Efeziërs 1:1-14.

Presentatie over: "Efeziërs 1:1-14."— Transcript van de presentatie:

1 Efeziërs 1:1-14

2 Saulus – Damascus - Paulus

3 Paulus: apostel, door de wil van God:
Israël : koninkrijk op aarde Paulus = pauze  roeping voor de hemelen (verborgenheid)

4 Je hoort het woord van de waarheid, het evangelie van je redding…
Je hoort het woord van de waarheid, het evangelie van je redding…. en je gelooft het ook!

5 heiligen en gelovigen in Christus Jezus:
genade gegeven vóór eonische tijden geen veroordeling in Christus Jezus allen één in Christus Jezus

6 Gods genade : vreugde onverdiende gunst, geen werken, gratis, cadeau:

7 God en mens: vrede van God, onze vader en van de Heer Jezus Christus

8 iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen!

9 hemelingen? engelen = boodschappers soevereiniteiten gevolmachtigden
krachten heerschappijen

10 wij zullen het beeld van de Hemelse dragen!

11 Gód kiest ons uit in Christus …. wanneer
Gód kiest ons uit in Christus ….. wanneer? (Christus : de uitgekozene; Israël: uitgekozen volk; discipelen uitgekozen)

12 vóór de nederwerping van de wereld!

13 Jes.45:18 ’Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft – Hij is God (Elohim) – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet (tot) een baaierd (= chaos, tohu) heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de HERE en er is geen ander’. 

14 Wij: heiligen en smettelozen voor Gods aangezicht

15 IN LIEFDE ons tevoren bestemmend tot de plaats van zoon; door Christus Jezus voor Zichzelf

16 in overeenstemming met het welbehagen van Zijn wil

17 tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn genade die ons begenadigt in de Geliefde

18 In Hem hebben wij de vrijkoping door Zijn bloed de vergeving van de krenkingen

19 in overeenstemming met de rijkdom van Zijn genade, die Hij laat overvloeien in ons