De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Taalgericht vakonderwijs

Verwante presentaties


Presentatie over: "Taalgericht vakonderwijs"— Transcript van de presentatie:

1 Taalgericht vakonderwijs
GESCHIEDENIS Guy Putseys Karel Van Nieuwenhuyse UA-CNO,

2 PROGRAMMA Welkom Taalknelpunten en taalbeleid Principes van Taalsteun
P A U Z E Principes van taalsteun Principes van context en interactie Taal en/in toetsen Kijkwijzer TVO UA-CNO

3 LEERDOELEN het vak geschiedenis toegankelijker leren maken via extra-aandacht voor context, interactie en taalsteun historische terminologie effectiever leren aanbrengen inzicht verwerven in taalregisters concrete taalsteun bieden aan (taalzwakke en taalarme) leerlingen lesmateriaal beoordelen en taliger maken vragen en opdrachten talig efficiënter leren formuleren de eigen lespraktijk op talig vlak leren evalueren en zo nodig bijsturen UA-CNO

4 DENKVRAGEN “Welke taalknelpunten ervaar je in je vak?”
“Met welke talige problemen kampen jullie leerlingen?” WERKWIJZE in kleine groepjes (consensus) UA-CNO

5 TAALZORG TAALBELEID in ruimere zin
Standaardtaal mondeling Taalgericht vakonderwijs Standaardtaal schriftelijk Instructietaal Correcte spelling Stappenplan voor lezen Correct taalgebruik Schrijfkaders (hulp bij het schrijven) Taalregister (bv. je / u) Leerlijn begripsleren UA-CNO

6 ‘VURIGE TONGEN IN DE GESCHIEDENISLESSEN?’
OPDRACHT 1 Lees eerste deel artikel taalbeleid: ‘VURIGE TONGEN IN DE GESCHIEDENISLESSEN?’ 5 minuten UA-CNO

7 EVALUATIE LEESWIJZE Leeswijze? Voor- en nadelen?
Instructies bij het lezen? Alternatieve leeswijze? Hoe kun je de voorkennis activeren? Hoe kun je de aandacht trekken op structuur van de tekst? Hoe kun je de motivatie verhogen om de tekst te lezen? = LEESSTRATEGIEËN als onderdeel taalsteun UA-CNO

8 Leestrategische aanpak artikel
‘Vurige Tongen in de geschiedenislessen’? waarover zou dit gaan? Waarover zou dit kunnen gaan? Formuleer enkele voorspellingen. Waarom denk je dat? Is de titel voldoende om tot lezen aan te zetten of om de leesgoesting te vergroten? Waarom wel of eerder niet? Wat weet je al over het veronderstelde onderwerp? Wat zou je er graag over te weten komen? Bekijk even de lay-out van het artikel; wat vergroot eventueel de leesbereidheid (lengte, illustraties…) Is de lay-out aantrekkelijk of uitnodigend genoeg? Bekijk nu even de tussentitels. Zegt dat iets meer over de inhoud? Zegt het iets meer over de structuur van deze tekst? Klopt jouw aanvankelijke voorspelling of moet je bijsturen? Hoe kan je vlug checken of je vooronderstelling over de inhoud wel klopt en of je zal vinden in de tekst wat je erin hoopte te vinden? Lees nu de tekst integraal. Wat is de conclusie van het artikel? Hoeveel argumenten ontwikkelden de auteurs voor deze conclusie? Kan je ermee akkoord gaan …of niet? En waarom? Denk je dat illustraties dit artikel duidelijker zouden gemaakt hebben? Denk je dat illustraties de leesgoesting zouden gestimuleerd hebben? Is het voor jou van belang dat je weet hoeveel tijd je ‘mag’ lezen…dan wel of je sowieso mag lezen tot het helemaal uitgelezen is? UA-CNO

9 OPDRACHT 2 5 minuten Opdracht: Vat deze tekst kort samen (per twee)
TEKST: Organisatievormen in de Griekse geschiedenis Opdracht: Vat deze tekst kort samen (per twee) Wat is moeilijk aan deze opdracht? Zo voelen onze leerlingen zich vaak in contact met moeilijke teksten! We spreken allemaal een mondje Engels maar deze tekst staat daar ver vanaf: CAT-taal i.p.v. DAT-taal 5 minuten UA-CNO

10 Bespreking opdracht 2 Wat vonden jullie van deze opdracht?
Wat vonden jullie moeilijk/gemakkelijk? Hoe voelden jullie zich bij het uitvoeren van deze opdracht? Welke conclusies kunnen jullie hieruit trekken? UA-CNO

11 Laagfrequente woorden uit spreektaal
Omgaan met woorden Lees de tekst over de bevolkingsexplosie Duid de struikelwoorden voor de leerlingen aan. Laagfrequente woorden uit spreektaal schooltaalwoorden vaktermen UA-CNO

12 Taalregister Vreemde woorden: Abstracte woorden:
uit andere leefwereld, cultuur, ervaring... omgangstaal  schooltaal en vaktaal Abstracte woorden: vlug en veel met dikwijls een andere betekenis in andere vakken in andere periodes Gebruik van beeldspraak, uitdrukkingen, gezegdes, (woord)humor, ironie... Complexe zinsbouw Gebruik van verwijs- en verbindingswoorden UA-CNO

13 Tekstsoorten Veel soorten teksten met verschillende bedoelingen
Leerstof- of syntheseteksten → voor kennisverwerving, om te ‘leren’ Verhalende teksten → niet om te kennen, maar om te motiveren Illustratieve teksten → om te illustreren, te concretiseren (ev. te differentiëren) Primaire en secundaire bronnen → om vaardigheden te trainen Instructieteksten → om opdrachten en uitleg te geven Verwerking is dikwijls een kwestie van hoofdzaken zoeken, samenvatten, conclusies trekken... uit fragmentarische bronnen UA-CNO

14 Taalgericht vakonderwijs
Leerlingen worden enkel taalvaardiger als ze taal mogen/moeten gebruiken. Actieve, talige opdrachten met taalsteun zijn een must in elk vak! Er is nood aan zinvolle, uitdagende taken i.s.m. anderen (louter kennisoverdracht is onvoldoende!). De leerstof wordt niet gesimplificeerd of verkleuterd. UA-CNO

15 Taalgericht vakonderwijs
Steunt op drie pijlers: CONTEXT INTERACTIE TAALSTEUN UA-CNO

16 TAALSTEUN Begrippendidactiek Leesstrategieën Leren noteren
Extra helpen bij vragen en opdrachten: spreek- en schrijfkaders Eigen taalgebruik verzorgen UA-CNO

17 TAALSTEUN: BEGRIPPENDIDACTIEK
Aandacht voor begrippen en vaktermen Welke? ‘Wat is waard geleerd te worden?’ ~ VAKGROEPWERKING!!! Zie historisch denkpatroon Zie begrippenleerlijn Hoe? Woordenschatdidactiek Werken met schema’s Werken met woorden‘lijsten’ Werken met begrijpelijke teksten UA-CNO

18 Leerplanvisie vrij onderwijs didactisch vertaald
Termen/begrippen kennen (KENNIS) Termen/begrippen kunnen uitleggen (BEGRIP) Termen/begrippen zelf kunnen gebruiken (TOEPASSING) Welke? Hoeveel? Hangt af van basisvragen van het referentiekader mogelijkheden, interesses van elke klasgroep (!!!) UA-CNO

19 Denkpatroon basispatroon van ‘historisch denken’
UA-CNO

20 Historische begripsvorming een conceptuele leer-lijn
Historische vragen stellen Historische begrippen Structuurbegrippen Mensen Overleven/beslissen/denken Wat? Hoe? Waarom? Hoe weten we dat? UA-CNO

21 Begrippenkader UA-CNO

22 Een concreet voorbeeld
Voorbeeld van een ‘minimale’ leerplaninvulling: basisleerstof Grieks-Romeinse Oudheid Bijhorende basisbegrippenlijst Vergelijk met ‘eigen’ handboek / cursus UA-CNO

23 Woordenschatdidactiek ~ werking menselijk brein

24 Woordenschatdidactiek
1. Voorbewerken ~ werking van het menselijk brein 2. Semantiseren (= woorden uitleggen) 3. Consolideren (= woorden herhalen en vastzetten in het geheugen) 4. Controleren (= kijken of de betekenis van woorden begrepen is) UA-CNO

25 Woordenschatdidactiek: controleren
wat hoort niet in de rij en waarom niet? Zeg het in één rake term Geef en definitie van… Woorden invullen in gatenzinnen: lln. moeten ze invullen (~ context) Synoniemen/antoniemen Verbind de passende begrippen met elkaar Woorden bij en tekening schrijven Uit drie antwoorden de juiste omschrijving voor een woord kiezen Woorden zoeken in een woordrooster Kruiswoordraadsel Woorden bij de juiste categorie schrijven Woordenweb invullen (eventueel) metacognitieve vragen: welke woorden ken je al, welke woorden vind je moeilijk, etc. Etc. UA-CNO

26 Moeilijke woordenstrategie
Wat doe je met een moeilijk woord? -Je kunt kijken of je het woord kan overslaan -Je kunt kijken of de zinnen eromheen uitleg geven. -Je kunt kijken of de schrijver uitleg geeft -Je kunt kijken of het woord uit andere woorden bestaat Lukt dat allemaal niet? -Dan kun je aan een ander vragen wat het woord betekent of het opzoeken in het woordenboek.(gebruik instructiekaart woordenboek) Hulp: moeilijke woordenstrategie UA-CNO

27 Stappenplan moeilijke woorden
Hoe inzetten Poster met strategie ophangen in alle klassen/in map! Aanleren in les Nederlands In zaakvakken wordt bij een tekst met moeilijke woorden de strategie erbij gehaald of wordt het moeilijke woord aangeleerd op basis van de strategie. (zie verder woordenschatdidactiek - Instructiekaart woordenboek om instructie ‘opzoeken in woordenboek’ bij zelfstandige oefeningen te ondersteunen UA

28 Werken met begrijpelijke teksten
Vergelijk twee teksten over de communautaire breuklijn en het federale België op hun leesbaarheid Taalgebruik en woordenschat Structuur Titel en tussentitels Lay-out tekstreliëf UA-CNO

29 Kenmerken van een goed leesbare tekst
Structuur Zinnen Woorden Vormgeving/typografie UA-CNO

30 Kenmerken van een goed leesbare tekst
Minder dan 15 regels per alinea Weinig vaktaal Eenvoudige zinsstructuren Goede indeling Gemiddeld 12 woorden per zin Spreektaal gebruiken Illustraties die de tekst verduidelijken Voldoende contrast tussen papier en letterkleur Minder dan 12 woorden per regel Niet meer dan 4% lastig te lezen woorden Weinig verwijswoorden UA-CNO

31 Kenmerken van een goed leesbare tekst
Samenvatting van belangrijke informatie Goede opbouw van inhoud: duidelijke boodschap Regelafstand anderhalf Om de 10 à 15 regels een witregel Lettergrootte tussen 10 – 14, lettertype Times New Roman of Arial Links uitgelijnd UA-CNO

32 Taalsteun: leesstrategieën
Stappenplan lezen Skimmen= globaal lezen Scannen= zoekend lezen Skimmen of scannen:      - Soms word je gevraagd een paar teksten met elkaar te vergelijken of bepaalde informatie te         halen uit een aantal teksten. Je moet dan SCANNEN: heel snel door de tekst heen kijken en         bepaalde STEEKWOORDEN of informatie zoeken die met het gene dat je zoekt te maken         heeft. Je moet dan vooral niet de hele tekst grondig doorlezen, dat is niet nodig omdat je         alleen maar specifieke informatie zoekt en het kost bovendien ook te veel tijd;      - soms word je gevraagd twee of meer teksten op een bepaald punt met elkaar te vergelijken         b.v op tekstsoort. Dan is het beter om te SKIMMEN: de tekst globaal door te lezen om uit te         zoeken waar deze in z’n geheel over gaat, hoe de informatie wordt gegeven of b.v. wat voor         soort tekst dit is. Ook hier kost lezen naar details te veel tijd en is wederom niet nodig. UA-CNO

33 Taalsteun: leesstrategieën
Stappenplan lezen Opdracht: welke leesstrategische vragen stel je bij de handboektekst over de precolumbiaanse culturen, om: De voorkennis van leerlingen aan te boren? De aandacht te trekken op de grote lijnen van de tekst? De aandacht te trekken op het tekstreliëf Skimmen= globaal lezen Scannen= zoekend lezen Skimmen of scannen:      - Soms word je gevraagd een paar teksten met elkaar te vergelijken of bepaalde informatie te         halen uit een aantal teksten. Je moet dan SCANNEN: heel snel door de tekst heen kijken en         bepaalde STEEKWOORDEN of informatie zoeken die met het gene dat je zoekt te maken         heeft. Je moet dan vooral niet de hele tekst grondig doorlezen, dat is niet nodig omdat je         alleen maar specifieke informatie zoekt en het kost bovendien ook te veel tijd;      - soms word je gevraagd twee of meer teksten op een bepaald punt met elkaar te vergelijken         b.v op tekstsoort. Dan is het beter om te SKIMMEN: de tekst globaal door te lezen om uit te         zoeken waar deze in z’n geheel over gaat, hoe de informatie wordt gegeven of b.v. wat voor         soort tekst dit is. Ook hier kost lezen naar details te veel tijd en is wederom niet nodig. UA-CNO 33 33

34 Taalsteun: leren noteren
De mindmap UA-CNO

35 Taalsteun: leren noteren
De T-formatie DE TWEEDE WERELDOORLOG Oorzaken economische crisis sociale crisis Aanleiding Duivelspact Inval in Polen UA-CNO

36 Taalsteun: leren noteren
Het boodschappen- of receptenlijstje Oorzaken Tweede Wereldoorlog economische crisis sociale crisis (ingrediënten) Politieke crisis falen Volkenbond Imperialisme en nationalisme asmogendheden Isolationisme VS angst voor communisme Aanleiding Tweede Wereldoorlog Duivelspact (benodigd materiaal) inval Duitsland en USSR in Polen Verloop Tweede Wereldoorlog geallieerden vs. asmogendheden (bereidingswijze) Drôle de guerre 4 fronten UA-CNO

37 Taalsteun: spreek- en schrijfkaders
Opdracht: maak een samenvatting van de tekst over schrijfkaders met … een schrijfkader. Of: bedenk een schrijfkader bij handboekteksten. uitdelen: ‘Schrijfkader – basistekst’ toelichten opdracht: deelnemers lezen de tekst, daarna vullen ze elk voor zich het schrijfkader aan (‘Schrijfkader – basistekst – opdracht’) ze vergelijken hun oplossing met de andere leden van de groep ze vergelijken hun oplossing met de modeloplossing Besluit: de deelnemers hebben gewerkt met een schrijfkader - in het kader worden nauwelijks inhoudelijke elementen gegeven, wel de structuur - een schrijfkader leidt naar de hoofdzaken en de kernbegrippen – focust op wat belangrijk is Zelf een schrijfkader maken: - beslissen welke sleutelwoorden de leerlingen moeten produceren, - de logica tussen die sleutelwoorden bepalen - de logica vatten in een schrijfkader - mogelijkheden geven om de moeilijkheidsgraad te veranderen (sleutelwoorden geven, in het schrijfkader de verbanden al dan niet aanduiden,…). UA-CNO

38 Taalsteun: spreek- en schrijfkaders concreet voorbeeld
Hoe is de industriële revolutie ontstaan? Vul de volgende tekst verder aan. Vul de volgende termen in op de juiste plaats EN leg uit wat deze betekenen: industriële revolutie, agrarische revolutie, demografische groei. Schrijf in zinnen!! Eerst was er een …………………………………………………., dit betekent: Dan was er een …………………………………………………… dit betekent: Dat had tot gevolg dat: 1. 2. Tot slot was er een ………………………………………………., dit betekent:

39 TWEEDE PIJLER TAALBELEID: CONTEXTRIJK(ER) LEREN
Aansluiten bij de voorkennis, leefwereld, interesses... Visualiseren, concreet houden Leren met verschillende zintuigen Lesopbouw vanuit een vraag, probleem Duidelijk structureren Denkwijzen en oplossingsstrategieën expliciet maken Verbanden zoeken, leggen met andere vakken of leergebieden UA-CNO

40 Opdracht: orden de leerlingenactiviteiten op de kaartjes volgens leereffect voor de leerling (minst leereffect … meest leereffect) Een leerling bekijkt een documentaire over een bepaald onderwerp Een leerling leest een tekst over een bepaald onderwerp Een leerling legt een bepaald onderwerp uit aan medeleerling(en) Een leerling luistert naar de uitleg die de leraar geeft over een bepaald onderwerp Een leerling maakt een taak of werkstuk over een bepaald onderwerp Een leerling discussieert over een bepaald onderwerp met medeleerling(en) Een leerling volgt een demonstratie over een bepaalde vaardigheid 3 minuten UA-CNO

41 De Leerpiramide UA-CNO

42 DERDE PIJLER TAALBELEID: LEREN MET VEEL INTERACTIE
Veel en duidelijke vragen stellen, kiezen voor een kaatspatroon i.p.v. een zonpatroon Leerlingen laten praten en schrijven in de les Leerlingen in groep laten samenwerken Leerlingen meer betrekken bij het evalueren UA-CNO

43 Voorbeelden van context en interactie
Prentencarrousel Kaartjesopdracht andere

44 Talige toetsen en examens
Opdracht 4: screen de toetsvragen op talige struikelblokken. Herformuleer de vraag indien nodig. UA-CNO

45 Talige toetsen en examens
Checklist toetsen en examens: Vormgeving Didactiek taal UA-CNO

46 TOT BESLUIT Wat is ‘NIVEAU’ in geschiedenis?
Zoveel mogelijk leerstof en begrippen versus ‘leerwinst’ Volledigheid versus selectie Niveau onderwijzen versus (bij)leren leerlingen Happy few versus alle leerlingen (gelijke kansen)  Leerplandoelstellingen (!!) Kijkwijzer Taalgericht Vakonderwijs UA-CNO

47 Bedankt voor uw medewerking!
EVALUATIE Bedankt voor uw medewerking! Veel succes! UA-CNO


Download ppt "Taalgericht vakonderwijs"

Verwante presentaties


Ads door Google