De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN

Verwante presentaties


Presentatie over: "1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN"— Transcript van de presentatie:

1 Deel 5 PSYCHOSOCIALE en PSYCHOPATHOLOGISCHE REACTIES op ZIEKTE en MEDISCHE BEHANDELING

2 1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN

3 ptn hebben cognitieve, emotionele, en gedragsreacties op interne en externe
informatie ivm. ziekte en ziekenhuisopname er zijn normale en pathologische reacties (onderscheid soms moeilijk) psychosociale of psychopathologische reacties kunnen verloop en prognose van de ziekte aanzienlijk beïnvloeden

4 Effecten van comorbiede psychopathologie op de somatisch zieke patiënt
verminderde levenskwaliteit toegenomen invalidering verstoring van cognitieve functies inadequaat consultatiegedrag gebrekkige therapietrouw negatieve invloed op familie slechter evolutie van de ziekte

5 BASIS SCHEMA ziektebetekenis emoties coping
normaal pathologisch cognitief gedrag - probleemgericht - emotiegericht

6 Veel voorkomende ziektebetekenissen
uitdaging bedreiging verlies straf winst

7 Welke factoren bepalen ziektebetekenis ?
perceptueel-cognitieve stijl persoonlijkheidsdynamiek vroegere ervaringen emotionele toestand sociale steun aard en lokalisatie van stoornis socioculturele en economische factoren

8 Klinische implicatie van ziektebetekenissen
uitdaging: goede adaptatie en compliance, weinig risico op psychopathologische complicaties bedreiging: risico op angst en vermijdingsgedrag straf (verdiend): slechte compliance straf (onverdiend): opstandigheid, kan negatief interfereren met arts-pt-relatie winst: onverschilligheid, slechte compliance verlies: risico op depressie, slechte compliance

9 primaire ziektewinst:
klachten of ziek-zijn betekenen (onbewuste) pseudo-oplossing voor intrapsychisch conflict secundaire ziektewinst: klachten of ziek-zijn hebben (min of meer bewuste) positieve gevolgen

10 Emotionele responsen op ziekte
angst, neerslachtigheid, schaamte, schuldgevoel, opstandigheid, kwaadheid… kunnen normaal zijn in kader van verwerkingsproces kunen pathologisch worden wegens te intens te langdurig leidend tot onaangepast gedrag

11 Coping met ziekte cognitieve en gedragsstrategieën, als reactie op belasting van het ziek-zijn cognitieve: minimaliseren ontkennen rationaliseren aandacht afleiden focussen info zoeken: hypochondrische preoccupatie gedragsgericht

12 gedragsgerichte: aanpakken capituleren vermijden vervolg
goede compliance levensstijlaanpassing relaxatie capituleren stoicijns aanvaarden vermijden diagnose of behandeling uitstellen

13 Types van coping (Weissman)
passief blijven acting-out alternatieven zoeken spanningsreductie projectie goede compliance zelfmedelijden info zoeken praten met anderen affect omkeren ziekte ontkennen confrontatie probleem herdefiniëren

14 Coping is effectief als:
fysiek en psychosociaal evenwicht worden gevrijwaard spanning en pijnlijke emoties niet te hoog oplopen autonomie en vrijheid worden bewaard maximaal controlegevoel optreedt aanpassing wordt bevorderd zelfwaardegevoel wordt behouden hoop wordt gestimuleerd relaties met anderen optimaal blijven

15 Goede coping leidt tot:
realistisch optimisme pragmatische, rationele, en flexibele houding creatieve oplossingsgerichtheid emotioneel evenwicht

16 Slechte coping leidt tot:
pessimisme hopeloosheid passiviteit starre meningen irrationele, en impulsieve beslissingen

17 Wanneer coping faalt... frustratie, demoralisering, depressie, hulpeloosheid / hopeloosheid angst, agitatie, opstandigheid, verbittering gevoel van waardeloosheid, isolatie, zelfverwijten gesloten tijdsperspectief

18 BESLUIT ziek-zijn treft een persoon
die aan de ziekte betekenis geeft bepaalde verwachtingen heeft die er emotioneel op reageert en er op bepaalde manier mee omgaat goede patiëntenzorg vereist dat men hiermee rekening houdt, om psychopathologische complicaties te voorkomen de somatische behandeling optimaal kansen te geven

19 2. PSYCHOSOCIALE en PSYCHOPATHOLOGISCHE REACTIES op CHRONISCHE ZIEKTEN

20 Factoren die de reactie op chronische ziekte bepalen
tijdstip van begin (jeugd, volwassene) ontstaanswijze (plots, geleidelijk) progressie of niet reversibiliteit / compensatie (bv. prothese) mogelijk of niet

21 elke chronisch zieke komt aanvankelijk in impasse
zelfbeeld en toekomstbeeld wankelen nog geen positieve ervaringen in de plaats confrontatie met chronische ziekte leidt tot verwerkingsproces, met verschillende fasen (niet lineair maar dynamisch) ontkenning opstandigheid neerslachtigheid aanvaarding

22 Coping-taken van chronisch zieken
zich zo normaal mogelijk blijven voelen rouwen om verlies van mogelijkheden levensstijl aanpassen levenslange zelfzorg toepassen positief zelfbeeld behouden zich aanpassen aan rolveranderingen zich aanpassen aan veranderde sociale relaties omgaan met lichamelijk ongemak goede compliance met therapie omgaan met sociaal stigma controlegevoel behouden optimisme en hoop bewaren

23 Familiale aspecten chronisch ziek-zijn is een systemisch-familiaal gebeuren ook partners worden met verwerkingsproces geconfronteerd partners hebben het vaak moeilijk met doseren van bezorgdheid kinderen van chronisch zieke ouders verdienen speciale aandacht ziekte-overtuigingen kunnen sterk familiaal (zelfs transgenerationeel) bepaald zijn

24 Compliance problemen van chronisch zieken
verbeteren bij adequate en gedetailleerde info verbeteren als pt actief wordt betrokken, en geregeld feedback krijgt soms moeten onderliggende motieven van slechte compliance grondig worden geëxploreerd

25 Arts-pt-relatie bij chronisch zieken
besef dat chronische ziekte confronteert met grenzen van medisch kunnen ga adequaat om gevoelens van machteloosheid neem hoopvolle maar realistische houding aan sta empathisch open voor beleving van pt wees noch te bezorgd, noch te afstandelijk (‘maximale betrokkenheid met behoud van distantie’)

26 Behandelingsaspecten
ondersteunende en structurerende begeleiding alle klachten ernstig nemen invoelend luisteren concrete, gedragsgerichte adviezen geven gedragstherapeutische methoden relaxatie / ademhalingsoefeningen cognitieve technieken mindfullness meditation (VIDEO) psychofarmaca antidepressiva bij indicatie cave misbruik van anxiolytica en analgetica

27 Illustratie: DIABETES
risico op depressie, seksuele problemen, en stoornissen in de identiteitsontwikkeling bij type 1 diabetes: help de ziekte bespreekbaar maken in het gezin uit onderzoek blijkt dat complicaties toenemen bij hoog angstniveau onzekerheid en rigiditeit laag controlegevoel slachtofferrol

28 Illustratie: RHEUMATOÏDE ARTRITIS
verwerkingsproces speelt zich vooral af rond tekortschieten van lichaam in zijn ‘greep op de wereld’ verlies van zelfstandigheid onvoorspelbare pijn aanvaarding wordt bevorderd door verschuiving van vergelijkende waarden (wat anderen kunnen) naar absolute waarden (vriendschap, authenticiteit, doorzettings-vermogen)...

29 3. PSYCHOSOCIALE en PSYCHOPATHOLOGISCHE REACTIES op MALIGNE ZIEKTEN

30 kanker staat niet gelijk met snel sterven !
hieruit volgt het belang van het behoud van fysieke én psychosociale levenskwaliteit deze is afhankelijk van coping familiale steun voorkomen van psychopathologische complicaties

31 Veel voorkomende copingstrategieën bij kanker
ontkennen vermijden ‘vechten’ stoicijns aanvaarden dit zijn fluctuerende houdingen en gedragswijzen, die min of meer adaptief kunnen zijn naargelang de situatie

32 Andere indelingen actieve gedrags-coping: wat men doet om problemen op te lossen en zich beter te voelen op korte én lange termijn info zoeken oefeningen doen dieet volgen sociale activiteiten gevoelens uiten

33 vervolg actieve cognitieve coping: wat men denkt om problemen op te lossen en zich beter te voelen op korte én lange termijn nadenken over echt belangrijke dingen afleiding zoeken mediteren gedachten over de ziekte beperken vertrouwen hebben in de geneeskunde

34 vervolg vermijdende coping: wat men doet en denkt om zich op korte termijn beter te voelen, maar zonder dat problemen worden opgelost, of dat men zich op langere termijn beter voelt gevoelens verbergen overdreven slapen veel eten, roken piekeren, dagdromen, cynisch worden mensen vermijden

35 Welke copingstrategieën zijn optimaal voor levenskwaliteit en prognose?
actieve gedrags / cognitieve coping, eventueel gepaard met partiële ontkenning (bv. van ernst van ziekte): dit leidt tot behoud van controlegevoel coping dient flexibel te zijn, maw. aangepast te zijn aan ziektefase

36 Psychosociale evaluatie bij kankerpatiënten
wat weet pt over zijn ziekte? wat betekent ze voor hem? welke info-behoefte heeft pt? (cfr. locus of control) wat is pt’s psychische draagkracht? copingstijl? sociale steun? psychiatrische voorgeschiedenis?

37 Psychiatrische comorbiditeit bij kanker-ptn
substantieel aantal patiënten heeft diagnosticeerbare psychiatrische aandoening 60-70% angstige of depressieve aanpssingsstoornis 10-15 % heeft majeure depressie of angststoornis

38 Specifieke verwerkings-problemen bij kankertherapie
mamma-amputatie: zelfwaardegevoel gynecologische operatie: sexuele identiteit stoma-operatie: fysieke onzekerhied radiotherapie: angst chemotherapie: bijwerkingen lidmaat-amputatie: rouwproces

39 Levenskwaliteit van kanker-pt wordt bevorderd door:
adequate medische therapie (o.m. pijnbestrijding) adequate, patiënt-gerichte info aanmoediging tot actieve coping hulp bij familiale en sociale problemen behandelen van psychiatrische comorbiditeit

40 Medisch-psychologische / psychiatrische interventies
empathische ondersteuning is taak van arts ! relaxatie / gedragstherapie (bv. bij anticipatorische nausea) psychofarmacotherapie (anxiolytica / antidepressiva)

41 groepstherapeutische programma’s
vervolg groepstherapeutische programma’s cfr. Spiegel et al, Lancet, 1989 crf. Fawzy & Fawzy, Arch Gen Psychiatry, 1993 psychologische ondersteuning van oncologisch team alternatieve therapieën (cfr. Simonton)

42 4. PSYCHOSOCIALE en PSYCHOPATHOLOGISCHE REACTIES op TERMINALE ZIEKTEN

43 Psychologische fasen van het stervensproces
onwetendheid, onzekerheid, ontkenning protest, opstandigheid marchanderen reactieve depressie aanvaarding dit zijn complexe, fluctuerende verwerkingspatronen niet iedereen ontkent ! verschillende reacties tegelijk mogelijk ‘geëigend sterven’ ipv. aanvaarding ?

44 Basisprincipes van stervensbegeleiding
zorg voor maximaal fysiek en emotioneel comfort: adequate pijnstilling en zonodig psychofarmaca bevorder optimale affectieve omringing door familie laat stervende zichzelf zijn, en zich emotioneel uiten (ook regressief)

45 wees niet gehaast, en praat niet teveel
vervolg wees niet gehaast, en praat niet teveel de stervende moet slechts vernemen wat hij kan verdragen laat altijd ruimte voor realistische hoop help ‘afronden’ en afscheid nemen

46 Familiale aspecten de familie moet eveneens een verwerkingsproces doormaken soms problematisch wanneer niet op dezelfde golflengte familie moet autonomie van de stervende respecteren emotioneel steunen behoort ook tot de taak van de arts

47 Terminaal zieke kinderen
heb aandacht voor specifieke angsten van kinderen toon begrip voor opstandigheid van adolescenten spreek met het kind over naderend einde, als het er aan toe is besef dat ouders een anticiperende rouw doormaken, met schuldevoelens, verbittering, soms depressie

48 vervolg besef dat deze situatie erg belastend is voor de huwelijksrelatie en de andere kinderen laat ouders participeren in terminale zorg (eventueel ‘fusionele’ relatie) bij perinatale dood: laat afscheid nemen help ouders bij bewaren van herinneringen vergeet grootouders en andere kinderen niet

49 Problemen van de arts ivm. terminale patiënten
frustratie van almachtsgevoelens bang voor verlies van emotionele distantie existentiële confrontatie hierdoor vertonen veel artsen weerstand om terminale zieken te begeleiden

50 5. HET ROUWPROCES

51 Dit stuk zelfstudie (ACCO cursus p33-37)

52 Normale rouw bij affectief verlies is altijd een ‘psychische arbeid’ nodig, om de bindingen met het object los te laten verwerking wordt gekenmerkt door ontkenning, verdriet, wanhoop, hulpeloosheid, kwaadheid, opstandigheid… na tijdelijke ‘terugtrekking’ uit de realiteit, komt men tot aanvaarding herbeleving wordt nu herinnering

53 Pathologische rouw in enge zin: rouw leidt tot psychiatrische ziekte (bv. depressie) of somatische aandoening (bv. chronische pijn) in brede zin: blijvende ontkenning blokkering van rouwgevoelens disproportionele kwaadheid/zelfverwijten blijvende regressie identificatiesymptomen

54 Rouwbegeleiding rouwen is geen ziekte ! help verlies aanvaarden
help gevoelens uitdrukken help leven zonder overledene help nieuwe relaties aangaan repecteer verwerkingstijd blijf langdurig ondersteunen verwijs zonodig bij pathologische rouw

55 geef enkel kalmeer- en slaapmiddelen
vervolg geef enkel kalmeer- en slaapmiddelen voor korte tijd of bij acute toestanden geef enkel antidepressiva als rouw uitmondt in depressief syndroom (rouwdepressie) rouwarbeid valt stil veralgemeend energetisch en hedonisch deficit

56 6. DEPRESSIE en LICHAMELIJKE ZIEKTE

57 OUTLINE Inleiding Lichamelijke ziekte depressie
Depressie lichamelijke ziekte Acute hartziekte en depressie Chronische pijn en depressie

58 depressie is pervasieve en en persisterende daling van stemming ...
met psychische en lichamelijke weerslag

59 Depressieve kern-symptomen
daling van stemming hulpeloosheid / hopeloosheid anergie / anhedonie verstoring van vitale ritmes

60 Depressie is een groot en toenemend probleem...
Internationaal onderzoek over kans op life-time depressie: 5-12% bij mannen 10-25% bij vrouwen In België wordt de jaarlijkse incidentie van depressie geschat op 6-16% gebruik van antidepressiva is in België in 10 jaar tijd verzesvoudigd

61 45 tot 75 % van de suicideplegers zijn depressief
15% van de overlijdens bij depressieve patiënten zijn te wijten aan zelfdoding 45 tot 75 % van de suicideplegers zijn depressief depressie bij lichamelijk zieken en bejaarden wordt vaak miskend de maatschappelijke kosten van depressie zijn enorm medische behandeling productieverlies

62 Toename van depressie ? Betere diagnose-stelling ?
Veroudering van bevolking ? Sneller medische hulp zoeken ? Reële toename ?

63 Etiologie van depressie
predisponerende factoren (kwetsbaarheid) genetisch persoonlijkheid vroege negatieve life-events uitlokkende factoren fysieke belasting psychosociale stress (vooral verlies, frustratie, krenking)

64 Recent werd een polymorfisme in het 5-HT transporter-gen ontdekt
dat de kwetsbaarheid voor het depressogene effect van negatieve life events bepaalt twee lange varianten: weinig kwetsbaar twee korte varianten: zeer kwetsbaar lange en korte variant: matig kwetsbaar Caspi A. et al., Science, 2004

65

66 Pathogenese van depressie
via de stressfysiologie (HPA-as) worden neurotransmittersystemen in het limbisch systeem verstoord... die instaan voor de stemmingsregulatie (vooral serotonine, noradrenaline en dopamine)

67 Klassieke (melancholische) depressie gaat gepaard met hyper-actieve HPA-as
Atypische depressie gaat gepaard met hypo-actieve HPA-as

68 LICHAMELIJKE ZIEKTE DEPRESSIE

69 toch wordt depressieve comorbiditeit
klinische en epidemiologische studies suggereren een sterke associatie tussen somatische ziekte en depressie vooral bij ernstige, pijnlijke, chronische of recurrerende ziekten toch wordt depressieve comorbiditeit bij somatische zieken nog steeds onder-gediagnosticeerd veel patiënten (vooral bejaarden) ontkennen depressieve gevoelens

70 Spectrum van depressieve stoornissen bij somatische ziekte
tijdelijk depressief gekleurde verwerkingsproblemen (geen diagnose) depressieve aanpassingsstoornis majeure depressie dysthyme stoornis

71 ‘depressieve aanpassingsstoornis’
is meest voorkomend bij somatische ziekte: depressieve stemming is reactief op de stress van de ziekte depressieve stemming is minder pervasief en persisterend dan bij majeure depressie gaat gepaard met sociaal/professioneel dysfunctioneren behandeling is aangewezen

72 RA: 30 to 60 % vertoont depressieve symptomen
Kanker: % heeft angstig-depressieve aanpassingsstoornis; % heeft majeure depressie Neurologische aandoeningen (parkinson, CVA, trauma capitis…) COPD Endocriene aandoeningen (addison, cushing, hypotyreoidie, premenstrueel syndroom…)

73 Moeilijkheden bij diagnosticeren van depressie bij somatische ziekte
geen scherpe scheiding tussen verwerkingsproblemen, en klinische depressie depressieve symptomen kunnen overlappen met ziektesymptomen (bv. slaapstoornissen) depressieve symptomen worden door medische context gekleurd (bv.eetluststtoornissen)

74 moeheid, slaap-eetlust-concentratie-stoornissen
moeheid, slaap-eetlust-concentratie-stoornissen...zijn vaak niet differentiërend tussen somatische ziekte en depressie vraag vooral naar anhedonie (interesseverlies) ook naar zelfdepreciatie, hopeloosheid, schuld- en insuficiëntiegevoelens…

75 Hoe leidt somatische ziekte tot depressie ?
organische weg ziekte zelf (bv. endocriene ziekten) behandeling (bv. corticotherapie) psychische weg ziekte zelf (bv. schuldproblematiek) behandeling (bv. mutilerende ingreep)

76 Behandelingsprincipes
denk aan mogelijkheid van depressie neem (zo mogelijk) organische oorzaak van depressie weg geef antidepressiva wanneer klinische depressie wordt vermoed antidepressiva zijn niet geïndiceerd voor normale verwerkingsproblemen informeer patiënt voldoende over werking en bijwerkingen van antidepressiva

77 DEPRESSIE LICHAMELIJKE ZIEKTE

78 Comorbiede depressie kan ziekte negatief beïnvloeden
Depressie heeft inherente lichamelijke gevolgen Depressie vormt risicofactor voor sommige lichamelijke ziekten

79 Hoe kan comorbiede depressie een lichamelijke ziekte ongunstig beïnvloeden ?
indirect gebrekkige therapietrouw slaapstoornissen geringere motivatie tot zelfzorg ongezond eten roken minder bewegen direct, via neurohormonale en immunologische weg

80 Tussen lichamelijke ziekte
en depressie ontstaan vaak vicieuze cirkels

81 « Depression is a disease of the mind, the brain, and the body »
Depressie op zich kan tot heel wat lichamelijke stoornissen leiden… «  Depression is a disease of the mind, the brain, and the body » (Gold & Charney, 2002)

82 Depressie is een ‘systeemziekte’...
Chronische depressieve toestand heeft via hoge cortisolspiegels - nadelige effecten op hersenfunctie (atrofie van hippocampus en prefrontale cortex, lagere BDNF) immuunsysteem (infecties, kanker?) metabolisme (buikvet, ouderdomsdiabetes, osteoporose) cardiovasculair systeem (hypertensie, atherosclerose, hartinfarct, CVA)

83 metabole aandoeningen
cerebrale dysfunctie depressie immuun- gerelateerde aandoeningen cardiovasculaire aandoeningen metabole aandoeningen

84 Adequate behandeling van depressie is noodzakelijk
niet alleen wegens het psychisch lijden maar ook wegens de potentiële somatische complicaties

85 ACUTE HARTZIEKTE en DEPRESSIE

86

87 bij acute en chronische hartziekten
depressieve comorbiditeit bij acute en chronische hartziekten is frequent wordt ondergediagnosticeerd wordt onderbehandeld

88 17 tot 29 % postinfarctpatiënten zijn depressief
14 % van patiënten met chronisch hartfalen zijn depressief 20 % van patiënten met coronary bypass surgery zijn depressief Musselman et al. Arch Gen Psychiatry 1998; 55: 627 Jiang et al, Arch Intern Med 2001; 161: 1849 Blumenthal et al, Lancet 2003; 362: 604

89 depressieve postinfarct ptn
en post bypass surgery ptn hebben een slechtere prognose, zowel qua morbiditeit als mortaliteit de evidentie neemt toe dat depressie een onafhankelijke risicofactor is voor acuut hartinfart en CVA

90 De vicieuze cirkel tussen hartziekte en depressie
minder bewegen slaap ontregeling stress, angst, piekeren... hartziekte depressie HPA as hyperactiviteit, As demonstrated in Atkinson’s study, the relationship between chronic pain, mood, and sleep is complex. The impact of this comorbid triad may be substantial, and all 3 elements must be addressed in order to achieve total patient management. References: Meyer-Rosberg K, Kvarnström A, Kinnman E, Gordh T, Nordfors L-O, Kristofferson A. Peripheral neuropathic pain—a multidimensional burden for patients. Eur J Pain. 2001;5: Smith MT, Perlis ML, Smith MS, Giles DE, Carmody TP. Sleep quality and presleep arousal in chronic pain. J Behav Med. 2000;23:1-13. plaatjesactivatie, inflammatie verminderde HRV arteriosclerose

91 psychotherapeutische interventie: ENRICHED studie
er is evidentie dat behandeling van comorbiede depressie bij hartpatiënten veilig is de levenskwaliteit verbetert de prognose verbetert ? psychotherapeutische interventie: ENRICHED studie Farmacologische interventie: SADHART studie Berkman et al. JAMA 2003; 289: 3106 Swenson JR et al. Am J Cardiol 2003; 92: 1271.

92 CHRONISCHE PIJN en DEPRESSIE

93 chronische pijn en depressie komen vaak samen voor … en staan in
een circulair verband met elkaar

94 ‘depressie’ bij chronische pijn heeft vele gezichten:
demoralisatie (niet pathologisch) depressieve aanpassingsstoornis (reactief) majeure depressie (persisterend en pervasief)

95 enerzijds…. 30 tot 60% van ptn in MPC heeft klinisch relevante symptomen van angst en depressie depressie is meer prevalent bij chronische pijn-ptn dan bij andere medische ptn

96 anderzijds… angstige en depressieve ptn rapporteren zeer vaak pijnklachten ptn met ‘lifetime depressie’ hebben 2x meer kans om later chronische pijn te ontwikkelen

97 comorbiede depressie (en geassocieerde angst, spanning, rusteloosheid, piekeren, slaapstoornissen, vermoeidheid…) veroorzaken ‘dubbel lijden’ verminderen therapietrouw verlagen zelfwerkzaamheid en actieve coping verminderen de kans op succesvol pijn-management

98 Pijn, affect, slaap, en functioneren
achteruitgang van functie en levenskwaliteit pijn depressie, angst, piekeren... slaap ontregeling As demonstrated in Atkinson’s study, the relationship between chronic pain, mood, and sleep is complex. The impact of this comorbid triad may be substantial, and all 3 elements must be addressed in order to achieve total patient management. References: Meyer-Rosberg K, Kvarnström A, Kinnman E, Gordh T, Nordfors L-O, Kristofferson A. Peripheral neuropathic pain—a multidimensional burden for patients. Eur J Pain. 2001;5: Smith MT, Perlis ML, Smith MS, Giles DE, Carmody TP. Sleep quality and presleep arousal in chronic pain. J Behav Med. 2000;23:1-13. Smith MT et al. J Behav Med. 2000;23:1-13; Meyer-Rosberg K et al. Eur J Pain. 2001;5:

99 risico op depressie bij chronische pijn is gecorreleerd aan
vrouwelijk geslacht oudere leeftijd maladaptieve cognities en gedrag (catastroferen, passiviteit) slechte partnerrelatie opgekropte negatieve affecten lage intellectueel niveau, lage sociaal-economische status, alleenstaand zijn medicolegale problemen genetische en/of ontwikkelingspsychologische kwetsbaarheid onbegrip van artsen of omgeving

100 Pijn en depressie: therapeutische vuistregels
breng chronische pijn zo goed mogelijk onder controle geef informatie over de aard van chronische pijn en de behandeling ervan moedig aan tot optimaal omgaan met de pijn en de functionele beperkingen

101 Ingeval van comorbide klinische depressie...
Behandel met nieuwere antidepressiva in full doses: SSRI (sertraline mg, paroxetine mg…) SNRI (venlafaxine mg) NaRI (reboxetine 4-8 mg) NaSSA (mirtazapine mg) RIMA (moclobemide mg) Based on the framework set up in the "Goals of Treatment" slide, a natural progression for this presentation might be three discreet sections: mood (ie depression); anxiety; and sleep. Pain will have been dealt with already in the previous two talks. With this in mind this slide can be divided into two. One which deals with depression alone and a second dealing with anxiety alone (due to addition of pregabalin anxiety slides). Of course, some of the agents may appear on both slides. Special mention can be made for drugs that treat not only the comorbidity but also can relieve the pain. For the slide dealing with anxiety, consider including benzodiazepines, even if they are not good agents, so that they can be addressed as such during the presentation.

102 behandel samengaande slaapstoornissen lege artis
inslaapstoornis: hypnotica (bij voorkeur non-benzo) doorslaapstoornis trazolan ( mg) redomex (10-75 mg) remergon (30-60 mg) cave: waneer gecombineerd met SSRI: dosis verlagen !

103 Bovendien... amytryptiline heeft bewezen analgetisch effect, dat los staat van antidepressief effect, vooral bij neuropathische pijn dit effect treedt reeds op bij lage dosissen (10-75 mg nocte) analgetische effecten van andere antidepressiva (SSRI, SNRI, RIMA...) zijn onduidelijker

104 Mechanismen van AD-geïnduceerd analgetisch effect
monaminerge werking histamine, cholinerge, NMDA receptor blocking directe/indirecte werking op opioid reeptoren inhibitie van ion channel activiteit adenosine uptake blocking Reisner L. Curr Pain Headache Rep. 2003;7:24-33.

105 antidepressiva kunnen bij pijnpatiënten ook de ‘resilience’ (veerkracht, stressweerstandigheid) verbeteren, en actieve coping bevorderen progressieve fysieke revalidatie, sociale ondersteuning, en… goede arts-patiënt-relatie kunnen ook ‘antidepressief’ werken...

106 7. PSYCHOSOCIALE REACTIES op HOSPITALISATIE en BEHANDELING

107 ziekenhuisomgeving is frequent geassocieerd met
inbreuk op privacy (persoonlijke ruimte) verlies van onafhankelijkheid en vrijheid verminderd en verengd sociaal contact dit leidt frequent tot angst, prikkelbaarheid neerslachtigheid, interesseverlies hypochondrische preoccupatie

108 een goede arts-pt-communicatie
biedt hiervoor de beste ‘compensatie’ …want leidt tot afname van angst, onzekerheid, en andere negatieve gevoelens bij de pt

109 aangepaste pre-operatieve info leidt tot matige (beheersbare) angst
hierdoor wordt pt ‘geïmmuniseerd’ tegen het nieuw en plotse karakter van de operatie compliance neemt toe pt vraagt minder pijnstillers postoperatief verloop is beter pt wordt vlugger ontslagen

110 Intensieve en steriele units
hoog risico op verwardheid (delirium), wegens: sensorische deprivatie sensorische hyperstimulatie hoog angstniveau zelfpreoccupatie slaapdeprivatie langdurige immobilisatie personeel ‘onder stress’

111 Nierdialyse vaak psychosociale reacties in fasen: a ngst regressie
‘honneymoon’ compliance problemen

112 Harttransplantatie voor de transplantatie: na de transplantatie:
kandidaten zijn vaak angstig/depressief en hebben ambivalente gevoelens tgo. ingreep tegenindicatie: antisociale persoonlijkheid na de transplantatie: 10% zijn acuut verward sommigen hebben langerdurende problemen met acceptatie van blijvende kwetsbaarheid, relationele aanpassing, fantasieën over donor...

113 Psychologische interventies in het ziekenhuis
empathie, ‘luisterend oor’ non-directieve attitude indien nuttig realistische geruststelling verhogen van controlegevoel door sensorische en procedurale info (aangepast aan beheersingsoriëntatie) vaardigheidstraining (relaxatie, buikademhaling) modelling (vooral bij kinderen) cognitief-gedragstherapeutische interventies

114 opname in het ziekenhuis is een biopsychosociaal gebeuren…
psychosociale / psychopathologische aspecten verwaarlozen… kan ernstige negatieve effecten hebben op de patiëntenzorg


Download ppt "1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN"

Verwante presentaties


Ads door Google