De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Toets periode 2 5 havo.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Toets periode 2 5 havo."— Transcript van de presentatie:

1 Toets periode 2 5 havo

2 De volgende taal- en stijlfouten komen in de toets voor:
Onjuiste herhaling. Contaminatie. Foutieve tautologie. Foutief pleonasme. Dubbele ontkenning. Verwijsfout. Congruentiefout. Dat/als-constructie. Foutieve samentrekking. Verkeerd aansluitende beknopte bijzin. Taal- en stijlfouten

3 Om te voorkomen dat je gaat staren, totdat je de fout ziet, zal ik bij alle fouten een strategie bespreken. De bedoeling is dan dat je bij iedere zin hetzelfde stappenplan volgt. Succes is niet gegarandeerd, maar er is wel meer kans op succes. Taal- en stijlfouten

4 Je begint met de congruentiefout: zoek de persoonsvormen in de zin en kijk of het bijbehorende onderwerp wel in hetzelfde getal staat. De leerlingen loopt op straat. De leerling loopt op straat. Een groot aantal leerlingen hebben geen in meer. Een groot aantal leerling heeft geen zin meer. Een aantal grote mensen is te dik. Een aantal grote mensen zijn te dik. Tien procent van de leerlingen nemen geen brood mee. Tien procent van de leerlingen neemt geen brood mee. De media heeft veel invloed. De media hebben veel invloed. 1. Congruentiefout

5 Nu we toch met werkwoorden bezig zijn, is de volgende fout die je zoekt de dubbele ontkenning: zie je een ontkenning in de zin staan – geen, niet – en is die dubbel? We moeten voorkomen dat de leerlingen niet afkijken. We moeten voorkomen dat de leerlingen afkijken. Hij belet dat de hond niet tegen zijn buurman aanspringt. Hij belet dat de hond tegen zijn buurman aanspringt. Let dus in het bijzonder op ontkennende werkwoorden: voorkomen, beletten, verhinderen, verhoeden, ervoor waken, ervan afhouden. 2. Dubbele ontkenning

6 Een andere fout die met werkwoorden te maken kan hebben, maar ook met bijwoorden, voegwoorden en zelfstandige naamwoorden, is de foutieve tautologie: bekijk alle werkwoorden, bijwoorden, voegwoorden en zelfstandige naamwoorden en kijk of ze dezelfde betekenis hebben. Van de directeur hebben de leerlingen toestemming gekregen om een feest te mogen organiseren. Van de directeur hebben de leerlingen toestemming gekregen om een feest te organiseren. Hij houdt van zijn werk, maar hij werkt echter veel te lang door. Hij houdt van zijn werk, maar hij werkt veel te lang door. 3. Foutieve tautologie

7 Het foutieve pleonasme lijkt op de foutieve tautologie, maar nu kijk je naar bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden: staan er bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden in de zin die al in een zelfstandig naamwoord of werkwoord zitten opgesloten. De leraar vraagt de leerlingen zachtjes te fluisteren. De leraar vraagt de leerlingen te fluisteren. Sinterklaas reed voorbij op zijn witte schimmel. Sinterklaas reed voorbij op zijn schimmel. 4. Foutief pleonasme

8 5. Foutief beknopte bijzin
Weer terug naar de werkwoorden: zie je –nd-werkwoorden in de zin staan – lopend, fietsend – of ‘te’ + het hele werkwoord – te lopen, te fietsen? Dan heb je te maken met een foutief beknopte bijzin. De werkruimten nalopend bleek dat de lichten nog brandden. Het –nd-werkwoord heeft geen onderwerp en moet daarom slaan op het onderwerp van de hoofdzin: dat kan niet. Maak van de beknopte bijzin een volledig bijzin, meestal begint die met ‘terwijl’, ‘toen’ of ‘nadat’. Verzin een onderwerp. Maak van het –nd-werkwoord de persoonsvorm. Toen de bewaker de werkruimten naliep, bleek dat de lichten nog brandden. Luid schreeuwend en toeterend vertrok de bus met Feijenoord- supporters naar de wedstrijd. Terwijl de Feijenoord-supporters luid schreeuwden en toeterden, vertrok de bus naar de wedstrijd. 5. Foutief beknopte bijzin

9 Bekijk alle betrekkelijke (de man die), persoonlijke (hij), bezittelijke (zijn) en aanwijzende voornaamwoorden (deze man) en kijk waarnaar ze verwijzen. Amsterdam is een mooie stad. Hij heeft veel grachten. Het heeft veel grachten. De regering wil extra bezuinigen. Hij maakt zijn beloften niet waar. Zij maakt haar beloften niet waar. Het paard in de wei is van Marlies en die moet goed verzorgd worden. Het paard in de wei is van Marlies en dat moet goed verzorgd worden. 6. Verwijsfout

10 Kijk of je het woord ‘als’ of ‘wanneer’ in de zin ziet staan, want dan heb je waarschijnlijk te maken met de dat/als- constructie. De mentor denkt dat als Rachel eens wat meer tijd aan haar huiswerk zou besteden, ze makkelijk over kan gaan. Haal het als-gedeelte – de voorwaarde – eruit. Plaats die aan het einde van de zin. De mentor denkt dat Rachel makkelijk over kan gaan, als ze wat meer tijd aan haar huiswerk zou besteden. Snap je niet dat als je de komende tijd minstens vijf kilo wil afvallen het verstandiger is om de zakken chips te laten staan? Snap je niet dat het verstandiger is om de zakken chips te laten staan, als je de komende tijd minstens vijf kilo wil afvallen? 7. Dat/als-constructie

11 8. Foutieve samentrekking
Als je te maken hebt met een samengestelde zin (een hoofdzin met bijzinnen, te herkennen aan meerdere persoonsvormen en het woordje ‘en’), kun je kijken of er in het tweede gedeelte van de zin iets weggelaten is wat in het eerste gedeelte van de zin wel staat. Dat mag namelijk alleen, als dat zinsgedeelte in beide delen van de zin dezelfde functie heeft en in hetzelfde getal staat. Plantaardige oliën bevatten veel onverzadigde vetzuren en vindt de diëtiste daarom passend in een gezond dieet. ‘Plantaardige oliën’ is in het tweede gedeelte weggelaten. In het eerste deel is het echter onderwerp, terwijl het in het tweede gedeelte lijdend voorwerp is. Je moet ‘plantaardige oliën’ dus herhalen of een verwijswoord gebruiken. Plantaardige oliën bevatten veel onverzadigde vetzuren en die vindt de diëtiste daarom passend in een gezond dieet. Hij heeft zonder jas in de wind gelopen en daarom griep Hij heeft zonder jas in de wind gelopen en heeft daarom griep. Uw parkeerbon is geprint en kunt u uit het vakje nemen. Uw parkeerbon is geprint en die kunt u uit het vakje nemen. 8. Foutieve samentrekking

12 Aan het einde houd je dan de onjuiste herhaling en contaminatie over
Aan het einde houd je dan de onjuiste herhaling en contaminatie over. Die kun je niet benaderen volgens een strategie, maar zie je of zie je niet. Onjuiste herhaling: Op een partij als de PVV zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen. Op een partij als de PVV zou een mensenrechtenactivist niet moeten stemmen. Contaminatie: Die jurk kost wel heel duur! Die jurk kost wel veel!/Die jurk is heel duur! De oorzaak van de brand weet de agent aan kortsluiting. De oorzaak van de brand was volgens de agent kortsluiting. / De agent weet de brand aan kortsluiting. 9. Overigen

13 Hoop je dat als je schrijfopdrachten goed zijn je wordt toegelaten tot de studie communicatiewetenschappen? Staan on en pv in hetzelfde getal? Staat er een ontkenning in de zin? Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin? Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden? Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord? Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier? Zie je het woord ‘als’ of ‘wanneer’? Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets weggelaten? Zie je een onjuiste herhaling of contaminatie? Hoop je dat je wordt toegelaten tot de studie communicatiewetenschappen, als je schrijfopdrachten goed zijn? Oefenen

14 Hij heeft altijd hard gestudeerd en nu veel succes in zijn baan.
Staan on en pv in hetzelfde getal? Staat er een ontkenning in de zin? Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin? Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden? Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord? Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier? Zie je het woord ‘als’ of ‘wanneer’? Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets weggelaten? Zie je een onjuiste herhaling of contaminatie? Hij heeft altijd hard gestudeerd en heeft nu veel succes in zijn baan. Oefenen

15 Na veel pogingen lukte het haar eindelijk om een afspraak te maken met de hoogleraar waarvoor zij een onderzoek doet. Staan on en pv in hetzelfde getal? Staat er een ontkenning in de zin? Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin? Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden? Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord? Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier? Zie je het woord ‘als’ of ‘wanneer’? Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets weggelaten? Zie je een onjuiste herhaling of contaminatie? Na veel pogingen lukte het haar eindelijk om een afspraak te maken met de hoogleraar voor wie zij een onderzoek doet. Oefenen

16 In bijna alle kranten werd aandacht besteed aan de plagiaatkwestie van een van de boeken die is bekroond. Staan on en pv in hetzelfde getal? Staat er een ontkenning in de zin? Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin? Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden? Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord? Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier? Zie je het woord ‘als’ of ‘wanneer’? Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets weggelaten? Zie je een onjuiste herhaling of contaminatie? In bijna alle kranten werd aandacht besteed aan de plagiaatkwestie van een van de boeken die zijn bekroond. Oefenen

17 Oefenen Staan on en pv in hetzelfde getal?
Hoewel hij zelf niet veel zin had, kozen zijn medeklasgenoten hem tot voorzitter van de feestcommissie. Staan on en pv in hetzelfde getal? Staat er een ontkenning in de zin? Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin? Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden? Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord? Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier? Zie je het woord ‘als’ of ‘wanneer’? Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets weggelaten? Zie je een onjuiste herhaling of contaminatie? Hoewel hij zelf niet veel zin had, kozen zijn medeleerlingen/klasgenoten hem tot voorzitter van de feestcommissie. Oefenen


Download ppt "Toets periode 2 5 havo."

Verwante presentaties


Ads door Google