De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3 Pascal van Schajik.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3 Pascal van Schajik."— Transcript van de presentatie:

1 Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3
Pascal van Schajik

2 Programma Nabespreken observatieopdracht ‘puzzel’ Observatievragen
Voorbereiding: Hoofdstuk 3 Petra de Bil Nabespreken observatieopdracht ‘puzzel’ Observatievragen Objectiviteit en subjectiviteit Betrouwbaarheid en validiteit Instructie toetsopdracht 2: ‘observatiemethode binnen de eigen praktijkpek’ Planning maken voor presentaties Afsluiting

3 Huiswerkopdracht vorige week:
Observeer 2 kinderen van verschillende leeftijden bij het kunnen oplossen van een puzzeltje Stem moeilijkheidsgraad af op de leeftijd Bedenk zelf een manier/ methode hoe je de observatie kunt uitvoeren en registreren

4 Bespreek in duo’s jouw twee observaties na
Bespreek in duo’s jouw twee observaties na. Let daarbij op de volgende punten: Welke puzzels heb je uitgekozen? Waarom? Was het makkelijk te observeren? Heb je rekening gehouden met de omgeving waarin je hebt geobserveerd? Zo ja, hoe? Welke instructie heb je gegeven aan het kind? Heb je van te voren nagedacht over een observatie methode? Zo ja, voor welke heb je gekozen? Waarom? Bleek dat achteraf ook een handige methode te zijn? Hoe heb je geregistreerd? Bleek dit achteraf een handige manier van registreren? Heb je zelf al ‘foutjes’ kunnen ontdekken? (denk aan subjectiviteit/ omgevingsfactoren/ interpretaties/ instructie tussendoor) De oorspronkelijke opdracht was gericht op oplossingsvaardigheden. Heb je dat ook geobserveerd? Of heb je er (veel) andere zaken bij gehaald? Wat vond je moeilijk? Wat vond je makkelijk aan deze opdracht? Maak duidelijke aantekeningen van deze opdracht!

5 Observatie oefening (objectief/ subjectief)

6 Wat zijn de overeenkomsten/ verschillen?
Iedere student krijgt een foto en gaat voor zichzelf zo objectief mogelijk beschrijven wat er op de foto is te zien (dit is een individuele opdracht dus niet overleggen!) Als je hiermee klaar bent wissel je de foto met de foto van je buurvrouw en beschrijft weer zo objectief mogelijk wat je op deze foto ziet. Als jullie beiden klaar zijn gaan jullie de observaties gezamenlijk bespreken. Wat zijn de overeenkomsten/ verschillen? Hoe komt dit?

7 Objectiviteit en subjectiviteit
Objectief observeren = "zo objectief mogelijk observeren" = niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen. Hoe kun je een observatie meer objectief maken? Spreek af wat de doelstelling/ vraagstelling is van de observatie Spreek af welke concrete gedragingen daarbij horen & waar, door wie, wanneer en hoe lang deze geobserveerd gaan worden. Spreek af hoe deze observatie in kaart wordt gebracht, hoe er wordt geregistreerd (voluit geschreven; met observatieformulier) Weet aan welke zintuigen jij ongemerkt de voorkeur geeft en train jezelf in het gebruik van andere zintuigen Ga na op welke zaken jij van nature als eerste jouw aandacht richt en oefen jezelf in het aandacht richten op gebieden die je laat liggen.

8 Binnen onze waarneming is er altijd sprake van 'ruis’ door:
Observator – bias: De fouten die een observator maakt bij zijn observaties; de afwijking van de observator om één bepaalde kant op te gaan. We zijn geen fototoestel die een foto kunnen maken van de werkelijkheid Binnen onze waarneming is er altijd sprake van 'ruis’ door: * aandacht * selectie/ belangstelling * perceptie -> eigen associaties, herinneringen .. geven betekenis. * plaats/ omgeving * tijd * wat vooraf ging * persoonlijke omstandigheden Het is van belang dat je je hier bewust van bent en dat je ‘de ruis’ zoveel mogelijk probeert te voorkomen

9 Bekende beoordelingsfouten
Zien wat je wilt zien en het zogenaamde HALO- effect

10 HALO- effect = De neiging om een persoon met een aantal prettige
kenmerken (volgens de beoordelaar) nog veel meer positieve eigenschappen toe te dichten (Bij een sollicitatie blijken mooie mensen meer kans te maken…)

11 Het omgekeerde komt ook voor:
HORN- effect Een persoon die zich in eerst instantie irritant manifesteert, wordt negatief beoordeeld

12 Betrouwbaarheid Wanneer we spreken over betrouwbaarheid bedoelen we vooral de herhaalbaarheid tot eenzelfde resultaat van de observatie Hoe meer resultaten overeenkomen van verschillende metingen, hoe betrouwbaarder de observatie Hoe veelomvattender de vraag, des te lager de betrouwbaarheid Hoe complexer de gedragingen, hoe moeilijker het is om betrouwbaarheid te waarborgen. 1. Inter - observatiebetrouwbaarheid: de mate van overeenkomst tussen de observaties van verschillende observatoren. 2. Intra – observatiebetrouwbaarheid: de mate van observaties van één en dezelfde observator.

13 Validiteit Een observatie is pas valide als je
hebt gemeten wat je wilde meten De gedragingen die geobserveerd worden moeten duidelijk betrekking hebben op de observatievraag Als bijvoorbeeld de geturfde gedragingen het gevolg zijn van iets anders (bijv. het gevolg van het feit dat jij zit te observeren) dan is de meting niet valide

14 WAAR OF NIET WAAR? Een observatie die heel betrouwbaar is,
is ook altijd valide 2. Een observatie die niet betrouwbaar is, is ook niet valide 3. Een observatie die niet valide is, is ook niet betrouwbaar

15 Formuleren van observatievragen
Allereerst is het belangrijk om goed stil te staan bij wàt je precies wilt observeren!! Voorbeeld: als PEM’er wil je de zelfredzaamheid van een kind observeren Maar wat is eigenlijk zelfredzaamheid?? Opdracht: Verzin eens 2 begrippen die gelijk te ‘meten’ zijn Oftewel welke concrete gedragingen horen bij het begrip zelfredzaamheid?

16 Antwoordmogelijkheden
Eenduidigheid van de categorieën - "soms" is eigen invulling van frequentie van gedrag / "1 a 2 keer per week" is al beter. Hebben jullie verbetertips? Hoe vaak loopt Jan zonder toestemming van zijn plek? 1. te vaak soms nooit Jan neemt initiatief in sociaal contact. waar niet waar

17 Welk begrip wordt er volgens jou in deze vragenlijst gemeten?
Kan het ook nog iets anders zijn? Of meet de lijst ècht wat het wil meten?

18 Bespreken in tweetallen:
Hoe zou jij het begrip ‘sociale vaardigheid’ meetbaar maken in een observatie? Hoe zie je ‘sociale vaardigheid’ aan de buitenkant? Is dit begrip wel te observeren? Of moet je een andere onderzoeksvaardigheid gebruiken (zoals ondervragen) Wanneer scoort iemand hoog/ laag op dit begrip volgens jou? Hoe bepaal je dat? Hoe zet je dit begrip om in observatievragen/ een observatielijst? Na afloop plenaire nabespreking

19 Verschillende soorten validiteit
Constructvaliditeit (begripsvaliditeit) meet je wat je wilde meten? Zijn de geturfde gedragingen bijvoorbeeld inderdaad uitingen van welbevinden? Inhoudsvaliditeit Hoe groot is de inhoud van de meting? Is er een selectie gemaakt in de te observeren gedragingen? Predictieve validiteit In hoeverre zegt bijvoorbeeld het niveau van de taalontwikkeling gedurende de peuterleeftijd iets over het verloop van deze ontwikkeling binnen het basisonderwijs? Concurrent validiteit In hoeverre voorspellen de observaties gedrag in het heden, bijvoorbeeld vergeleken met andere gegevens over hetzelfde gedrag

20 Toetsopdracht 2: Observatiemethode op de eigen praktijkplek
Verdiep je in de manier waarop er binnen je praktijkplek wordt geobserveerd. De uitwerking van opdracht A (inventarisatie) en opdracht B (reflectie) verwerk je in een verslag. Je zorgt voor een heldere onderbouwing waarbij je zichtbaar gebruik maakt van de literatuur van petra van Bil (zie verder studiehandleiding)

21 Wordt er geobserveerd vanuit een bepaalde VVE methode?
Kaleidoscoop Piramide Ko- Totaal Startblokken en Basisontwikkeling Sporen Ben ik in beeld

22 Planning presentaties (week 7 + 8)
Doel: uitwisselen van ervaringen en elkaar informeren ‘Hoe wordt er binnen de instelling waar ik werk geobserveerd?’ NEEM ZOVEEL MOGELIJK MATERIALEN MEE!!!

23 Zijn er studenten die werken met dezelfde
Iedereen richt z’n eigen ‘marktkraampje’ in met meegenomen materialen en presenteert vervolgens (omstebeurt) de opdracht ‘observeren op de eigen praktijkplek aan de groep. Zijn er studenten die werken met dezelfde observatiemethode/ VVE methodiek? Dan is het ook mogelijk om gezamenlijk een kraampje in te richten! Maken van planning…..

24 Afsluiting: Lezen : Hoofdstuk 11 pedagogisch kader 0 – 4 jaar
Starten toetsopdracht 2 Tot zover de 3e bijeenkomst… tot volgende week!


Download ppt "Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3 Pascal van Schajik."

Verwante presentaties


Ads door Google