De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Invoering Bachelor / Master Universiteit Utrecht

Verwante presentaties


Presentatie over: "Invoering Bachelor / Master Universiteit Utrecht"— Transcript van de presentatie:

1 Invoering Bachelor / Master Universiteit Utrecht
Uitgangspunten Universitair Kader vastgesteld CvB met instemming van decanen en universiteitsraad 8 maart 2001 Met de term ‘’uitgangspunten’ wordt bedoeld dat in dit document de hoofdlijnen worden aangegeven waarlangs het model Bachelor/Master in de universiteit wordt ingevoerd. Op basis van deze hoofdlijnen kunnen binnen de faculteiten de maatregelen om de huidige programmering van het onderwijs te transformeren naar het nieuwe model op een vergelijkbare wijze worden genomen. Tijdens het transformatieproces zijn verschillende momenten van terugkoppeling voorzien, waardoor de oplossingsrichtingen die binnen de faculteiten worden ontwikkeld, mede richtinggevend zullen zijn voor een aanvulling en verduidelijking van de geschetste hoofdlijnen. Dit zal resulteren in een tweede versie van dit document (Universitair Kader) dat voor een langere periode zal gelden als toetsteen voor interne accreditatie en kwaliteitsbewaking.

2 Opzet document Reikwijdte Waarom bachelor/master Twee fasen
Visie op undergraduate-fase Visie op graduate-fase Accreditatie - intern/extern Flankerend beleid Tijdpad In dit document worden op verschillende plaatsen Engelstalige termen gebruikt die ontleend zijn aan de Angelsaksische hoger onderwijspraktijk. Echter ook in Engelstalige landen hebben een en dezelfde termen niet altijd dezelfde betekenis. Er zal daarom in het definitieve kader een begrippenlijst worden opgenomen waarin de gebruikte Engelse en Nederlandse termen en de definities zijn opgenomen. In dit document is gekozen voor de termen ‘undergraduate’ en ‘graduate’ voor de twee fasen van de universitaire opleiding. Nederlandstalige alternatieven zijn ’kandidaatsstudie’ en ‘doctoraalstudie’. Deze laatste hebben als voordeel dat ze herkenbaarder zijn en hierdoor eenduidiger, maar als nadeel dat ze associëren met ‘er verandert eigenlijk niets’ of ‘we gaan weer terug naar vroeger’.

3 Reikwijdte van dit document
Formuleert onderwijsconcept en de verantwoordelijkheden daarin Formuleert een aantal “standaarden” waarvan gemotiveerde afwijkingen mogelijk zijn, ter beoordeling via interne certificering Wat nog moet volgen zijn de consequenties voor organisatorische en bestuurlijke inbedding, voor bekostiging, huisvesting e.d. Dit document geeft voornamelijk richtlijnen voor het onderwijsconcept en voor de inhoud van de verantwoordelijkheden. Het geeft dus geen antwoord op alle vragen die men zou kunnen stellen over de wijze waarop de B/M model moet worden ingevoerd, noch over alle consequenties daarvan voor organisatie en procedures.

4 Waarom bachelor/master
Extern Europese harmonisering, nationale wetgeving Intern Samenwerking over de grenzen van disciplines Kwaliteit en rendement Differentiatie in studiepaden Academische vorming Aansluiting arbeidsmarkt Internationalisering, uitstroom/instroom Profilering van Utrechtse zwaartepunten Met de invoering van B/M worden een aantal doelen gediend die binnen de Universiteit Utrecht al sinds 1993 op de agenda staan. Met wisselend succes is aan die doelstellingen gewerkt binnen de gegeven opleidingsstructuur, die terug te voeren is op wetgeving van Gedacht kan worden aan de invoering van Onderwijskwalificaties van docenten, aandacht voor academische vorming, Kwaliteit&Studeerbaarheidsprojecten, de Bèta-waaier. Ook deze projecten waren gericht op het realiseren van bovenstaande doelen. Daarom is in de Universiteit Utrecht met voortvarendheid aangesloten bij de impuls die is uitgegaan van de zogenaamde ‘Bolognaverklaring’ van de EU-ministers van onderwijs en de voornemens van de huidige regering om het Nederlandse Hoger Onderwijs via wetgeving daaraan aan te passen.

5 Twee fasen, ieder met eigen doelstelling
Undergraduate, leidend tot Bachelor academische vorming verdiepen van een specifieke (disciplinaire) interesse voorbereiden van de keuze voor een verdere (studie)loopbaan Graduate, leidend tot Master specialisatie voor: wetenschapsbeoefening beroepsuitoefening op academisch niveau In dit document worden de termen undergraduate-graduate gebruikt om de studiefase aan te geven. De termen Bachelor en Master worden vooral gebruikt om het diploma te benoemen. Men zou ook kunnen spreken van de bachelorfase of -opleiding , idem van Masterfase of masteropleiding. Dit is echter vermeden om de indruk te voorkomen dat er nog steeds sprake zal zijn van meerdere ‘bacheloropleidingen’ conform het huidige (voornamelijk disciplinaire) opleidingenmodel. Dit is niet het geval. Juist in de undergraduate fase ligt een sterk accent op academische vorming, opdat een duidelijk verschil zichtbaar blijft tussen een bachelordiploma behaald aan een universiteit en een aan een hogeschool. Studenten verdiepen zich in een bepaald wetenschapsgebied maar tegelijkertijd krijgen studenten gelegenheid om een rijke ervaring op te doen in andere verschillende disciplines waardoor ze op gefundeerde wijze kunnen kiezen voor een latere specialisatie. De graduate fase die daarop volgt is gericht op specialisatie, in de richting van onderzoek dan wel in de richting van een andere beroepsuitoefening.

6 Twee fasen, ieder met een eigen onderwijsconcept
Undergraduate is vooral vraag-gestuurd beperkte keuze binnen stramien van major vrije keuze in profileringsruimte Graduate is vooral expertise-gestuurd programma’s geclausuleerde toelating invloed afnemend veld Vraag-gestuurd wil zeggen dat de student in grote mate zelf zijn/haar studieprogramma kan bepalen, binnen door de universiteit (opleiding) gestelde regels ten aanzien van samenhang en niveau. In dit concept wordt recht gedaan aan de verscheidenheid aan studenten die instromen in de undergraduate fase, en aan het feit dat de ontwikkeling die zij doorlopen om te komen tot een uiteindelijke loopbaankeuze, niet bij alle studenten op dezelfde wijze verloopt. In dit concept kan een student die zich pas in zijn tweede studiejaar ‘bekeert’ tot de sociologie, terwijl hij aanvankelijk dacht een informaticus te worden, vaak zonder veel tijdverlies het bachelordiploma halen. Tegelijkertijd kan de ruimte gegeven worden aan studenten die van meet af aan gefascineerd zijn door één wetenschapsgebied hun programma zo kiezen dat zij optimaal aan hun behoefte tot verdieping kunnen toekomen. Expertise-gestuurd wil zeggen dat het programma vooral bepaald wordt door de universiteit (de betreffende experts op hun vakgebied): de docenten zijn meester over het programma, het specialisme. Daarnaast wordt het programma bepaald door de eisen die het betreffende beroepsveld stelt (het wetenschappelijke veld en/of het professionele veld) Doordat niet alle bachelors reeds gespecialiseerd zijn hebben masterprogramma's een veel ruimere keuze uit bachelor-gediplomeerden. Andersom hebben studenten een ruimere keuze uit masterprogramma's dan nu het geval is.

7 Omvang graduatefase gevarieerd (1)
Eindniveau master is huidig doctoraal Undergraduate 3 jaar Graduate maximaal 2, minimaal 1 jaar Afweging voor lengte graduate: (inter)nationale concurrentie vaste, externe eisen aan inhoud diploma De undergraduate fase, waarin de doelstellingen academische vorming en verdiepen van een specifieke interesse centraal staan, duurt 3 jaar. De consequentie van aandacht voor deze specifieke undergraduate doelstellingen is dat studenten na drie jaar wat minder ver zullen zijn in hun specialisatie/beroeps-voorbereiding. Om de graduate doelstellingen te realiseren op met een inhoud die het huidige doctoraal representeert is het in een aantal gevallen noodzakelijk over twee jaar programmeerruimte te beschikken in de masterfase. Universiteitsbreed wordt daarom ingezet op de mogelijkheid van tweejarige masters. Voor de bèta's is i.h.a. al aan deze voorwaarde voldaan, in de alfa-gamma sector niet. Hoe wenselijk in het algemeen twee-jarige masters ook zijn om inhoudelijke redenen, afhankelijk van landelijke ontwikkelingen en concurrentie tussen instellingen zal het aanbieden van uitsluitend twee-jarige masters strategisch niet altijd haalbaar en/of verstandig zijn. Differentiatie in één en twee-jarige masters, of van een lengte daartussenin, is daarom voor de handliggend. Vanuit de éénjarige masters mag geen druk ontstaan op het onderwijsconcept voor de undergraduate fase in de richting van minder aandacht voor academische vorming in de major en/of inperking van de vrijheid voor de student in de profileringsruimte. Dat betekent dus dat de de diploma-eisen niet hetzelfde zijn als die voor een 5 jarig programma.

8 Omvang graduatefase gevarieerd (2)
College van Bestuur bepleit 5 jaar stufi-mogelijkheid voor iedere student intussen : Bèta en Biomedisch voornamelijk 80 punten enkele van 40 punten Alfa en Gamma voornamelijk 40 punten een geselecteerd aantal van 80 punten De huidige situatie is dat studiefinanciering gekoppeld is aan de in de wet opgenomen lengte van opleidingen. Voor een aantal met name genoemde opleidingen (academische beroepsopleidingen, technische opleidingen, bèta-opleidingen) geldt een langere duur dan de standaard 168 punten (vier jaar). Indien de instelling voor andere dan in de wet genoemde opleidingen, een langere duur wil vaststellen dan de genoemde 168 punten, is de instelling gehouden aan het voorzien in een aan studiefinanciering gelijkwaardige regeling voor de extra cursusduur. Het ideaal om voor alle masterprogramma’s de mogelijkheid te hebben om op inhoudelijke gronden de lengte van het programma te bepalen, heeft dus een prijskaartje. Dit is met name het geval in de Alfa en Gamma sector. Tevens dient bezien te worden hoe in deze sector collega-universiteiten in binnen en buitenland hun keuzes maken. Daarom zal in dit cluster selectief moeten worden omgegaan met het maken van programma’s van meer dan een jaar, in twee opzichten: - het betreft een beperkt aantal programma's - het betreft een beperkt aantal studenten.

9 Chassis voor het onderwijs
40 studiepunten per jaar = 42 oude studiepunten = 60 ECTS = 32 USA credits = 30 UK credits uniforme academische kalender: twee semesters: ca 1 sept- 1 feb ; ca 1 feb - 1 juli halverwege ieder semester een in/uitstapmogelijkheid kerstvakantie van twee weken standaardcursusomvang: 5 punten undergraduate cursussen op drie niveaus: inleidend (1), verdiepend (2), gevorderd (3) Het uniforme onderwijschassis heeft dient de volgende doelen: - Transparanter aanbod van onderwijs - Mogelijkheden om bij verschillende onderwijsinstituten cursussen te volgen - Gemakkelijker uitwisseling en erkenning van studiepunten - Heldere structuur voor docenten/docentinzet - Eenvoudiger om multidisciplinaire masterprogramma's te maken - 40 studiepunten per jaar eenvoudiger te converteren naar 60 European Credit Transfer System (ECTS) en naar 32 Amerikaanse credits De uniforme academische kalender wordt voor ieder jaar vastgesteld en kent voor studenten vier ‘instapmomenten’ voor vier blokken. De student kan dus per blok gemakkelijk keuzes maken. Binnen een blok zijn de mogelijkheden beperkter omdat onderwijsinstituten binnen het blok vrij zijn in roostering. Uitgangspunt is een kerstvakantie hetgeen inhoudt dat het tweede blok een cesuur heeft. Dit kan benut worden om in de januarimaand 4 puntscursussen te roosteren, maar dit is niet noodzakelijk. Voor de Kerst dient voor de eerstejaarsingeschrevenen wel voldoende toestresultaten beschikbaar te zijn voor het studieadvies (zie dia 17). Binnen deze academische kalender kunnen gemakkelijk cursussen van 4, 5 en/of 6 punten geroosterd worden. Cursussen mogen niet over de instapmomenten heen geroosterd worden. Cursussen op drie niveaus: De drie niveaus zijn bedoeld om in een open systeem voldoende diepgang te mogelijk te maken. De niveaus zijn niet strikt gekoppeld aan studiejaren. Verder mogen uiteraard reeksen (evt. zelfs met volgorde-eisen) worden aangeboden, maar er hoeven niet in ieder vak cursussen op elk niveau worden aangeboden.

10 NB. In de bovenstaande beschrijving van de diploma-eisen wordt gerekend met 5 studiepunten of veelvouden daarvan. De uiteindelijke rekeneenheid is afhankelijk van een definitief onderwijschassis. De wijze waarop een student gebruik kan maken van het aanbod is niet vrijblijvend maar gebonden aan regels en diploma-eisen. Het basisstramien waarbinnen de student kan kiezen is dat van major en profileringsruimte. Vertrekpunt voor de majors zijn de huidige CROHO-labels. ‘Discipline’ moet waar van toepassing dan ook worden gelezen als ‘interdiscipline’. Samenhang wordt bewaakt binnen de major door cursussen verplicht te stellen voor alle majorstudenten en het totale aanbod op elkaar af te stemmen. Het niveau wordt bewaakt door cursussen in te delen in drie niveaus en vaste regels te stellen voor het aantal cursussen per niveau (zie ook verder). Een major bestaat uit die vakken waarin de student vertrouwd wordt gemaakt met de concepten en de ‘body of knowledge” waarin de discipline is gefundeerd, en daarnaast uit vakken die nodig zijn om die discipline te begrijpen zoals steunvakken (b.v. wiskunde voor natuurkunde studenten, statistiek voor studenten psychologie) en vakken die het zicht op de discipline verbreden door deze in zijn academische en maatschappelijke context te plaatsen, bijvoorbeeld bio-ethiek voor biomedische wetenschappen, rechtsfilosofie voor rechten, geschiedenis en grondslagen van de natuurkunde voor natuurkunde, etc.)

11 Major in schema samenstelling cursusaanbod major voor major student 1
2 3 jaar niveau verplichte cursus hoofdrichting opties major contextvakken inl. verd. gev. Schematische toelichting op de opbouw van een major: Hier wordt aangegeven dat aan de aanbodkant het onderwijsinstituut van de major meer cursussen kan aanbieden dan één student kan “consumeren”. Uit het totale aanbod moet iedere student echter wel een aantal cursussen vast volgen en uit de andere conform een aantal regels kiezen. profileringsruimte

12 Undergraduate majors Startpunt voor de ontwikkeling van majors zijn de huidige CROHO-opleidingen Aangevuld met bijvoorbeeld: (life)science(s) arts & humanities social sciences Startpunt is dat de huidige CROHO-opleidingen gelijk gesteld worden aan een major. Wel zal moeten worden bezien of sommige opleidingslabels niet beter verplaatst kunnen worden naar de graduate fase en daar in de vorm van een masterprogramma worden aangeboden. Op termijn zou het major-aanbod bovendien uitgebreid kunnen worden met bredere majors als ‘humanities’, en ‘life sciences’. Op wat langere termijn kunnen in het portfolio van majors wijzigingen worden aangebracht.

13 Profileringsruimte, minors
Student mag profileringsruimte geheel vrij vullen mits minimaal een derde op niveau 2 of 3 kan cursussen in één majordomein kiezen en verzoeken om erkenning als ‘minor’ (tenminste 5 sp op niveau 3) kan ook cursussen kiezen uit het domein van de gekozen major Onderwijsinstituut kan samenhangend pakket als minor aanbieden (tenminste 5 sp op niveau 3) NB. In het bovenstaande wordt gerekend met 5 studiepunten of veelvouden daarvan. De uiteindelijke rekeneenheid is afhankelijk van een definitief onderwijschassis. In de ‘profileringsruimte’ kunnen studenten vrij uit het onderwijsaanbod van de universiteit kiezen (mits voldaan wordt aan de niveauregels). Vanuit de major mogen hieraan geen restricties worden verbonden. Niet in alle gevallen is het mogelijk dat non-major studenten aanschuiven bij major-cursussen, vooral niet als het over gevorderde cursussen gaat. Een onderwijsinstituut kan daarom, als er voldoende vraag is, aparte cursussen ontwikkelen voor de non-major studenten. Of zelfs een aparte reeks van cursussen die als geheel door studenten gekozen kan worden en erkend wordt als minor. Bij toeloop naar cursussen of minorprogramma’s die veel groter is dan de onderwijscapaciteit ter plaatse kan op het niveau van cursussen in regulering/temporisering via een toelatingsprocedure worden voorzien.

14 Academische vorming - Wat?
Academisch denk- en werkniveau, onder andere analytisch denken en redeneren schrijven/presenteren/argumenteren projectmatig/planmatig handelen communicatieve en sociale vaardigheden Wetenschappelijk instrumentarium, bijvoorbeeld laboratoriumvaardigheden onderzoekmethoden informaticatechnieken Talenkennis Nederlands Engels/vreemde taal Wetenschappelijke en cultureel-maatschappelijke vorming contextvakken o.a. wetenschapsfilosofie, b.v. grondslagen/geschiedenis van de wetenschap maatschappelijke context, b.v. ethiek Academische vorming kan in twee categorieën onderscheiden worden (zie “Academicus gevraagd”, IVLOS, en “Werken aan academisch vorming”, IVLOS, 2001) In de eerste plaats gaat het om wetenschapsgebonden beroepsbekwaamheden zoals het thuis zijn in het kennisdomein, onderzoekservaring opdoen in een domein, in staat zijn tot het opsporen en op waarde toetsen van wetenschappelijke kennis en de probleemgerichte toepassing van wetenschappelijke kennis in een domein. Daarnaast kunnen we algemene beroepsbekwaamheden onderscheiden. Deze worden hier gepresenteerd.

15 Academische vorming - Hoe?
Specifieke academische vaardigheden in werkvormen binnen elke cursus apart getoetst Algemene academische vorming in inhoud van elke cursus in academische contextvakken door verrijking in profileringsruimte Een belangrijke doelstelling in de undergraduatefase is de academische vorming. Academische vorming is een proces van opbouw van vaardigheden en attitudes door de hele studie heen. Academische vorming wordt op verschillende manieren gerealiseerd. Ten eerste door het oefenen in academische vaardigheden te koppelen aan elke cursus en daarin ook onderwerp van toetsing te laten zijn. Ten tweede door cursussen die specifiek gericht zijn op academische vorming waar het gaat om wetenschappelijke en maatschappelijke context. Ten derde doordat in de undergraduate fase studenten zelf bewuste keuzes moeten maken in en verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen programma. In de profileringsruimte kunnen zij met name die vakken kiezen waar hun eigen specifieke belangstelling naar uitgaat.

16 Portfolio Academische Vorming
‘Wat’ en ‘Hoe’ gedocumenteerd in iedere cursus cursusaanbod academische context Academisch denk- en werkniveau xx x Wetenschappelijk instrumentarium x x Talenkennis x xx Omdat academische vorming geleidelijk plaatsvindt gedurende de undergraduate fase, zal het noodzakelijk zijn om een systeem van portfolio-vorming te introduceren voor monitoring en beoordeling. In deze dia wordt weergegeven hoe in dit portfolio gedocumenteerd wordt op welke wijze de student de verschillende aspecten van academische vorming in de undergraduate fase heeft gerealiseerd. In principe is iedere cursus die een student volgt het belangrijkste voertuig voor de ontwikkeling van academische bekwaamheden. Daarnaast is er een specifiek cursusaanbod mogelijk. Dit kan zijn voor bepaalde (domeingebonden) bekwaamheden en is vaak het geval voor vakken van ‘academische context’ zoals wetenschapsfilosofie, ethiek van .., geschiedenis en grondslagen van..etc). x Wetensch/culturele en maatschappelijke vorming xx

17 Regels cursussen in undergraduate fase
Alle undergraduate cursussen staan in de UU undergraduate cursusgids (hardcopy en web-based) Drie niveaus: 1= inleidend, 2=verdiepend, 3=gevorderd. Van iedere cursus wordt aangegeven of deze (verplicht) onderdeel vormt van een major of een minor, wat het niveau is, en wat de eventuele ingangseisen zijn Standaard is een activerende onderwijsvorm Cursussen worden (dus inclusief toetsing) afgesloten voor een volgend blok begint Aantal en aard van de contact-uren genereert 40 echte studie-uren per week. Alle cursussen in de undergraduatefase worden in de toekomst opgenomen in één universitair cursusboek met een vast format voor de cursusbeschrijvingen. Er mogen voor cursussen op elke niveau beargumenteerde toegangseisen worden gesteld. Voor cursussen op niveau 1 zijn deze niet zwaarder dan de VWO-pakket-eisen voor de major waarvan de cursus deel uit maakt. Voor cursussen op niveau 2 en 3 zijn deze niet zwaarder dan een cursus op het naast-lagere niveau. Toelating op grond van individuele evaluatie en/of voorbereiding door de verantwoordelijke docent is verder mogelijk. Aan cursussen worden voorts een aantal eisen gesteld gesteld ten aanzien van het realiseren van de nominale studielast in de werkelijke studentbelasting. Activerende onderwijsvormen zijn daartoe de standaard. Aantal en aard van de contacturen en groepsgroottes zijn aangrijppunten voor de beoordeling van cursusbeschrijvingen. Explicitering in harde getallen voor de hoeveelheid kleinschalig onderwijs, groepsgroottes en contacttijd worden niet gegeven, aangezien deze gekoppeld zijn aan de gekozen onderwijsvorm. De diversiteit daarin binnen de verschillende vakgebieden in de universiteit is te groot om uniforme voorschriften te rechtvaardigen. Hier ligt de verantwoordelijkheid van de docent, die zoveel mogelijk ruimte moet hebben om het onderwijs in te richten naar eigen professionele inzichten. Toch worden hier enkele indicaties gegeven.‘Kleinschalig’ betekent groepsgrootte Het optimale aantal contacturen per week is 8 per cursus (bij minder is nauwelijks commitment van studenten te verwachten, bij veel meer nauwelijks animo om nog iets aan zelfstudie te doen). Om de functie van regie van zelfstudie in de contacturen vorm te geven is zeker de helft van deze 8 uren kleinschalig. Uitsluitend massale hoorcolleges kan dus niet.

18 Introductie en Studieloopbaanbegeleiding
Door onderwijsinstituut major Accenten Studieloopbaanbegeleiding: Eerste vier maanden: introductie minimaal maandelijks inhoudelijke feedback advies vóór 1 februari als sluitstuk Eind jaar 1 definitieve keuze major Jaar 2 en 3 begeleiding keuzes advies voorsortering graduate Commitment van docenten Studieloopbaanbegeleiding, beginnend met een introductie in de universiteit is een zeer belangrijke factor in een meer open en vraaggestuurd onderwijsconcept. De betrokkenheid van docenten hierbij is een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van het wederzijds commitment dat in het onderwijs wordt nagestreefd. De inhoud van de begeleiding die de student geboden moet worden verandert in de loop der tijd. Na de introductie volgt een inwerktraject met als sluitstuk het dringend studie-advies (waarmee bij de vijfjarige bèta-programma’s al ervaring is opgedaan). Het studie-advies markeert het einde van een periode van intensieve begeleiding in de eerste vier maanden, tot Kerst in het eerste studiejaar. De inhoud van het advies is gebaseerd op de resultaten in het eerste half jaar en op al die zaken die in het contact tussen student en begeleiders in en buiten het onderwijs over het voetlicht zijn gekomen. Een volgend zwaartepunt ligt bij de definitieve keuze voor de major. In de jaren die volgen is de begeleiding meer op afroep en gerelateerd aan de keuzes die de student moeten maken om zich optimaal te positioneren in relatie tot zijn ambities na de undergraduate fase.

19 Visie op omgang met studenten
Student is aankomend academicus (young professional) Inwerken en socialiseren Begeleiden tot zelfstandigheid Wederzijds commitment Terugdringen vrijblijvendheid Verantwoordelijkheden aan twee kanten Deze visie op de omgaan met studenten in de UU is niet nieuw. Ook zonder B/M is dit al jaren een belangrijke doelstelling binnen de UU. Het blijkt echter niet gemakkelijk om hierin binnen ingesleten patronen grote stappen te maken. Invoering B/M biedt de mogelijkheid om in het herontwerp van zowel onderwijsactiviteiten als studieloopbaanbegeleiding hieraan expliciet aandacht te geven. In de uitwerking is ruimte voor ‘couleur locale’ . In sommige opleidingen is men een weg ingeslagen die erop gericht is deze doelstelling vooral binnen het onderwijsproces vorm te geven door vaste ‘klassen’ met een eigen tutor, door projectonderwijs naast klassiek onderwijs enz.. Een dergelijke filosofie kan ook in de nieuwe majors worden vastgehouden door de uniforme onderdelen zo te roosteren dat de ‘vaste klas’ over langere perioden een lint vormt waarlangs de continuiteit kan worden georganiseerd. Hoe opener echter de programmering, hoe minder houvast voor continuiteit in de begeleiding van studenten het programma biedt en hoe groter de noodzaak van een sterkere organisatie van de ondersteuningsstructuur. Op andere plaatsen zijn indicaties gegeven voor groepsgroottes, contacturen, studieloopbaanvoorzieningen buiten het onderwijs enz. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk zolang het onderwijs in zijn totaalaanpak recht doet aan de visie die hier is neergezet.

20 Propedeuse Afschaffen examen
Functies (oriëntatie, verwijzing, selectie) geïncorporeerd in systeem Een formeel examen na een jaar met alle bijbehorende eisen van dien verdraagt zich slecht met het idee van open programmering en definitieve bevestiging van de major in de loop van het eerste jaar. Het propedeutisch examen komt derhalve te vervallen. De functies van de propedeuse: oriëntatie, verwijzing en selectie, blijven echter actueel en worden in onderwijs en studieloopbaanbegeleiding vormgegeven.

21 Rendement Parameters: cursus: slaagpercentage in één keer
slaagpercentage uiteindelijk studievoortgang sp/jaar/student diploma's aantal bachelors na 3-4 jaar Rendementen worden nu nog vrijwel uitsluitend op het niveau van diploma's behorend bij een vast programma gedefinieerd. Rendementsdefinities blijven ook in een systeem met open programma's van belang voor monitoring en sturing. Het belangrijkste niveau voor sturing is het slaagpercentage op cursusniveau. In een systeem dat uitgaat van het beginsel dat het wederzijds nakomen van verplichten leidt tot slagen van de cursus is bovendien het slaagpercentage in één keer een belangrijke indicator. Voor monitoring is bij het vervallen van het propedeutisch examen het jaarlijks gerealiseerde aantal studiepunten per student de belangrijkste indicator voor de studievoortgang (in het kader van de rendementsdoelstellingen in het bèta-convenant is hiermee in de bèta-opleidingen al ervaring opgedaan). Het aantal bachelor-diploma's dat wordt afgegeven blijft uiteraard een belangrijke rendementsindicator

22 Undergraduate fase verantwoordelijkheden (1)
Student schrijft zich in bij het onderwijsinstituut van aanvankelijke major-keuze legt binnen een jaar zijn/haar definitieve major-keuze vast kiest in de undergraduate fase zijn/haar vakken zodanig dat hij/zij zich optimaal positioneert voor de graduate fase schrijft zich in voor cursussen en verplicht zich tot actieve deelname aan onderwijs en toetsing Op verschillende niveaus liggen verantwoordelijkheden voor het succesvol laten functioneren van de undergraduate fase in het onderwijs: Eerst en vooral is er de student zelf, ten tweede de docent(en) binnen een cursus, ten derde is er het onderwijsinstituut dat cursussen aanbiedt en ten vierde is er de verantwoordelijkheid van de universiteit als geheel. In achtereenvolgende dia’s wordt hierop ingegaan. Een student bepaalt bij aanmelding en begint bij aankomst in de universiteit aan een voorlopige major.Gewoonlijk zal dit tevens de definitieve majorkeuze zijn. Voordeel van het systeem is dat in geval van omzwaai niet noodzakelijkerwijs studievertraging hoeft te ontstaan. Studiepunten die in de aanvankelijke major zijn gehaald kunnen worden meegenomen naar de vrije ruimte behorend bij een andere major. Pas aan het einde van het eerste jaar legt de student vast in welke discipline de major definitief is gekozen. Naast de major-keuze is het verder de verantwoordelijkheid van de student om in de profileringsruimte vakken te kiezen die enerzijds aansluiten bij de eigen interesse en ontwikkelingswensen en anderzijds bijdragen aan een optimale positionering voor het verder studeren in een masterprogramma (dan wel een andere voortzetting van de eigen leerweg). Hoofdregel in de universiteit dient te worden dat inschrijven voor de student ook feitelijk betekent dat hij/zij zich verbindt tot deelname. “Inschrijven” wordt daarmee een meer continue proces dat telkens weer een beslissing vraagt van een student en de betekenis heeft van het aangaan van een leerovereenkomst.

23 Undergraduate fase verantwoordelijkheden (2)
Docent neemt deel in algemene studie- en studentbegeleidings-activiteiten van het onderwijsinstituut, o.a. de eerstejaars-introductie richt de cursus zo in dat studenten die volgens de aangegeven richtlijnen deelnemen aan de cursus een positief resultaat halen voert de cursus uit zoals beschreven geeft in de cursusbeschrijving specifieke richtlijnen voor het behalen van een positief resultaat biedt studenten adequate begeleiding in en buiten de geroosterde activiteiten deelt eindbeoordeling binnen twee weken na afloop van de cursus mee In het onderwijsconcept wordt uitgegaan van een wederzijdse verplichting van studenten en docenten. Uitgangspunt is dat bij een juiste ingangseis en adequate deelname van studenten, een positief resultaat normaal is. De docent stelt er dus een eer in om, binnen de geldende randvoorwaarden, de studenten te laten slagen voor het tentamen. Continue feedback is hierbij vanzelfsprekend. Het tentamen wordt daarom altijd binnen de periode waarin de cursus plaats vindt afgenomen en de uitslag wordt snel na afloop van de cursus meegedeeld. Over het algemeen vindt een deel van de toetsing reeds tijdens de cursus plaats en wordt daarmee niet gewacht tot de cursus is afgelopen.

24 Undergraduate fase verantwoordelijkheden (3)
Onderwijsinstituut zorgt voor introductie en studieloopbaanbegeleiding voor majorstudenten biedt cursussen voor major studenten biedt repertoire voor academische vorming geeft aan welke vakken wel/niet verplicht zijn voor majors biedt (eventueel) cursussen voor non-major studenten geeft regels voor erkenning minors binnen hun domein geeft bachelordiploma’s af binnen universitaire kaders organiseert kwaliteitszorg Het onderwijsinstituut vertegenwoordigt de “aanbodzijde” in het onderwijsproces. Het is tevens de plaats waar studenten een “thuis” hebben. Dit laatste schept een zware verantwoordelijkheid voor de introductie en begeleiding van studenten die, in een vraaggestuurd model, meer omvatten dan het adviseren van studenten die in de problemen zitten of alleen het adviseren over vakken in het eigen domein Tot de advisering hoort ook de voorlichting over de wijze waarop studenten zich het beste kunnen positioneren voor de graduate fase. Introductie en studieloopbaanbegeleiding is een aparte taak die te onderscheiden is van het geven van onderwijs, en dient daarom ook apart in het universitaire bekostigingsmodel te worden opgenomen. Binnen een onderwijsinstituut kunnen en worden meestal meerdere majors aangeboden. Een onderwijsinstituut kan ook een major voor honors studenten aanbieden. Het aanbod van majorcursussen bestaat niet alleen uit verplichte vakken. Het voordeel daarvan is dat er in het docentencorps minder druk is om coûte que coûte tot overeenstemming te komen over wat allemaal in curriculum thuis hoort. Dit is een discussie waarin vaak veel oneigenlijke argumenten (werkgelegenheid, geld) een rol spelen.

25 Undergraduate fase verantwoordelijkheden (4)
Decaan is opdrachtgever voor onderwijsinstituut en keurt major/ minor eisen goed zorgt voor kwaliteit van docenten De Decaan van een Faculteit heeft vele verantwoordelijkheden. Hier worden daarvan alleen die verantwoordelijkheden weergegeven, die relevant zijn voor het onderwerp van de in dit document gepresenteerde uitgangspunten. De vaststelling van de eisen ten aanzien major en minor zijn analoog aan de huidige bevoegdheid van de decaan bij het vaststellen van het Onderwijs- en examenreglement.

26 Undergraduate fase verantwoordelijkheden (5)
Universiteit Geeft kaders voor en bewaakt: onderwijschassis niveau en aard academische vorming kwaliteit en kwaliteitszorg introductie eerstejaars-studenten studieloopbaanbegeleiding Certificeert: cursussen majors minors In het uiteengezette vraaggestuurde onderwijsconcept is er ook een universitaire verantwoordelijkheid die verder gaat dan in het model met vaste (disciplinaire) curricula. Op universitair niveau worden algemene niveau eisen vastgelegd en bewaakt. Ten aanzien van het onderwijsskelet is er een bewakende taak, nu dit niet meer (op onderling verschillende wijze) kan worden bepaald op facultair of opleidingsniveau. Ook de (algemene) aspecten van academische vorming dienen op universitair niveau te worden bewaakt. De (afstandelijke) verantwoordelijkheid voor kwaliteit en kwaliteitszorg, is vergelijkbaar met de wijze waarop deze universitaire verantwoordelijkheid sinds enige tijd wordt ingevuld in het kader van de afhandeling van visitaties en inspecties. Met certificering wordt bedoeld de eenmalige ‘toelating’ tot het universitaire undergraduate aanbod, op basis van een oordeel over formele toelatingscriteria ontleend aan het universitair kader. Dit is een verzwaring van de interne procedure en de huidige universitaire verantwoordelijkheid bij het aanvragen van een nieuwe opleiding.

27 Graduate fase uitgangspunten masterprogramma's
Toelating via toelatingsprocedure Niveau is huidig doctoraal programmeerruimte ten hoogste 80 sp tenminste 25% sp zelfstandig onderzoekopdracht en/of stage tenminste 25% sp theoretische verdieping Inhoud gebaseerd op competentieprofiel in relatie tot beroepsperspectief (onderzoeker, professional) breedte: convergente lijn B-M-PhD Omvang minimale instroom minimaal aantal dragende leerstoelen Een toelatingsprocedure is standaard voor ieder masterprogramma. Toelating wil zeggen een intake-procedure waarin de geschiktheid van de student wordt getoetst en waarin studenten zich een goed oordeel kunnen vormen van de vooruitzichten bij deelname. Het doel van de toelating is om ‘de juiste student in het juiste programma te krijgen’ (zie ook toelichting volgende dia). Het eindniveau van de masters is het huidig doctoraal eindniveau. Om dit mogelijk te maken na een undergraduatefase waarin studenten mogelijk minder ver gekomen zijn in hun specialisatie/beroepsvoorbereiding dan nu het geval is, is de aanduiding “programmeerruimte 80 sp” opgenomen met de bedoeling in te zetten op de mogelijkheid van twee-jarige masters binnen de UU, ook in de alfa-gamma sector, in lijn met de toelichting bij de dia 7: “twee fasen, in totaal jaar”. Het academische niveau van het programma wordt bewaakt door twee minimumeisen: zelfstandig onderzoek en theoretische verdieping. Elk masterprogramma maakt duidelijk hoe het programma gerelateerd is aan de beroepsperspectieven waar het voor opleidt. Voor een masterprogramma geldt verder dat er voldoende omvang en breedheid is. Omvang in die zin, dat er een minimale instroom en opleidingscapaciteit moet zijn voor de kwalificatie ‘programma’; breedheid in die zin dat nog diverse PhD-trajecten mogelijk zijn. Dit betekent ook dat er als standaard meerdere leerstoelen bij betrokken zijn.

28 Toelating masterprogramma's
Aantal plaatsen in een programma gerelateerd aan onderwijscapaciteit en uitstroommogelijkheden Toelatingsprocedure tweemaal per jaar op basis van motivatie en talent kennis van inhoud kennisdomein en bijbehorende methoden en technieken (ten hoogste de inhoud van een bepaald major) academisch denk- en werkniveau Instroommoment te bepalen door graduate school synchroniseren wanneer nodig voor onderwijsconcept bij ‘klassikale’ start minimaal 2 startmomenten per jaar continue instroom bij geïndividualiseerde programma's Er moet onderscheid worden gemaakt tussen toelatingsprocedure en daadwerkelijke start. De toelatingsprocedure wordt georganiseerd door een programma (eventueel school), twee maal per jaar. Synchronisatie van die momenten is met name nodig voor een eerlijke procedure bij selectieve programma’s. In hoeverre synchronisatie van de daadwerkelijke start noodzakelijk is bepaalt het programma. Studenten kunnen formeel niet starten voor dat zij hun bachelordiploma binnen hebben, maar ze kunnen in het zicht van het behalen daarvan wel meedoen aan de toelatingsprocedure. Op deze manier is een eventuele wachttijd voor studenten te minimaliseren, terwijl tegelijkertijd gezorgd kan worden dat studenten als groep kunnen starten in het programma. Dit laat overigens ook de mogelijkheid van een individuele start en studie toe. De toelatingsprocedure dient te voldoen aan (nader) te stellen eisen en wordt vastgesteld door de betreffende decaan.

29 Graduate fase – zorgplicht universiteit
Totaal aantal plaatsen in graduate fase in een cluster is groter dan of gelijk aan de belangstelling van Utrechtse bachelors Utrechtse student heeft recht op een plaats mits: in de undergraduate fase zijn/haar vakken zodanig gekozen zijn dat hij/zij zich goed positioneert voor de graduate fase, en: hij/zij bij meerdere programma’s solliciteert naar een plaats De universiteit heeft de verantwoordelijkheid om voor voldoende opleidingscapaciteit te zorgen (uiteraard binnen de mogelijkheden die de overheidsbekostiging biedt). Met het vaststellen van een opleidingscapaciteit in de graduate fase die gelijk of groter is dan de uitstroom van de Utrechtse undergraduate fase, wordt de ‘zorgplicht’ voor de Utrechtse bachelors ingevuld. Met een ‘cluster’ wordt bedoeld een groep van masterprogramma’s die allen een toelating geven met een bepaald major. Maar kwaliteit gaat boven zorgplicht: als de kwaliteit van de sollicitanten (van binnen en van buiten) hoog is, heeft ook een Utrechtse bachelor geen garantie dat hij/zij toegelaten wordt tot het masterprogramma van zijn/haar eerste keuze noch dat er direct aansluitend op het behalen van een bachelordiploma, een plaats beschikbaar is. De Utrechtse studenten die een bachelordiploma hebben gehaald, hebben het recht om in Utrecht hun studie voort te zetten op graduate niveau. De universiteit kan echter niet garanderen dat dit altijd kan in het masterprogramma van de eerste keuze, vanwege de gewenste mogelijkheden voor (internationale) zij-instroom. Belangrijk uitgangspunt is daarom dat een student zelf mede- verantwoordelijk is voor het creëren van voldoende opties in de graduate fase en op grond daarvan ook bij meerdere programma’s solliciteert. Een student kan in de undergraduate fase een erg gespecialiseerd programma samenstellen met het oog op toelating in een bepaald programma, maar moet dan wel rekening houden met niet-toelating of wachttijd.

30 Bijvoorbeeld: Opleidingen ABC
Major Psychologie Bachelor Wageningen Major Natuurkunde Beroepsopleiding Diergeneeskunde Master Neuroscience Master Food Technoloy Master Phar.sciences Master Biomedical sciences Master Bioveterinary sciences Master Pharmacie (apotheker) Master Bio-environmental sciences Master Biomolecular sciences Major Farmacie Master Bioinformatics Major Biomedische Wetenschappen Beroepsopleiding Geneeskunde Master M Major Biologie Major Scheikunde Dit schema illustreert de veelzijdige onderlinge relaties tussen majors en masterprogramma’s. In het algemeen zal er geen één-op-één koppeling meer zijn tussen een bepaalde major en een bepaald masterprogramma. Master C&E Master x Master Y

31 Graduate fase - verantwoordelijkheden (1)
‘Graduate school’ begeleidt studenten, ook richting vervolg biedt masterprogramma's aan die leiden tot masterdiploma formuleert criteria voor toelating selecteert studenten organiseert kwaliteitszorg Hier wordt het begrip ‘graduate school’ gebruikt om aan te geven dat over het algemeen een aantal masterprogramma’s gebundeld zijn in één organisatie. Voor de inbedding van de ‘graduate school’ zijn verschillende opties mogelijk. In sommige gevallen zal een graduate school als aparte eenheid bestaan. Een graduate school kan ook organisatorisch onderdeel uitmaken van een onderwijsinstituut, maar is daarin dan wel onderscheiden van de ‘undergraduate-school’. Een sterkere koppeling van een graduate school aan een enkel onderzoekinstituut of -school, hetgeen denkbaar is voor sommige onderzoeksmasters, is minder gewenst. Een masterprogramma moet namelijk niet versmallen tot, en dus te onderscheiden blijven van een PhD opleiding. Ijkpunt is hier het vasthouden van de convergente lijn in de programmering. Waar in de betreffende discipline het onderzoeksinstituut/school zo breed (bijv. landelijk) is georganiseerd dat nog altijd meerdere PhD-programma’s open staan is aan deze voorwaarde voldaan.

32 Graduate fase - verantwoordelijkheden (2)
Decaan (een of meer) bepaalt opleidingscapaciteit programma's stelt eindtermen vast zorgt voor kwaliteit docenten zorgt voor informatie aan studenten over mogelijkheden in de graduatefase zorgt voor externe accreditatie Universiteit certificeert programma’s certificeert toelatingsprocedures zorgt voor voldoende totale opleidingscapaciteit Ook voor de graduatefase is de decaan de opdrachtgever. Daar ligt ook de eerste verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen over omvang en capaciteit van programma’s. Op universitair niveau worden programma’s getoetst ten opzichte van het universitair kader en wordt de zorgvuldigheid van toelatingsprocedures bewaakt.

33 Undergraduate - Graduate- Onderzoek/PhD
Scheiding van verantwoordelijkheden voor: undergraduate fase (majors en academische vorming) graduate fase (programma en toelating van studenten tot masterprogramma's) onderzoek en PhD opleiding Decaan bepaalt voor iedere medewerker % verdeling in taken ten behoeve van: undergraduate onderwijs graduate onderwijs onderzoek en PhD-opleiding Hier worden twee basisvoorwaarden gegeven voor het goed laten functioneren van het onderwijs in twee fasen: - de scheiding van verantwoordelijkheden waardoor in iedere fase de sturing op eigen doelstellingen tot stand kan komen; - de verzekering dat de juiste docenten beschikbaar zijn voor ieder van de primaire taken van de universiteit.

34 ‘Top’-master Utrecht heeft masterprogramma's die in het internationale forum van collega’s of beroepsgroepen herkend worden als ‘van excellent niveau’, net zoals dat nu met een aantal doctoraalprogramma’s het geval is Utrecht profileert door bewust te investeren in specifieke masterprogramma's Excellentie is een kwalificatie die door anderen verleend wordt. De Universiteit Utrecht kan wel programma’s aanwijzen, waarin zij extra wil investeren: - innovatieve programma’s op terreinen waar nog geen onderwijs werd gegeven - programma’s die zichzelf niet (geheel) kunnen ‘terugverdienen’: pareltjes, kleine letteren - extra investeringen in hardware Extra investeringen verlopen niet via de standaardbekostiging maar via Investeringsmiddelen Onderwijs en Onderzoek en zijn dus incidenteel en tijdelijk.

35 Overgang graduate - PhD
Studenten die deelnemen aan Masterprogramma's die opleiden voor het competentieprofiel ‘wetenschappelijk onderzoeker’ kunnen na een jaar meedingen naar een PhD plaats Hoewel het behalen het masterdiploma primair een uitstroom moment is, is dit voor een wetenschappelijke onderzoekscarrière vaak een tussenmoment. Het diploma master heeft in een onderzoeksloopbaan, zeker internationaal gezien, weinig waarde. Hier ontmoeten graduate fase en onderzoekschool elkaar.

36 Interne certificering
Cursussen in undergraduate Majors Minors Masterprogramma's Onderwijsinstituten Met certificering wordt bedoeld de eenmalige toetsing of voldaan wordt aan het universitaire kader dienaangaande. Vervolgens zijn er de (in- en externe) kwaliteitszorgcycli die zorgen voor het handhaven en verbeteren van de kwaliteit. De certificering heeft een bepaalde duur. Naar aanleiding van negatieve uitkomsten in de kwaliteitszorg kan certificering voor een volgende periode onthouden worden. Of een cursus, major, minor of masterprogramma blijft bestaan is overigens niet alleen een kwestie van intrinsieke kwaliteit maar ook van kwantiteit, efficiency en relevantie. Daarin ligt een eerste verantwoordelijkheid van de betreffende decaan. Ook de vormgeving van het bekostigingsmodel is hier uiteraard sturend.

37 ‘Flankerend beleid’: aanpassing interne bekostiging en financiering
Universitaire bekostiging één onderwijstarief financiering feitelijke omvang van programma: bachelor 3 jaar master variërend van jaar vermindering vertragingseffecten Financiering eenvoudige, effectieve financiering van cursussen financiering studieloopbaanbegeleiding Als het huidige bekostigingsmodel niet verandert, zullen er onoverkomelijke administratieve obstakels in de praktijk blijven die de invoering van het nieuwe onderwijsmodel zullen frustreren. Daarom zal een aanpassing van het model worden uitgewerkt langs deze lijnen: - een onderwijstarief voorkomt een schot tussen alfa/gamma- onderwijs en bèta-onderwijs - financiering van de feitelijke omvang van het programma faciliteert bekostiging tweejarige masterprogramma’s - minder vertraging vergroot slagvaardigheid en marktgerichtheid. Een eenvoudig en doorzichtig systeem van financiering van cursussen bijvoorbeeld via studiepunten, stimuleert kostenbewust ontwikkelen en aanbieden van onderwijs Het expliciteren van het budget voor studieloopbaanbegeleiding faciliteert de noodzakelijke versterking hiervan.

38 ‘Flankerend beleid’ : verder onder andere
investeren in introductie eerstejaars investeren in studie-loopbaanbegeleiding algemeen toegankelijk inschrijfsysteem voor vakken/cursussen waar nodig financiering 5e jaar SF onderwijsmarketing aanpassing bestuurlijke verantwoordelijkheidsstructuur Voor de realisering van de uitgangspunten voor de invoering van het gefaseerde onderwijsmodel, zal aan een groot aantal randvoorwaarden voldaan moeten worden. Hier worden daarvan enkele genoemd.

39 Globaal tijdpad Per 1/3/01 Besluit over Uitgangspunten
Per 1/9/01 Globale programmaontwerpen goedgekeurd voor majors en masters die per 1/9/02 van start gaan; Universitair Kader vastgesteld Per 1/9/02: Start undergraduatefase: majors, profileringsruimte Start eerste masterprogramma's Academische kalender: indeling in semesters, cursusomvang variabel Per 1/9/04 Academische kalender geheel ingevoerd: vier perioden, cursusomvang 5 punten Alle undergraduate-cursussen op SOLIS Hier is een zeer globale aanduiding geven van de planning, die rekening houdt met het feit dat faculteiten zich in verschillende uitgangsposities bevinden.


Download ppt "Invoering Bachelor / Master Universiteit Utrecht"

Verwante presentaties


Ads door Google