeugdzorg
Hoge Raad 19 oktober 2012, LJN BQ4724 Vervaltermijn art. 1:262 lid 3 BW niet toepasselijk op machtiging opneming in gesloten jeugdinrichting Op grond van artikel 1:262 lid 3 BW vervalt een machtiging tot uithuisplaatsing, indien deze gedurende drie maanden niet ten uitvoer is gelegd. Deze vervaltermijn is echter niet van toepassing als het gaat om een machtiging tot opname in een faciliteit voor gesloten jeugdzorg op de voet van artikel 29b e.v. Wjz, aldus HR. Bovendien, zo overweegt de Hoge Raad, kan de jeugdige, evenals iedere andere belanghebbende, zich op de voet van artikel 438 Rv wenden tot de rechter, zo nodig in kort geding, om schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen.

223 Hoge Raad 25 mei 2012, LJN BV9538: Vervallenverklaring aanwijzing
Ouders die vervallenverklaring verzoeken van een schriftelijke, maar inmiddels door de gezinsvoogdij-instelling ingetrokken aanwijzing ex artikel 1:259 BW, houden belang bij een rechterlijke toetsing indien de voortgezette vervulling van een aan de verblijfstitel van één van de ouders verbonden voorwaarde mede afhankelijk is van een oordeel over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing.

224 Rb Dordrecht 21 maart 2012, LJN BV9790
Een minderjarig en onder toezicht gesteld meisje heeft zoveel last heeft van haar menstruatie, dat zij wordt beperkt in haar dagelijkse leven. Bureau Jeugdzorg verzoekt de vervangende toestemming voor het voorschrijven van de anticonceptiepil voor de minderjarige door de behandelend huisarts. De moeder stemde in, maar de vader had zijn instemming hiervoor geweigerd. De vader zag meer in een andere, eenmalige, behandeling. De kinderrechter komt tot de conclusie dat sprake is van een lacune in de wet, maar acht zich bevoegd om, vooruitlopend op de nieuwe wetgeving en met analoge toepassing van artikel 1:264 BW, vervangende toestemming voor de behandeling te geven.

225 Kindertherapeut mag vermoeden kindermishandeling melden aan AMK
Rb Amsterdam 13 juni 2012, LJN: BX1494: Kind in therapie wegens broekpoepen De vriend van moeder diende een klacht in bij de vereniging van integratieve therapeuten, kreeg gelijk, en stapte vervolgens naar de civiele rechter om een schadevergoeding te eisen. De rechter gaf echter de therapeut gelijk en vond dat zij zorgvuldig handelde en voldoende concrete aanwijzingen had voor vermoeden kindermishandeling. Sterker : volgens de rechtbank had zij zelfs geen andere mogelijkheid meer dan het doen van een AMK-melding, nadat de moeder de behandeling plots had stopgezet en weigerde de therapie af te sluiten. De rechter vond dat de therapeut zorgvuldig handelde en daarbij ook handelde volgens de Meldcode Kindermishandeling. Het belang van het kind prevaleerde.

226 Belang bij rechtsmiddel
Hoge Raad 24 juni 2011, LJN BQ2292 Belang bij rechtsmiddel tegen vrijheidsbenemende maatregel waarvan geldingsduur is verstreken. Bij het hof werd opgekomen tegen een door de KR verleende machtiging tot plaatsing van de jongere in jeugdzorg Plus. In cassatie is aan de orde de vraag naar het belang bij een rechtsmiddel tegen een tijdelijke maatregel waarvan de geldingsduur reeds is verstreken. In een arrest van het EHRM 7 juni 2011 ziet de Hoge Raad aanleiding terug te komen op eerdere rechtspraak. Aangenomen moet worden, aldus de Hoge Raad nu, dat aan degene die een rechtsmiddel instelt tegen een tijdelijke maatregel als gevolg waarvan hem zijn vrijheid is ontnomen, zijn procesbelang niet behoort te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor die maatregel gold inmiddels is verstreken.

227 Hoge Raad 24 juni 2011, LJN: BQ2292 Zie vorige sheet
In EHRM 7 juni 2011, no. 277/05 ziet HR aanleiding terug te komen op eerdere rechtspraak. Aangenomen moet worden dat aan degene die een rechtsmiddel instelt tegen een tijdelijke maatregel als gevolg waarvan hem zijn vrijheid is ontnomen, zijn procesbelang niet behoort te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor die maatregel gold inmiddels is verstreken. Dat belang zal hem ook niet mogen worden ontzegd op de grond dat hij niet heeft aangevoerd dat hij beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel verlangt teneinde een aanspraak op schadevergoeding. (O.g.v. EHRM 7 juni 2011, no. 277/05 in de zaak S.T.S. tegen Nederland) Zie ook HR 14 oktober 2011, LJN BR5151, NJ 2011/596 en HR 20 april 2012, LJN: BV6484.

228 HR 14 oktober 2011, LJN BR5151 Ook wanneer een ouder opkomt tegen uithuisplaatsing van een minderjarig kind (ook zonder dat sprake is van vrijheidsbeneming die in het bereik van art. 5 EVRM valt), heeft deze ouder, gelet op het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van het gezinsleven, een rechtens relevant belang erbij om de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing te laten toetsen. Machtiging tot uithuisplaatsing; art. 1:261 lid 1 BW. Procesbelang ouder ondanks verstrijken geldigheidsduur maatregel (HR 24 juni 2011, LJN BQ2292). HR: Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat machtiging plaatsing betreft bij met gezag belaste ouder bij wie minderjarige zijn hoofdverblijf niet heeft.

229 Zie ook: Hoge Raad 20 april 2012, LJN: BV6484
Belang ouder bij toetsing van de rechtmatigheid van een uithuisplaatsing, ook al is de termijn verstreken Beide minderjarige kinderen (10 en 9 jaar oud) zijn onder toezicht gesteld van Jeugdzorg. De rechtbank heeft vervolgens een machtiging voor uithuisplaatsing verleend. De moeder is hiertegen in beroep gegaan. Het hof oordeelde dat de moeder geen belang meer had bij het ingestelde hoger beroep, nu de termijn waarvoor de machtiging uithuisplaatsing was verleend ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof reeds was verstreken. De moeder ging in cassatie en krijgt gelijk. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof.

230 Nieuwe Wetgeving Jeugdbescherming en Jeugdwet

231 Herziening wetgeving kinderbeschermingsmaatregelen
-Voorontwerp oktober 2007 -Wetsvoorstel juli 2009 -Aanvaard door Tweede Kamer 15 maart 2011, inclusief 9 amendementen -De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 maart 2014 als hamerstuk afgedaan. -Zie Wet van 12 maart 2014, Stb. 130, tot Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Kamerstukken ) I.w.tr. 1 januari 2015 (?)

232 Overgangswet Zie ook de Wet van 12 maart 2014, Stb. 131 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Kamerstukken ). I.w.tr.op 1 januari 2015 (?)

233 Reactie Teeven op motie en op kritiek Eerste Kamer
Teeven geeft aan, in Nadere memorie van Antwoord (kamerstukken , nr. E), dat: A. Maatregel van opgroeiondersteuning, MvO Bij amendement Bisschop (Kamerstukken II 2013/14, 33 684, nr. 99) is de maatregel van opgroei-ondersteuning (mvo) – i.v.m. de Jeugdwet - uit het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen geschrapt.

234 …vervolg… B Netwerkberaad:
Onvoldoende zekerheid dat het netwerkbe-raad/familiegroepsplan bij inzet in het gedwongen kader effectief is, zowel vanuit het oogpunt van jeugdbescherming alsook vanuit financieel oogpunt. Teeven wil eerst zicht krijgen op de effectiviteit van de inzet van netwerkberaad en het opstellen van een familiegroepsplan in jeugdbescherming. Daartoe is het WODC /UvA gevraagd om een effectiviteitsonderzoek (uitkomst lente 2015).

235 Brief van Teeven d.d. 30 januari 2014
Zie ook zijn brief van 30 januari 2014,TK , nr 342). In zes onderzoeksregio’s (BJZ Amsterdam, WSG, BJZ Overijssel, BJZ Limburg, BJZ Noord-Holland, BJZ Utrecht) worden bij ruim 550 zaken de effectiviteit en de praktijkervaringen onderzocht van de structurele inzet van netwerkberaad bij de start van een ondertoezichtstelling. C. Toetsende taak voogdijzaken door RvdK: Geen behoefte meer aan, nu BJZ’s zelf met een betere werkwijze bij voogdij aken hebben ingestemd..

236 Nieuwe Kinderbeschermingswetgeving 2
Gronden voor OTS (art. 1:255 nieuw) Gronden voor gezagsbeëindiging: … De gezagsbeëindigende maatregel Verbeterde rechtspositie belanghebbenden Positie pleegouders (toetsing door Kire bij OTS van iedere wijziging bij plaatsing in pleeggezin >1 jaar ) (art. 1:265i BW) Wat als RvdK geen OTS wenst? Verantwoording BJZ aan RvdK (ook bij voogdij) gaat niet door Geschillenregeling

237 Nieuwe Kinderbeschermingswetgeving 3
De maatregel van opgroeiondersteuning gaat niet door (zie art. Jeugdwet? De nieuwe taken van de kinderrechter Het verplichte netwerkberaad (art. 1:262a BW) (familiegroepsplan, nu in art Jeugdwet) Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing door Kire (art. Ontneming van bepaalde gezagsbeslissingen (school, medische beslissingen, verblijfsvergunning) Beëindiging van het gezag                

238 Opgroeiondersteuning EK 2013-2014, 32 015, nr G,
“Zowel het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen (32 015) als het wetsvoorstel Aanpassingswet (33 061) voorzien in een gedifferentieerde inwerkingtredingsbepaling. Beide wetten treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld (zie Artikel XII, Onderdeel B en Artikel XIII wetsvoorstel Aanpassingswet). De artikelen die betrekking hebben op de maatregel van opgroei ondersteuning zullen niet in werking treden. In de Invoeringswet Jeugdwet zullen de (onderdelen van) artikelen die verwijzen naar de maatregel van opgroei-ondersteuning verwijderd worden.”

239 Toetsensde taak voogdij en netwerkberaad
Teeven: Het streven is dat de gehele wet op één datum, namelijk 1 januari 2015, in werking zal treden. Alleen voor de toetsende taak voogdij en het netwerkberaad gelden uitzonderingen. Ten aanzien van de voogdijen is er het nodige veranderd ten opzichte van de situatie ten tijde van het ontwerp van dit wetsvoorstel. Zo is er een methodisch fundament gekomen onder de uitvoering van de voogdij en wordt deze nieuwe methode voogdij sinds medio 2012 geïmplementeerd door de bureaus jeugdzorg.

240 Nieuw : EK , nr A. 15 maart 2011 Afdeling 4 van titel 14 komt als volgt te luiden: AFDELING 4 ONDERTOEZICHTSTELLING VAN MINDERJARIGEN Artikel 254 In deze afdeling wordt verstaan onder stichting: stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg. Art. 1:255 lid 1 BW: Ernstige bedreiging is gebleven

241 OTS: art. 1:255 BW nieuw 1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een stichting indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.

242 Uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen
Art. 3.2 Jeugdwet Lid 1 Een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. Lid 2 Een gecertificeerde instelling biedt geen jeugdhulp aan.

243 Waarheidsvinding Waarheidsvinding (art. 3.3. Jeugdwet)
De raad voor de kinderbescherming en gecertificeerde instellingen zijn verplicht in rapportages of verzoekschriften de van belng zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.

244 De nieuwe taken van de kinderrechter

245 Jeugdwet. Wet van 1 maart 2014, Stb. 2014, 105 (Kamerstukken 33 684)
Wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet) Doel van de regeling: Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om integraal jeugdbeleid te voeren en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en uitgaand van de behoeften van de individuele jeugdigen en ouders en het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving. Doelgroepen die door de regeling worden geraakt: jeugdigen, ouders, medewerkers en instellingen in de jeugdsector, gemeenten.

246 Inwerkingtreding Jeugdwet
In het bijzonder gaat het om: - continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering; - de infrastructuur die noodzakelijk is om jeugdigen en ouders die continuïteit te kunnen bieden; - een beperking van de frictiekosten, en - het functioneren van advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Wanneer blijkt dat een of meerdere gemeenten ernstige tekortkomingen vertonen bij de voorbereiding op de nieuwe taken, hebben de betrokken bewindspersonen een aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 2.15 Jeugdwet.

247 Iwtr. bepalingen Jeugdwet
Iwtr. van de artikelen 1.1, 2.2, 2.9, 2.15, 3.4, 10.4, en 12.4 Jeugdwet treden in werking op de dag na de publicatie in het Staatsblad, dus op 15 maart De iwtr. van de overige artikelen is voorzien per 1 januari 2015. De artikelen gaan over definitiebepalingen (1.1), certificering (3.4), het beleidsplan, een regeling voor de eenmalige overdracht van gegevens (10.4), en het beleidsplan en de verordening die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld (2.2 en 2.9). Verder bepaalt artikel 12.4 dat gemeenten zich tijdig en adequaat moeten voorbereiden op hun nieuwe verantwoordelijkheden. In het bijzonder gaat het om: - continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering;……. (zie volgende sheet)

248 ….vervolg…. de infrastructuur die noodzakelijk is om jeugdigen en ouders die continuïteit te kunnen bieden; een beperking van de frictiekosten, en het functioneren van advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Wanneer blijkt dat een of meerdere gemeenten ernstige tekortkomingen vertonen bij de voorbereiding op de nieuwe taken, hebben de betrokken bewindspersonen een aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 2.15.

249 Knelpunten huidige jeugdzorg
Belangrijkste knelpunten van het huidige stelsel (Wet op de jeugdzorg) komen neer op: – het huidige stelsel is te versnipperd – de samenwerking rond gezinnen schiet tekort – de druk op gespecialiseerde zorg is te groot – afwijkend gedrag wordt te snel gemedicaliseerd – de uitgaven blijven stijgen.

250 Doelen transformatie jeugdzorg
Transformatie te realiseren in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar: 1. preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; 2. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang e.d. 3. eerder bieden van de juiste hulp op maat bieden ter vermindering van beroep op dure gespecialiseerde hulp; 4. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt «één gezin, één plan, één regisseur»; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere ….

251 …vervolg… …samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen; 5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk; betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun kracht weten te benutten.

252 Wetsvoorstel Professionalisering jeugdzorg Kamerstukken II, 33 619
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de beroepsbeoefening in de jeugdzorg verder te professionaliseren. Er wordt voorzien in de grondslag voor een kwaliteitsregister waarin beroepsbeoefenaren (jeugdzorgwerkers op hbo-niveau en gedragswetenschappers, te weten orthopedagogen en psychologen) werkzaam in de jeugdzorg kunnen worden ingeschreven en er wordt een grondslag gecreëerd om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de inzet van beroepsbeoefenaren die in het kwaliteitsregister zijn opgenomen (diverse wijzigingen in Wjz, Wet Bjj,Wet Justitie-subsidies) . De Raad van State vindt een dergelijke wet overbodig, omdat dit in het huidige wettelijke kader ook al kan (nr. 4)

253 Enkele begrippen in Jeugdwet
-familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren; – gecertificeerde instelling: rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert; – gesloten accommodatie: bouwkundige voorziening of deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein, waar gesloten jeugdhulp wordt verleend; – gesloten jeugdhulp: opname, verblijf en jeugdhulp in een gesloten accommodatie op basis van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2; …

254 Jeugdgezondheidszorg en de Jeugdwet
Jeugdarts Het college is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat: …. Art lid 1 sub g Jeugdwet: …”jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts, onverminderd de daarbij te hanteren professionele standaard als bedoeld in artikel 453 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek”. Art. 2.7: het college maakt daartoe afspraken…

255 Gesloten accommodatie
GESLOTEN JEUGDHULP BIJ ERNSTIGE OPGROEI- EN OPVOEDINGSPROBLEMEN § 6 Jeugdwet (vgl. art. 29a e.v. Wjz) Art van toepassing op 18-minners (echter zie voor uitzondering – max 6 mnd- bij art lid 4 Jeugdwet) Art : gesloten accommodatie (ipv accommodatie) Instemming gekwal. Gedragswetenschapper ( lid 6) College van B&W moet hebben ingestemd. Art lid 5. Stemnt het college niet in met gesloten jeugdhulp, dan art lid 7

256 Voorwaardelijke plaatsing in gesloten accommodatie
Artikel 6.1.4 1. De kinderrechter kan op verzoek een voorwaardelijke machtiging verlenen om een jeugdige, met inachtneming van artikel 6.1.2, derde lid, in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. 2. Een voorwaardelijke machtiging kan slechts worden verleend, indien ……. - B&W zulks beslist dat voorziening op gebied van jeugdhulp nodig is; -gekwalificeerde gedragswetenschapper instemt een hulpverleningsplan wordt overgelegd.; De jeugdige of diens ouders instemmen

257 Plaatsing in gesloten accommodatie
Een verzoek gericht op het verkrijgen van een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging in een gesloten accommodatie, wordt ingediend door het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft. Indien het verzoek betrekking heeft op een jeugdige die onder toezicht is gesteld, ten aanzien van wie tevens een OTS wordt verzocht, of ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling de gezinsvoogdij of voogdij uitoefent, wordt het verzoek ingediend door het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, door de raad voor de kinderbescherming of door de officier van justitie. Ingeval van een jeugdige ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling de gezinsvoogdij of de voogdij uitoefent kan ook deze instelling het verzoek doen.

258 Gesloten jeugdhulp Artikel 6.1.12
1. De beschikking van de kinderrechter is bij voorraad uitvoerbaar. 2. De kinderrechter bepaalt de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste één jaar, de eerste voorwaardelijke machtiging op ten hoogste zes maanden en verlengingen van voorwaardelijke machtigingen op ten hoogste een jaar. De spoedmachtiging geldt tot het tijdstip waarop een beslissing op een verzoek om een machtiging is genomen, doch ten hoogste vier weken. 3. De machtiging vervalt indien deze gedurende drie maanden niet ten uitvoer is gelegd.

259 Klachtrecht gesloten jeugdhulp
Art e.v. (+ verwijzing naar BJJ waar de beroepscommissie van de RSJ competent is in beroepsprocedures tegen het oordeel van de klachtencommissie) HOOFDSTUK 7 Jeugdwet: GEGEVENSVERWERKING, PRIVACY EN TOESTEMMING § 7.1 Verwijsindex § 7.2 Burgerservicenummer § 7.3 Toestemming, dossier en privacy § 7.4 Gegevensverwerking ten behoeve van de beleidsinformatie en de toegang

260 Diverse taken gemeente (Art. 2.1 e.v Jeugdwet)
a. preventie en vroegsignalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; b. het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; c. het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen; d. het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng;e

261 …Vervolg taken gemeenten
e. het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsi-tuatie waarin hij opgroeit;f. integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders, indien sprake is van multiproblematiek, eng. het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen en het verlenen van hulp op basis van familiegroepsplannen, ter uitvoering van artikel en indien sprake is van vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen


Download ppt "Actualia PFJ-recht 6 Juni 2014 AvdR Civiel jeugdrecht"

Verwante presentaties


Ads door Google