De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Van de baby, de peuter en de kleuter.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Van de baby, de peuter en de kleuter."— Transcript van de presentatie:

1 Van de baby, de peuter en de kleuter.
De Taalontwikkeling. Van de baby, de peuter en de kleuter.

2 Het wonder van de taalontwikkeling.
Kinderen leren het grootste deel van de taal voor ze vijf jaar zijn (woorden met meerdere lettergrepen, samengestelde zinnen). Op die leeftijd kunnen ze nog geen: Veters knopen. Hebben ze moeite om een vierkant te tekenen. Sommige kinderen kunnen reeds meerdere talen spreken.

3 Opbouw van de spreekbeurt
De normale taalontwikkeling. Wanneer is een probleem? Waarom loopt het fout? Hoe de taalontwikkeling van het kind stimuleren?

4 De normale taalontwikkeling.
Een kort overzicht.

5 De normale taalontwikkeling
0-1j: Sprakeloos (de voortalige periode) 1-2j:Het verwerven van woorden (1-woord-zin). 2-3j:Periode van de telegramstijl. 3-5j:Differentiatiefase (het verwerven van de grammatica). Voltooingsfase (verhaalopbouw).

6 Sprakeloos (De voortalige periode)
Wanneer: Het eerste levensjaar. Staat vooral in het teken van het leren van alles dat te maken heeft met spraakklanken. De baby moet het spraakapparaat onder controle krijgen (longen, stembanden, mondholte…). Het kind leert luisteren naar de taal om zich heen en gaat de klanken nadoen. Het kind leert tussen al de geluiden woorden te herkennen. Het leert dat woorden een betekenis hebben.

7 Voortalige fase(0-12maand).
Huilen(vanaf geboorte). vocaliseren (6w-4mnd) vooral ‘doffe klinkers`. De stemgeving kan worden onderbroken. Vocaal spel( 4mnd -7 mnd): meer variatie in geluidjes. arra, egge, ere,sjsjsj,riiiii; met verschillen in toonhoogte en intonatie. Evolutie van meer klinkerachtig naar meer medeklinkerachtig. Naar einde: af en toe c + v (medeklinker + klinker)= marginaal brabbelen. Achter naar vóór in mond. Joint attention: gezamelijke aandacht. Protoconversatie: turn taking. Bij troostende reactie op het huilen intersubjectieve betrokkenheid. Prespeech bewegingen van spraakorgaan maar zonder klankproductie. Wederzijdse betrokkenheid: multisensoriële dialoog met beurtwisselingen. Vocalisaties(: Geluidjes die klinken als doffe vocalen. Nasale klanken.

8 Voortalige fase(VERVOLG)
Brabbelen (7md-12 md) Herhalen van bijna identieke lettergrepen Bababa; mamamama Babamama Steeds meer melodie en intonatie (rond maand overeenkomstig moedertaal)>> expressief jargon. Voorkeuren brabbelgroepen per kind. Loopt nog door tijdens de fase eerste woorden. In deze periode ook toename specifiek reageren op woorden.

9 Het verwerven van de eerste woorden(1-2 jaar).
Normaal rond eerste verjaardag (grote interindividuele verschillen). Belang: Het kind krijgt invloed op zijn omgeving. Hij kan de aandacht vestigen op wat hij belangrijk vindt. De communicatie verloopt makkelijker. Woord  een klank die betekenisvol bedoeld is. (in tegenstelling tot huilen  gevolg van onbehagen). Of de uitspraak juist is aanvankelijk niet zo belangrijk.  `ba` i.p.v `bal` is een woord.

10 De eerste woorden. Aanvankelijk spreekt het kind in afzonderlijke woorden. Hij kan er verschillende dingen mee bedoelen. Vb poes Ik wil de poes aaien. Kijk een poes. Kijk dat beest lijkt op een poes.  eenwoordzin. Soms zeer vroeg uitingen als ‘kommaar’, ‘kijkeens’, ‘is dat’.  gebruikt als 1-woord. Afzonderlijke woordjes komen niet voor in andere combinaties.

11 Welke woorden eerst? Eerst zelfstandige naamwoorden.
Mensen, dieren, eten, speelgoed. Zeker geen functiewoorden (de, het, als, wie, wat …). Ook werkwoorden komen later.

12 Evolutie van de woordenschat.
Uit brabbelen en zingen ontstaan enkele woordjes. Daarna vaak trage toename of stilstand (plateau). Daarna gestage toename met 10 à 20 woorden per maand. Als het kind éénmaal tussen de 50 à 100 woorden kent dan: woordenschatexplosie. Daarna weer daling van het tempo maar het blijft snel. 6 jaar : woorden Volwassene actieve woordenschat à Er kan zeer groot verschil zijn tussen kind net vóór en net na woordenschatexplosie.

13 Alle mannen heten papa. Wat eigenaardigheden bij het eerste woordgebruik. Of te beperkte betekenis.(vb enkel ‘dag’ zeggen als het kind zelf weggaat). Ze gebruiken woorden met een te brede betekenis( vb kip tegen alle vogels). Soms beseft kind wel dat hij fout is, maar hij heeft te weinig woorden.

14 Creatief woordgebruik.
Grote creativiteit na een tijd. ‘eigen woorden’ maken, neologismen kronkelbrood = croissant parelboom = vuurwerk touwspuit = tuinslang

15 Klankontwikkeling= Fonologie
Volgorde klankverwerving(initiaal) p,t,m,n,j k,s,ch,h d,f,w l,r Eindmedeklinkers worden aanvankelijk vaak weggelaten.

16 Fonologische processen
Systematische afwijking van de volwassen vorm waarin het woord wordt uitgesproken. Enkele voorbeelden: Fronting: tijte(kijken) Verstemlozing: pat(bad) Weggelaten eindmedeklinker:kaa(kaars) Clusterreductie boem(bloem) De meeste woorden die kind zegt zijn vereenvoudigingen. Vaak zijn hele eerste woordjes correcter dan latere. Strategie: Pick and choose versus veel praten.

17 Ontwikkeling communicatie.
Wat doet het kind met zijn aanwezige verbale en niet verbale uitingen? Hoe rijk is zijn communicatiegedrag? Interactiefunctie: kind geeft aan dat het rol wil in interactie. Controlefunctie: kind geeft aan dat het iets wenst of juist niet wenst. Expressiefunctie: uitdrukken van gevoelens. Representatie functie: anderen informeren of informatie vragen over buitenwereld. Sociale functie: groeten en afscheid nemen.

18 Communicatie. Eerst hoofdzakelijk niet-verbaal daarna verbaal:
Interactie functie: Niet-verbaal: Kan zonder woorden aandacht op zichzelf vestigen. Verbaal: Kind kan vragen om herhaling als het iets niet begrepen heeft. Controle functie: Niet-verbaal: Kind kan zonder woorden iets weigeren. Verbaal: Kind kan een specifiek woord gebruiken om te vragen naar activiteit.

19 Communicatie Expressie functie:
Niet-verbaal: Kind kan zonder woorden aangeven dat het plezier heeft. Verbaal: Kind kan een fysieke toestand of gevoel verbaal uitdrukken(moe). Respresentatie functie: Niet-verbaal: Zonder woorden de aandacht op iets vestigen. Verbaal: Kind kan een antwoord geven op een “wie”, “wat”, “waar” vraag. Sociale functie: Niet-verbaal: Kind kan zwaaien als begroeting of afscheid. Niet verbaal: Kan iemand begroeten met gebruik van woorden.

20 De eerste zinnetjes : Telegramstijl (2 -3jaar)
Het kind gaat woorden combineren. De zinnetjes bevatten alleen inhoudswoorden. Geen: Lidwoorden (een, de , het). Verbuigingen(schoenen,grote) Vervoegingen(maakte, gemaakt) Aanvankelijk 2 woorden, later 3 en meer (tot 5-6 woorden) per zin.

21 Betekenis van tweewoord- zinnen.
Korte zinnentjes kunnen van alles betekenen: vb Mama schoen. Dit is mama’s schoen. Mama, help mij even met de schoen. Mama waar is mijn schoen? Mama waar is jou schoen? Ik geef de schoen aan mama. Dit maakt de communicatie niet makkelijk, maar vaak kan je wel raden wat het kind bedoelt en dit is een gelegenheid om een juiste zin aan te bieden. Gaat meestal over hier en nu.

22 De telegramstijl voorbij (3-5jaar).
Stillaan beginnen functiewoorden te verschijnen: Lidwoorden : de, een, het. Vraagwoorden: wie, wat, waar, wanneer… Voegwoorden: als, of … enkelvoud en meervoud, verleden en tegenwoordige tijd gebruiken. De zinnen worden steeds langer. Er worden samengestelde zinnen gebruikt.

23 Het gebruik van regels. Het kind gaat meer en meer regels dat het ontdekt heeft gaan gebruiken. Het kind kan nu woorden veranderen, zelfs als het deze niet kent. Minder afhankelijk van zijn geheugen. (Pokemon  Pokemon’s). Daardoor ontstaan soms ook fouten: Bijvoorbeeld koeën i.p.v. koeien. Gedrinkt i.p.v. gedronken. Deze fouten wijzen er op dat het kind een nieuwe stap heeft gezet. Toch moeten wij zelf steeds de juiste vormen gebruiken.

24 Het taalbegrijpen. Het kind begrijpt gedurende de ganse taalontwikkeling meer dan het zelf kan zeggen. Het kind onthoudt elementen uit het taalaanbod, lang voor het die zelf kan gebruiken. Vb Lidwoorden. Gebruik correcte maar eenvoudige zinnen aan een traag tempo uitgesproken.

25 Mijlpalen in de taalontwikkeling(Luinge 2005)
Begrijpt opdrachtjes met twee woorden; Kan één of meer lichaamsdelen aanwijzen; Zegt ongeveer tien woordjes; Begrijpt zinnetjes met drie woorden; Kan twee woordjes combineren; Maakt zinnetjes met drie woorden; Maakt zinnetjes met drie tot vier woorden; Ongeveer de helft verstaanbaar; Vertelt spontaan een verhaaltje; Kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes; 11. Ongeveer driekwart verstaanbaar; 12. Lange,ook samengestelde zinnen; 13. Bijna alles te verstaan;

26 Gereviseerde minimum spreeknormen.
12 – 18 maanden Begrijpt opdrachtjes met twee woorden. Kan één of meer lichaamsdelen aanwijzen. Veel en gevarieerd brabbelen met af en toe een herkenbaar woord. 18 – 24 maanden 5 – 10 woordjes. 2;0 – 2;6 jaar Begrijpt zinnetjes met drie woorden. Tweewoorduitingen; woordopbouw nog onvolledig 2;6 – 3;0 jaar Driewoorduitingen; woordopbouw nog onvolledig 3;0 – 3;6 jaar M Drie tot vijfwoorduitingen. Ongeveer de helft is verstaanbaar 3;6 – 4;0 jaar Vertelt spontaan wel eens een verhaaltje % verstaanbaar. 4;0 – 5;6 jaar Kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes Enkelvoudige zinnen; problemen met meervoudsvormen en vervoegingen % verstaanbaar > 5;6 jaar Goed gevormde, ook samengestelde zinnen Goed verstaanbaar

27 Welke aspecten van de taal worden onderzocht.
Doel: vaststellen op welk niveau het kind staat om de therapie hierbij te laten aansluiten. Doel: Patroon van problemen kan ook iets over de oorzaak zeggen. Welke aspecten van de taal worden in kaart gebracht. Twee onderdelen Woordenschat lexicon/semantiek Zinsbouw syntax vervoegingen morfologie Uitspraak fonologie Taalgebruik; communicatie pragmatiek Ontvangen, begrijpen. Receptie-receptief Zelf gebruiken. Productie

28 Enkele voorbeelden van testen
N-CDI: Lijsten communicatieve ontwikkeling Vragenlijsten voor ouders of verzorgers. RTOS: Reynell Taalontwikkelingsschalen Taaltest voor jonge kinderen (2-5 jaar). Andere: Schlichting; TVK;CELF;NPT… Normering: afgenomen bij veel kinderen. Hoe situeren ze zich tegenover gemiddelde.

29 Soorten van taalontwikkelingsproblemen
Specifieke Taalontwikkelingsstoornis Geen andere ontwikkelingsproblemen Niet-specifieke Taalontwikkelingsstoornis Comorbiditeit met gehoorprobleem, ontwikkelingsachterstand, sociaalemotionele problemen of medische problemen Blootstellingsachterstand Moedertaalontwikkeling is adequaat.

30 Belang van het stimuleren van de taalontwikkeling
Rijping van het zenuwstelsel en stimulatie van buiten af bepalen verloop van de taalontwikkeling. Een baby heeft alle neuronen van bij de geboorte. Neuronen nemen toe in volume. De onderlinge verbindingen tussen de neuronen (synapsen) nemen toe. De toename van de verbinden is afhankelijk van stimulatie. Stimulatie: aanraking, toespreken, dingen laten zien. Zowel door ondervoeding als onderstimulatie vindt onvoldoende uitgroei van de hersencellen plaats.

31 Verbindingen tussen zenuwcellen

32 Verhaal Genie: Gevoelige periode.
Ontdekt 1970, Toen 13 jaar. Vastgeboden op kinderstoel; Kon nauwelijks handen en voeten kon bewegen. Niemand mocht kamer binnen behalve om eten te geven. In begin uitte Genie geluiden; maar vader sloeg haar dan. Na opname ziekenhuis na veel stimulatie: Enige taalvaardigheid. Korte zinnen ; grammaticaal onderontwikkeld. Ze kan de emotionele lading van woorden niet overbrengen. Toch algemene leergierigheid.

33 Taalspecifieke onderscheidingen
0-6 maand: Aandacht voor klankonderscheidingen uit alle talen. Vanaf 6 maand: meer aandacht voor klankonderscheidingen voor betekenisvolle verschillen in eigen taal. Japanners kunnen verschil tussen /l/ en /r/ niet meer waarnemen of produceren (of na veel training).

34 Gevoelige periodes. 0-12 maand: Klankonderscheid.
Tot 4 jaar: Woordgeheugen(woorden begrijpen, woorden vinden, woorden bijleren). Tot puberteit: Geheugen voor zinnen(zinnen begrijpen en verwerven van regels zinsbouw).  In deze periode gepaste stimulatie nodig.

35 Ernstige problemen. Bijna altijd biologische bepaald.
Niet de schuld ouders. Omgeving kan helpen om taalontwikkeling in goede banen leiden.

36 Hoe de taalontwikkeling stimuleren.
Ideeën gebaseerd op de Hanen-benadering. Vooral gericht op het stimuleren van de spontane communicatie met en van het kind.

37 Basisprincipes v.d. Hanen benadering.
VAT V : Volgen Volg je kind. Laat het initiatieven nemen. A: Aanpassen Pas je (taal)gedrag aan, aan het niveau en de interesse van je kind. T: Toevoegen Voeg taal en ervaringen toe.

38 Het drukke baasje spelen.
Enkele houdingen van de volwassene die het taalleren van het kind negatief kunnen beïnvloeden. De helper spelen. Kom maar schat ik doe het wel voor je. Het drukke baasje spelen. Ik heb het zo druk. Te snel en te veel spreken. Te lange uitingen. De juf spelen. Luister ik zal je leren wat je moet doen.

39 Volgen Kijken naar wat je kind kijkt en naar zijn gebaren
Je kan begrijpen wat het kind met zijn gebrekkig taaltje zegt. Je kan het vertalen in vollediger taal. Door te wachten en het kind de tijd te geven zich te uiten. Door te luisteren als het kind iets zegt. Het kind voelt zich erkend en bijzonder. Door je volle aandacht te geven. Moedig je kind aan om door te gaan met vertellen.

40 Vertalen wat het kind zegt in vollediger taal.
Mama jas.  Dat is jas van Mama.  Kevin, wil je jouw jas hebben. Mathias bus Mathias is met de bus gekomen. Mathias heeft een bus gezien. Ikke koek eten.  Gevanni gaat een koek eten.  Gevanni heeft een koek gegeten. Vertaling op vragende toon. Dit wordt ook wel vangmethode genoemd

41 Aanpassen Door op ooghoogte te zijn met het kind.
Het kind voelt je interesse, ziet beter wat jij doet. Door bewegingen, gebaren van je kind na te doen. Door te wachten tot kind zijn beurt neemt. Door dingen uit te leggen met eenvoudige woorden aangepast aan het kind.

42 Aanpassen (vervolg). Door vragen te stellen op het juiste niveau en het juiste moment. Door ‘echte’ vragen te stellen: over dingen die het kind weet (heeft meegemaakt) en jij niet. Door open te staan voor stemming en gedrag van je kind en in te spelen op veranderingen.

43 Toevoegen Door gebaren en gezichtsuitdrukkingen te gebruiken als het kind praat. Door het kind na te doen en er een bijpassend woord of gebaar aan toe te voegen. Door de nadruk te leggen op een bepaald woord of geluid.

44 Toevoegen(vervolg) Door een woord of zin vaak te herhalen.
Door te verbreden wat het kind zegt of doet. Komt tot nieuwe ideeën en belevenissen. Ziet de dingen in hun verband. Leert zich duidelijker uit te drukken.

45 Responsieve houding. Als we de principes
Volgen Aanpassen Toevoegen toepassen Het kind krijgt aandacht voor zijn pogingen tot praten. Dit geeft zelfvertrouwen en voldoening. Je moedigt hem aan om contact te leggen en de voor hem nieuwe taal te leren. Taal moet opborrelen.

46 Situaties om VAT-benadering in toe te passen.
Spelen. Muziek- en zangspelletjes. Samen in een boek kijken. Samen iets maken knutselen In dagelijkse activiteiten (aankleden, in bad gaan, helpen in het huishouden). Uitstapjes (bijvoorbeeld winkelen, bos, …)

47 Doen alsof-spel. Ontstaat in een latere fase (na 1 jaar). Evolutie:
Met één voorwerp zonder andere persoon. Uit een lege beker drinken? Met meerdere voorwerpen en met een andere persoon. Pannenkoeken eten, met serviesje. Het doen alsof-spel dat bestaat uit meerdere onderdelen. Pannenkoeken bakken, opdienen en opeten, met serviesje Het kind neemt rollen aan van favoriete figuren uit dagelijks leven, boeken, TV of film. Kinderen spelen samen schooltje. Spelen een verhaal waarbij elk kind een rol heeft.

48 Het gebruik van muziek en liedjes.
Ritme maakt kinderen vaak rustig. Activiteiten met muziek stimuleren: Lichamelijk contact Herhaling Beurtnemen Antwoorden zonder woorden Spelen met de stem Spraak en beweging samen Weten wanneer het tijd voor bepaalde bewegingen en woorden.

49 Voordelen van het gebruik van boeken.
Door een boek leren kinderen de aandacht op iets richten. Jouw belangstelling en betrokkenheid bij het samen lezen helpt je kind bij het leren van taal. Bij het samen lezen ontstaan mogelijkheden om te imiteren, te benoemen, onderwerpen te verbreden, en om beurten te nemen. Door een boekje steeds opnieuw te lezen blijven woorden bij

50 Enkele tips voor het gebruik van boekjes.
Begin met ‘voel’, ‘ruik’ en ‘doe’-boekjes. Maak het kind snel vetrouwd met boeken. Zet dingen die in het boekje voorkomen in de buurt. Volg (zeker in het begin) je kind bij blaadjes omslaan plaatjes kiezen. Observeer de voorkeuren van je kind en laat je kind zelf boeken kiezen. Om beurten een bladzijde van een bekend boek ‘lezen’ (het kind op zijn manier). Het is goed dat een kind een boek vaak opnieuw wil lezen: voorspellen.

51 Samen iets maken-knutselen.
Samen dingen maken helpt ons om samen te communiceren. De aandacht is niet gericht op de taal en gesprekje kan spontaan op gang komen. Communiceer tijdens het knutselen met kind op de VAT-manier.

52 Dagelijkse activiteiten.
Moet niet gepland worden. Ongedwongen sfeer. Kan elke dag herhaald worden. Geef uitleg bij wat je doet. Uitbreiden aangepast aan de evolutie van het kind. Kinderen kunnen steeds sneller woorden opnemen.

53 Uitstapjes. Alledaagse uitstapjes (naar de winkel, naar de bank, naar de dokter, apotheker, op bezoek bij familie en kennissen,…). Voorbereiden: eventjes over praten en op voorhand vermelden wat er gaat gebeuren. Benoemen en vertellen op moment zelf. Oog hebben voor nieuwe dingen. Herhaling.

54 Uitstapjes (vervolg). Speciale gelegenheden (naar de zee, bos, pretpark, feesten, op reis, naar het zwembad, …) Iets langere voorbereiding (eventueel met foto’s en tekeningen, folders, …). Achteraf stimuleren om er over te vertellen (bij voorbeeld aan de hand van foto’s). Ideale gelegenheid om tijdsbegrippen aan te bieden ( morgen, gisteren, volgende …, vorig …, vroeger, later, nu nog niet).

55 Therapie: Structuur in tijd en ruimte: Voorspelbaarheid.
Veilig gevoel creëren.  kind staat open om te leren. Verwoorden helpt kind om vat te krijgen op de wereld en om zichzelf en anderen(!) te sturen.

56 Therapie (vervolg). Hoe wordt taal aangeboden:
Concreet -> schematisch -> concreet. Concreet: zo echt mogelijk, doen, ervaren, eigen lichaam, echte voorwerpen,op ware grote, miniatuurvoorwerpen (speelgoed) alle zintuigen. Schematisch: foto’s, tekening (groot, klein, vereenvoudigd). Werkblaadjes. Concreet: toepassen van geleerde woorden en begrippen, terug in zo echt mogelijke situaties. Veel herhalen, met variatie, met uitbreiding, en met oog op transfer (gebruik en toepassing buiten de therapiesituatie).

57 Therapie(vervolg). We passen zelf de VAT-principes toe: Volgen:
Motivatie verhogen door in te spelen op hun belangstelling. Een veilige, plezante, ongedwongen sfeer creëren. Aanpassen: Tempo van het kind om zich te uiten respecteren. Een stapje terug zetten, of een stapje overslaan, moet ook soms eens. Toevoegen: Even buiten hier en nu proberen te gaan (Heb jij dat ook thuis?) Toevallige gebeurtenissen en voorwerpen (bijvoorbeeld iets dat ze zelf meebrengen) gebruiken om nog verder uit te breiden.

58 Therapie (vervolg) Succeservaringen:
Toevallig succes extra in de verf zetten(applaus). Zelf zorgen voor succes. Vooral in het begin. Makkelijk starten. Kleine stapjes. Doorzetting bij moeilijkheden toejuichen. Ook bij mislukking het proberen toejuichen. Foutjes maken mag. Herhalen van succes. Wat kind al goed kan laten herhalen en telkens succes in de verf zetten. Nog eens vertellen over succes in bijzijn van het kind tegen anderen. Veel succes stimuleert de honger naar meer, de nieuwsgierigheid, de leergierigheid, de durf. Hoe meer succes, hoe minder erg de foutjes lijken voor het kind.

59 Wat moet minimaal bereikt worden ?
1 jaar Veel gevarieerd babbelen. 1,5jaar Enkele (niet goed uitgesproken) woordjes. 2 jaar Twee-woordzinnen, woorden moeten niet correct zijn uitgesproken. 3 jaar 3 tot 5 woordzinnen met onvolledige grammatica. Bus school Claude. 4 jaar Volledige enkelvoudige zinnen met voledige grammaticale structuur. Ik ga met de bus van Claude naar schooL 5 jaar Volledige en samengestelde zinnen. Als de Reva gedaan is, dan ga ik met de bus van Claude naar school.

60 0 – 2 maanden Gericht op geluiden Herkennen stem
‘pre-communicatieve talenten’ vb. imitatie: tuiten van de lippen, tong uitsteken Nog geen communicatieve intentie

61 8 maanden Doelbewust beurt nemen door het kind
Geluiden in de beurten krijgen meer betekenis Soepele beurtwisseling Gedifferentieerd brabbelen - verschillende klanken; verschillende intonaties (vraag, mededeling…) Reik- en wijsgedrag

62 12 – 18 maanden Stap van brabbelen naar eerste woordjes -“namen – honger” Spelen met woorden en klanken Melodie, ritme, toonhoogte lijkt steeds meer op taal. Benoemen van dieren, personen, voorwerpen en acties uit dagelijkse leven

63 12 – 18 maanden Grote verschillen in verschijnen eerste woorden:
- langzaam verminderen brabbelen – stilaan meer verstaanbare woorden - brabbelen stopt – pauze – verschijnen eerste woorden - beperkte actieve woordenschat, mooie uitspraak - snelle toename woordenschat, articulatie zwakker

64 18 – 24 maanden Enorme toename van woordenschat
Zinsvorming komt op gang Vragen om aandacht Opmerkingen maken Vragen om handeling of voorwerp Echolalie - herhaald imiteren

65 + 24 maanden Zinsvorming Communicatie wordt gerichter
Taalgebruik nog beperkt tot hier en nu Niet – talige grapjes overdreven gebaren nonsens-zinnetjes of klankgroepjes Gesprekjes als onderdeel van sociaal functioneren

66 Differentiatiefase (2;6 – 5 jaar)
Grote drang tot communiceren Meer en meer benadering volwassen model Uitbreiding woordenschat Morfologische ontwikkeling Syntactische ontwikkeling Fonologische ontwikkeling

67 Differentiatiefase (2;6 – 5 jaar)
Grote creativiteit ‘eigen woorden’ maken, neologismen kronkelbrood = croissant parelboom = vuurwerk touwspuit = tuinslang Soms periode van ‘aarzelend spreken’ - vaak in emotionele situaties - teveel ineens willen vertellen

68 Voltooïngsfase (5 jaar en ouder)
Steeds moeilijker te onderscheiden van volwassen taalgebruik Fonologie: geen systematische fouten Vlottere zinsconstructie Taal wordt steeds verder verfijnd Meestal ligt het probleem al vast van bij de geboorte. (behalve bij blootstellingachterstand). Vaak is er een combinatie van oorzaken. De precieze combinatie van oorzaken is voor elk kind anders. De oorzaak ligt niet bij de ouders. De ouders kunnen wel helpen om een kind met een taalprobleem meer ontwikkelingskansen te geven. Soms geeft het aangeboren probleem van het kind aanleiding tot vicieuze cirkels en andere problemen.


Download ppt "Van de baby, de peuter en de kleuter."

Verwante presentaties


Ads door Google