De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch."— Transcript van de presentatie:

1 Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven
Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch referentiekader Structuralisme Sociologie van het Sociaal Handelen Symbolisch Interactionisme Interactionele richting Methodologische perspectieven: over de wijze waarop het onderzoeksobject moet worden benaderd Functionalisme Positivisme Verstehende benadering

2 Sociologische benaderingswijzen: richtingen naar de inhoud
Structuur Cultuur Interactionele richting Symbolisch Interactionisme Sociologie van het sociaal handelen Structuralisme Macro Micro

3 Structuralisme: voorbeeld Levenstevredenheid en scholingsgraad (individueel niveau en landenniveau)
Hooggeschoolde personen hebben een hogere levenstevredenheid De levenstevredenheid neemt af in samenlevingen met een hoge scholingsgraad

4 Structuralisme: basisveronderstellingen
Gedrag wordt bepaald door de sociaalstructurele deeleenheden waarvan men deel uitmaakt. zie: levenstevredenheid en scholing Sociale organisatie is opgebouwd uit structurele deelcomponenten, die onderling met elkaar verbonden zijn, van elkaar afhankelijk zijn of op elkaar invloed uitoefenen. DUS: structuralisten gaan na wat de invloed is van structurele factoren op het gedrag van de groepsleden en op de aard van de relaties tussen de verschillende deelcomponenten van de sociale structuur

5 Structuralisme: welke structurele factoren
Morfologische kenmerken: bvb. groepsgrootte Structurele kenmerken: bvb. graad van centralisatie van een sociaal netwerk Normatieve kenmerken: bvb. academisch klimaat of leercultuur Geaggregeerde kenmerken: bvb. gemiddelde scholingsgraad van een bevolking Sociale posities en sociale rollen: bvb. manager van onderneming of kernstaten in de wereldeconomie

6 Grondlegger Emile DURKHEIM (1858-1917)
1. Situering. Eerste Franse academische socioloog Belangrijke werken: "De la division du travail sociale" "Les règles de la méthode sociologique" "Le suicide" Stichter van ’’L’Année Sociologique’ 2. Zijn visie op de sociologie In "Les règles de la mèthode sociologique": Wat is het studieobject van sociologie? Hoe moet dit studieobject bestudeerd worden?

7 1. Wat is het studieobject van sociologie?
SOCIALE FEITEN: product van menselijke interactie, extern aan het individu oefenen een dwingende kracht uit I° kenmerk: determinisme of anti-voluntarisme Welke soorten sociale feiten? Morfologische verschijnselen (bvb. groepsgrootte) "Conscience collective“ (bvb. algemeen klimaat van vertrouwen/wantrouwen) Geaggregeerde kenmerken (bvb. gemiddelde scholingsgraad)

8 2. Hoe moeten sociale feiten verklaard en bestudeerd worden?
"Sociale feiten moeten verklaard worden vanuit andere sociale feiten" II° kenmerk: anti-reductionistisch de werkelijkheid is gelaagd en elk verschijnsel moet verklaard worden vanuit verschijnselen op hetzelfde niveau van organisatie III° kenmerk: positivistisch Sociale feiten zijn objectief en kunnen empirisch onderzocht worden. Causale verklaringen: tijdsordening en covariatie.

9 Zelfdoding bij mannen (1998?), geografische spreiding, Europa
"Le Suicide" (1897). 1. Vaststellingen: Zelfmoord komt voor in alle samenlevingen en is van alle tijden: dus NORMAAL gedrag belangrijke crossnationale variatie in zelfdoding + deze internationale variatie is doorgaans vrij stabiel over lange periode, dus STRUCTURELE dimensie soms treden vrij sterke schommelingen op, dus CONJUNCTURELE dimensie 2. Verklaring: sociaalstructurele kenmerken van naties en conjuncturele schommelingen, beiden verbonden met de mate van sociale integratie Recente trend in zelfdoding (totale bevolking, EU, CIS=vroegere USSR, CSEC=vroegere Oostblok minus USSR) Zelfdoding bij mannen (1998?), geografische spreiding, Europa

10 Vier types van zelfdoding:
Cultuur (normen) Structuur (relaties) Zwak Anomische (na ontslag, ineenstorting USSR) Egoïstische (na echtscheiding) (meest frequente type in moderne samenlevingen) Sterk Fatalistische (gevangenen) Altruïstische (zelfmoordcommando, collectieve zelfmoord in sekten) Integratie Aantal ZM

11 Galle, O.R., Gove, W.R. en J.M. McPherson (1972), Population density and pathology: what are the relations for man? Onderzoeksvraag: Het onderzoek van Calhoun (1962) naar de relatie tussen densiteit en probleemgedrag bij ratten: Ratten in situatie van hoge densiteit (vergelijkbaar met 25 personen in een doorsnee woning) vertonen probleemgedrag (agressief gedrag, verwaarlozing jongen, hoge mortaliteit, enz.) Bij andere diersoorten is crowding eveneens problematisch: uitingen zijn evenwel diersoortspecifiek (voorbeeld Rhesusapen) Onderzoeksvraag: (a) leidt hoge bevolkingsdichtheid ook bij mensen tot probleemgedrag en (b) hoe manifesteren de gevolgen van crowding zich bij de mens

12 Crowding, agressie en stress bij Rhesusapen
Bron: De Waal, F. et al (2000), Coping with CROWDING, Scientific American, 76-81

13 Galle, O.R., Gove, W.R. en J.M. McPherson (1972), Population density and pathology: what are the relations for man? Onderzoeksopzet: 1. Steekproefpopulatie Operationalisatie Causale modellen Steekproefpopulatie: Inwoners van 75 districten van Chicago

14 Maten: Probleemgedrag: Densiteit: mortaliteit, jeugddelinquentie,
opname psychiatrische instellingen, Extreem lage vruchtbaarheid, enz. Densiteit: Fase 1: Densiteit = inwoners/km² Fase 2: Densiteit op het persoonlijke niveau: (a) Aantal inwoners/kamer (b) Aantal kamers/wooneenheid Densiteit op het structurele niveau: (c) Aantal wooneenheden/woonblok (d) Aantal woonblokken/km²

15 Causale modellen: Andere structurele factoren zijn zowel verbonden met densiteit als met probleemgedrag: Sociale klasse Etniciteit Vraag is: Oefent densiteit een invloed uit op probleemgedrag onafhankelijk van de invloed van de sociale klassensamenstelling en de etnische samenstelling van de populatie? Sociale klasse etniciteit Probleemgedrag Densiteit Model 1: spurieus verband Sociale klasse etniciteit Probleemgedrag Densiteit Model 2: echt verband

16 Resultaten van de analyse
Onderzoeksfase 1 (densiteit als inwoners/km²): Er is een sterke associatie tussen densiteit en probleemgedrag Echter: de associatie is spurieus (kan toegeschreven worden aan de sociale klassen- en etnische samenstelling van de bevolking): Onderzoeksfase 2 (multidimensionele indicator van densiteit): Densiteit op het interpersoonlijke niveau oefent een belangrijke invloed uit: wijst op het belang van interpersoonlijke processen Directe en indirecte invloed van sociale klassen- en etnische samenstelling

17 Besluit: Specifiek: Densiteit oefent een nefaste invloed uit op welbevinden wanneer mensen zich niet kunnen afzonderen van anderen en hun behoefte aan een eigen ruimte in het gedrang komt; De woonsituatie van achtergestelde groepen is één van de oorzaken van onwelbevinden Meer algemeen: Vele vormen van probleemgedrag komen voort uit sociale condities (d.i. die niet tot individuele kenmerken te reduceren zijn) Gedurende korte periodes van crowding verminderen mensen hun sociale interactie om conflicten te vermijden (en spanning te voorkomen) (Uit “Coping with CROWDING” by Frans B. M. de Waal, Filippo Aureli and Peter G. Judge, Sci. Am, mei 2000)


Download ppt "Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch."

Verwante presentaties


Ads door Google