De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?

Verwante presentaties


Presentatie over: "Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?"— Transcript van de presentatie:

1 Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?
Elektrische signalen die zich via neuronen en de membranen van neuronen verplaatsen. Wat zijn receptoren? Chemische stoffen in en aan de celmembraan die gevoelig zijn voor de neurotransmitter Hiermee kan ook de hele cel aangeduid worden die de impulsen van een zenuwcel ontvangt Wat is een neuron? Zenuwcel

2 Vragen Waar ligt de Thalamus? Waar ligt de hersenschors?
Onderdeel van tussenhersenen  schakelcentrum sensorische impulsen  voorrang Waar ligt de hersenschors? De sterk geplooide buitenkant van de grote hersenen (grijze stof). Wat wordt er bedoeld met de cortex? cortex cerebri = Latijnse benaming voor hersenschors

3 Vragen Hoeveel cellen zitten er in onze hersenen?
De grote hersenen bevatten meer dan 10 miljard neuronen. Hoe kan activiteit van de hersenen gemeten worden? EEG (Elektro Encephalo Gram) of PET scan

4 Vragen In welk deel van de hersenschors liggen optische beelden opgeslagen? Secundaire optische schorscentrum Wat zijn neurotransmitters? Chemische signaalstoffen die impulsen WEL / NIET overdragen aan een volgende cel. Wat kan het gevolg zijn van openingen in de celmembraan van de postsynaptische cel? Daardoor wordt de receptorcel ontvankelijker (gevoeliger) voor impulsen (via neurotransmitters) van de buurcel.

5 Werking sensoren Prikkel  impuls
Impuls  als prikkeldrempel overschreden Sterkere prikkel  hogere frequentie

6 Passerproef 2 sateprikkers per duo

7 Zenuwcel Dendriet = uitloper naar cellichaam toe
Axon (neuriet) = uitloper van cellichaam af Myelineschede Cellen van Schwann

8 Teken een zenuwcel Benoem: Axon Axoneindknopjes Cellichaam Dendrieten
Celkern Knoop van Ranvier Myelineschede Neuriet

9 Controle zenuwcel

10 Functie Sensorische zenuwcellen: Motorische zenuwcellen:
1 dendriet (+ myelineschede) Signaal: buiten  cellichaam  Centraal Zenuwstelsel Motorische zenuwcellen: Meerdere dendrieten Signaal: Centraal Zenuwstelsel  spieren / klieren Schakelcellen: zenuwcel  zenuwcel Meeste zenuwcellen in ruggenmerg zijn schakelcellen

11 Benoem de zenuwcellen Sensorisch Motorisch Schakelcel

12 Zenuwcel 3 functionele delen:
Ontvangend deel (dendriet) Geleidend deel (axon) Overdragend deel (synaps of motorische eindplaat)

13 Vraag: Wat is welk deel? Geleidend deel Overdragend deel
Ontvangend deel

14 Contacten in een zenuwcel

15 Vraag Hoe komt het dat zenuwcellen slechts in 1 richting een signaal doorlaten?

16 Bloed-hersenbarrière

17 Vraag g Wat bedoelt men met de bloed-hersenbarrière?

18 Het mechanisme waardoor veel chemische stoffen buiten de hersenen worden gehouden.

19 Vraag h Welk groot voordeel levert de bloed-hersenbarrière?

20 Door de barrière is de kans klein dat ziektekiemen de hersenen kunnen bereiken.

21 Vraag i Welk nadeel brengt de bloed-hersenbarrière met zich mee?

22 Het transport van o.a. glucose en aminozuren moet via actief transport door de barrière plaatsvinden. Normaal kunnen deze passief verplaatst worden.

23 Vraag j Welke moleculen gaan zonder meer door de bloedvatwand van de hersenhaarvaten heen?

24 Alleen zuurstof, koolstofdioxide en water en in vet oplosbare moleculen.
Onder deze laatste vallen ook: heroïne, nicotine, cannabiol, alcohol en cafeïne.

25 Vraag k Op welke manier komen de andere stoffen door die wand heen?

26 De andere stoffen worden via actief transport verplaatst.

27 Vraag l Stel dat alle haarvaten in het lichaam ook een barrière zouden hebben zoals de hersenhaarvaten: wat zou het nadeel daarvan zijn?

28 Dit zou het lichaam veel meer energie kosten.

29 Vraag m Chronisch alcoholisten zien er met hun bierbuik weldoorvoed uit. Toch kunnen hun hersencellen vroegtijdig degenereren. Leg uit waarmee dit samenhangt.

30 De alcoholisten hebben tekort aan B1 Drinken vooral alcohol B1 (=thiamine): verbranding van glucose ATP Gebrek B1 = gebrek energie = afsterven hersencellen = Korsakoff

31 Het brein Film

32 Zenuwstelsel Waaruit bestaat het Centrale zenuwstelsel?
 hersenen en ruggenmerg Hoe heet het andere deel? Wat doet het Perifere zenuwstelsel?  verbind organen met centrale zenuwstelsel

33 Centrale zenuwstelsel
Hersenen Hersenstam Tussenhersenen Kleine hersenen Grote hersenen Ruggenmerg

34 Indeling naar functie:
Animale zenuwstelsel: interactie met de omgeving bestuurt skeletspieren Autonome zenuwstelsel: reguleert organen

35 Autonome zenuwstelsel

36 Opdracht Bekijk bioplek.org  Inhoud animaties havo / vwo
 Zenuwstelsel  Membraan neuriet (axon) impulsgeleiding Voorbereiden (20 min) Presenteer (5 min) op digibord ingangstoets basisblok 5 vraag a t/m f

37 Vraag a Welk proces kost een neuron in rusttoestand energie?

38 De Na/K-pomp die steeds energie gebruikt om een constant potentiaalverschil te handhaven: Natrium -ionen naar buiten en kaliumionen naar binnen pompen.

39 Vraag b Welke twee ionen worden in welke richting onder invloed van de Na/K-pomp getransporteerd?

40 De Natrium -ionen stromen door de geopende Natriumkanaaltjes naar binnen.

41 Vraag c Welke ionen gaan tijdens de depolarisatie in welke richting door de kanaaltjes van de celmembraan heen?

42 Natriumionen stromen naar binnen

43 Vraag d Welk transport vindt er plaats tijdens de repolarisatie?

44 Kaliumionen stromen naar buiten

45 Vraag e Welk transport vindt er plaats tijdens de herstelfase?

46 De Na/K-pomp: pompt natriumionen naar buiten, pompt kaliumionen naar binnen.

47 Vraag f Waarvoor wordt in rust een membraanpotentiaal van -70 mV gehandhaafd?

48 De rustpotentiaal moet gehandhaafd blijven zodat bij een volgende impuls opnieuw een potentiaalverschil aanwezig is waarbij makkelijk een nieuwe impuls kan ontstaan.

49 Opdracht Bekijk bioplek.org  Inhoud animaties havo / vwo
 Zenuwstelsel  synaps neurotransmitters Voorbereiden (10 min) Presenteer (5 min) op digibord ingangstoets basisblok 5 vraag g t/m i

50 Vraag g Op welke manier is er in synapsen sprake van een recyclingproces?

51 De neurotransmitters worden afgebroken en deels weer aan elkaar gekoppeld in het presynaptische eindblaasje.

52 Vraag h Noem twee redenen waardoor een impuls maar in één richting over het axon kan lopen.

53 De impuls beweegt in één richting doordat de andere zijde zich nog in de refractaire periode bevindt: niet prikkelbaar is. Verder kunnen de neurotransmitters alleen aan de presynaptische zijde uitgestoten worden.

54

55 Vraag i Wat bedoelt men met het alles-of-niets-principe wat betreft het ontstaan van een impuls?

56 Als eenmaal een actiepotentiaal ontstaat, wordt deze doorgegeven langs de zenuwcel zonder dat hij te stoppen is.

57 Vraag j Welk voordeel heeft de myelineschede van een axon?

58 Doordat het ompolen op minder plaatsen hoeft plaats te vinden, neemt het minder tijd. en daardoor is de snelheid hoger.

59 Quiz

60 Vraag 1 Hoe verloopt het signaal? L  R R  L

61

62 Vraag 2 Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A: Ruggenmerg en zenuwen B: Ruggenmerg en hersenen C: Alle zenuwen D: Alleen de perifeer (aan de buitenzijde) gelegen zenuwen

63

64 Vraag 3 In de afbeelding zie je een doorsnede van het ruggenmerg
1 = witte stof 3 = grijze stof Vraag Witte stof is wit door dat er zenuwcellen doorheen lopen met een myeline schede A: JA B: Nee

65

66 Vraag 4 A: Sensorisch B: Motorisch C: Schakelcel A: Motorisch
B: Sensorisch C: Schakelcel A: Schakelcel B: Motorisch C: Sensorisch

67

68 Vraag 5 Autonome zenuwstel Waar of niet waar?
Orthosympatische zenuwstelsel  rust Parasympatische zenuwstelsel  activiteit Waar Niet waar

69

70 Vraag 6 Waar Niet waar Waar of niet waar? Animale zenuwstelsel:
interactie met de omgeving bestuurt dwarsgestreepte skeletspieren Autonome zenuwstelsel: reguleert organen Waar Niet waar

71

72 Vraag 7 Autonome zenuwstel Waar of niet waar?
Orthosympatische zenuwstelsel  rust Parasympatische zenuwstelsel  activiteit Waar Niet waar

73

74 Vraag 8 Aan de binnenzijde van het membraan van een zenuwcel in de rustfase bevinden zich veel negatief geladen eiwitten en veel K+ Waar Niet waar

75

76 Vraag 9 Bij depolarisatie pompt de Na/K pomp Na naar binnen Waar
Niet waar

77 Bij depolarisatie diffundeert Na via de Na kanaaltjes naar binnen

78 Vraag 10 Bij repolarisatie gaan Na-poorten dicht, K-poorten open.
K= naar buiten Binnenkant cel wordt negatief geladen Waar Niet waar

79

80 Winnaar ???


Download ppt "Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?"

Verwante presentaties


Ads door Google