De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Pedagogische theorieën

Verwante presentaties


Presentatie over: "Pedagogische theorieën"— Transcript van de presentatie:

1 Pedagogische theorieën
Bijeenkomst 2

2 Wat gaan we doen? Rest hoofdstuk 1 kijken en luisteren Lagerhuis!
Korte presentaties pedagogen VVE programma`s Introductie hoofdstuk 2 kijken luisteren Afsluiten Huiswerk

3 Toetsing van jonge kinderen
Oordeel over wat je niet kan ipv wat je wel kan. Eigenheid van kinderen Wat is de norm? Belang van normale ontwikkelingsvariaties Waarde van fantasiespel

4 Dolgedraaid. Mogen peuters en kleuters nog kleuteren?
Kleine groepen; individuele aandacht Kennis vroegkinderlijke ontwikkeling Ontwikkelingsgericht Belang sociaal emotioneel welbevinden Belang sociaal, creatief en fantasiespel Belang van een goede begeleiding en omgeving Opdoen van ervaringen Betekenisvolle spelervaringen

5 Lagerhuis Denk terug aan de stof tot nu toe.
Verwerk de kennis in een prikkelende stelling. Schrijf deze stelling op een blaadje. We kiezen 1 stelling uit. Lagerhuis! Wie is gespreksleider?

6 Hoofdstuk 2 kijken en luisteren; een introductie
Denk en belevingswereld van jonge kinderen Integrale benadering van de brede ontwikkeling Kleine ontdekkingsreiziger Betekenisvolle context Belang van interacties Scripts Theorie of mind

7 Volgens Piaget doorlopen kinderen vier stadia van cognitieve ontwikkeling: Sensomotorische stadium
Preoperationele stadium Concreet operationele stadium Formeel operationele stadium

8  Sensomotorische stadium (geboorte tot 2 jaar) Het sensomotorische stadium kent zes substadia: Geboorte tot 1 maand Wijzigen van reflexen in meer adaptieve, bruikbare reflexen 1 tot 4 maanden Integreren meerdere reflexen 4 tot 8 maanden Meer interesse in wereld om zich heen Herhaling gedrag dat leidt tot plezierige of interessante resultaten Nog geen objectpermanentie 8 tot 12 maanden Objectpermanentie: de kennis dat een object blijft bestaan ook al is het uit het zicht A-not B error: de neiging om objecten te zoeken op plaatsen waar ze eerder altijd gevonden zijn en niet waar ze de laatste keer verstopt waren 12 tot 18 maanden Begin experimenteren (spullen in de wc-pot gooien, geluid met lepels maken etc.) 18 tot 24 maanden Deferred imitation: herhaling van andermans gedrag, een tijd nadat het gedrag verschenen is

9 Preoperationele stadium (2 tot 7 jaar) Het preoperationele stadium is een mix van indrukwekkende vooruitgang én indrukwekkende limieten. Een verworvenheid is desymbolische representatie. Hierbij gebruikt men het ene object om een ander object te symboliseren. Zo kan een banaan bij een klein kind een telefoon voorstellen. Een andere verworvenheid is het conservatie concept. Hiermee wordt het idee bedoeld dat het enkel veranderen van de verschijning van een object de basiselementen van dit object niet veranderd. Een limiet is het egocentrisme. Kinderen zijn geneigd om de wereld alleen vanuit zichzelf te bezien en zij kunnen zich niet of slecht inleven in anderen. Zij kunnen met andere woorden nog niet goed perspectief nemen. Dit zorgt ervoor dat kinderen regelmatig langs elkaar heen praten. Een andere limiet is centratie. Dit is de neiging om te focussen op een enkel, opmerkelijk object of gebeurtenis en daardoor andere relevante dimensies niet te zien[/L]

10 Integrale benadering blz. 44

11

12 De kleine ontdekkingsreiziger
Mocht ik een ontdekkingsreiziger zijn dan zou ik eens op de maan willen staan. Ik zou dagenlang kijken naar de wereld waar ik vandaan kom. Hoe kan het zijn dat zoiets kleins van heel ver zoveel voor mij kan verbergen? Ik zou terug keren als een kleine ontdekkingsreiziger, benieuwd hoe groot de wereld is.

13 Het proces naar een product en de rol van de begeleidster.
Het proces naar een product loopt niet steeds rechtlijnig, juist omdat de kinderen zelf richting geven aan het proces. Dat wil zeggen dat er een open geest wordt verwacht van de begeleidster, een niet altijd eenvoudige taak. Aangezien we als volwassene zelf een doel voor ogen hebben die we graag willen bereiken. Dit is een voortdurend leerproces voor de begeleidster. Wanneer grijp je in en wanneer niet? Met ingrijpen bedoelen we niet ‘sturen’. Het al dan niet ingrijpen is sterk gekoppeld aan de gerichte observatie van de begeleidster. Sturen, wil zeggen welke richting een actie dient te gaan en is sterk bepalend. Met ‘ingrijpen’ bedoelen we eerder naar het aanbieden van diverse materialen, of het tonen van technieken waarmee de kinderen verder op weg kunnen. Een kind geeft dan zelf aan of men al dan niet van deze mogelijkheden gebruik wil maken. Door op een gepaste manier in te grijpen of niet, laat je aan de kinderen zien dat je het belangrijk vindt en aandacht hebt voor waarmee kinderen bezig zijn. Bij het ingrijpen houden we rekening met hun mogelijkheden en hun interesses en wat hen bezighoudt.

14 Belang van interacties
Middelpunt van de wereld Een peuter is heel trots op zichzelf en denkt dat de wereld om hem draait. Het hoort bij de normale ontwikkeling dat een peuter verwacht dat alle aandacht op hem gericht is. Hij eist alle aandacht op, van iedereen, en overal. Een peuter kan er niet goed tegen wanneer u met andere dingen bezig bent. Hij gaat op allerlei manieren aandacht trekken en begrijpt niet dat ouders ook nog andere dingen te doen hebben dan constant met hem bezig zijn. Verstandelijke ontwikkeling In het tweede levensjaar leert het kind dat hij zelf iets teweeg brengt. Dit is een stap in de richting van geloof in eigen kunnen. De dreumes kan kleine opdrachtjes uitvoeren en geniet van complimentjes. Dit is ook belangrijk voor later op school.  Op deze leeftijd gebruikt hij de dingen zoals ze bedoeld zijn; haarborstel voor je haar, een bal om te rollen en tegenaan te schoppen en met een auto doe je rijspelletjes. Een peuter kan nog niet zo goed denken en denkt op een ‘peutermanier’. Herinneringen, fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen; er is sprake van magisch denken. In deze fase gelooft de peuter dat wat hij denkt ook echt gebeurt.

15 Kinderen leren het meest van elkaar; zij zijn elkaars eerste pedagoog
Kinderen leren het meest van elkaar; zij zijn elkaars eerste pedagoog. De grote ontwikkelingstaak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat doen zij in wisselwerking met andere kinderen, met volwassenen en met de wereld om hen heen. Daarom is er veel aandacht voor het werken, spelen, leren in kleine groepjes. Kinderen ontwikkelen zich in en door communicatie, zij leren door het uiten en het uitwisselen van ideeën, gedachten en gevoelens en het gezamenlijke proces van betekenis geven. Kinderen kunnen zich in potentie uitdrukken op honderd manieren, in honderd talen: dans, muziek, drama, klei, op papier, et cetera. Elke taal heeft zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden. De stimulering van deze talen naast de gesproken en geschreven taal verrijkt de mogelijkheden tot communicatie en uitwisseling, tot leren. Het ontwikkelen van deze talen wordt daarom gezien als middel om te leren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen.

16

17 Theory of mind https://www.youtube.com/watch?v=tkLRR2waiRw scripts
de kennis van terugkerende gebeurtenissen mentale structuren die informatie over een reeks van voorspelbare handelingen , locaties, rolpatronen en attributen die samen een gebeurtenis vormen, een plek geven.

18 Welke pedagogen? Welke pedagogen/ psychologen kom je tegen in hoofdstuk 2?

19 Wat kom je tegen; zoek even op!
Jerome Bruner Judy DeLoache Ann Brown Selma Fraiberg Goorhuis-Brouwer Lev Vygotsky Susan Engel Piaget Sue Leekam Gardner En vele anderen

20 presentatie Enkele studenten presenteren hun kennis over de pedagogen vanuit de VVE programma`s. Enkele studenten vertellen wat ze zijn tegengekomen op de site van het pedagogenplatform

21 afsluiten Vragen Huiswerk: zie modulehandleiding!
2010/10/27/SPOREN_1.pdf

22


Download ppt "Pedagogische theorieën"

Verwante presentaties


Ads door Google