De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

tegenwoordige tijd en verleden tijd

Verwante presentaties


Presentatie over: "tegenwoordige tijd en verleden tijd"— Transcript van de presentatie:

1 tegenwoordige tijd en verleden tijd
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd persoonsvorm Free Powerpoint Templates

2 De man heeft een fiets gestolen?
Wat is de persoonsvorm? De man heeft een fiets gestolen? De man heeft

3 Hij gaat onze wedstrijd fluiten
Wat is de persoonsvorm? Hij gaat onze wedstrijd fluiten gaat fluiten

4 Wil jij de hond vanavond uitlaten?
Wat is de persoonsvorm? Wil jij de hond vanavond uitlaten?

5 Wat is de stam van het werkwoord?
fietsen

6 Wat is de stam van het werkwoord?
beantwoorden

7 Wat is de stam van het werkwoord?
verhuizen

8 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
De vrouw …………… meteen om de rekening vragen vraagt

9 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
De conducteur……………….. de kaartjes van de passagiers. controleert controleerd

10 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Hij ……………..heel hard om de opdracht af te krijgen. werken werkt

11 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Ik ……………de hele tijd door muggen gestoken wordt word

12 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Hij ……………. (worden) de hele tijd door muggen gestoken

13 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Wij ……………. (gaan) morgen lekker een stukje fietsen.

14 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Zij ……………… (geven) de bos bloemen weg aan het publiek.

15 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Zij ……………… (reageren) nooit snel op haar mail.

16 Hoe schrijf je de persoonsvorm in deze zin?
Hij ……………… (treden) morgen op in het stadion.

17 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
Vroeger ……………… Frank zich nooit. scheerde schoor

18 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
We ……………… met de trein verder. reisten reisden

19 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
De vuurkorf ……………… uitstekend. brande brandde

20 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
Hij ……………… zijn voorsprong. vergrote vergrootte

21 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
Het nieuwtje ……………… (verspreiden) zich snel door de school.

22 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
Hij ……………… (schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.

23 Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT) in deze zin?
Die familie ……………… (verhuizen) bijna elk jaar.


Download ppt "tegenwoordige tijd en verleden tijd"

Verwante presentaties


Ads door Google