De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Alcoholgebruik Onderdeel van hfdst 13.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Alcoholgebruik Onderdeel van hfdst 13."— Transcript van de presentatie:

1 Alcoholgebruik Onderdeel van hfdst 13

2 ‘Aanvaardbaar alcoholgebruik’ vanuit gezondheidsperspectief
Volgens WHO aanbevolen alcoholgebruik voor mannen en vrouwen. Standaardglazen  afhankelijk van welke drank & welke hoeveelheid (vb. glas wijn = pint bier, maar verschil tussen gewoon bier & Duvel)

3 Alcoholgebruik en mortaliteit: J-shaped curve
Curve in de vorm van een liggende J. Aantal EH gemiddeld per dag worden uitgezet op x-as. Risico op mortaliteit op y-as. Mortaliteit is niet enige uitkomstmaat, we kunnen ook naar levenskwaliteit of QoL kijken. Matig alcoholgebruik beschermt tegen cardiovasculaire AD  mortaliteit ↓. Veel alcoholgebruik heeft slechte invloed! Dit zet alles samen! Mortaliteit door kankers agv alcoholmisbruik, agv rijden onder invloed, agv leverfalen… Wanneer we enkel naar lever kijken: alcohol is toxische stof. Kleinste hoeveelheid alcohol is slecht voor lever. Er is een grote individuele gevoeligheid, en mensen weten dat niet op voorhand. Voor de hepatologen geldt deze curve dus niet: altijd ongunstige effecten van alcohol. Vaak is het zo dat als men denkt: ‘ik moet 2 dagen per week niet drinken, dan kan ik de andere dagen meedrinken’.

4 ‘Aanvaardbaar alcoholgebruik’ vanuit gezondheidsperspectief
Ontwikkelende brein is zeer gevoelig voor effecten van alcohol. Onder 16 jaar: kwetsbaarheid ontwikkelende brein + hoe vroeger men met alcohol in aanraking komt, en het gewoon worden er van, hoe groter de kans op misbruik op latere leeftijd. Tussen 16 en 18 jaar  geen sterke drank! Ook nog onderscheid jongens  meisjes. Vrouwen die zwanger zijn of zwanger willen worden of borstvoeding geven  volledige onthouding. Zelfs kleine hoeveelheden kunnen negatieve effecten hebben op embryo/foetus/neonaat.

5 Problematisch alcoholgebruik en alcohol gerelateerde stoornissen
Ongeacht hoe we het meten  5-7%. Toch een redelijke grote groep van de samenleving. Dit kan zijn echt verslaving, overmatig gebruik of verkeerd gebruik. Bij de huisartsenpopulatie is dit getal hoger!

6 Problematisch alcoholgebruik en alcohol gerelateerde stoornissen
Screening: CAGE of AUDIT (cf handboek) CAGE (acroniem): Cut Down, Annoyed, Guilty en Eye-opener. Heeft u weleens het gevoel gehad het alcoholgebruik te moeten minderen? (cut down) Heeft u zich ooit weleens vervelend of geïrriteerd gevoeld over opmerkingen van anderen over uw drankgebruik? (annoyed) Heeft u zich ooit schuldig gevoeld over iets wat u gedaan heeft toen u had gedronken? (guilty) Heeft u ooit 's ochtends alcohol gedronken om u rustiger te voelen of om minder last te hebben van trillende handen of misselijkheid? (eye-opener) ≥ 2: mogelijk alcoholprobleem Het grote probleem is erkenning. We zien als arts veel mensen met een alcoholprobleem zonder het te merken. De grote groep kan dat goed verborgen houden, is beschaamd, minimaliseert. Partner, kinderen, ouders mogen dit niet weten  zorgen dat ze het niet te weten komen. Dus gericht vragen, screenen  vaak toch nog minimaliseren., maar zo kunnen we het wel makkelijker herkennen. AUDIT  gesystematiseerde wijze of er problematisch alcoholgebruik aanwezig is  niet vanbuiten kennen CAGE  4 vragen die we aan patiënt stellen?  relatief goede indicatie of pat. te veel drinkt

7 Problematisch alcoholgebruik en alcohol gerelateerde stoornissen
Risico’s acute intoxicatie Brede range gezondheidsproblemen en ziektes: lever, hypertensie, beroerte, borst- en GI-kankers, VKO, CNS (alcohol dementie, Wernicke, Korsakoff,…), andere psychiatrische aandoeningen, pancreatitis, cardiomyopathie, polyneuropathie,… Toxine voor (oa) lever: hepatitis (acuut / chronisch) – steatose – cirrose Wat zijn de gezondheidsproblemen die met alcohol te maken hebben? Lichamelijke aard Acute intoxicatie: kan leiden tot bewustzijnsdaling, AH-onderdrukking, braken (wanneer in luchtpijp  stikken in eigen braaksel), echte intoxicatie: bewustzijnsdaling  coma  overlijden Afhankelijk van ernst van intoxicatie Wordt veroorzaakt door binge drinking Op langere termijn: veel meer problemen Leversteatose, hepatitis, levercirrhose Hypertensie Risico op beroerte Verschillende kankers Verkeersongevallen Gevolgen op CZS (Wernicke (enorm verward agv vitaminetekorten die te maken hebben met alcoholgebruik), Korsakoff (meer chronisch, mensen kunnen geen nieuwe informatie meer onthouden)) Dementie kan sneller in gang gezet worden Pancreatitis  diabetes Cardiomyophatie Polyneuropathie Psychiatrische AD Vele effecten, die niet alleen effect hebben op lever, maar ook op andere stelsels. Er is een groot interindivueel verschil! Vb. mensen die 30 jaar zwaar drinken met oké lever  iemand die 5 jaar drinkt met cirrhose Chronische alcoholische leverAD beginnen met inflammatie (hepatitis) en daarna fatty liver. It is omkeerbaar wanneer alcoholgebruik wordt gestopt. Eindstadium van leveraantasting: cirrhose  permanent. Symptomen vaak pas wanneer de ziekte redelijk gevorderd is.

8 Problematisch alcoholgebruik en alcohol gerelateerde stoornissen
Alcoholabusus / misbruik: hoeveelheid + herhaald gevaar of interferentie met verplichtingen / rol (werk) of legale, sociale, relationele problemen Alcoholafhankelijkheid (alcoholisme, verslaving): fysiek / psychisch /sociaal: tolerantie + ontwenning + craving + dominante rol van alcohol in leven (onvrijheid) + controleverlies (onvrijheid) + onvermogen verminderen / stoppen ondanks weten dat het probleem is Absusus: te veel gebruik. Maar dit gebruik heeft ook gevolgen  gevaarlijke situaties en ook weerslag op functioneren. We spreken van alcohol abuse als er minstens één van volgende kenmerken aanwezig is Interferentie met belangrijke rol zoals vb. werk/gezin (vaak te laat komen of niet gaan werken) Legale, sociale, interpersoonlijke problemen gerelateerd aan alcoholgebruik Blijven drinken in situaties waarin intoxicatie gevaarlijk is! Verslaving, alcoholafhankelijk: fysiek, psychisch als sociaal afhankelijk van de drank. Lichaam heeft dit nodig om te kunnen functioneren. Verschillende componenten Tolerantie  steeds grotere hoeveelheden nodig om ons ‘goed’ te voelen  we worden minder gevoelig en we zullen sneller afbreken door inductie van bepaalde enzymes. Dit zien we ook bij kalmeermiddelen: meer nodig voor hetzelfde effect  vicieuze cirkel Ontwenning  wanneer we niet meer drinken, lichaam laat weten dat het iets mist: beven, hartkloppingen, misselijk. Vaak grijpt men naar de drank om deze symptomen tegen te gaan Craving: enorme onbedwingbare drang naar het product. Leidt ook vaak tot herval. Dominante rol in het leven. Mensen verliezen hun vrijheid om te kiezen om niet te drinken. Alcohol is omnipresent. Er is controleverlies, ze kunnen niet één avond zonder te drinken. Dit leidt tot een onvermogen om te stoppen, minderen. Mensen beseffen dit rationeel, maar kan hun niet helpen om te stoppen. Een keer je in een stadium van afhankelijkheid terecht komt, is er verlies van het vermogen om zelf het stoppen nog in gang te zetten. Ontwenning is ook en gevaarlijke toestand! Kan leiden tot delirium tremens, epileptis insultum (?)

9 Risicofactoren alcoholgebonden stoornissen
Genetisch + psychologisch + sociaal / cultureel (cociale context, social cues) Familiaal: Genetisch + ontwikkeling Gevoeliger voor positieve effecten van alcohol en/of minder gevoelig voor negatieve effecten Leertheorie: positieve bekrachtiging (positieve emoties) en negatieve bekrachtiging (verminderen van negatieve emoties) + belang van timing Alcoholgebonden stoornis = zowel misbruik als verslaving. Multifactorieel! We leven in een maatschappij waarin alcohol overal aanwezig is. Continu een sociale cue, waarin alcohol normaal is en niet meedrinken de wenkbrauwen doet fronsen en als abnormaal wordt gezien. Ook moeilijk voor mensen die ooit stoornis gehad hebben  kwetsbare positie! Voor sommige mensen wordt alcoholgebruik geassocieerd met bepaalde sociale context  moeilijk te weerstaan! Ook binnen familie is er risicoverhoging. Sommige personen hebben ook aversie: zoveel negatieve effecten gezien dat ze er een afkeer van hebben. Positieve effecten van alcohol  euforische toestand. Negatieve effecten  beweging verstoord, versuft, weinig concentratie Alcohol zal vaak negatieve emoties verminderen: zal denken stilleggen, zorgt voor afleiding. Mensen krijgen het idee dat ze hun problemen kunnen verdrinken. Ook timing is belangrijk: beloning/straf die snel volgt op gedrag heeft groter effect. Positief effect volgt heel snel. Negatieve effecten komen pas de dag erna, en als men heel veel gedronken heeft (vb. negatieve effecten op werk). Voor cannabis is dit nog veel opvallender: grote dissociatie van positieve en negatieve (trage!) effecten. Verband wordt veel minder gelegd: ‘al zo lang geleden dat ik een joint gerookt heb, dit is niet de oorzaak van hoe ik mij nu voel’

10 Behandeling Farmacotherapie: toename negatieve effecten / afname positieve effecten (bv Antabuse); verminderen craving Psychologische interventies: Motiverende gespreksvoering Vaardigheidstraining CBT Zelfhulpgroepen Koppeltherapie ! Behandeling moet rekening houden met fysieke, psychologische en sociale aspecten. Farmacologische mogelijkheden als behandeling voor alcohol. In plaats van positieve bekrachtiging, negatieve bekrachting. Mensen krijgen antabuse  mensen worden lichamelijk ziek, misselijk ipv het euforische gevoel te krijgen. Er zijn ook andere geneesmiddelen die gebruikt worden die vooral op de craving werken. Deze maken het makkelijker om het ervan af te blijven. Heel wat psychologische interventies zijn effectief, maar vaak hoog hervalrisico. Vaak pas echt stoppen, na verschillende keren herval. Herval hoort er bij. Herval is deel van proces. Motiverende gespreksvoering: hoe kun je mensen begeleiden in het veranderen van gedrag?  dit kunnen we op alle gedragsveranderingen toepassen: obesitas, verbeteren therapietrouw. Dit is bijzonder effectief. Ontwikkeld met als doel ‘alcohol’, maar is daarna in allemaal andere situaties effectief is. een aantal principes hiervan zijn typisch voor een goed gesprek met een patiënt. Deze lijken vanzelfsprekend, maar ze zijn heel belangrijk! Koppeltherapie blijkt meer efficiënt te zijn voor mensen die getrouwd zijn/samenwonen en ook ↑tevredenheid binnen relatie. Outcome van behandeling is beter wanneer Er minder initiële alcoholafhankelijkheid was Het individu geen andere psychopathologie heeft Het individu een grote self-efficacy heeft Het individu erg gemotiveerd is om te stoppen Er een doel is.

11 Gidsend in richting van gedragsverandering ipv directief
Gedrag veranderen: motiverende gespreksvoering Gidsend in richting van gedragsverandering ipv directief Blaise Pascal: “Mensen raken over het algemeen meer overtuigd door de redenen die zij zelf ontdekken dan door dan door de argumenten die anderen aandragen” De menselijke natuur verzet zich tegen dwang en bevoogding Informatie geven werkt niet of nauwelijks. Directief zijn tegen patiënten helpt nauwelijks om hun gedrag te veranderen. We kunnen de pat. de les spellen, maar het effect daarvan is verwaarloosbaar. Pat. zal niet snel wakker schieten. Wat heeft dan wel effect?  proberen mensen te gidsen in de richting van gedragsverandering en zelf te laten ontdekken wat en hoe ze iets willen veranderen. Laat mensen zelf ertoe komen wat er mis gaat, wat ze willen veranderen, hoe ze dat willen veranderen.

12 Luister met empathie en zonder te oordelen
Gedrag veranderen: motiverende gespreksvoering Luister met empathie en zonder te oordelen ‘Empower’ de patiënt, d.w.z. geef hem/haar de controle over zijn eigen toekomst Niemand is volledig ongemotiveerd - iedereen is ambivalent Motivatie wordt beïnvloed door de arts / hulpverlener Open vragen (verandertaal oproepen), Reflectief luisteren, Bevestigen, Samenvatten Klemtoon op positieve – wat wel lukt Algemene principes, lijken evident Empathie Geen oordeel. Mensen zijn gewend van overal te horen te krijgen ‘waar bende mee bezig?’. We willen geen negatieve feedback geven. We willen patiënt zelf controle geven, niet zeggen wat hij moet doen  empower We denken te vaak dat patiënt niet wil veranderen. We vinden altijd wel iets van ambilentie: twijfels, schaamte… Wij kunnen als arts motivatie proberen te beïnvloeden: open vragen, reflectief luisteren…. Klemtoon op positieve is zeer belangrijk: focussen op wat wel lukt. Ipv zeggen ‘ge bent weer hervallen’ zeggen ‘het is gelukt om 3 maand nuchter te blijven, we gaan nu kijken wat er is misgegaan’. Proberen voortdurend de positieve dingen te zien.

13 Motivational Interviewing (MI)

14 How Does Behavior Change?
Behavior A Behavior B

15 ASSUMPTIONS Behavioral issues are common
Change often takes a long time The pace of change is variable Knowledge is usually not sufficient to motivate change Relapse is the norm

16 Transtheoretical Model
Nn Transtheoretical Model Pre-contemplation Relapse Contemplation Maintenance Determination Action Synonyms Determination = Preparation Termination = Exit Termination 4-4 18

17 Prochaska & DiClemente: Stages of Readiness to Change
Stage Description Objectives Pre-contemplation Not considering change Contemplation Ambivalent about change Identify patient’s goals Provide information Bolster self-efficacy Develop discrepancy between goal & behavior Elicit self-motivational statements

18 Prochaska & DiClemente: Stages of Readiness to Change (continued)
Stage Description Objectives Determination Committed to change Action Involved in change Strengthen commitment to change Plan strategies for change Identify and manage new barriers Recognize relapse or impending relapse

19 Prochaska & DiClemente: Stages of Readiness to Change (continued)
Stage Description Objectives Maintenance Behavior change Relapse Undesired behaviors Termination Change is very stable Assure stability of change Foster personal development Identify relapse when it occurs Reestablish self-efficacy and commitment Behavioral strategies Assure stability of change

20 Principles of MI 1. Advice
Give advice only when individuals will be receptive Target advice to stage of change 40

21 Principles of MI (continued)
2. Reduce Barriers Bolster self-efficacy Address logistical barriers 41

22 Principles of MI (continued)
3. Provide Choices It’s the individual’s choice: Whether to change How to change 42

23 Principles of MI (continued)
4. Decrease Desirability Help individuals: Decrease their perceptions of the desirability of the behavior Identify other behaviors to replace the positive aspects of alcohol use 43

24 Principles of MI (continued)
5. Empathy Develop and communicate an understanding of the individual’s situation and feelings around the behavior Explore pain around the behavior 44

25 Principles of MI (continued)
6. Feedback Help the individual identify and understand relevant: Risks of the behavior Negative consequences of the behavior 45

26 Interview Techniques Open-ended questions Reflective listening
Affirmation Summarization Elicit self-motivational statements

27 Open-ended Questions Avoid closed and leading questions like:
“Would you like to quit?” “Do you know that alcohol is bad for you?” Instead ask: “What do you think about your alcohol use?” “What do you know about the risks of drinking?”

28 Reflective Listening Mirrors what the patient says
Creates a sense of safety for the patient Deepens the conversation Helps patients understand themselves Says: “I hear you” “This is important” “Please tell me more” “I’m not judging you”

29 Reflective Listening (continued)
Patient: “To tell you the truth, I really enjoy drinking.” Response: “You like drinking alcohol?” Patient: “Yes. I like the taste, and it really relaxes me.”

30 Reflective Listening (continued)
Example 1: “My girlfriend gets really angry when I get drunk and pass out.” “She gets mad when you do that.” 63

31 “You’ve tried very hard to quit.”
Affirmation Conveys support, respect, and encouragement Helps patients reveal less positive aspects about themselves “You’ve tried very hard to quit.”

32 Affirmation (continued)
“You are very courageous to be so revealing about this.” “You’ve accomplished a lot in a short time.” “I can understand why drinking feels so good to you.” 70

33 Summarization “What you’ve said is important.” “I value what you say.”
“Here are the salient points.” “Did I hear you correctly?” “We covered that well. Now let's talk about ...” 71

34 Elicit Self-Motivational Statements
Problem recognition “Has alcohol caused you any problems?” Concern “Do you ever worry about your alcohol use?”

35 Elicit Self-Motivational Statements (continued)
Intention to change “What might be some advantages of quitting or cutting down?” “On a scale of 0 to 10, how important do you think it is for you to quit? Why didn’t you say (1 or 2 points lower)?” Zou stoppen op een of andere manier voor u een voordeel kunnen hebben?

36 Elicit Self-Motivational Statements (continued)
Intention to Change “On a scale of 0 to 10, how important is it for you to change your (behavior)? ” “Why didn't you say (1 or 2 points lower)?”

37 Elicit Self-Motivational Statements (continued)
Optimism “What difficult goals have you achieved in the past?” “What might work for you if you did decide to change?” 80

38 For Ambivalence - DEARS
Develop discrepancy Compare positives and negatives of behavior Positives and negatives of changing in light of goals Elicit self-motivational statements Empathize Ambivalence and pain of engaging in behavior that hinders goals

39 For Ambivalence - DEARS (continued)
Avoid Arguments Don’t push for change, avoid labeling Roll with resistance Change strategies in response to resistance Acknowledge reluctance and ambivalence as understandable Reframe statements to create new momentum Engage patient/client in problem-solving

40 For Ambivalence - DEARS (continued)
Support self-efficacy Bolster responsibility and ability to succeed Foster hope with menus of options

41 Voortplanting en endocrinologie
Hfdst 14

42 Voortplanting Menstruatie (menses) en menopauze
Premenstrueel syndroom (PMS) Menopauze Zwangerschap en bevalling (partus) Psychologische problemen in post-partum Baby blues Post-partum depressie, angststoornissen en psychose Miskraam (spontane abortus) en doodgeboorte (stillbirth, >24w) Miskraam is als de zwangerschap nog geen 24weken was, vanaf 24 weken spreken we vanaf doodgeboorte. Reproductieve problemen roepen veel ethische vragen op: wanneer is het moraal oké om een zwangerschap te beëindigen? Rechten van donorouders en kinderen van donoren? IVF bij zwangerschap van oudere vrouwen? Kind krijgen omdat dat een orgaan/-weefseldonor zou kunnen zijn voor broer/zus? We kunnen dit vanuit verschillende perspectieven bekijken: biomedisch, psychologisch, sociaal, cultureel. Ander perspectief  andere behandeling. Belangrijk dus een biopsychosociale benadering te gebruiken.

43 Menstruatie (menses) en menstruele cyclus
Menarche (= leeftijd eerste menses): steeds jonger ~ voeding, gezondheid, gewicht Menstruele cyclus Folliculaire fase: toegenomen libido, grotere voorkeur voor ‘typisch mannelijke’ karakteristieken Luteale fase: slechtere subjectieve slaapkwaliteit, premenstrueel syndroom (PMS), zelfs gemiddeld iets hogere suïcidaliteit Veranderingen voedingsvoorkeur wrsch meer cultureel Gewicht: vetweefsel belangrijke rol in metabolisme E: E↑ Jongere leeftijd confrontatie met menstruaties  leidt ook tot psychologiche factoren. Folliculaire fase: fase waarin zwangerschap mogelijk is dus logisch dat libido ↑ Typisch mannelijke kenmerken: studie enkel gebaseerd op idee van een short-term relationship, niet op lange termijn. Menstruele cyclus heeft minder effect op slaap en eetgewoonten dan men algemeen denkt. Voorkeur voor vb. chocolade tijdens menstruatie is vnl. cultureel bepaald.

44 PMS = premenstrueel syndroom
Luteale fase, vnl dagen voor menstruatie, soms voortdurend ook eerste dagen van menses (≠ pijnlijke menses) Symptomen: prikkelbaarheid, slaapproblemen, neerslachtigheid, stemmingswisselingen, angst, eetlustverandering, abdominaal opgezet gevoel, concentratieproblemen, weinig energie,… Tot 30% van alle premenopauzale vrouwen, meest 25-35j Vrouwen die last hebben van maandstonden: abdominale pijn, bekkenpijn

45 PMS en PMDD 1-2%: ernstige vorm van PMS: premenstruele dysfore stoornis (PMDD): significante weerslag op functioneren (on/off) ~ VG depressieve stoornis, slechte algemene gezondheid ~ hormonale veranderingen + psychologische + culturele factoren Behandeling: voor PMS en/of voor PMDD? Medicalisering? Pil(verandering), antidepressiva, specifieke CBT / narratieve therapie (cf case study 14.1) PMDD is ernstigere vorm van PMS. Vrouwen die zoveel last hebben dat het een invloed heeft op functioneren. PMDD is niet zomaar een exacerbatie van een bestaande mood disorder tijdens menstruatie. Dit wordt ‘aangezet’ vlak voor en tijdens menstruatie, en ‘staat uit’ de rest van de cyclus. Het is niet zomaar depressie, maar hangt er wel mee samen. Vrouwen met voorgeschiedenis van depressie hebben hier meer risico op. Een grote groep vrouwen heeft PMS, kleine groep heeft PMDD. Waar trekken we de grens? Relatieve bijdrage van fysieke en psychologische factoren aan PMS en PMDD blijft onduidelijk en diagnose is controversieel. Fluctuaties in hormonen spelen waarschijnlijk causale rol in psychologische symptomen. Interpretatie van symptomen is cultureel bepaald. Als antidepressiva helpen voor PMDD, kunnen we deze dan ook niet gebruiken voor PMS?  medicalisering. Vrouwen waarvan de impact zeer uitgesproken is, dus bij PMDD is het zinvol om te zoeken naar behandeling (vb. antidepressiva zoals prozac, maar geen evidente behandeling omdat we dit dan niet continu niet moeten nemen)

46 Menopauze Laatste menstruatie: pre- en postmenopauzaal Nl tss 45-55j
(Peri- en) postmenopauzaal: Toename osteoporose-risico Warmte-opwellingen (vapeurs, opvliegers), nachtzweten: mee bepaald door culturele factoren Huid / haar / vaginale droogte Psychologische klachten: geheugen en concentratie, libido, prikkelbaarheid, angst,… Menopauze  verschillende symptomen die variëren binnen verschillende culturen. Vapeurs is niet zomaar te verklaren door hormonale veranderingen, dit wordt ook beïnvloed door culturele factoren. Wanneer menopauze als negatief bekeken wordt, dan zal dat meer zijn.

47 Menopauze Toename risico depressie postmenopauzaal? Mixed evidence
Ovariële hormonen (vooral E): modulatie van 5HT en NA transmissie Meta-analyse: HRT (hormone replacement therapy) minder depressie Complex en multifactorieel verband (B+P+S): Postmenopauzale depressie ~ VG depressie, VG PMS, negatieve attitude tov ouder worden en menopauze,… Culturen met positieve visie op menopauze / ouderdom: veel minder postmenopauzale klachten Fluctuaties in ovariële hormonen zouden invloed kunnen hebben op onset en progressie van depressie. Ovariële hormonen hebben effect op serotoninerge en noradrenerge systemen. Deze systemen zijn allebei belangrijk voor depressie. Vaak gaat de menopauze ook samen met belangrijke rolveranderingen vb. kinderen die het huis verlaten.  nood aan biopsychosociale benadering om wellbeing tijdens menopauze te begrijpen.

48 Menopauze Behandeling: HRT (hormone replacement therapy)
Geïndividualiseerde afweging risico’s (toename risico borstkanker en thrombo-embolisme?) en voordelen (reductie klachten; bescherming osteoporose en cardiovasculair?) volgens recentste xetenschappelijke bevindingen Schrap p332 paragraaf bovenaan: gedateerd en onvoldoende genunanceerd Cf cursus gyneco

49 (In)fertiliteit Begrip ‘fertiliteit’ - vruchtbaarheid: gerealiseerde vruchtbaarheid of potentieel? Bv fertility rate 80% Toename vruchtbaarheidsproblemen Stijging gemiddelde leeftijd eerste kind (anticonceptie, educatie, professioneel, financieel,…) Infertiliteit: niet zwanger na 2 / 3j geregeld seksuele betrekkingen Minderheid zoekt hulp – fertiliteitsbehandelingen Psychologische (A en D), relationele en seksuele weerslag van fertiliteitsproblemen (en soms ook van behandelingen) Fertiliteit heeft dubbele betekenis Heeft men zich voortgeplant? Heeft men kinderen?  in de medische literatuur. Heeft men de mogelijkheid om kinderen te krijgen? Vruchtbaarheidsproblemen We beginnen later aan kinderen Anticonceptie We gaan langer naar school We willen eerst carrière maken We willen pas kinderen wanneer we voldoende financiële middelen hebben We kunnen onze kinderwens uitstellen, maar met elk jaar dat we ouder worden daalt de fertiliteit. Grote impact: relatie, op seksueel vlak, op psychologisch vlak, kan ook agv behandeling en niet van het feit van infertiel zijn. Relationele en seksuele weerslag afhankelijk van de kwaliteit van de relatie.

50 Zwangerschap Periode van enorme fysieke en psychologische transitie
Positief + impact op fysieke functioneren, welzijn: ‘Morning sickness’: vaak hele dag, meestal beperkt tot eerste trimester, soms tot week 22 Reflux, bekkeninstabiliteit, slaapproblemen, urineverlies,… Angststoornissen en depressieve stoornis: cf zoals na bevalling – zwangerschap niet beschermend tegen psychopathologie Daarnaast stress en negatieve emoties tijdens zwangerschap (job, huiselijk geweld, zwangerschapsgerelateerd,…) Tijdens zwangerschap lager risico op depressie en angststoornissen, maar na zwangerschap wel veel hoger risico! Dit blijkt niet waar te zijn. Zowel partum als post-partum depressies moeten we rekening mee houden! Zowel tijdens zwangerschap als na geboorte: kans op mentale gezondheisdproblemen.

51 Gevolgen van overmatige stress / negatieve emoties tijdens zwangerschap
Materneel: hypertensie Geboorte-outcomes: vroeggeboorte, laag geboortegewicht, geboortecomplicaties, meer keizersnedes Foetale ontwikkeling: minder foetale bewegingen Karakteristieken en ontwikkeling baby / kind: cognitieve, gedragsmatige en emotionele ontwikkeling, ook na correctie Cf Barker hypothese; bv oorlogsomstandigheden Klinische implicaties! Psychopathologie opsporen en behandelen, stress- A- en D-reductie, counselling, psychoeducatie,… Stress en distress tijdens zwangerschap  invloed op geboorte outcome, foetale ontwikkeling, eigenschappen van het kind. Foetus heeft stress ervaren  dit kind heeft later verhoogd risico op depressie. Barker. Oorlogsomstandigheden: kinderen hebben verhoogd risico op psychopathologieën, maar ook verhoogd risico om obesitas en metabole problemen te ontwikkelen. In de baarmoeder: tijd van schaarste  adaptief voorbereid op situatie van tekort en komen terecht in een situatie van overvloed. We moeten stress/angst tijdens zwangerschap reduceren  niet alleen om psychisch lijden te verminderen, maar ook omdat dat beter is voor geboorte-outcome.

52 Gevolgen van overmatige stress / negatieve emoties tijdens zwangerschap: mechanisme
Genetisch Moeilijke leefomstandigheden, mogelijk ook na geboorte Gedragsveranderingen bij moeder tgv stress: voeding, alcohol, roken,… Stresshormonen transplacentair + verminderde bloedvoorziening naar uterus / placenta + minder nutriënten: foetal programming hypothesis (gevoelige periodes: midden en einde zwangerschap) Zorgende vroege omgeving, positieve hechting: impact van prenatale stress lijkt omkeerbaar

53 Geboorte Toename keizersnedes: B 20%: patiëntvoorkeur of –vraag (?) + meer geboortecomplicaties (~ geboortegewicht) + meer tweelingen + belangrijke artsfactor (~ samenleving; risicomijding – medicolegaal – defensieve geneeskunde) Thuisbevalling ~ controlegevoel: lijkt geen verband te houden met risico postpartum depressie / PTSD 20-30%: ervaren geboorte als traumatisch; 2% PTSD (risicofactoren: VG psychologische problemen of seksueel trauma, keizersnede of technische interventies, gebrek aan steun tijdens arbeid en na geboorte, doodgeboorte): vaak + depressie PTSD: flashbacks, nachtmerries, hyperarousal, vermijding,… België: 20% keizersnede. Dit is hoog!  patiëntvoorkeur: pat. ziet op tegen bevalling. Artsfactor  arts prefereert keizersnede ipv verdergaan met niet-operatieve geboorte in urgente gevallen. Thuisbevalling: vnl. in NL populair. Te weinig controle tijdens bevalling is risicofactor voor postnatale depressie en PTSD, maar onderzoek toonde aan dat thuisbevallingen hier geen verband mee houden. Meeste vrouwen met PTSD ontwikkelen ook depressie.

54 Geboorte Belang van steun en begeleiding tijdens arbeid – bevalling: impact op geboorte-outcome (kortere arbeid, minder keizersnedes en technische interventies,…) en psychologisch welzijn (tevredenheid, minder trauma,…) B: vroedvrouwen, zowel in ZH als thuis Vroedvrouw ≠ ‘doula’ (leek) In vele poorly resourced countries is er weinig aandacht voor steun voor vrouwen. Onderzoek gedaan: een Doula, een leek die vrouw steunt tijdens arbeid  betere fysieke outcome voor zowel moeder als baby (oa korte arbeid, minder verdoving, minder operaties/technische intervantie) en hogere tevredenheid van de moeder met de ‘bevallingservaring’

55 Psychologische problemen in postpartum
Baby blues (emotioneel, stemmingswisselingen,…): 70%, eerste week na geboorte, mogelijke rol hormonen Postpartum depressie: multifactorieel, hormonen vermoedelijk geen of ondergeschikte rol: VG psychologische problemen, A of D tijdens zwsch, weinig steun, socio-economische omstandigheden, slaap (bv huilbaby), rolverandering (aanpassen aan ouderschap), eigen ervaringen in ouder-kind dyade, afhankelijkheid, verantwoordelijkheid,… Ook beschreven bij man: couvade syndroom Het ouder zijn  aanpassing: veel nieuwe vragen en stressoren (vb. slaapdeprivatie) Baby krijgen: Eerst ↓ in kwaliteit van een relatie ↑ risico op psychologische problemen Vbn. PTSD, baby blues, puerperal psychosis, angst, bindingsstoornissen. Postpartum depressie: Associatie met prenatale en postnatale factoren.

56 Psychologische problemen in postpartum
Angststoornissen: tot 20% tijdens zwsch en postpartum Postpartum psychose: 0,1% - hoog risico moeder en baby; opname! (moeder-baby eenheid) VG of familiaal voorkomen bipolaire stoornis, psychotische stoornissen verhoogt risico Trauma / PTSD: cf eerder Angststoornissen: frequenter dan depressie Postpartum psychose  ZZ maar ernstige AD  gevaarlijk voor baby & moeder. Vaak opname op moeder-baby-eenheid (psychiatrische afdeling) Grote kans om dit opnieuw te krijgen bij volgende bevalling!  sterke familiale en biologische oorzaak Belangrijk rekening houden met: was dit ook al aanwezig voor geboorte? Vb. vrouw met A en D tijdens zwangerschap  hogere kans op postnatale depressie Prevalentie D tijdens zwangerschap is niet significant verschillend van D postnataal.

57 Miskraam Naar schatting 20% van zwsch eindigt in miskraam: vaak foetale of placentaire abnormaliteit Grote psychologische impact: Rouw vaak vergelijkbaar met doodgeboorte Risico depressieve stoornis (10-50%) Soms traumatisch - symptomen van PTSD (die verminderen naarmate tijd vordert; maar bij enkele % wel chronisch) Een deel van miskraam lijkt gewoon op de menstruatie. Men denkt dat het gewoon regels zijn, maar was eigenlijk gewoon miskraam. Vaak is dit vorm van selectie voor de geboorte. Impact is niet te onderschatten. Vroeg in de zwangerschap heeft men de neiging om te zeggen: geen kind, nog geen band, zet u daarover. Rouw is vaak wel uitgesproken, gevolgen wel ernstig. Meemaken van een miskraam kan traumatisch zijn: plotse pijn, bloedverlies, eventueel spoedopname

58 Doodgeboorte Def: > 24w 0,5%
Meerderheid onverklaard  we weten reden niet. Zeer pijnlijk verlies: Rouw Risico depressie 20-30% Weerslag op relatie Stress, bezorgdheid en angst tijdens volgende zwangerschappen Belang afscheidsritueel; dood kindje zien en vasthouden Naar schatting 20% van zwsch eindigt in miskraam: vaak foetale of placentaire abnl Grote psychologische impact: Rouw vaak vergelijkbaar met doodgeboorte Risico depressieve stoornis (10-50%) Soms traumatisch - symptomen van PTSD (die verminderen naarmate tijd vordert; maar bij enkele % wel chronisch) Stress tijdens volgende zwangerschap heeft invloed op gezondheid baby!

59 Voortplanting en endocrinologie:
Deel endocrinologie Hfdst 14

60 Psychoneuro-endocrinologie
Wederzijdse beïnvloeding van psychologische toestand en hormonale veranderingen -> zie oa stressysteem, HPA-as <- primaire endocriene aandoeningen ~ psychologische gevolgen en verhoogd risico psychiatrische aandoeningen % wel chronisch Dysfuncties in bepaalde hersenregio’s (vb. hypothalamus) kunnen invloed hebben op functioneren endocrien systeem  psychiatrische symptomen. HPA-as Bij depressie Veranderingen in HPA-as ↑CRH in CSV Vergrote hypofyse en/of bijnieren ↑productie ACTH en/of cortisol Niet duidelijk of deze veranderingen oorzaak of gevolg van depressie zijn.

61 Cushing’s syndroom: cortisol hypersecretie
Psychologische symptomen: depressieve gevoelens ((3/4), prikkelbaarheid (90%), concentratie- en geheugenproblemen, slapeloosheid, vermoeidheid, verminderd libido Fysieke veranderingen: moon face, buffalo hump Sociaal teruggetrokken, isolement Sterk verhoogd voorkomen depressieve stoornis DD (differentieel diagnose): depressie - Cushing Psychologische symptomen hebben groot effect op sociaal leven. Buffalo hump: vetafzetting thv bovenste deel rug

62 Ziekte van Addison: cortisol hyposecretie
Vaak auto-immuun schade bijnierschors Psychologische symptomen: lethargie, apathie, prikkelbaarheid, huilen, slaapproblemen, vermoeidheid, geheugen- en concentratieproblemen Niet-specifieke syptomen die komen en gaan en vaak toenemen bij stress DD CVS, angststoornissen,… Cortisol verandering – psychologische symptomen Normalisatie van cortisol – opklaren van psychol. symptomen destructie bijnierschors  vroeger meest frequente oorzaak hiervan: tbc  nu: auto-immuun AD. Ook tachycardie kan symptoom zijn. DD  moeilijk te herkennen: zeer aspecifieke symptomen. Typisch vaak toename bij stress (omdat bijniersecretie ↑). Vaak is er misdiagnose: primaire psychiatrisch AD. Symptomen worden dan gezien als bijwerking van vb. angststoornis. Typisch: samenhang hormoonverandering & mentale. Bij hormoonbehandeling verdwijnen de symptomen.

63 Schildklieraandoeingen
Hyperthyroïdie: dysforie, rusteloosheid, hyperactiviteit, angst, nervositeit, stemmingsschommelingen, concentratie- en geheugenproblemen, slapeloosheid, vermoeidheid,… Hypothyroïdie: concentratie- en geheugenproblemen en cognitieve vertraging, stemmingsveranderingen (depressie, angst), prikkelbaarheid, slapeloosheid, verwardheid, soms psychose bij ernstige vormen Normalisatie schildklierhormonen (euthyroïdie) ~ opklaren psychol sympt Schildklier  belangrijk voor heel veel systemen in het lichaam. Hyperthyroïde: manisch, maniform. Heel gedreven, energiek. Maar kunnen verwarrende beelden zijn: vermoeidheid. Hypothyroïdie lijkt eerder depressie. Is frequenter dan hyperthyroïde.

64 Groeihormoon Minder sterke en directe link met psychologische symptomen Wel secundair aan gevolgen (hyper: gigantisme, acromegalie; hypo: kleine gestalte) Minder link tussen psychische symptomen en niveau van hormoon. Psychiatrische symptomen zijn ZZ, maar mensen met AD hebben vaak toch psychologische weerslag. Hyper: lagere QoL agv ↓ zelfvertrouwen  leiden tot: sociale isolatie, stemmingswisselingen, ↓ initiatief en mensen zijn minder spontaan. Hypo: Kinderen: angst, depressie, sociale fobie, aandachtsstoornissen Volwassenen: ↓ QoL: sociale fobie, angst om als negatief gezien te worden, minder interesse/plezier in bepaalde activiteiten, depressie vermoeidheid, prikkelbaarheid. Opmerkelijk: meer werkloosheid en meer alleenstaanden. Soms is de impact gerelateerd aan het verschil in grootte. Maar enkel lengte is niet oorzaak! Kleine mensen die geen GH-stoornis hebben minder psychosociale problemen + toedienen GH doet lengte niet ↑, maar wel QoL ↑.

65 Gonadotrope hormonen Testosteron: androgene + anabole effecten
Anabole steroïden: cardiovasculaire toxiciteit, testiculaire atrofie, verminderde spermaproductie en –kwaliteit, acne,… en stemmingsstoornissen ((hypo)manie, dysforie), psychotische stoornissen, (andere) middelengeboden stoornissen, agressie en geweld (?, kip of ei) E-behandeling, bv groeiremming in adolescentie: ethische bedenkingen (van behandeling naar pharmaceutical psychosocial enhancement) Dit komen we in de praktijk redelijk vaak tegen. Androgene effecten: ontwikkelen en behoud secundaire mannelijke geslachtskenmerken Anabole effecten: ↑ spierontwikkeling Steroïden: synthetische stoffen die structureel gelijk op testosteron. Kunnen dus spiermassa doen ↑. Langdurig gebruik steroïden kan zowel fysieke als psychologische gevolgen hebben. Eigen testosteronproductie ↓, kan leiden testiculaire atrofie. Agressie en geweld! Klinisch zeer goed merkbaar, maar wetenschappelijk?  waren deze mensen agressief aangelegd en gebruiken ze daarom steroïden, of is de agressie gevolg van steroïden? Ethische aspecten van hormoontherapie Hormonale behandelingen kunnen ook gebruikt worden voor problemen die niet van hormonale oorzaak zijn. Vb. groeiremming van meisjes mbv oestrogeen zodat ze op volwassen leeftijd niet al te groot zijn. Voor de meeste meisjes was dit een negatieve ervaring, gepaard gaande met vruchtbaarheidsstoornissen op volwassen leeftijd en geen ↑ in psychosociaal welzijn. Het is moeilijk een lijn te trekken tussen medische therapie en psychosociale vooruitgang. (vb. groot zijn wordt vaak als ‘knap’ aanzien  hormonale behandeling om groter te worden, ook al is er geen onderliggende hormonale AD!?)

66 Urogenitale geneeskunde
Hfdst 15 (15.3 prostaat- en teelbalkanker niet te kennen: halverwege p361 tem p366) ( nierfalen en dialyse: niet te kennen: p368 onderaan-p371)

67 Seksuele gezondheid ≠ reproductieve gezondheid
Seks, seksuele betrekkingen: definitie? WHO: seksuele gezondheid: Fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal welzijn mbt seksualiteit Meer dan afwezigheid van ziekte of dysfunctie Mogelijkheid seksuele plezierbeleving + seksuele veiligheid + seksuele vrijheid (geen dwang, discriminatie of geweld) Seksuele gezondheid is breder dan reproductieve gezondheid. Bill Clinton: I did not have seks with that woman?  is orale seks seks? Seksuele gezondheid gaat over welzijn.

68 Seksuele dwang Seksuele dwang / misbruik komt vaak voor: 20% bij vrouwen, 5% bij mannen Gevolgen: verminderd psychologisch welzijn, verminderde fysieke gezondheid en angst mbt gezondheid, meer ‘ongezond’ gedrag, meer SOA, meer seksuele problemen Uitdaging voor hulpverlener: tact, communicatievaardigheden, duidelijkheid, respect, niet oordelen,… Seksuele dwang komt bijzonder vaak voor. ‘ongezond’ gedrag  roken, alcohol, drugs… Seksuele problemen  angst van intimiteit, minder plezier beleven aan de seks, angst over seksuele prestaties. Personen die dit meegemaakt hebben: nood aan steun! Belangrijke terminologie: termen gebruiken die patiënt begrijpt!

69 Seksuele problemen Komt vaak voor, maar uiteenlopende cijfers: belang van vraagstelling, mtsch openheid en aandacht,… (bv viagra) Psychologische + fysieke + sociale (mtsch + relationeel) oorzaken: vaak samenspel Impact op QoL, relatie, seksuele tevredenheid en plezierbeleving Bv: premature ejaculatie en erectiele dysfunctie bij mannen Bv: pijn bij vrijen, vaginale droogte, anorgasmie bij vrouwen (?) Dysfuncties: situeer in seksuele respons cyclus (met dank aan prof Enzlin) Meeste volwassenen denken dat actief seksleven belangrijk is voor algemeen welzijn en relatie. Seksuele problemen/dysfuncties zijn frequent & frequentie ↑ met leeftijd. Erectiele dysfunctie is wat we vroeger impotentie noemden. Deze term wordt te veel geassocieerd met iets negatief, met het ‘niet kunnen’ Vraagstelling is belangrijk! Problemen met erectie? Problemen met harde erectie krijgen en deze behouden?  lat ligt veel hoger. - Premature ejaculatie heeft sterke psychologische component en psychologische interventies kunnen dus efficiënt zijn! Impact van seksuele problemen is bijzonder groot. Normaal seksueel leven draagt bij tot welzijn. Anorgasmie wordt klassiek beschreven bij vrouwen, maar bestaat ook bij mannen!

70 Seksuele responscyclus
Menselijke seksueel reageren cyclus gekarakteriseerd door verschillende fases elke fase: verwijst naar niveaus van opwinding beschrijft typische veranderingen tijdens het sekseel functioneren vasocongestie = verhoogde bloeddoorstroming van genitaal weefsel myotonie verhoogde neuromusculaire tensie => relaxatie en contractie

71 Seksuele responscyclus
fases zijn arbitrair gedefinieerd niet altijd duidelijk afgelijnd van elkaar intra-individuele verschillen op verschillende tijdstippen Inter-individuele verschillen

72 Fasen van de seksuele respons cyclus
Curve maakt onderscheid tussen opwindingsfse, plateaufase en orgasmefase. Na het bereik van het orgasme: resolutiefase. We zien grote interindividuele verschillen.

73 Seksuele responscyclus
Seksueel verlangen (libido) Seksuele opwinding Erectie en vaginale lubricatie Fysiologische en/of psychologische stimulatie Plateau- en orgasme Stijgende seksuele spanning met een hoogtepunt Resolutie Lichamelijke tekenen verdwijnen Bevrediging Plateaufase wordt meer gerapporteerd bij vrouwen. Seksuele dysfuncties zijn vaak beperkt tot 1 fase. vb. anorgasmie  geen orgasme; erectiele dysfunctie  geen erectie. DAO: problemen met Desire for seks Arousal once seks is initiated Obtaining Orgasm

74 Seksuele gevolgen van chronisch ziek zijn
Interfereert met seksueel verlangen en opwindingsfase van de seksuele responscyclus (via lichaamsbeeld, percpetie van zichzelf als seksueel wezen; via sickness response; via physiological or anatomical changes, bv. microangiopathie, polyneuropathie) Behandeling kan ook interfereren met seksuele responscyclus Vaak verstoring van de fase van opwinding en verlangen. Behandeling SSRI’s heeft een typische interferentie met orgasmefase. Kunnen ook interfereren met libido (effect van antidepressivum of van de depressie?) Medicamenten kunnen leiden tot vb. vaginale droogte of erectiestoornissen Behandeling van vroegtijdige erectie kan ook door anti-depressiva. Nevenwerking van een medicament gebruiken als hoofdwerking.

75 Seksuele gevolgen van chronisch ziek zijn
“Although the physical demands of sexual activity are high, few (…) chronic illnesses require restriction of sexual activity. However, couples may have to alter their sexual activity to accommodate physiologic or mechanical limitations.” Cardiovasculair: 2 verdiepen trappen-regel Viagra (sildenafil) en andere fosfodiësterase- inhibitoren? Patiënt vragen zich af of ze nog seks mogen hebben. Seks vergt veel van ons lichaam, maar chronisch zieken merken maar zelden restrictie van seksuele activiteit. 2 verdiepen trappen-regel: pat. die nog 2 verdiepen kan stijgen op een trap zonder al te veel moeite, mag nog veilig vrijen, maar wel aangepast. Vb. houding, rustig… Viagra  is dit veilig voor mijn hart?  vaak gestelde vraag.

76 Chronische bekkenpijn = chronic pelvic pain (CPP)
Tot 24% van de vrouwen Pijn in bekken of laag abdominaal, niet samenhangend met menses, zwangerschap of vrijen Heterogene groep: multiple oorzaken / contribuerende factoren: multifactorieel met psychosociale interferentie, oa via pijnpathways (VG seksueel misbruik, A, D, catastrofisch denken: oorzaak of gevolg?) Behandeling: multidisciplinair, luisteren – steunen – ernstig nemen, brede aanpak (symptoomgericht + counselling, emotioneel schrijven,…) CPP is niet de diagnose van 1 ziekte, maar eerder een symptoom agv verschillende processen in 1 of meerdere orgaansystemen. Tot 24%  echte aantal is waarschijnlijk hoger  vele vrouwen accepteren symptomen als deel van het ‘vrouw zijn’. Er zijn zeer veel mogelijke oorzaken Gynaecologisch GI Urologisch Musculoskeletaal Psychoneurologisch Negatieve psychogische toestand heeft effect op perceptie van pijn. Wordt soms ten onrechte geclassificeerd als psychosomatisch. Er zijn wel invloeden van psychosociale interferenties. Behandeling Luisteren kan positief effect hebben, maar vele vrouwen willen een diagnose, verklaring voor de pijn  dit kan moeilijk zijn bij CPP. Eerder gericht op symptomen draaglijk maken dan echt behandelen van de aD. Opm. mannen kunnen ook CPP ervaren  vaak symptoom van prostaatkanker.

77 Seksuele veiligheid Ongewenste zwangerschap + SOA
Tienerzwangerschappen: abortus / moederschap met impact op tewerkstellingskansen, pedagogische capaciteiten, socio- economisch,… Anticonceptie: alleen barrière-methode (condoom) beschermt ook (in grote mate) tegen SOA In UK: tienerzwangerschappen frequenter dan hier. Maar kunnen veel gevolgen hebben. Abortus  psychologische weerslag Moederschap  psychologische weerslag.

78 SOA HIV / AIDS: internationale verschillen, niet alleen seksueel overdraagbaar, chronische ziekte geworden met vaak complexe behandelschema’s (therapietrouw!). Verspreiding tegengaan: gedragsverandering (seksueel + IV drug; geen vaccin) HBV, HCV HSV Chlamydia Gonorrhoea Papillomavirus HIV: human immunodeficiency virus AIDS: acquiered immune deficiency syndrome  QoL ↓, hoger risico op depressie. Antibiotica beschikbaar voor meeste bacteriële SOA’s, maar geen behandeling voor virale SOA, wel vaak symptomatische behandeling. Vele SOA’s komen onsymptomatisch voor dit leidt ertoe dat er veel minder SOA’s behandeld worden dan de prevalentie. Vaak wordt behandeling ook uitgesteld owv schaamte.

79 SOA Grote internationale verschillen (niet alleen door verschillen in seksueel gedrag; ook gezondheidszorg, culturele attitudes, patroon van preventie – seksuele veiligheid,…) 10-20% rapporteert dat hij/zij SOA heeft (gehad): onderschatting (asymptomatisch, niet gediagnosticeerd, geen hulp gezocht – schaamte,…) Jogvolwassenen & 45+ Vrouwen: orgaanschade (PID), infertiliteit Men gaat vaak uit schaamte geen hulp zoeken  cijfer ligt waarschijnlijk hoger. Bij vrouwen kan dit leiden tot orgaanschade: opstijgende infecties vanuit genitale organen. 45+ komt nu veel vaker voor dan vroeger omdat er nu meer oudere mensen single zijn of verschillende relaties hebben en omdat er medicatie bestaat die erectiele dysfunctie doet verdwijnen, waardoor de seksuele activiteit op leeftijd stijgt. Vele SOA’s kunnen worden voorkomen door consistent en correct gebruik condooms.

80 SOA preventie ABC AB: vraagt grotere verandering van seksueel gedrag, value-driven: interfereert in waarden - opvattingen, weinig effectief (geen aangetoonde effecten op beginleeftijd seks, aantal seksuele partners,…) en zelfs risico contraproductief als niet breder ingebed: comprehensive sexuality education programmes C: gebruik + juist gebruik + tijdig gebruik Campagne voor condoomgebruik: kennis (SOA, zwsch,..) en angst (afschrikwekkende campagne) weinig effect; wel als focus op attitudes / overtuigingen / vaardigheden / zelfvertrouwen + beschikbaarheid Abstain from sex  geen seks hebben: geen SOA’s krijgen Be faithful  monogame relatie met partner die geen SOA heeft: geen SOA’s krijgen Use Condoms  risico op SOA ↓ Contraproductief  omdat ze personen niet leren hoe veilige seks te hebben wanneer ze weigeren geen seks te hebben. Belangrijke culturele verschillen! We moeten als arts informatie kunnen geven over condoom en juiste gebruik.

81 SOA preventie Beschikbaarheid / inname pil (orale contraceptie), anticonceptie- implantaat, morning after pill: negatief effect op condoomgebruik ‘Vaste’ partner: veel minder geneigd tot condoomgebruik, niet gebaseerd op accurate kennis over SOA-status partner Pilvoorschrift als arts: SOA en condoom ter sprake brengen! Integratie van seksuele voorlichting + familieplanning + SOA + seksuele gezondheid? Wat werkt remmend op condoomgebruik? Beschikbaarheid orale anticonceptie Mensen staan minder stil bij risico op SOA en zijn meer bang voor ongewenste zwangerschap. Beschikbaarheid anticonceptie-implantaten, morning after pill Bij langdurige relaties: op den duur vaak geen condoomgebruik meer. Maar het is niet omdat je lang samen bent met iemand, dat je zijn SOA-kennis weet. Langdurige relatie is niet noodzakelijk garantie op geen SOA! Belangrijk dat mensen kunnen communiceren over condoomgebruik. Jong meisje dat de pil wilt Medische redenen: vb. roken, verhoogd risico DVT… Maar ook spreken over condoomgebruik:  SOA. We moeten ons afvragen als arts of meisje pil wilt om seks te hebben. We moeten bij toediening orale contraceptieve/implantaten ook spreken over condoomgebruik.

82 Urine-incontinentie Frequent, stijgt met leeftijd
Schaamte, impact op QoL, angst om van huis weg te gaan, isolement, vermijden van bepaalde activiteiten Urge incontinentie: gaat gepaard met urinenood: ‘overactieve blaas’, reflex incontinentie Stressincontinentie: falen sfincter / bekkenbodemspieren (Valsalva): meer bij vrouwen (anatomisch en hormonaal (E)), en meer tijdens zwsch, premenstrueel, postmenopauzaal. Mannen: vaak gevolg van prostatectomie R/ blaastraining en bekkenbodemspieroefeningen Dit lijkt eerder banaal op medisch vlak, maar grote psychologische invloed. Maar dit heeft een grote impact op QoL. Dit interfereert met sociaal leven, kan leiden tot isolement. Vermijden van bepaalde activiteiten: waarin urineverlies kan worden uitgelokt (vb. sporten) of zekerheid op ‘altijd toilet in de buurt’ laag is. Stressincontinentie: vb. bij hoesten, niezen, lachen… klein verlies van urine.

83 Intiem onderzoek uitvoeren
Belangrijk dat je als arts rustig bent, toestemming vragen, vragen of er een VPK aanwezig mag zijn.


Download ppt "Alcoholgebruik Onderdeel van hfdst 13."

Verwante presentaties


Ads door Google